Brief minister ter aanbieding rapport 'Saoedische invloeden in Nederland' - Bestrijding internationaal terrorisme

Deze brief is onder nr. 128 toegevoegd aan dossier 27925 - Bestrijding internationaal terrorisme.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Bestrijding internationaal terrorisme; Brief minister ter aanbieding rapport 'Saoedische invloeden in Nederland' 
Document­datum 03-06-2004
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST77318
Kenmerk 27925, nr. 128
Van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2003–2004

27 925

Bestrijding internationaal terrorisme

Nr. 128

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juni 2004

Op5 februari jongstleden heeft uw Kamer gedebatteerd over de financiering van Nederlandse imams en moskeeën vanuit Saoedi-Arabië (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2003–2004, nr. 48, blz. 3262–3278). Onder verwijzing naar dit debat bericht ik u, mede namens mijn ambtgenoten van Justitie en voor Vreemdelingenzaken en Integratie, als volgt.

Naar aanleiding van het debat heeft u een motie van de heer Wilders aangenomen (Kamerstukken II, 2003/04, 27 925, nr. 112), waarin de regering werd verzocht te bevorderen dat het lopende onderzoek van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) opde kortst mogelijke termijn, doch uiterlijk binnen drie maanden wordt afgerond. In dezelfde motie werd gevraagd de bevindingen van het onderzoek zoveel mogelijk openbaar te maken en in ieder geval de namen van de begunstigde personen zoals imams en instellingen, met name moskeeën, te openbaren. Aan deze motie wordt voldaan middels het rapport «Saoedische invloeden in Nederland. Verbanden tussen salafitische missie, radicaliseringsprocessen en islamistisch terrorisme», dat ik u hierbij aanbied.

Het rapport schetst de resultaten van het AIVD-onderzoek naar de betaling van imams, moskeeën en islamitische organisaties vanuit Saoedi-Arabië door de overheid, non-gouvernementele organisaties en individuen en de effecten daarvan opradicaliseringsprocessen onder kleine delen van de moslimgemeenschapin Nederland. De aandacht voor deze problematiek past in de bij kabinetsbrief «Terrorisme en de bescherming van de samenleving» van 24 juni 2003 (Kamerstukken II, 2002/03, 27 925, nr. 94) uiteengezette brede benadering van het verschijnsel terrorisme. Dit beleid kenmerkt zich door het aanwenden van een breed spectrum van mogelijkheden in de sfeer van beleid, regelgeving en strafrecht teneinde betrokkenheid bij of ondersteuning van terroristische gewelddaden aan te pakken en radicaliseringsprocessen vroegtijdig te onderkennen en af te stoppen.

Met nadruk dient met betrekking tot de onderhavige problematiek vooraf te worden opgemerkt, dat de materie onder invloed van de ontwikkelingen in Saoedi-Arabië én Nederland sterk in beweging is. Het voorliggende rapport heeft derhalve het karakter van een momentopname. Ook is het van belang te vermelden dat, wanneer imams of moskeebesturen Saoedische steun ontvangen, dit niet zonder meer betekent dat zij zich inlaten met zaken die strijdig zijn met de democratische rechtsorde of staatsveiligheid. Om die reden, en om redenen van privacy, kan geen gehoor gegeven worden aan de wens van de Kamer om in deze notitie de namen van imams te noemen die betalingen ontvangen vanuit Saoedi-Arabië. De relevante moskeeën worden wel expliciet aangeduid. De Commissie voor Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten is overigens reeds op3 juni geïnformeerd over bijzonderheden die niet in de openbaarheid kunnen worden gebracht.

Conclusies

De voornaamste bevindingen van het AIVD-onderzoek luiden:

  • • 
    Traditioneel kent Saoedi-Arabië een puriteinse vorm van islam (het salafisme of ook wahhabisme genoemd) die gemakkelijk kan leiden tot intolerante opvattingen en anti-Westerse sentimenten.
  • • 
    Via ambassades, door grote missionaire liefdadigheidsorganisaties als Al-Haramain en particuliere weldoeners wordt de verbreiding van deze leer onder moslims in het buitenland ondersteund.
  • • 
    Onder de ontvangers van deze steun in Nederland bevindt zich een klein aantal moskeeën en stichtingen van salafitische signatuur.
  • • 
    In die moskeeën zijn jarenlang radicale (sterk anti-integratieve) opvattingen uitgedragen. Het betreft daarbij preken van imams, maar ook verspreiding van literatuur. Het is gebleken dat sommige moslimjongeren hierdoor vatbaar zijn geworden voor rekruteringspraktijken.
  • • 
    Er is in deze moskeeën niet openlijk opgeroepen tot jihad. Wel is er sprake geweest van preken en gebeden met een jihadistische inslag, die bij radicale toehoorders het beeld kunnen bevestigen dat de islam bedreigd wordt. In de praktijk is dat gevoel vaak bepalend voor de bereidheid in radicale kringen zich daadwerkelijk ophet jihadistische pad te begeven.
  • • 
    Er is echter sprake van een veranderend beeld. Allereerst hebben aanslagen in Saoedi-Arabië vanaf 2003 ertoe geleid dat de Saoedische overheid extremistische en terroristische groeperingen in eigen land nu ook stevig aanpakt. In het verlengde daarvan heeft de Saoedische overheid ook meer oog gekregen voor de ongewenste effecten van in principe religieus gemotiveerde financiële steun van moslims in het buitenland. In sommige zogenaamde «failed states» en conflictgebieden is die steun uiteindelijk terechtgekomen bij extremistische moslims.
  • • 
    Door maatregelen in nationaal en internationaal verband tracht de Saoedische overheid een einde te maken aan de ongecontroleerde geldverstrekking vanuit Saoedi-Arabië naar het buitenland. In dat kader wordt ook steun verleend bij de plaatsing van een aantal buitenlandse kantoren van Al-Haramain, die banden hebben onderhouden met radicale groeperingen, op de VN-lijst van aan Al Qaida en/of de Taliban gerelateerde personen en organisaties. In Saoedi-Arabië zelf is de leiding van Al-Haramain inmiddels vervangen.
  • • 
    Bij het voorafgaande dient te worden opgemerkt dat pas na verloop van tijd zichtbaar zal worden in hoeverre het ingrijpen van de Saoedi-sche overheid daadwerkelijk effectief zal zijn.
  • • 
    De veranderde opstelling van de Saoedische overheid heeft ook gevolgen voor de salafitische moskeeën en stichtingen in Nederland die overigens opdit moment niet opsubstantiële financiële steun kunnen rekenen. Zo werden de topfunctionarissen op het hoofdkwartier van Al Haramain, die door de Saoedische overheid uit het bestuur zijn gezet, ook in Nederland verwijderd uit het bestuur van de Tawheedmoskee.
  • • 
    Daarentegen maken deze functionarissen nog steeds deel uit van het bestuur van het Nederlandse kantoor van Al-Haramain. Voor de Verenigde Staten was dit dé reden om op2 juni aan te kondigen dat zij zullen voorstellen ook dit kantoor te plaatsen op bovengenoemde VN-lijst. Nederland zal volledig voldoen aan de verplichtingen die aan deze plaatsing verbonden zullen zijn. De AIVD heeft al geruime tijd geen activiteiten waargenomen van het Nederlandse kantoor van Al-Haramain, laat staan steun aan terrorisme.
  • • 
    Al voor de Saoedische overheid haar koerswijziging in eigen land doorvoerde, was in Nederland bij imams en bestuurders van salafiti-sche moskeeën een kentering naar een meer gematigde opstelling waar te nemen. Die aanpassing is echter vooral het gevolg van druk van buitenaf (media, landelijke politiek, lokaal bestuur en gematigde moslimorganisaties).
  • • 
    Opgemerkt dient te worden dat deze veranderingen nog niet het karakter hebben van een onomkeerbaar en voltooid proces. Wegvallen van de externe druk kan leiden tot een terugval opradicale boodschappen.
  • • 
    Ook is waargenomen dat de meer gematigde opstelling van imams ertoe heeft geleid dat radicale moslims en rekruteurs thans meer in beslotenheid bijeenkomen en te werk gaan, buiten het zicht en medeweten van de salafitische moskeeën. Het nu daar verlopende radicaliseringsproces is onverminderd als zeer ernstig op te vatten.

Aanpak

De regering heeft de Saoedische ambassadeur in Nederland te kennen gegeven zich grote zorgen te maken over de schadelijke effecten van de salafitische zendingsactiviteiten opmoslims in Nederland. De ambassadeur heeft begripgetoond voor de Nederlandse zorgen en inmiddels openheid betracht over financieringsactiviteiten van zijn ambassade. Dit is in lijn met het door zijn regering in Ryad na de bloedige aanslagen van 12 mei 2003 sterk geïntensiveerde beleid om extremisme en terrorisme in eigen land te bestrijden en de controle opde eigen instituties te verstevigen. Daarbij wordt een grote mate van bereidheid tot samenwerking aan de dag gelegd, ook in de sfeer van de veiligheidsdiensten. Een en ander laat onverlet dat de Nederland (in het bijzonder de AIVD) ook zelf alert zal blijven opde misbruik van financieringsstromen vanuit het MiddenOosten, ook vanuit Saoedi-Arabië. Als dit geconstateerd wordt, zullen maatregelen worden genomen.

De Nederlandse regering heeft vertrouwen in de inspanningen die Saoedi-Arabië momenteel verricht om de gevaren van radicalisme en terrorisme in te dammen, maar zal tegelijkertijd ook zelf de risico’s ten aanzien van een kleine groep– in bijgaande nota met name aangeduide – salafitische

moskeeën met een gerichte aanpak zoveel mogelijk indammen. Het moge duidelijk zijn dat de radicale opvattingen die in deze gebedshuizen worden uitgedragen door de imams en die ten minste door een deel van de bezoekers worden omarmd, schadelijk zijn voor het integratieproces en in veel opzichten op gespannen voet staan met de Nederlandse democratische rechtsorde.

Een van de mogelijkheden om in te grijpen is strafrechtelijk. Dat kan echter alleen als sprake is van de verdenking van een strafbaar feit, zoals opruiing, het aanzetten tot haat, geweld of discriminatie of het verlenen van (strafbare) ondersteuning aan terroristische groeperingen of personen. Een algemeen justitieel verbod van salafitische zendingsactiviteiten als zodanig is niet verenigbaar met Nederlandse grondwettelijke rechten, in het bijzonder de vrijheid van godsdienst.

Ook zonder dat sprake is van strafbare feiten, is politiek-bestuurlijke aanpak van de risico’s van salafitische missie naar het oordeel van het kabinet geboden. De bevindingen van het AIVD-onderzoek zijn de afgelopen weken daarom gedeeld met de burgemeesters van de desbetreffende steden. Zij zijn zich eveneens bewust van de gevaren voor de democratische rechtsorde en de nationale veiligheid die optermijn uit zouden kunnen gaan van de radicale salafitische zendingsactiviteiten en van de schadelijk gevolgen die zij ook oplokaal niveau kunnen hebben opde interetnische en interreligieuze verhoudingen. De desbetreffende burgemeesters zijn opverschillende wijze in hun eigen gemeente het debat c.q. de confrontatie reeds aangegaan met salafitische groeperingen over het uitdragen van intolerante opvattingen en zij zullen deze koers krachtig voortzetten. Daarbij zullen zij waar mogelijk hun houding tegenover de desbetreffende moskeeorganisaties afhankelijk stellen van de mate waarin deze organisaties (imams en besturen) bereid zijn hun maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen en openheid te betrachten wat betreft doelstellingen en financiën. Genoemde burgemeesters zullen onderling nog nader overleg voeren over de mogelijkheden die het lokale gezag daarbij ter beschikking staan, waarbij gedacht wordt aan verscherping van de voorwaarden voor de verstrekking van subsidies en het voeren van periodiek overleg met islamitische, interreligieuze en dienstverlenende organisaties. In een breder verband zullen ook de burgemeesters van de G30 (de 30 grootste steden in Nederland) uitgenodigd worden om nog voor de zomer met de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Vreemdelingenzaken en Integratie te spreken over de omgang met radicale moskeeën, in het bijzonder over de aanpak van radicaliseringsprocessen als voedingsbodem voor terrorisme.

Vanuit de overtuiging dat ook gematigde moskeeën en moslimorganisaties een belangrijke rol kunnen spelen bij het sensibiliseren van moslims in Nederland ten aanzien van de dreiging die van de salafitische zendingsactiviteiten uitgaat voor de Nederlandse samenleving in het algemeen en voor hun eigen geloofsgenoten in het bijzonder, zal het kabinet zich inspannen om hen te betrekken bij de pogingen om de risico’s in te dammen, zowel oplandelijk als oplokaal niveau. Daartoe zullen onder meer overleggen plaatsvinden met het Landelijk Overleg Minderheden, FORUM en betrokken departementen. Overigens zal hierbij ook een contactorgaan moslims en overheid (CMO) betrokken worden (momenteel vindt er een representativiteitstoets plaats naar de bij dit initiatief betrokken organisaties in opdracht van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie). Via eerdergenoemde burgemeestersconferentie zal daarnaast ook informatie aan het lokale gezag en betrokken ambtenaren aangereikt worden, die opplaatselijk niveau gebruikt kan worden voor de communicatie met gematigde moslimorganisaties.

Naast dit alles wordt er ook een restrictief beleid gevoerd met betrekking tot inreismogelijkheden, verstrekken van verblijfsvergunningen en eventuele naturalisatie bij personen die aantoonbaar in verband staan met intolerante salafitische groeperingen. Daaraan gekoppeld wordt een duidelijk uitzettingsbeleid met betrekking tot dergelijke personen, indien zij tijdelijke verblijfsvergunningen bezitten en er zwaarwegende gronden zijn dit verblijf niet te verlengen. Voor de uitvoering van een dergelijk beleid zal goede afstemming plaatsvinden tussen de IND en AIVD.

Voorts worden naar aanleiding van een studie van het Financiële Expertise Centrum (FEC) van de non-profit organisaties en terrorisme-financiering maatregelen voorbereid om stichtingen aan een grotere mate van transparantie te onderwerpen. Ook wordt aandacht besteed aan controle- en sanctiemogelijkheden. Hierbij wordt in eerste instantie gekeken naar een beter gebruik van de bestaande mogelijkheden, maar ook naar meer structurele oplossingen. Dit vereist maatregelen onder de verantwoordelijkheid van verschillende departementen en diensten (onder andere Justitie, Financiën, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Openbaar Ministerie en AIVD). Over de te nemen stappen zal de Kamer binnenkort worden bericht in een aparte brief.

Dat radicale moslims en rekruteurs de laatste tijd meer in beslotenheid bijeenkomen en te werk gaan, buiten het zicht en medeweten van de salafitische moskeeën, heeft gevolgen voor de aanpak van dergelijke activiteiten omdat zij nog moeilijker te onderkennen zullen zijn. De verhoogde inspanningen van AIVD en politie, die van het kabinet de opdracht hebben gekregen de fluctuerende groep van circa 150 personen die openigerlei wijze zijn te relateren aan terrorisme scherpin het oog te houden (Kamerstukken II, 2003–2004, 27 925 , nr. 123), zijn er nadrukkelijk ook opgericht dergelijke rekruteringsactiviteiten ophet spoor te komen en te verstoren.

Bijlage: Saoedische invloeden in Nederland. Verbanden tussen salafitische missie, radicaliseringsprocessen en islamistisch terrorisme1

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Justitie en de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, J. W. Remkes

1 Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.