Uitvoeringsagenda - Nota Ruimte

Dit document is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 29435 - Nota Ruimte.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Nota Ruimte; Uitvoeringsagenda  
Document­datum 27-04-2004
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST75628
Kenmerk 29435, nr. 3
Van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2003–2004

29 435

Nota Ruimte

Nr. 3

UITVOERINGSAGENDA

INHOUDSOPGAVE

1                       INLEIDING

2                       INSTRUMENTEN EN FINANCIEEL KADER

2.1                    Van sturingsfilosofie naar uitvoeringsstrategie

2.2                    Financieel kader

2.3                    Instrumenten

2.3.1                  Wet ruimtelijke ordening (Wro)

2.3.2                  Voorbeeldprojecten ontwikkelingsplanologie

2.3.3                  WGR-plus

2.3.4                  Wet Inrichting Landelijke Gebied (WILG) en Investeringsbudget Landelijk gebied (ILG)

2.3.5                  Interimwet Stad- en Milieubenadering

2.3.6                  Kennisontwikkeling en innovaties

2.3.7                  Publiek-Private Samenwerking (PPS)

2.4                    Hoofdlijnen uitvoering

2.4.1                  Verstedelijking

2.4.2                  Lokale Milieukwaliteit

2.4.3                  Bereikbaarheid en infrastructuur

2.4.4                  Luchthavens en zeehavens

2.4.5                  Economie en bedrijvigheid

2.4.6                  Water

2.4.7                  Natuur

2.4.8                  Recreatie

2.4.9                  Landschap

 

2

2.4.10

Cultuur(-historie)

30

 

2.4.11

Landbouw

30

4

2.4.12

Reconstructie Concentratiegebieden

31

 

2.4.13

Thema’s

32

4

2.5

Doorwerking handhaving, monitoring en

 

7

 

evaluatie

33

10

2.6

Internationaal

35

10

     
 

3

UITVOERINGSACTIES NATIONALE

 

12

 

RUIMTELIJKE HOOFDSTRUCTUUR

37

13

3.1

Netwerken en steden

37

 

3.1.1

Nationale stedelijke netwerken

37

13

3.1.2

Hoofdverbindingsassen

41

14

3.1.3

Mainports, brainports en greenports

44

15

3.2

Water en Groene Ruimte

49

15

3.2.1

Hoofdwatersysteem

49

16

3.2.2

Natuur

52

16

3.2.3

Landschap

54

18

3.3

Gebieden

57

22

3.3.1

Randstad Holland

57

23

3.3.2

Kust

67

24

3.3.3

Waddenzee

69

26

3.3.4

Zuidwestelijke delta

70

27

3.3.5

IJsselmeergebied

71

29

3.3.6

Noordzee

72

29

     
 

BIJLAGE 1

DOORWERKING

73

1 INLEIDING

Met deze uitvoeringsagenda Nota Ruimte geeft het kabinet aan hoe het de uitvoering van het geformuleerde (selectieve) ruimtelijke beleid aanpakt. De uitvoeringsagenda maakt deel uit van Nota Ruimte.

De uitvoeringsagenda verbindt de doelstellingen van de Nota Ruimte met lopende en voorgenomen uitvoeringstrajecten. Dit geldt zowel voor de investeringsprioriteiten van het rijk, de doorwerking van het beleid naar streek- en bestemmingsplannen als voor de inzet van uitvoeringsinstrumenten. Voor al deze uitvoeringtrajecten zijn de voornaamste acties en activiteiten beschreven. Daarnaast agendeert dit uitvoeringsdocument besluiten die van belang zijn voor de realisatie van ruimtelijke inrichting-sopgaven en beschrijft het de afwegingen die daarbij een rol zullen spelen. Het kabinet geeft hiermee aan wat het nog in deze periode wil bereiken en wat het vervolgperspectief is.

Het kabinet legt voor de uitvoering van het ruimtelijk beleid geen blauwdruk neer. De voorliggende agenda biedt het rijk een vertrekpunt om landsbreed met decentrale overheden het proces van uitvoering in te gaan of te continueren. Overeenstemming over de uitvoeringsdoelen en afstemming bij de inzet van instrumenten en middelen is daarbij het doel. Ook op dit punt bevat de uitvoeringsagenda de stappen die het kabinet nog in deze periode zal zetten.

Waarom een uitvoeringsagenda Nota Ruimte?

Met één Nota Ruimte staat het kabinet ook eenheid en eenduidigheid in de uitvoering voor ogen. Het kabinet wil daarom de uitvoering van het beleid adequaat en helder regelen. Het kabinet kiest ervoor de uitvoering integraal vorm en inhoud te geven via één overzichtsinstrument: de uitvoeringsagenda. De uitvoeringsagenda is een nieuw instrument dat het kabinet in staat stelt de samenhang in uiteenlopende departementale uitvoeringstrajecten – voor nu en op termijn – te waarborgen. Dat is meer dan ooit nodig gezien het toenemend belang en de noodzaak van samenwerking tussen verschillende partijen bij ruimtelijke inrichtingsopgaven.

Hoe wordt de uitvoeringsagenda ingezet?

Het kabinet zal de uitvoeringsagenda gebruiken om de uitvoering van het geformuleerde ruimtelijk rijksbeleid op rijksniveau onderling af te stemmen, prioriteiten te stellen en vervolgstappen te zetten. Tevens is het de bedoeling om met dit uitvoeringsdocument de politiek, decentrale overheden, marktpartijen en maatschappelijke organisaties te informeren over de voortgang en de resultaten.

De uitvoeringsagenda verbindt op een samenhangende en gebiedsgerichte wijze de doelstellingen van de Nota Ruimte met lopende en voorgenomen uitvoeringstrajecten. Deze uitvoeringstrajecten zijn concreet uitgewerkt in nota’s en meerjarenprogramma’s van de departementen V&W (Nota Mobiliteit en het MIT), LNV (Agenda en Meerjarenprogramma Vitaal Platteland) en EZ (Gebiedsgerichte Economische Perspectieven en het Actieplan Bedrijventerreinen). De concrete programmering van rijksmiddelen vindt plaats in de begrotingen en de bijbehorende meerjarenprogramma’s van deze sectordepartementen. De uitvoeringsagenda Nota Ruimte is een aanvulling op de meerjarenprogramma’s van de departementen V&W, LNV, EZ en VROM. De rijksinzet voor de prioriteiten in het ruimtelijk domein kan zo op samenhang en selectiviteit worden aangestuurd. Door een integrale en afgestemde afweging vanuit ruimtelijke en

sectorale optiek wordt de rijksinzet bij ruimtelijke ontwikkelingen efficiënter en effectiever. Deze agenda is dan ook een belangrijke eerste stap in het realiseren van meer synergie, betere interdepartementale taakverdeling en coördinatie in het ruimtelijk beleid. Als zodanig draagt het bij aan de doelstellingen van het Programma Andere Overheid van het kabinet1.

De minister van VROM heeft een coördinerende rol bij de uitvoering van het ruimtelijk beleid en organiseert in samenspraak met de vakministers de gecoördineerde inzet van de rijksmiddelen voor de Ruimtelijke Hoofdstructuur en de basiskwaliteit. De minister van VROM rapporteert periodiek aan de Tweede Kamer over de bestuurlijke afspraken en de voortgang van de uitvoering van het ruimtelijk beleid, in het bijzonder over de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur. De coördinatie door de minister van VROM is gericht op een integrale en gebiedsgerichte uitvoering, heeft een organiserend en faciliterend karakter, en laat de verantwoordelijkheden van andere bewindslieden onverlet.

Wat staat er in de uitvoeringsagenda?

De uitvoeringsagenda beschrijft op hoofdlijnen de doelstellingen van het beleid, de verantwoordelijkheden van het rijk, de rolverdeling binnen het rijk en tussen het rijk en de decentrale overheden, de concrete acties en de financiële inzet. Veel van de beschreven uitvoeringsacties (agendapunten) leiden op korte termijn tot concrete resultaten in nadere uitwerkingen van beleid, besluitvorming en investeringsbesluiten. Waar mogelijk is een doorkijk naar de middellange termijn opgenomen.

Hoofdstuk 2 beschrijft de uitvoeringsstrategie en geeft het investeringsbeeld van de Nota Ruimte op hoofdlijnen. Tevens bevat het de instrumenten, en bijbehorende agendapunten, waarmee het rijk en de decentrale overheden de uitvoering van het ruimtelijk beleid ter hand (kunnen) nemen om de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur te versterken en de basiskwaliteit te waarborgen.

In hoofdstuk 3 staan de concrete inrichtingsopgaven in de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur centraal. Dit hoofdstuk bevat een korte beschrijving van de belangrijkste uitvoeringsacties die het rijk op korte termijn zelf uitvoert, of acties door derden die het rijk wenselijk of noodzakelijk acht. Tevens bevat dit hoofdstuk een uitwerking van de project-enveloppen die dit kabinet voor een beperkt aantal gebieden wil hanteren.

Bijlage 1 geeft een overzicht van de acties die nodig zijn voor doorwerking van het nationaal ruimtelijk beleid in streekplannen en in het overige ruimtelijke beleid van de provincies, de (samenwerkende) gemeenten en de waterschappen.

1 Kabinetsvisie «Andere Overheid» en Actieprogramma «Andere Overheid» die 1 december 2003 door de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties aan de Tweede Kamer zijn verzonden, Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, Kamerstuk 29 362, nr. 1.

Verantwoording

De Uitvoeringsagenda heeft betrekking op de integrale tekst van de Nota Ruimte. Bij het opstellen van de uitvoeringsagenda is uitgegaan van thans bekende feiten en inzichten. Door de betrokken departementen zijn teksten aangeleverd en geverifieerd. Peildatum voor de opgenomen informatie in deze eerste versie van de uitvoeringsagenda is april 2004.

Een geactualiseerde versie van de uitvoeringsagenda zal eens in de twee jaar worden gepubliceerd. De coördinatie hiervoor ligt bij de minister van VROM.

2 INSTRUMENTEN EN FINANCIEEL KADER

Dit hoofdstuk beschrijft de uitvoeringsstrategie en geeft het investeringsbeeld van de Nota Ruimte op hoofdlijnen. Tevens bevat het de instrumenten, en de bijbehorende agendapunten, waarmee het rijk en de decentrale overheden de uitvoering van het ruimtelijk beleid ter hand (kunnen) nemen om de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur te versterken en de basiskwaliteit te waarborgen.

2.1 Van sturingsfilosofie naar uitvoeringsstrategie

Het kabinet hecht groot belang aan een slagvaardige en samenhangende uitvoering van het ruimtelijk beleid in de Nota Ruimte. De hoofddoelen zijn de versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid.

Uitvoering van het beleid is – net zoals de ontwikkeling en nadere uitwerking van het beleid zelf – een verantwoordelijkheid van uiteenlopende actoren, waarvan het rijk er één is. Immers, andere partijen dan het rijk zijn doorgaans initiatiefnemer voor ruimtelijke investeringen en nemen daar het overgrote deel van voor hun rekening. Een slagvaardige uitvoering van het ruimtelijk beleid acht het rijk dan ook niet mogelijk zonder samenspel tussen overheden, maatschappelijke organisaties, burgers en marktpartijen. Een goed samenspel is nodig om problemen effectief aan te pakken en kansen voor synergie te benutten. Daarnaast zal in de uitvoering van het beleid ook sprake moeten zijn van een goede koppeling tussen verstedelijking, economie, infrastructuur, groen, recreatie, natuur, waterhuishouding, milieu en veiligheid. Zowel bij de versterking van de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur als voor het realiseren van de basiskwaliteit.

Het kabinet pakt zijn aandeel in de uitvoering van het ruimtelijk beleid daadkrachtig en ontwikkelingsgericht op en streeft ernaar anderen in staat te stellen hetzelfde te kunnen doen. In de uitvoering staat het motto «centraal wat moet, decentraal wat kan» voorop. Vergroting van de beleidsruimte van decentrale overheden hoort daar onlosmakelijk bij. Hiertoe verschuift het kabinet de accenten van een gedetailleerde «Haagse» sturing met veel regels en voorschriften, naar een verdergaande decentralisatie van verantwoordelijkheden (ook voor de realisatie van rijksdoelen) en rijkssturing op hoofdlijnen. Om dit mogelijk te maken streeft het kabinet naar bundeling en ontschotting van budgetten, een gecoördineerde rijksinzet en een versterking van het zelfoplossend vermogen van decentrale overheden voor de financiering van ruimtelijke opgaven. Het rijk ondersteunt provincies, WGR-plusregio’s en gemeenten hierbij door instrumenten te ontwikkelen die hen beter in staat stelt om zelfstandig inrichtingsopgaven en -projecten te realiseren. Bijvoorbeeld via het grondbeleid.

De uitvoeringsagenda zal eens in de twee jaar verschijnen. Dit betekent echter niet dat het rijk de coördinatie van de inzet van rijksmiddelen en instrumenten uitsluitend tweejaarlijks beziet. Het kabinet neemt zijn inspanningen voor «een andere overheid» serieus en wil daarom een continue inspanning leveren voor een gecoördineerde en krachtdadige rijksinzet bij de uitvoering van het ruimtelijk beleid. Het ministerie van VROM levert hiervoor de benodigde ondersteuning.

Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur (RHS)

Het rijk kiest – conform de sturingsfilosofie – voor een selectieve, directe betrokkenheid bij concrete ruimtelijke inrichtingsopgaven die liggen binnen de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur. Het nationale belang en de verantwoordelijkheid voor majeure rijksinvesteringen hangt hiermee samen.

Voor het bewaken van de samenhang en de gecoördineerde inzet van rijksmiddelen binnen de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur is sprake van een gezamenlijke rijksverantwoordelijkheid. De minister van VROM kiest hierbij voor een actieve coördinatierol en maakt – waar nodig en mogelijk – werkafspraken met andere bewindspersonen en/of regionale besturen.

De gecoördineerde inzet van financiële rijksinstrumenten heeft betrekking op een aantal ruimtelijk relevante begrotingsartikelen. De uitvoeringsagenda bevat een rijksschema1 of overzichtsconstructie van deze begrotingsartikelen. Het biedt een instrument om interdepartementaal tot een gecoördineerde inzet te komen, in bijzonder voor de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur.

Het kabinet is verheugd dat uitvoering van beleid, in bijzonder de keuze voor meer selectiviteit om daadkracht en samenhang te vergroten, ook bij andere partners in het ruimtelijk domein gehoor vindt. Het initiatief van het Interprovinciaal Overleg (IPO) voor een gezamenlijke Ruimtelijk Strategische Agenda (RSA) is een belangrijke bijdrage voor het uitvoeringsproces. Het rijk zal met het IPO overleg voeren over de afstemming van de rijks- en provinciale inzet ten aanzien van strategische opgaven. Ook in de nationale stedelijke netwerken zijn reeds initiatieven genomen voor het opstellen van lange termijn regiovisies, zoals beschreven in de Nota Ruimte. Deze visies zullen de basis vormen voor het overleg met het rijk.

Nadere uitvoeringsafspraken rijk en decentrale overheden Het rijk zal over de uitvoering van het beleid selectief – overleg voeren met de provincies, WGR-plusregio’s en de gemeenten. Daarbij zal, naast de gecoördineerde inzet van rijksinstrumenten, ook de vroegtijdige afstemming van rijksinvesteringen op afspraken die door deze overheden zijn gemaakt binnen de nationale stedelijke netwerken aan de orde zijn. Waar nodig en mogelijk kan het rijk met deze overheden een aantal – aanvullende afspraken maken die specifiek gericht zijn op een samenhangende realisatie van plannen. Deze afspraken treden niet in de plaats van de formele investeringsafspraken (zoals MIT, GDU/BDU, ISV/BLS, MJP/ILG) maar betreffen werkafspraken om tot afstemming te komen ten aanzien van (plan-)studies, besluitvormingstrajecten en faseringen in de realisatie van projecten. Deze aanvullende afspraken zijn mogelijk met de direct betrokken overheden op het schaalniveau waarop de kansen of knelpunten liggen.

1 Conform het RPC-sturingsadvies «Slagvaardige uitvoering van het rijksbeleid inhet ruimtelijk domein» RPC-sturingsadvies bij de kabinetswisseling 2003; RPC 427; 11 maart 2003.

Op basis van het ontwikkelingsperspectief en de beleidsuitspraken, zoals in de Nota Ruimte voor de Randstad-Holland is geformuleerd, zal in de Bestuurlijke Commissie Randstad («BCR») op regelmatige basis overleg plaatsvinden over uitwerking, verdere visievorming en formulering van gezamenlijke uitvoeringsprioriteiten gericht op samenhang naar plaats en tijd. Deze uitvoeringsagenda dient daarbij als «voertuig». Afspraken over concrete uitvoeringsovereenkomsten en eventuele rijksbijdragen zullen met elke provincie, en waar nodig met andere betrokken overheden,

afzonderlijk worden gemaakt. Daarnaast geeft de Nota Ruimte aan dat het rijk op initiatief van, en in overleg met, de binnen het nationaal stedelijk netwerk Brabantstad samenwerkende gemeenten, de WGR-plusregio en de provincie Noord-Brabant, nader invulling zal geven aan de bestuurlijke samenwerking en de rol en positie daarbij van het rijk, gericht op verdere uitwerking van de ontwikkelingsagenda, visievorming en formulering van eventuele gezamenlijke uitvoeringsprioriteiten naar plaats en tijd.

Projectenenveloppen

Voor gebieden waar sprake is van een complexe stapeling van strategische opgaven kiest het kabinet voor een bijzondere aanpak om de gecoördineerde rijksinzet in te vullen. Het rijk weegt in deze gebieden een selectie van inrichtingsopgaven financieel en inhoudelijk op hoofdlijnen integraal af («projectenenvelop»). Deze aanpak is gewenst om samenhang en synergie binnen en tussen deze opgaven/projecten en hun omgeving te bewaken, respectievelijk te bevorderen. Het rijk wil in deze gebieden aansluiten bij de specifieke omstandigheden, opgaven en (bestuurlijke) dynamiek en hiervoor maatwerk leveren. Een projectenenvelop leidt niet tot wijziging in de bestaande (in-)directe betrokkenheid en verantwoordelijkheden van de departementen in afzonderlijke inrichtingsopgaven of -projecten.

Het rijk zal het instrument van de projectenenvelop toepassen voor een selectie van opgaven die bijdragen aan een wezenlijke versterking en ontwikkeling van de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur en leiden tot een versterking van de internationale concurrentiekracht en het behoud van (inter-)nationaal waardevolle gebieden. Zonder een directe betrokkenheid van het rijk zijn deze opgaven niet (tijdig) door decentrale overheden of marktpartijen te realiseren. Ook de totale omvang van de financiële rijksinzet is bepalend voor de samenstelling van de opgaven in de projectenenvelop. Binnen een projectenevenlop zal het rijk overige ruimtelijke opgaven, programma’s en rijksinstrumenten in samenhang bezien. De projectenenvelop kent een flexibele samenstelling. Opgaven waarvoor de rijksinterne afstemming adequaat is afgerond kunnen uit de envelop, terwijl nieuwe vraagstukken - die aan de criteria voldoen - juist aan de envelop kunnen worden toegevoegd.

Het kabinet acht het instrument projectenenveloppen in ieder geval gewenst voor een selectie van opgaven in de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad-Holland, het Groene Hart en Brabantstad/Zuidoost-Brabant. Paragraaf 3.3.1.3 bevat een overzicht van de selectie van opgaven voor deze drie gebieden. Het kabinet acht op korte termijn een verkenning en vaststelling van een gebiedsgerichte projectenenvelop voor een selectie van opgaven in Brabantstad/Zuidoost-Brabant gewenst.

Basiskwaliteit

Buiten de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur stelt het rijk zich terughoudend op en faciliteert met name de totstandkoming van de ondergrens die bij alle ruimtelijke afwegingen in Nederland geldt: de «basiskwaliteit». Provincies, de WGR-plusregio’s en gemeenten zijn verantwoordelijk voor een integrale en concrete invulling van de basiskwaliteit in de planvorming en de uitvoering. Uitzondering hierop vormen vastgelegde rijksverantwoordelijkheden, zoals die voor hoofdinfrastructuur.

Voor basiskwaliteit ligt het voortouw voornamelijk bij bewindspersonen onder wiens verantwoordelijkheid een rijksinstrument valt. De minister

van VROM bewaakt op hoofdlijnen de consistentie van de Nota Ruimte in samenhang met de inzet van deze instrumenten. De uitvoeringsagenda biedt hiervoor een integraal overzicht van ruimtelijke relevante acties die door de departementen, provincies, de WGR-plusregio’s en gemeenten op het punt van basiskwaliteit op de korte termijn worden opgepakt. In dit hoofdstuk zijn de uitvoeringsacties voor basiskwaliteit gekoppeld aan de instrumenten en de uitwerking van de hoofdlijnen van de uitvoering.

2.2 Financieel kader

De Nota Ruimte is een strategische nota op hoofdlijnen waarin een duidelijk onderscheid is gemaakt tussen de verantwoordelijkheden van het rijk en die van anderen. De nota bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en biedt daarmee een afwegingskader voor een doelgerichte en samenhangende rijksinzet in programma’s en projecten. De strategische doelen in de Nota Ruimte zullen via de reguliere meerjarige programmering een vertaling krijgen in uitgewerkte ambities met een bijbehorende financiële inspanning van het rijk.

Concrete ruimtelijke inrichtingsopgaven zijn in het algemeen afhankelijk van initiatieven van decentrale overheden, marktpartijen, maatschappelijke organisaties en burgers. Voor een slagvaardige uitvoering zullen andere overheden, marktpartijen en maatschappelijke organisaties gemobiliseerd moeten worden om maatschappelijke problemen op te lossen en kansen te benutten.

Naast de directe rijksinvesteringen in de hoofdinfrastructuur, loopt de inzet van rijksmiddelen met name via co-financiering of stimuleringsgelden. Daarmee neemt het rijk op verschillende manieren zijn aandeel in ruimtelijke investeringen.

Het kabinet zet zich in om op korte termijn al tot een concrete invulling te komen van de uitvoering Nota Ruimte. Bestaande financiële verplichtingen en uitvoeringsafspraken leiden ertoe dat voor een aantal opgaven moet worden aangesloten op lopende processen. Vanaf 2010 ontstaat er geleidelijk meer ruimte voor gerichte investeringsbesluiten. Uitgangspunt is dat de, in ieder geval tot 2014 beperkt beschikbare rijksmiddelen gericht, samenhangend en selectief worden ingezet.

De uitvoeringsagenda heeft voor de financiële inzet van het rijk voor de korte, middellange en langere termijn een verschillende functie. Tot 2010 biedt de uitvoeringsagenda vooral een overzicht van de bestaande bestuurlijke afspraken, programma’s en budgetten. Voor de periode 2011–2014 staat de agendering en het bewaken van samenhang bij de (voorbereiding van de) besluitvorming centraal. Voor de periode vanaf 2015 ligt de meerwaarde met name in het tijdig agenderen van (nieuwe) inrichtingsopgaven of grote projecten.

In deze paragraaf is een overzichtsconstructie opgenomen met de

ruimtelijk relevante begrotingsartikelen.

Voor de gecoördineerde inzet van de rijksmiddelen is zo’n overzicht een

belangrijke instrument. In paragraaf 2.4 zijn voor een aantal thema’s de

bestaande en voorgenomen programma’s beschreven in samenhang met

bijbehorende budgetten, inzet van niet-financiële instrumenten en

uitvoeringsacties.

Financiële inzet

In de overzichtsconstructie is op basis van de Ontwerpbegroting 2004 (september 2003, zonder mutaties) een doorkijk naar 2008 gemaakt. Het schema laat zien in welke omvang het rijk de komende jaren investeert. Voor een aantal lopende programma’s zijn afspraken gemaakt met decentrale overheden, die in de periode tot 2009/2010 zullen aflopen. In specifieke situaties en voor op korte termijn te sluiten nieuwe overeenkomsten zal het kabinet bekijken in hoeverre via een prioritering bestaande rijksmiddelen gerichter kunnen worden ingezet om de doelen van de Nota Ruimte te realiseren.

De beleidsvoornemens zullen in programma’s en projecten een concrete uitwerking moeten krijgen. Het financieel kader wordt bepaald door de beschikbare middelen. Voor de periode na 2010 in beginsel door extrapolatie van die middelen. Het rijk zal niet ontkomen aan een scherpe prioriteitstelling, tot 2015.

De extra budgettaire gevolgen van de nota Ruimte concentreren zich vooral op de verstedelijkingsopgave in de Noordvleugel en de daarmee verbonden investeringen in de infrastructuur voor de periode na 2010. In de Nota Mobiliteit zal deze opgave verder worden uitgewerkt. Voor een aantal andere opgaven, zoals de reservering voor een aantal ontbrekende schakels in de Hoofdverbindingsassen, is de start van een eventuele realisatie niet voor 2020 gepland.

Specifieke beleidsvoornemens in relatie tot de Nota Ruimte, zoals voor de stedelijke herstructurering en/of transformatie, de veenweidegebieden en de integrale gebiedsopgaven, betrekt het kabinet bij zijn afweging voor de reservering en besteding van de FES-middelen voor de periode 2011-2014. Het kabinet streeft er naar nog dit jaar te komen tot een besluit. Daarbij wil het kabinet deze additionele budgettaire gevolgen van de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit in samenhang bezien tegen de achtergrond van eventuele andere beleidsintensiveringen.

Voor de hieronder genoemde grote projecten zal het kabinet bij de besluiten rond de besteding van het FES/IF een reservering maken. De huidige rijksinzet voor deze projecten is:

PMR; op korte termijn besluitvorming rijksbijdrage aan Maasvlakte 2 (1000 ha.), de stedelijke herstructurering/transformatie Waal- en Eemhavenhaven en de 750 ha natuur,

Planstudie Schiphol-Almere; besluitvorming uiterlijk in 2006, waarbij bekeken zal worden of de uitgangspunten voor de keuze van de middenvariant voor Almere nog steeds geldig zijn. Het kabinet zal op basis van de middenvariant een voorlopig besluit nemen over een financiële reservering;

Zuiderzeelijn; rijk en regio zullen naar verwachting in 2004-2005 een samenwerkingsovereenkomst sluiten over de Zuiderzeelijn. Het rijk start nog in 2004 een planstudie voor de Zuiderzeelijn. Daarbij wordt een geïntegreerde tracé/m.e.r.-aanbestedingsprocedure doorlopen. De eerste fase bestaat uit een prijsvraag.

Voor een aantal opgaven heeft het rijk voor de periode na 2010 een juridische verplichting en/of bestuurlijke afspraak gemaakt. De belangrijkste programma’s of budgetten, met een gehele of gedeeltelijk dekking zijn:

Infrastructuurfonds; in het MIT/SNIP1 komen een groot aantal

1 Spelregelkader Natte Infrastructuurpojecten

(SNIP).                                                               projecten voor, waarvan de uitvoering voor 2010 start maar de

realisatie tot 2015 (of verder) doorloopt; de inzet van deze middelen is

veelal gedekt, bijvoorbeeld voor Ruimte voor de Rivier, Maaswerken of

de Nieuwe Sleutelprojecten,

de afronding van de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur is

voorzien in 2018, inclusief de Robuuste Verbindingen,

de rijksbijdrage voor bodemsanering is tot 2030 voorzien, voor geluid

tot 2023.

Overzichtsconstructie ruimtelijk relevante rijksbudgetten 2004–2008

 
   

2004

2005

2006

2007

2008

V&W/IF 01.01.02

Realisatie Rijkswegen

1 016,8

1 047,3

1 662,9

1 955,0

1 877,2

01.02.02

Realisatie Railwegen

532,6

695,6

861,6

834,2

808,6

01.03.02

Realisatie Regionale/lokale infra (GDU)

120,1

146,5

382,0

586,4

447,7

Megaprojecten:

         

03.03

– Betuwelijn

414,0

536,7

257,7

140,1

6,2

03.03

– HSL

792,2

493,8

109,9

149,9

211,4

02.02.02

Realisatie Waterbeheren en vaarwegen

194,9

219,0

144,8

184,1

179,9

02.02.07

Watersystemen (= Bestuursakkoord Water)

10,0

20,0

30,0

40,0

 

04.07

Regionale Mobiliteitsfondsen

2,2

46,4

44,7

   

VROM 4+5

ISV1+2/IPSV (art 4 en 5)4

604,6

377,3

292,4

284,5

276,5

4

BLS (incl VINAC bodem)

66,9

144,3

144,3

144,3

143,8

6

Verbeteren stedelijke inrichting

9,7

8,5

8,4

7,5

7,4

FES

Investeringsbijdrage Nieuwe Sleutelprojecten

96,9

24,7

48,4

48,4

48,4

FES

Investeringsbijdrage FES voor BIRK projecten

44,5

41,0

47,2

47,2

47,2

6

Bijdrage Belvedere

2,7

2,5

2,5

2,1

2,1

6

Investeringsbijdrage uitvoering verstedelijking

8,1

7,0

6,9

6,9

6,9

7

Gebiedsgericht milieubeleid

17,2

15,6

15,6

15,6

15,6

7

Bodemsanering1

108,6

155,4

158,7

164,4

164,4

7

Geluidsreductie rail/wegverkeer

41,7

31,7

31,7

31,7

27,8

7

Waarborgen externe veiligheid

5,1

3,1

1,1

1,4

1,4

8

Bufferzones

7,5

8,5

8,3

7,9

5,4

EZ 3

Bedrijventerreinen (vervolg TIPP)

22,9

22,9

23,1

22,9

22,9

3

REON (waaronder programma Kompas van het

         
 

Noorden)

61,1

61,1

61,1

58,1

58,1

3

Stadseconomie6

-

153,9

2,0

2,0

2,0

LNV 1.11

Gebiedenbeleid

58,2

58,6

56,0

47,7

47,6

1.12

Reconstructie

10.9

28,4

84,4

107,9

92,4

1.13

Natuur en landschap buiten de EHS3

57,0

43,6

43,0

30,8

31,1

1.14

GIOS

37,0

41,4

46,7

47,6

47,6

2.11

Verwerving EHS2

99,1

110,8

200,6

195,1

161,6

2.12

Verwerving Natte Natuur

11,0

11,6

11,6

11,6

11,6

2.13

Inrichting EHS

24,4

42,7

57,9

66,7

93,7

2.14

Inrichting Natte Natuur

24,1

23,6

23,6

23,6

23,6

3

Beheer

150,0

158,6

165,8

156,0

166,1

4.12

Herstructurering (melk-)veehouderij

5,3

4,8

8,4

8,3

8,3

4.13

Herstructurering glastuinbouw en duurzaam

         
 

gebruik energie

23,8

26,5

27,1

16,3

16,3

OCW 13

Bevedere5

2,7

2,7

2,7

2,7

2,7

Waaronder 141 mln voor bodemsanering binnen ISV 2005–2009

Inclusief rente- en aflossing van aangegane leningen (€ 29,2 mln per jaar). Dit bedrag is niet beschikbaar voor verwerving.

Omvat onder andere Nationale landschappen, Belvedere, Faunafonds en enkele regelingen.

In de periode 2004–2009 vloeien uitgaven voort uit de uitfinanciering van ISV 1 en IPSV alsmede nieuwe uitgaven in het kader van ISVZ.

Totaal budget voor Belvedere bedraag tot 2010 (opgebouwd uit bijdragen VROM, LNV en OCW) ca. € 48 miljoen.

Weergegeven is de actuele stand van zaken, welke afwijkt van de rijksbegroting 2004.

6

2.3 Instrumenten

In de Nota Ruimte legt het kabinet meer het accent op ontwikkelingsplanologie. Doel is gebiedsontwikkelingen tot stand te brengen die de aanwezige potenties beter benutten en bijdragen aan een algemene gebiedskwaliteit in plaats van de afzonderlijke doelen. Ontwikkelingsplanologie moet tevens een bijdrage leveren aan het sneller en adequater tot stand brengen van de gewenste ontwikkelingen, onder andere door ruimte te bieden aan de wensen en de initatieven van anderen. Het kabinet wil de decentrale overheden in de komende jaren meer armslag geven om hieraan zelf invulling te geven door de ontwikkeling of aanpassing van instrumentarium.

2.3.1 Nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De Wet ruimtelijke ordening biedt het juridisch instrumentarium voor de uitvoering van de Nota Ruimte. Op 23 mei 2003 is het wetsvoorstel voor de nieuwe Wro bij de Tweede Kamer ingediend. De nieuwe Wro betekent een vereenvoudiging van de ruimtelijke regelgeving en de toepassing ervan. Verder ondersteunt de nieuwe Wro het ontwikkelingsgerichte beleid van de Nota Ruimte en biedt het een aantal nieuwe instrumenten die de decentrale overheden in staat stellen het ruimtelijk beleid sneller en beter uit te voeren.

Uitgaande van een parlementaire behandeling in 2004 zal de nieuwe Wro naar verwachting in 2006 in werking treden. In aanvulling hierop worden de onderstaande acties uitgevoerd. Daarnaast zal het rijk komen met een regeling van planschadevergoedingsovereenkomsten en een nota van wijziging inzake de projectbesluitvorming.

agendapunten

jaar                kader             program- rijksbetrokkenheid

ma/ instrument

regiobetrokkenheid

voortouw

betrokken depart.

rijks coördinatie

betrokken partijen

regio coördinatie

  • • 
    Rijk komt met een regeling voor planschadevergoe-dingsovereenkomsten, als aanvulling op de Wro

2004

Wro

VROM

VROM

–                         –                         rijk

  • • 
    Nota van wijziging van de nieuwe Wro inzake projectbesluitvorming aan de Tweede Kamer

2004

Wro

VROM

VROM

–                         –                         rijk

Grondbeleid

Het grondbeleid is onlosmakelijk verbonden met de Wro-bevoegdheden. Bij instrumenten voor het grondbeleid gaat het erom bestemmingen feitelijk te realiseren (regie) en daarbij de financiële aspecten goed en eerlijk te regelen. Veel beslissingen met betrekking tot de verduidelijking en de versterking van de positie van gemeenten, zijn reeds gemaakt in de Nota Grondbeleid (2001). Met name het bovenlokale grondbeleid is daarin niet definitief behandeld. Dit wordt nu opgepakt.

In de komende periode zal het rijk via wetgeving de nieuwe instrumenten ter beschikking stellen, waaronder de laatste invoeringsacties uit de Nota

Grondbeleid. In 2004 zal het rijk een invoeringswet Wro bij de Tweede Kamer indienen, waarmee een aantal nieuwe instrumenten beschikbaar komen: een voorkeursrecht1 voor het rijk en de provincies die is gekoppeld aan de bestemmingsplanbevoegdheid en de projectenprocedure in de nieuwe Wro, een onteigeningsbevoegdheid voor de provincies op grond van titel IV van de Onteigeningswet en een onteigeningsbevoegd-heid voor de gemeenten op grond van het projectbesluit. Voor samenwerkende gemeenten wordt in de WGR-plus (zie ook paragraaf 2.2.3) een regeling grondbeleid opgenomen waarmee zij afspraken kunnen maken.

Daarnaast onderzoekt het rijk in nauwe samenwerking met het veld de wenselijkheid en de vormgeving van het instrumentarium voor bovenlokaal kostenverhaal en verevening. Het kabinet zal hierover in het najaar van 2004 en standpunt innemen.

agendapunten

jaar

kader

program-ma/ instrument

rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid

betrokken depart.

rijks coördinatie

betrokken partijen

regio coördinatie

  • • 
    Aanbieding grondexploitatieregeling aan de Tweede Kamer

2004

Wro

VROM

VROM

rijk

  • • 
    Invoeren nieuwe mogelijkheden t.a.v. voorkeursrecht, onteigeningsbevoegdheid voor provincies, onteige-ningsbevoegdheid voor gemeenten op grond van projectbesluit

2004/ 2005

Invoe-rings wet Wro

VROM, FIN         VROM

rijk

  • • 
    Inwerkingtreding regeling grondbeleid als onderdeel WGR-plus

2005

WGR-plus

VROM, BZK BZK

rijk

  • • 
    Afronden verkenning naar mogelijkheden verevening

2004              -                    -                    VROM,

BZK, LNV, V&W, EZ, FIN

VROM

provincies WGR-plus-regio’s, gemeenten, marktpartijen

rijk

DURP

Om de effectiviteit en de efficiëntie van de «ruimtelijke ordeningsketen» te vergroten streeft het rijk naar het gebruik van digitale en uitwisselbare ruimtelijke plannen. Het gebruik van digitale technieken moet tevens de toegankelijkheid van het ruimtelijk beleid voor de burger vergroten.

Via het project Digitaal Uitwisselbare Ruimtelijke Plannen (DURP) stimuleert en ondersteunt het rijk de decentrale overheden om hun ruimtelijke plannen digitaal te ontwikkelen. De eerste fase van DURP loopt eind 2004 af waarna zal worden bekeken in welke vorm vervolg wordt gegeven aan DURP.

1 Een definitief besluit over voorkeursrecht valt bij vaststelling nieuwe Wro.

voortouw

agendapunten

jaar

kader

program- rijksbetrokkenheid ma/ instrument

regiobetrokkenheid

betrokken depart.

rijks coördinatie

betrokken partijen

regio coördinatie

voortouw

  • • 
    Besluit over vervolg DURP na 2004

2004

DURP            VROM                VROM                provincies,         provincies,

gemeenten,       gemeenten, waterschap-       waterschappen, markt-        pen, marktpartijen              partijen

rijk

2.3.2 Voorbeeldprojecten ontwikkelingsplanologie

Het rijk wil de toepassing van ontwikkelingsplanologie stimuleren en heeft elke provincie uitgenodigd om een voorbeeldproject voor ontwikkelingsplanologie in te dienen (zie kader).

Aan de hand van de voorbeeldprojecten kunnen alle betrokkenen ervaring opdoen met ontwikkelingsgericht en uitvoeringsgericht werken op het regionale schaalniveau, gericht op een bredere toepassing in de praktijk. Het rijk richt zich op het opbouwen en verspreiden van kennis en vaardigheden en het scheppen van goede voorwaarden binnen de wet- en regelgeving en in de bestuurspraktijk. Met het oog op laatstgenoemde aspecten zullen rijk en provincies de voorbeeldprojecten in 2005 evalueren.

 

agendapunten

jaar

kader program- rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid

voortouw

   

ma/

       
   

instru-

       
   

ment

       
 

betrokken

rijks

betrokken

regio

 
   

depart.

coördinatie

partijen

coördinatie

 
  • • 
    Uitvoering van de

2004/

VROM,

VROM

provincies,

provincies

 

voorbeeldprojecten

2005

LNV, EZ, V&W, FIN

 

gemeenten, WGR-plus-regio’s maatsch. organisaties marktpartijen

regio

 
  • • 
    Afronding en evaluatie van

2005

VROM,

VROM

provincies,

provincies

rijk

de voorbeeldprojecten door

 

LNV, EZ,

 

gemeenten,

   

rijk en provincies

 

V&W, FIN

 

WGR-plus-regio’s maatsch. organisaties marktpartijen

   

Kader; voorbeeldprojecten ontwikkelingsplanologie

Friesland

Groningen

Drenthe

Overijssel

Gelderland

Utrecht

Limburg

Noord-Holland

Noord-Brabant

Zeeland

Flevoland

Zuid-Holland

De Zuidlanden (Leeuwarden)

Blauwe Stad en Meerstad

Het Hunze project

IJsseldelta Zwolle-Kampen-Zwartewaterland

Groei en krimp recreatiebedrijven op de Veluwe

Hart van de Heuvelrug

Klavertje 4

Wieringerrandmeer en Bloemendalerpolder/KNSF

Ontwikkelingsprogramma West-Brabant

Kust West Zeeuws-Vlaanderen

Oost-West as Lelystad-Dronten-Zwolle

Rijn – Gouwe zone

2.3.3 WGR-plus

De mogelijkheden voor verplichtende samenwerking tussen gemeenten zullen worden voortgezet en verruimd. Hiertoe wordt in de Wet gemeenschappelijke regelingen een nieuwe grondslag gecreëerd: de WGR-plus. De WGR-plus moet gemeenten in staat stellen specifieke afstemmingsproblemen op het ruimtelijke vlak effectiever en efficiënter op te pakken. De WGR-plus bevat tevens een regeling voor grondbeleid (zie ook paragraaf 2.3.1).

Het kabinet zal in 2004 de Tweede Kamer een wijzigingswet WGR-plus aanbieden, zodat deze met ingang van 1 januari 2005 in werking treedt.

 

agendapunten

jaar

kader

program-

rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid voortouw

     

ma/

     
     

instru-

     
     

ment

     
 

betrokken

rijks

betrokken regio

       

depart.

coördinatie

partijen coördinatie

  • • 
    Kabinet legt wijzigingswet

2004

WGR-

-

BZK,

BZK

– – rijk

WGR-plus aan de Tweede

 

plus

 

VROM,

   

Kamer

     

V&W, LNV, EZ

   
  • • 
    Inwerkingtreding WGR-plus

2005

WGR-plus

 

BZK, VROM, V&W, LNV, EZ

BZK

– – rijk

2.3.4 Wet Inrichting Landelijke Gebied (WILG) en Investeringsbudget Landelijk gebied (ILG)

De nieuwe Wet inrichting landelijk gebied (WILG) vervangt de Landinrichtingswet 1985. De WILG is van groot belang voor het landelijk gebied. Het WILG bundelt en verankert het sturingsmodel, de planvorming, de programmering en de uitvoering van het rijksbeleid voor het landelijk gebied. Tot slot wordt in de wet het Investeringsbudget Landelijk gebied (ILG) opgenomen, voor zover dit een wettelijke verankering behoeft.

Voor de landelijke gebieden is een ingrijpende financiële stelselwijziging in voorbereiding, die ook zal voldoen aan de eisen van bundeling, ontschotting, meerjarige financiële zekerheid en beperking tot gespecificeerde rijksdoelen.

Het te ontwikkelen ILG moet gaan voorzien in bundeling van een groot aantal afzonderlijke regelingen en financieringsarrangementen. Binnen de prestatieafspraken over rijksdoelen, wordt de regio de mogelijkheid geboden in het gebiedsgerichte beleid tot maatwerk en combinaties van activiteiten te komen, en de fasering van werkzaamheden aan te laten sluiten op de mogelijkheden binnen het gebied.

Het rijk zal in 2004 besluiten welke doelen en budgetten in het nieuwe instrument wordenopgenomen. Het rijk is voornemens om met het ILG in 2005 en 2006 proef te draaien, opdat in 2007 kan worden gebonnen met de daadwerkelijke invoering.

In het Meerjarenprogramma Vitaal Platteland (MJP VP) – die in 2004 zal verschijnen – wordt inzicht gegeven in de doelen en middelen welke rijksbreed een bijdrage leveren aan de kwaliteit van het platteland. Het MJP VP is het rijksbeleidskader voor het ILG en zodoende voor het rijk de basis bij de verdere vorming van het ILG.

agendapunten

jaar

kader

program-ma/ instrument

rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid

 
       

betrokken

rijks

betrokken regio

       

depart.

coördinatie

partijen coördinatie

  • • 
    Publicatie AVP

2004

AVP

MJP VP

LNV,

VROM,

V&W

LNV

– – rijk

  • • 
    rjksbesluitvorming over

2004

-

ILG

LNV,

LNV

– – rijk

inzet ILG

     

VROM, V&W

   
  • • 
    Invoering WILG

2005

WILG

-

LNV

LNV

– – rijk

  • • 
    Start ILG, eerst met een

2005

-

ILG

LNV,

LNV

– – rijk

proefperiode tot 2007

     

VROM, V&W

   

2.3.5 Interimwet Stad- en Milieubenadering

De tijdelijke Experimentenwet stad en milieu is per 1 januari 2004 afgelopen. De wet bood de 25 experimentgemeenten de juridische basis voor een stap 3-besluit: afwijking van bestaande wet- en regelgeving. Het kabinet heeft besloten de Experimentenwet structureel te verankeren in de Interimwet stad en milieubenadering. De wet gaat zowel voor het stedelijk als voor het landelijk gebied gelden. Gemeenten krijgen hiermee de mogelijkheid af te wijken van de wettelijke normen voor bodem, geluid, lucht, stank en ammoniak. Zij kunnen alleen een afwijkingsbesluit nemen als dit leidt tot zuinig en doelmatig ruimtegebruik en een optimale leefomgevingskwaliteit. De provincies kunnen voor reconstructiegebieden besluiten af te wijken van de ammoniakregels (onder goedkeuring van de ministers van VROM en LNV). Verder bevat de interimwet, anticiperend op de nieuwe Wro, een procedure voor de coördinatie van vrijstellingen en vergunningen. Hiermee kunnen gemeenten de uitvoering van projecten versnellen. Naar verwachting treedt de Interimwet stad en milieubenadering in 2004 in werking.

voortouw

 

agendapunten

jaar

kader

program-

rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid

voortouw

     

ma/

         
     

instru-

         
     

ment

         
 

betrokken

rijks

betrokken

regio

 
       

depart.

coördinatie

partijen

coördinatie

 
  • • 
    Inwerkingtreding interim

2004

Stad en

-

VROM

VROM

IPO

IPO

rijk

wet stad en milieu

 

Milieu

     

VNG

VNG

 

2.3.6 Kennisontwikkeling en innovaties

Het rijk zal langs de weg van kennisontwikkeling en deskundigheidsbevordering de decentrale overheden ondersteunen om hen beter in staat te stellen in te spelen op de veranderingen in zowel de stedelijke als de landelijke gebieden, welke deels het gevolg zijn van de ingezette decentralisatie van rijkstaken.

Het kabinet stelt in het kader van het Besluit subsidies investeringen kennisinfrastructuur (Bsik) in de jaren 2004 t/m 2009 € 134 miljoen euro uit het Fonds Economische Structuurversterking ter beschikking voor in totaal vijf programma’s onder het thema «hoogwaardig ruimtegebruik».

agendapunten

jaar

kader

program-ma/ instrument

rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid

betrokken depart.

rijks coördinatie

betrokken partijen

regio coördinatie

Start programma’s hoogwaardig ruimtegebruik

2004

Bsik               VROM, EZ,         VROM                provincies,

LNV, V&W,                                    gemeenten,

OCW,                                             waterschap-

BZK/BVK                                       pen

rijk

2.3.7 Publiek-Private Samenwerking (PPS)

Het rijk wil publiek-private samenwerking (PPS) vaker en professioneler toepassen als bij plannen een betere prijs-kwaliteitverhouding te verwachten valt. Het rijk stimuleert PPS door kennisverbreiding, aanpassing van wet- en regelgeving en een actief grondbeleid.

Aan de hand van zes pilot projecten onderzoekt het rijk op dit moment (via het kenniscentrum PPS) de rol en de mogelijkheden van PPS in gebiedsgerichte projecten1. De pilotprojecten zijn: Hart van de Heuvelrug, Moer-dijkse Hoek, Hembrugterrein, Meerstad Groningen, Rotterdam Pendrecht en ontsnippering. Het rijk zal de projecten in 2005 afronden met het doel de resultaten te vertalen in een betere interdepartementale coördinatie en het strategisch inzetten van rijksgrondposities.

1 Zie ook de brief van de minister van FIN hierover (TK 2002-2003, 28 753, nr. 3) en de reguliere PPS-rapportages aan de Tweede Kamer.

voortouw

agendapunten

jaar

kader

program- rijksbetrokkenheid ma/ instrument

regiobetrokkenheid

voortouw

betrokken depart.

rijks coördinatie

betrokken partijen

regio coördinatie

  • • 
    Afronden pilots t.b.v. aanbevelingen voor vervolg

2005

PPS

VROM, FIN, FIN

EZ, LNV,

V&W

–                         –                         rijk

2.4 Hoofdlijnen uitvoering

2.4.1 Verstedelijking

Stedelijke vernieuwing/herstructurering

Via het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) stimuleert het rijk de stedelijke vernieuwing waaronder de herstructurering/transformatie van verouderde wijken. Onder meer door het beschikbaar stellen van een budget voor stedelijke vernieuwing. Voor de, in het kader van het grote stedenbeleid (GSB) aangewezen gemeenten (de G30 gemeenten), is het ISV één van de drie brede doeluitkeringen. Deze gemeenten maken afspraken met het rijk over meerjarige ontwikkelingsprogramma’s (MOP’s). Voor de overige gemeenten zijn er ook middelen voor stedelijke vernieuwing beschikbaar. Deze gemeenten vallen onder het budgetbeheer van de provincies.

Over de te realiseren prestaties (in het rijksbeleidskader zijn doelstellingen en daarbij behorende prestatie indicatoren benoemd) maken de G30 gemeenten en het rijk afspraken.

In 2004 loopt de huidige periode van het ISV af en zal het rijk onder meer het Innovatie Programma Stedelijke Vernieuwing (IPSV) afronden. Momenteel werken het rijk, de G30 gemeenten en de provincies/overige gemeenten aan de prestatie-afspraken voor de periode 2005–2009. Voor deze periode is € 1 365 miljoen beschikbaar. Hiervan is € 22 miljoen voor groen in de stad (VROM en LNV) en draagt OCW € 20 miljoen bij voor een cultuurimpuls. Ten behoeve van de periode na 2009 vindt in 2007 een integrale behoefteraming van de stedelijke vernieuwingsopgave plaats voor de periode 2010–2014.

Het rijk stimuleert de kennisontwikkeling en -uitwisseling op het gebied van de stedelijke vernieuwing en wil actief bijdragen aan het oplossen van belemmeringen op dit gebied. In de periode 2005–2009 heeft het rijk voor kennisoverdracht, administratie, monitoring en communicatie een budget van € 7,5 miljoen beschikbaar. Om het proces van stedelijke vernieuwing te versnellen en om knelpunten op te heffen is bovenop de € 1 365 miljoen, € 110 miljoen beschikbaar als impulsbudget voor de periode 2005–2009. De G4, G26 en de niet-rechtstreekse gemeenten hebben hier respectievelijk € 70, € 20 en € 10 miljoen trekkingsrechten op.

agendapunten

jaar

kader

 

program-

rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid

ma/

       

instru-

       

ment

       
 

betrokken

rijks

betrokken

regio

 

depart.

coördinatie

partijen

coördinatie

ISV-2

VROM,

BZK

G30

provincies

 

LNV, OCW

(minBVK)

 

WGR-plusregio’s.

voortouw

  • • 
    G30 stellen in het kader van 2004 GSB III/ISV II meerjarige ontwikkelings-programma’s op

GSB

regio.

 
  • • 
    Rijk en G30 sluiten

2005

GSB

ISV-2

VROM,

BZK

G30

rijk

convenanten

     

LNV, OCW

(minBVK)

   
  • • 
    Integrale behoefteraming

2007

GSB

ISV-3

VROM,

BZK

 

rijk

vernieuwingsopgave

     

LNV, OCW

(minBVK)

   

2010-2014

             

Woningbouwproductie

In de stedelijke gebieden draagt het rijk via het Besluit Locatiegebonden Subsidies (BLS) bij aan de realisatie van de benodigde woningbouw. Voor nieuwbouwwoningen in de niet-stedelijke gebieden acht het rijk een bijdrage in de onrendabele kosten niet nodig.

Met betrekking tot de woningbouwproductie, worden in 2004 afspraken gemaakt met de WGR-plusregio’s en de provincies over de realisatie van de noodzakelijk geachte hoeveelheid nieuw te bouwen woningen in de WGR-plusregio’s in Nederland in de periode 2005 tot en met 2010. Daartoe behoren tevens afspraken over de inzet van rijksmiddelen vanuit de BLS (voor de periode 1005-2010 is € 674 miljoen beschikbaar), bodemsanering (€ 173 miljoen VINAC bodemsanering), infrastructuur en groenvoorzieningen.

Deze afspraken treden in de plaats van de afspraken die respectievelijk in 1997 (VINAC) en 2002 (Intentie-afspraken) zijn gemaakt.

Het rijk (coördinatie VROM) zal tevens jaarlijks de streek- en bestemmingsplancapaciteit voor wonen monitoren en met de stedelijke regio’s bestuurlijk overleg voeren over de voortgang van de woningbouw.

Er is aanleiding om nader onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor intensivering in het bestaand bebouwd gebied 2000. Het onderzoek uit de eerste helft van de jaren negentig vereist een actualisering in de vorm van een kosten-batenanalyse. De uitkomsten zullen aangeven of er aanleiding is de ambitie voor bouwen in bestaand gebied te herzien.

agendapunten

jaar

kader

 

program-

rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid

ma/

       

instru-

       

ment

       
 

betrokken

rijks

betrokken

regio

 

depart.

coördinatie

partijen

coördinatie

BLS

VROM,

VROM

WGR-

WGR-

VINAC-

LNV, EZ,

 

plusregio’s,

plusregio’s,

bodem-

V&W, BZK,

 

provincies,

provincies,

sanering

FIN.

 

gemeenten

gemeenten

voortouw

Woningbouwafspraken incl de bijbehorende afspraken over bodemsanering, infrastructuur en groenvoorzieningen

2004

rijk

Onderzoek intensivering in bestaand bebouwd gebied

2004/5

VROM

VROM

–                         –                         rijk

Recreatief groen om de stad

Het rijk ondersteunt de ontwikkeling van groenvoorzieningen om de stad. De bestaande programma’s voor de realisatie van grootschalig groen («recreatie om de stad», voorheen GIOS) worden voortgezet. Hier is een bestaande taakstelling van ca. 22 500 hectare in de periode tot en met 2013. Het ministerie van LNV heeft hiervoor in de periode 2004 tot en met 2008 € 608,1 miljoen beschikbaar (stand van zaken 1-1-2004). Deze inzet is nader uitgewerkt in het Meerjarenprogramma Vitaal Platteland.

Het ministerie van VROM heeft voor de periode 2004–2008 € 37,7 miljoen vanuit het budget bufferzones beschikbaar. De provincies hebben het voortouw om voorstellen te ontwikkelen om de voormalige rijks-bufferzones tot relatief grootschalige groene gebieden te transformeren.

2.4.2 Lokale milieukwaliteit

Verbetering van de milieukwaliteit in het stedelijk en het landelijk gebied is gericht op de ontwikkeling danwel het behoud van een duurzame kwaliteit van de leefomgeving. Milieuvraagstukken op lokale en regionale schaal worden bij voorkeur integraal en gekoppeld aan de ruimtelijke plannen aangepakt. De provincies en de gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor de lokale en regionale milieukwaliteit.

Het rijk is verantwoordelijk voor de wet- en regelgeving (waarbinnen decentrale overheden meer dan voorheen ruimte hebben om lokaal en regionaal maatwerk te leveren) en draagt bij middels financiële bijdragen voor bodemsanering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Daarnaast stimuleert het rijk (coördinatie VROM) de kennisontwikkeling en – uitwisseling waarbij gebruik wordt gemaakt van reeds lopende initiatieven op dit gebied (o.a. Handreiking Milieukwaliteit in de leefomgeving (MILO) en vergelijkbare regionale initiatieven als LOGO en MIRUP, brochure methoden leefomgevingskwaliteit).

Bodemsanering

Bodemverontreiniging kan een belangrijke beperking zijn voor ruimtelijke ontwikkelingen. In 2030 moet de ernstige bodemverontreiniging in Nederland zijn beheersd dan wel gesaneerd. De uitvoering wordt door de provincies en 29 grote gemeenten gecoördineerd.

Over de inzet van de middelen maken het rijk, de provincies en de gemeenten op basis van vijfjaarlijkse meerjarenprogramma’s afspraken. In 2004 lopen de huidige meerjarenafspraken af en zullen de overheden

nieuwe afspraken maken voor de periode 2005–2009. De meerjarenafspraken gaan over de aanpak van verontreiniging in de segmenten stedelijk (inclusief woningbouw) en landelijk gebied. Het derde segment is de verontreiniging bij bedrijfsterreinen. Bedrijven kunnen een beroep doen op een subsidieregeling. Voor de drie segmenten is voor de komende 5 jaar in totaal € 807,3 miljoen beschikbaar. Daarna is er jaarlijks € 164,4 miljoen beschikbaar.

Op dit moment wordt tevens de Wet bodembescherming (Wbb) herijkt en herzien. In 2005 zal de nieuwe Wbb naar verwachting, in werking treden. In de nieuwe Wbb zal onder meer het financiële regime zijn aangepast, zodat provincies en gemeenten beter kunnen aansluiten bij de maatschappelijke en de ruimtelijke ontwikkelingen.

agendapunten

jaar

kader

program-ma/ instrument

rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid

betrokken depart.

rijks coördinatie

betrokken partijen

regio coördinatie

  • • 
    Meerjarenafspraken voor de periode 2005-2009

2004

Wbb              Wbb              VROM

VROM

provincies en 29 gemeenten

provincies en 29 gemeenten

gez.

  • • 
    Meerjarenafspraken voor de periode 2005-2009

2004

Wet sted. Vernieuwing

GSB/ISV VROM

BZK

 

provincies

provincies

en 29

en 29

gemeenten

gemeenten

gez.

  • • 
    Herziening Wet bodembescherming

2005

Wbb

VROM

VROM

–                         –                         rijk

Geluid

Het rijk (VROM) draagt bij in de kosten van de wettelijke voorgeschreven geluidssanering in het kader van de Wet geluidhinder. Het rijk draagt bij in de kosten van geluidsanering van bestaande knelpunten langs de weg en het spoor. De verwachting is dat het urgente deel van de sanering met de huidige budgetten in de periode tot 2030 voltooid zal zijn. Voor 2004–2007 is € 136,8 miljoen beschikbaar. Daarna is jaarlijks € 27,8 miljoen beschikbaar als bijdrage in de kosten van de geluidsanering. Er zijn op dit moment twee wijzigingen van de Wet geluidhinder in procedure. De eerste betreft de implementatie van de EU richtlijn omgevingslawaai. De tweede betreft een wijziging om de uitvoering soepeler te laten verlopen.

Het rijk (V&W) voert het Innovatieprogramma geluid uit, waarmee kosteneffectieve maatregelen, inclusief de relevante regelgeving, geschikt worden gemaakt voor grootschalige implementatie. Het Innovatieprogramma Geluid loopt vanaf 2002 en zal in 2007/2008 worden afgerond. Voor het Innovatieprogramma Geluid is € 110 miljoen beschikbaar op de begroting van V&W. Daarnaast is er in de periode van 2004 tot 2010 € 200 miljoen beschikbaar voor de uitvoering van maatregelen aan wegen, bijvoorbeeld ten behoeve van de Spoedwet wegverbreding. Over de verdere uitvoering en financiering van maatregelen na 2010 zal het rijk in het kader van de Nota Mobiliteit nadere afwegingen maken en besluiten nemen.

voortouw

 

agendapunten

jaar

kader

program-

rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid voortouw

     

ma/

     
     

instru-

     
     

ment

     
 

betrokken

rijks

betrokken regio

       

depart.

coördinatie

partijen coördinatie

  • • 
    Besluiten over financiering

2004

Nota

MIT

V&W,

V&W

rijk

maatregelen geluid na 2010

 

Mobili-

 

VROM

   

mede n.a.v. innovatiepro-

 

teit

       

gramma geluid

           
  • • 
    Herziening wet Geluid-

2005

Wet

-

VROM,

VROM

rijk

hinder

 

geluidhinder

 

V&W

   

Luchtkwaliteit

Het rijk wil de luchtkwaliteit behouden en versterken en zet in op bronmaatregelen aan voertuigen (Europese normering). Na het nemen hiervan verwacht het rijk dat er na 2010 nog ongeveer 10 hotspots luchtkwaliteit lage rijkswegen resteren, waar de norm voor stikstofdioxide wordt overschreden. Voor de aanpak van deze hotspots wordt in 2004 besloten over de inzet van snelheidsverlaging in combinatie met strikte handhaving (de zogenaamde «overschiemaatregel»).

In 2010 moet de nieuwe Europese richtlijn luchtkwaliteit geëffectueerd zijn. De hieraan verbonden saneringsopgave kan hoge kosten met zich mee brengen, terwijl bij verdergaand bronbeleid tot 2015 het grootste deel van de knelpunten zal zijn verdwenen. Het rijk spant daarom zich in om de Europese richtlijn luchtkwaliteit aanpast te krijgen zodat er ruimte ontstaat om de bestaande knelpunten pas na 2010 doch uiterlijk voor 2015 te saneren. Het kabinet zal hierover in 2006 aan de Tweede Kamer rapporteren.

Via het Innovatieprogramma Luchtkwaliteit (V&W) worden pilots en experimenten uitgevoerd gericht op verbeteringen aan de luchtkwaliteit. Het innovatieprogramma is in 2004 van start gegaan en zal in 2007/2008 worden afgerond. Voor het Innovatieprogramma Lucht is tot 2010 € 20 miljoen beschikbaar. Voor de financiering van maatregelen zal het rijk in het kader van de Nota Mobiliteit nadere afwegingen maken en besluiten nemen.

 

agendapunten

jaar

kader

program-

rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid voortouw

     

ma/

     
     

instru-

     
     

ment

     
 

betrokken

rijks

betrokken regio

       

depart.

coördinatie

partijen coördinatie

  • • 
    Afwegingen en besluiten

2004

Nmob

MIT

V&W,

V&W

– – rijk

over financiering maatrege-

     

VROM

   

len gericht op oplossen

           

hotspots

           
  • • 
    Rapportage aan kamer over

2006

Europese

-

VROM,

VROM

– – rijk

mogelijkheden aangepast

 

Kaderricht-

 

V&W

   

krijgen van Europese

 

lijn Lucht-

       

richtlijn luchtkwaliteit.

 

kwaliteit

       
  • • 
    Afronding innovatiepro-

2007

-

Innova-

V&W,

V&W

– – rijk

gramma lucht

   

tie programma luchtkwaliteit

VROM

   

Externe veiligheid

De vuurwerkramp in Enschede heeft tot een intensivering van het externe veiligheidsbeleid geleid. Daartoe zijn in het Nationaal Milieubeleidsplan 4 (NMP4) ambitieuze doelstellingen vastgelegd. In de Septemberbrief Externe Veiligheid (19 september 2001, TK 26 604 nr.13) is uiteengezet op welke wijze deze ambities kunnen worden gerealiseerd. Uitgangspunt was daarbij dat ambities en instrumenten van beleid in overeenstemming dienen te zijn met de beschikbare financiële middelen. Voor de periode 2002–2006 en de periode 2007–2010 is respectievelijk € 100 en € 200 miljoen beschikbaar. Het beschikbare budget wordt ingezet voor het oplossen van concrete knelpunten (50%) en voor verbetering van de uitvoering en handhaving van het externe veiligheidsbeleid (50%). Door dit beschikbare budget blijft uitzicht bestaan op het realiseren van de ambities uit het NMP4.

Op korte termijn:

onderzoekt het rijk de mogelijkheden van wet- en regelgeving voor externe veiligheid en transport. Het rijk versterkt de uitvoering en handhaving van het externe veiligheidsbeleid. Tot die tijd concretiseert V&W in een circulaire de Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (NVGS, 1996), publicatie naar verwachting in 2004. rondt het rijk in 2004 de, in 2002 gestarte, Ketenstudies LPG, ammoniak en chloor af. In de zomer van 2004 wordt een kabinetsstandpunt uitgebracht met nieuw beleid en maatregelen ten aanzien van de externe veiligheidsproblematiek rond deze stoffen. publiceert het rijk in 2004 de AMvB Externe Veiligheid Inrichtingen en stelt ten aanzien van groepsrisico in 2004 een handreiking op voor andere overheden.

stelt het rijk een handreiking groepsrisico op voor andere overheden realiseert het in 2005 een nieuw beoordelingskader groepsrisico. zal het rijk het project KIEV afronden in 2004. In dit project heeft het rijk de knelpunten, voortvloeiend uit rijkswet- en regelgeving op het gebied externe veiligheid, lucht en geluid, voor een beperkt aan ruim telijke inrichtingsprojecten (waaronder de Nieuwe Sleutelprojecten) onderzocht en hebben de sectordepartementen is gezamenlijk met de gemeenten gezocht naar oplossingsrichtingen.

 

agendapunten

jaar

kader program-

rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid voortouw

   

ma/

     
   

instru-

     
   

ment

     
 

betrokken

rijks

betrokken regio

     

depart.

coördinatie

partijen coördinatie

  • • 
    Afronden ketenstudies LPG,

2004

VROM,

VROM

– – rijk

ammoniak en chloor en

   

V&W, BZK,

   

kabinetstandpunt tav beleid

   

SZW, EZ

   

en maatregelen

         
  • • 
    Afronden KIEV

2004

VROM, V&W, BZK

VROM

– – rijk

  • • 
    Publicatie AMvB Externe Veiligheid Inrichtingen

2004

VROM

VROM/BZK

– – rijk

  • • 
    Publicatie handreiking groepsrisico

2004

– – VROM,

V&W, BZK, SZW, EZ

VROM

– – rijk

  • • 
    Publicatie circulaire de RNVGS (1996)

2004

– – VROM,

V&W, BZK, SZW, EZ

V&W

– – rijk

  • • 
    Inwerkingtreding regule-ringssystematiek voor het spoor

2005

– – VROM,

V&W, BZK, SZW, EZ

VROM

– – rijk

  • • 
    publicatie beoordelingskader groepsrisico

2005

– – VROM,

V&W, BZK, SZW, EZ

VROM

– – rijk

2.4.3 Bereikbaarheid en infrastructuur

Het rijk, de provincies, de WGR-plusregio’s en de gemeenten hebben een gedeelde verantwoordelijkheid voor het bieden van een goede bereikbaarheid. Het rijk is verantwoordelijk voor de hoofdverbindingsassen en de overige rijksinfrastructuur; de provincies, de WGR-plusregio’s en de gemeenten zijn verantwoordelijk voor de regionale en de lokale infrastructuur. De hoofdinfrastructuur en de regionale en lokale verbindingen vragen een goede onderlinge afstemming in de vorm van een integrale, gemeenschappelijke en gebiedsgerichte aanpak van de bereikbaar-heidsproblemen, conform de aanbevelingen van de Commissie Luteijn.

Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport (MIT) Het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport (MIT) is een inhoudelijk samenhangend en tot en met 2010 financieel gedekt programma voor de aanleg- en benuttingsprojecten op het gebied van droge en natte infrastructuur. In het MIT/SNIP Projectenboek, dat sinds 2000 jaarlijks als verdiepingsbijlage bij het Infrastructuurfonds wordt aangeboden aan de Tweede Kamer, wordt de actuele stand van zaken rond de verschillende infrastructuurprojecten, weergegeven.

In 2004 zal het rijk besluiten over het doortrekken van het MIT tot 2014. Bij het invullen van de ruimte in het MIT ná 2010, concreet voor de periode 2010 – 2014 met een doorkijk tot 2020, kan het rijk prioriteit geven aan de infrastructuurprojecten die samenhangen met de grote verstedelijkingslo-caties in de Randstad Holland en aan het oplossen van bereikbaarheids-knelpunten op de hoofdverbindingsassen (Triple A: A2, A4 en A12).

Het rijk werkt deze prioritering uit in de Nota Mobiliteit en in de begroting van het Infrastructuurfonds/MIT 2005.

 

agendapunten

jaar

kader

program-ma/ instrument

rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid voortouw

 

betrokken rijks

betrokken regio

       

depart. coördinatie

partijen coördinatie

  • • 
    Uitwerken beleidsafspraken

2004

Nota

MIT

V&W, V&W

rijk

Nota Ruimte in Nota Mobili-

 

Mobili-

 

VROM,

 

teit en MIT/SNIP 2005

 

teit

 

LNV, EZ, FIN en BZK

 

Gebundelde Doeluitkering/Brede Doeluitkering (GDU/BDU) In 2004 heeft het rijk de financiele middelen voor de grotere regionale en lokale infrastructuurprojecten (tussen de € 11,34 en € 112,5/€ 225 mln.) gedecentraliseerd naar de provincies en de WGR-plusregio’s. Dit is vormgegeven door het verhogen van de GDU grens naar € 112,5 miljoen en € 225 mln voor ROA, SRR en HGL. Projecten met een rijksbijdrage boven de genoemde plafonds vallen in het MIT.

Het kabinetsvoornemen is verder om per 1 januari 2005 de GDU+ op te nemen in een nieuwe Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer, waaraan ook de middelen voor exploitatie OV zullen worden toegevoegd. In 2006 vindt herijking van de verdeelsleutel van de BDU plaats. Bij deze herijking zal het rijk rekening houden met de urgentie van de bereikbaarheidspro-blematiek in de nationale stedelijke netwerken en de noodzaak van een tijdige en adequate realisatie van de in de woningbouwafspraken overeengekomen infrastructuurprojecten.

agendapunten

jaar

kader

program-ma/ instrument

rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid

betrokken depart.

rijks coördinatie

betrokken partijen

regio coördinatie

Opnemen GDU+ in een nieuwe BDU

2005

GDU/ BDU

V&W

V&W

WGR-plusregio’s, provincies

WGR-plusregio’s, provincies

rijk

Regionale mobiliteitsfondsen

De gebiedsgerichte aanpak sluit aan bij de ingezette ontwikkeling om met regionale mobiliteitfondsen te werken. In het kader van het Bereikbaar-heidsoffensief Randstad (BOR) zijn fondsen opgericht ten behoeve van de vier grootstedelijke regio’s in de Randstad. Naast de BOR-fondsen (welke in het MIT zijn opgenomen) zijn er regionale mobiliteitsfondsen opgericht.

2.4.4 Luchthavens en zeehavens

Luchthavens

Voor luchthavens draait het om een goede en eerlijke ordening van markten (bevorderen van «level playing field»), om normstelling voor milieu en externe veiligheid, en om de ruimtelijke neerslag daarvan. De luchthaven Schiphol is de nationale luchthaven, waarvoor het rijk

voortouw

medeverantwoordelijkheid draagt (zie ook paragraaf 3.1.3.1). Voor de overige - regionale luchthavens in Nederland worden taken en bevoegdheden gedecentraliseerd. Hiertoe past het rijk de Wet Luchtvaart aan.

 

agendapunten

jaar

kader

program-

rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid voortouw

     

ma/

     
     

instru-

     
     

ment

     
 

betrokken

rijks

betrokken regio

       

depart.

coördinatie

partijen coördinatie

  • • 
    Aanpassen wet Luchtvaart

2005

Wet

-

V&W

V&W

rijk

t.b.v. regionale luchthavens

 

luchtvaart

       

Zeehavens

Het kabinet voert zeehavenbeleid gericht op het optimaliseren van de maatschappelijke meerwaarde van de zeehavens voor de Nederlandse economie binnen de randvoorwaarde van leefbaarheid en veiligheid. Het rijk investeert - indien noodzakelijk - primair in de maritieme toegang en de landzijdige ontsluiting van de zeehavens, waarbij investeringen ten behoeve van de internationale concurrentiekracht voorrang krijgen. Ten aanzien van de maritieme toegang hanteert het rijk als randvoorwaarden dat het maatschappelijke rendement positief is en dat de investeringen per saldo niet ten koste gaan van andere Nederlandse havens. Bij een keuze tussen projecten met een vergelijkbare score op de genoemde voorwaarden gaan de investeringen in de mainport Rotterdam (zie ook paragraaf 3.1.3) vóór op investeringen in de havens in de andere economische kerngebieden (die weer voorgaan op investeringen in de havens die niet in economische kerngebieden zijn gelegen).

Binnen het voorwaardescheppend beleid richt het rijk zich op versterking van marktwerking en een goed «level playing field». Het gaat daarbij ondermeer om een effectieve en een efficiënte implementatie van europese regelgeving en de mogelijkheden voor nationale en internationale samenwerking. Het rijk zal op verzoek van de provincies deelnemen aan het overleg met buitenlandse overheden over grensoverschrijdende samenwerking.

In de komende periode zal het rijk de Nota Havenvisie publiceren waarin de hierboven beschreven hoofdlijnen zijn uitgewerkt.

agendapunten

jaar

kader

program- rijksbetrokkenheid ma/ instrument

betrokken depart.

rijks coördinatie

regiobetrokkenheid

betrokken partijen

voortouw

regio coördinatie

  • • 
    Nota Havenvisie

2004

V&W

V&W

rijk

2.4.5 Economie en bedrijvigheid

De nationale opgave voor de herstructurering van bedrijventerreinen is ruim 21 000 hectare, ruim 20% van het huidige areaal. De problematiek op deze terreinen is dusdanig dat regulier onderhoud niet meer voldoende is. Een zeer groot deel van de nationale behoefte voor nieuwe ruimte kan

alleen worden ingevuld met het aanleggen van nieuwe terreinen. De ervaring leert namelijk dat herstructurering maar zeer beperkt extra terreinwinst oplevert. Tot en met het jaar 2020 is daarom nog ruim 23 000 hectare nieuwe bedrijventerreinen nodig zijn.

Daarnaast speelt de problematiek van bedrijfsverplaatsing, een vaak lastig en kostbaar knelpunt. Oorspronkelijk goed gevestigde bedrijven kunnen in de knel komen door ontwikkelingen in de omgeving. Voor sommige bedrijven is de situatie zo lastig dat het huidige functioneren onder druk staat, waardoor ze suboptimaal opereren en mogelijk naar het buitenland verhuizen. Ook kan zo’n bedrijf veel hinder en verkeersoverlast voor de omgeving opleveren. Voor het verplaatsen van bedrijven bestaan geen passende regelingen. EZ zal in het jaar 2004 de problematiek van bedrijfs-verplaatsing en mogelijke oplossingen in kaart brengen.

Het (her-)ontwikkelen van bedrijventerreinen ligt primair bij de decentrale overheden en de marktpartijen. Het rijk heeft een verantwoordelijkheid voor het scheppen van de juiste randvoorwaarden en stimuleert de realisatie. Voor het ruimtelijk domein is de operationele doelstelling: het versterken van het ondernemingsklimaat door te zorgen voor voldoende adequate ruimte om te ondernemen, een goede bereikbaarheid van economische centra en economisch vitale steden en regio’s. Het rijk zal samen met de provincies jaarlijks in een monitoringsrapporta-ge de programmering (behoefte, uitgifte) en bestemmingsplancapaciteit (IBIS/BLM) publiceren.

Het rijk zal zich extra inzetten voor de grote en complexe bedrijventerreinen, de zogenaamde topprojecten. Het gaat om terreinen waarmee belangrijke de kansen kunnen worden verzilverd voor de economie. De topprojecten voor nieuwe bedrijventerreinen zijn gelegen in de economische kerngebieden. De topprojecten voor herstructurering liggen voor het grootste deel binnen deze gebieden.

Uitvoering van het beleid voor bedrijventerrein wordt opgenomen in het Actieplan bedrijventerrein dat het rijk in 2004 zal publiceren. Het rijk zal de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen en herstructurering van bestaande bedrijventerreinen stimuleren en heeft hiervoor de periode 2004–2008 € 114,6 miljoen beschikbaar. Dit budget zal bij de topprojecten worden ingezet.

Voor het stimuleren van stadseconomie heeft het rijk € 161,9 miljoen beschikbaar, waarnaar naar verwachting 2⁄3 deel voor de herstructurering bedrijventerreinen zal worden ingezet. Waar beleidsmatig en in procedurele zin mogelijk worden deze gelden gekoppeld aan het GSB voor de periode 2005–2009.

Verder is een gebiedsgericht budget beschikbaar (voor onder meer REON en programma «Kompas voor het Noorden»). Het programma Kompas voor het Noorden wordt in 2006 afgerond. Voor de periode 2004–2006 is nog € 183,4 miljoen beschikbaar.

agendapunten

jaar

kader

program- rijksbetrokkenheid ma/ instrument

regiobetrokkenheid

voortouw

betrokken depart.

rijks coördinatie

betrokken partijen

regio coördinatie

  • • 
    Problematiek van bedrijfs-verplaatsing en mogelijke oplossingen in kaart brengen

2004

–                    –                    EZ

EZ

–                         –                         rijk

 
  • • 
    Publicatie actieplan bedrij-

2004

– – EZ

EZ

– – rijk

venterreinen

       
  • • 
    Publicatie opvolger TIPP-

2004

– – EZ

EZ

– – rijk

regeling

       
  • • 
    Aansluiten bij MOP’s GSB

2005

– – EZ

BZK (min

– – rijk

en inzet middelen GSB

   

BVK)

 
  • • 
    Herijking lijst Topprojecten EZ

2007

–                    –                    EZ

EZ

provincies,         provincies,

gemeenten, gemeenten, bedrijfsle-          bedrijfsle-

rijk

2.4.6 Water

Het rijk streeft naar borging van de veiligheid tegen overstromingen, voorkoming van wateroverlast en watertekorten en de verbetering van water- en bodemkwaliteit. Het beschouwt, evenals de andere overheden, daartoe water als één van de structurerende principes voor de bestemming, de inrichting en het gebruik van de ruimte. Het rijk is verantwoordelijk voor het (inter-)nationale waterbeleid en het hoofdwatersysteem. De provincies, de samenwerkende gemeenten en de waterschappen hebben ieder hun eigen verantwoordelijkheid voor het regionale watersysteem en grondwater.

Het ruimtelijk waterbeleid is gericht op het op orde brengen en houden van het watersysteem. Dit is overeengekomen in het Nationaal Bestuursakkoord Water waarmee ondermeer wordt geanticipeerd op de implementatie van de EU Kaderrichtlijn Water. De uitvoering en de financiering van de rijksmaatregelen vindt plaats vanuit het infrastructuurfonds conform het Spelregelkader Natte InfrastructuurProjecten (SNIP). Voor een actueel beeld van de investeringen wordt verwezen naar het MIT/SNIP-Projectenboek.

Deelstroomgebiedsvisies

Op grond van de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw hebben de provincies en de waterschappen voor heel Nederland deelstroomgebieds-visies opgesteld. Deelstroomgebiedsvisies geven per deelstroomgebied inzicht in de ruimtelijk consequenties van de regionale wateropgaven. De visies belichten alle aspecten van het waterbeheer. Op het voorkomen van wateroverlast ligt evenwel de nadruk. Voor het stimuleren van de realisatie van deelstroomgebiedsvisies stelt het rijk voor de periode 2004–2007 € 100 miljoen beschikbaar.

Blauwe Knopen

Blauwe Knopen zijn de belangrijkste uitwisselingspunten tussen het

hoofd- en de regionale watersystemen. Zoals vastgelegd in het Nationaal

ven

ven

Bestuursakkoord Water zullen Blauwe Knopen voor eind 2004 worden vastgesteld door het rijk in samenwerking met provincies, waterschappen en gemeenten.

Na het aanwijzen van deze Blauwe Knopen kunnen – zo gewenst – afspraken worden gemaakt over de te realiseren waterdoelen en de daarvoor te leveren inspanningen. Het rijk (coördinatie V&W) legt eind 2004 in samenwerking met de provincies, de waterschappen en de gemeenten, een kader vast voor deze afspraken. Indien afspraken worden gemaakt dienen deze uiterlijk eind 2007 te worden vastgesteld in nieuwe waterakkoord en of regionale akkoorden. Provincies hebben hierbij een coördinerende rol.

Functiecombinaties

Het rijk stimuleert provincies en gemeenten waar mogelijk ruimte voor water te vinden door combintaie van waterbeheer met andere functies. Deze ondersteuning betreft een betere afstemming van subsidiestromen en de ondersteuning van de kennisontwikkeling en -uitwisseling. De afstemming van de subsidiestromen zal worden verbeterd door het bijdragen aan (realisering van) functiecombinaties met water te hanteren als uitgangspunt bij het beoordelen van aanvragen van financiering uit ILG en ISV.

De kennisontwikkeling en -uitwisseling omtrent functiecombinaties met water krijgt gestalte bij de uitwerking van het Bsik-programma «Leven met Water». Daarnaast financieren LNV, VROM en V&W gezamenlijk de verdrogingsbestrijding in natuurgebieden (met prioriteit in de EHS, VHR-en Natuurbeschermingswetgebieden). Hiervoor is jaarlijks € 10,8 miljoen beschikbaar.

2.4.7 Natuur

In het natuurbeleid staat de vorming van circa 728 500 hectare Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in 2018 centraal (dit betekent dat er circa 275 000 hectare moet worden toegevoegd aan het huidige areaal natuurgebieden). De EHS is een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden op het land en in het water, waarbij wordt aangesloten op een Europees netwerk. Het rijk is samen met de provincies verantwoordelijk voor de realisatie van de EHS voor 2018. Het rijk stelt middelen en deskundigheid ter beschikking. De provincies dragen zorg voor de concrete uitvoering. Het rijk investeert in de verwerving, inrichting en beheer van EHS gebieden.

Het kabinet hecht veel waarde aan de realisatie van de EHS en heeft hiervoor in het Hoofdlijnenakkoord extra middelen uitgetrokken. In totaal is voor de periode 2004–2018 € 2 629 miljoen extra beschikbaar voor verwerving en inrichting, inclusief middelen voor extra beheerkosten, 2e tranche robuuste ecologische verbindingen en flankerende maatregelen EHS. Inclusief de impuls stelt het rijk voor de verwerving en inrichting in de periode 2004–2018 € 1 811 miljoen beschikbaar, exclusief de robuuste verbindingen. Voor de gereserveerde middelen voor het beheer wordt verwezen naar het meerjarenprogramma Vitaal Platteland.

Het rijk zet zich daarnaast in om op korte termijn de Europese verplichtingen met betrekking tot de Vogel- en Habitatrichtlijn volledig te implementeren. Tezamen vormen de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden de Nederlandse bijdrage aan het Europese Natura 2000 netwerk. Voor al deze gebieden zullen in de aanwijzingsbesluiten concrete instandhoudings-

doelen worden geformuleerd. Ook zullen de daarvoor verantwoordelijke instanties, waar nodig, beheerplannen voor de gebieden opstellen. Hiertoe zal het rijk in de komende periode:

  • • 
    de Natuurbeschermingswet 1998 aanpassen conform de saldobenadering.
  • • 
    in overleg met de Europese Commissie bepalen of en hoe (onder welke voorwaarden) maatwerkmogelijkheden kunnen worden geboden voor de toepassing van de saldobenadering voor de Vogel en Habitatrichtlijn-gebieden. Het rijk zal de Tweede Kamer hierover informeren.
  • • 
    voor de Vogelrichtlijn nog twee gebieden aan bij de Europese Commissie aanmelden.
  • • 
    zo snel mogelijk na vaststelling van de communautaire lijst voor de Atlantische regio (naar verwachting in de eerste helft van 2004) – formeel de 141 aangemelde gebieden voor de Habitatrichtlijn aanmelden.

agendapunten

jaar

kader

program- rijksbetrokkenheid ma/ instrument

regiobetrokkenheid

voortouw

 
   

betrokken depart.

rijks coördinatie

betrokken partijen

regio coördinatie

 
  • • 
    Formele aanwijzing Habitatrichtlijn gebieden

2004

LNV, VROM

LNV

provincies

provincies

rijk

  • • 
    Aanmelding 2 gebieden voor Vogelrichtlijn

2004

LNV, VROM

LNV

provincies

provincies

rijk

  • • 
    Aanpassing natuurbeschermingswet

2005

LNV, VROM

LNV

 

rijk

 
  • • 
    Besluit EHS saldobenadering voor VHR gebieden

2005

LNV, VROM

LNV

provincies

provincies

rijk

Robuuste ecologische verbindingen

Het rijk (LNV) is in deze kabinetsperiode gestart met de realisatie van de eerste tranche van 13 500 hectare robuuste ecologische verbindingen. Voor verwerving en inrichting van de eerste tranche (stand van zaken 1 januari 2004) heeft het ministerie van LNV binnen de EHS middelen € 454,5 miljoen beschikbaar. Voor de tweede tranche is € 417 miljoen beschikbaar. De realisatie van de tweede tranche zal vanaf 2008 geleidelijk beginnen.

Het rijk publiceert in 2004 het Meerjarenprogramma ontsnippering, en reserveert daarin voor de periode tot 2018 een budget van € 410 miljoen (€ 160 miljoen binnen de EHS en € 250 miljoen in het MIT/SNIP) om de belangrijkste infrastructurele barrières in de Ecologische Hoofdstructuur op te heffen (inclusief de robuuste ecologische verbindingen). De middelen die LNV hieraan bijdraagt maken onderdeel uit van de genoemde impuls die voortvloeit uit het Hoofdlijnenakkoord.

Nationale Parken

Nationale Parken zijn grootschalige gebieden, die één of meer nationaal of internationaal belangrijke ecosystemen vertegenwoordigen. Het rijk (LNV) stimuleert het behoud en de ontwikkeling van de Nationale Parken en

heeft hiervoor jaarlijks € 5,3 miljoen (binnen de EHS middelen gereserveerd) beschikbaar.

Natte natuur, NURG, Maaswerken

Tussen LNV en V&W zijn afspraken gemaakt over de realisatie van specifiek onderdelen van de EHS. Dit in verband met koppeling van het natuurbeleid van LNV en het veiligheidsbeleid van V&W. Het betreft de realisatie van natte natuur, natuur in de uiterwaarden (NURG) en Maaswerken. Het ministerie van LNV heeft in de periode 2004 tot en met 2010 € 246 miljoen (stand van zaken 1-1-’04) beschikbaar voor verwerving en inrichting van natte natuur (Zuid-Hollandse Delta, Noord-Nederland, IJsselmeergebied en versnelling van het reguliere V&W Programma herstel & inrichting rijkswateren).

2.4.8  Recreatie

Er is een kwantitatief en kwalitatief tekort aan «groene» en « blauwe» recreatiemogelijkheden. Toenemende verstedelijking, veranderende vrijetijdsbehoeften en versnippering van landschappen en groengebieden zijn hier de oorzaak van. De provincies en de gemeenten zijn verantwoordelijk voor een goede balans tussen rode en groen/blauwe functies en voor het recreatief medegebruik van de natuur en het landschap. Het rijk heeft een stimulerende en faciliterende rol.

De landelijke routenetwerken voor wandelen (ca. 4 500 km), fietsen (ca. 3 500 km) en varen (ca. 4 500 km) worden in stand gehouden en gecompleteerd. Het rijk (LNV) draagt financieel bij aan de realisatie van deze landelijke routenetwerken (totaal € 1,5 miljoen per jaar). Verder stimuleert het rijk dat de provincies samen met de waterschappen en andere grondeigenaren lijnvormige elementen (dijken, oevers en houtwallen) toegankelijker te maken.

2.4.9  Landschap

Het rijk geeft prioriteit aan de 20 nationale landschappen. Dat betekent onder andere dat LNV binnen het thema landschap alleen in nationale landschappen de aanleg en beheer van landschapselementen (ca. 20 000 ha) en recreatieve voorzieningen medefinanciert. Het rijk zal vanuit het ILG via cofinanciering een bijdrage leveren aan investeringen en beheerskosten. Voor elk nationaal landschap zijn daarvoor afspraken tussen het rijk en de provincies nodig op basis van integrale uitvoeringsprogramma’s.

Het rijk (LNV en VROM) stelt de komende drie jaar (2005-2007) € 30 miljoen extra beschikbaar als bijdrage voor investeringen in de nationale landschappen. Een structurele bijdrage van het rijk voor na 2007 zal nader worden onderzocht. De provincies, de gemeenten en andere regionaal betrokkenen dragen eveneens bij. Daarnaast zal het rijk nagaan welke Europese middelen beschikbaar kunnen worden gemaakt voor nationale landschappen.

Buiten de nationale landschappen faciliteert LNV ontwikkelingen in landschappen, gericht op een toename van de landschappelijke kwaliteit. Daartoe wordt het instrument landschapsontwikkelingsplannen beschikbaar gesteld. Daarnaast zal het rijk een kwaliteitsagenda publiceren waarin landschappelijke kernkwaliteiten worden uitgewerkt.

Tevens heeft het rijk een rijksadviseur voor het landschap ingesteld, gelieerd aan de Rijksbouwmeester die een dergelijk adviseurschap al langer heeft, ook voor de stedelijke gebieden. Voor een intensieve samenwerking en collegiale afstemming met de Rijksbouwmeester zal de rijksadviseur voor het landschap worden gestationeerd binnen het Atelier van de Rijksbouwmeester in Den Haag. Zo wordt de landschapsarchitectuur samengebracht met andere ontwerpdisciplines betreffende architectuur, stedenbouw en infrastructuur.

agendapunten

jaar

kader

program- rijksbetrokkenheid ma/ instrument

regiobetrokkenheid

voortouw

betrokken depart.

rijks coördinatie

betrokken partijen

regio coördinatie

  • • 
    Publicatie kwaliteitsagenda kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen

2004

LNV, VROM LNV

–                         –                         rijk

2.4.10 Cultuur(-historie)

Het kabinet stimuleert bij de ruimtelijke inrichting de inbreng van ontwerpende disciplines (stedenbouw, architectuur en landschapsarchitectuur) en bevordert dat cultuurhistorische kwaliteiten een inspiratiebron zijn voor ruimtelijke ontwikkelingen in zowel het stedelijk als het landelijk gebied. Een Actieprogramma ruimte en cultuur zal met dat doel worden opgesteld in aansluiting op de Nota Ruimte. Dit actieprogramma biedt een samenhangende voortzetting van de uitvoering van het bestaande architectuurbeleid en het Belvederebeleid, waarin de bestaande en de nieuwe acties, maatregelen en projecten worden gestroomlijnd tot een coherent geheel.

Het stimuleringsbudget Belvedere bedraagt tussen 2004 en 2010 ca. € 46 miljoen. Een aantal Belvederegebieden vallen binnen de nationale landschappen. De omvang van het stimuleringsbudget Architectuurbeleid moet voor de periode na 2004 nog worden vastgesteld.

 

agendapunten

jaar

kader

program-

rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid

voortouw

     

ma/

         
     

instru-

         
     

ment

         
 

betrokken

rijks

betrokken

regio

 
       

depart.

coördinatie

partijen

coördinatie

 
  • • 
    Actieprogramma Ruimte en

2004/

Belve-

Stimu-

OCW,

OCW

provincies,

provincies

rijk

Cultuur

2005

dere, Ar-chitec-tuur-beleid

leringsbudget ten Belvedere,

LNV,VROM

 

gemeenten

   

2.4.11 Landbouw

Het rijk streeft naar landbouw die maatschappelijk wordt gewaardeerd, een goede marktpositie heeft door kwalitatief hoogwaardige producten, bijdraagt aan het behoud en de ontwikkeling van een toegankelijk landschap en duurzaam omgaat met natuurlijke hulpbronnen. Het landbouw-

beleid sluit hiermee aan op de doelstellingen van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid van de Europese Unie.

De provincies geven sturing aan de ontwikkeling van de grondgebonden landbouw en bevorderen daarmee een duurzame inpassing van de landbouw met betrekking tot het systeem van bodem, water, natuur, landschap en milieu.

Voor de grondgebonden landbouw ligt het accent op de verbetering van de functionele en fysieke inrichting van landbouwbedrijven en de verduurzaming van de landbouwproductie.

  • • 
    Voor een deel van de melkveehouderij is tot 2010 een apart budget beschikbaar (zogenaamde Koopmansgelden) ten behoeve van het extensiveren van de melkveehouderijbedrijven in nader aan te wijzen gebieden. Voor de niet-grondgebonden landbouw richt LNV zich tot 2010 op de verdere clustering van bedrijven binnen de landbouwont-wikkelingsgebieden en waar mogelijk met andere agro-gerelateerde bedrijven als onderdeel van de agro-kolom.
  • • 
    Het rijk stimuleert de herstructurering en/of de ontwikkeling van de glastuinbouwlocaties, onder meer via een financiële stimulans en de aanwijzing van 10 nationale projectlocaties. Daarnaast is er ook een klein budget beschikbaar voor de verbetering van de infrastructuur (Aalsmeer en Westland) en voor de verbetering van de bedrijfsstructuur. Het rijk zal, in overleg met de partners van het convenant Glastuinbouw en Milieu het huidige financieel instrumentarium herijken.
 

agendapunten

jaar

kader

program-

rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid

voortouw

     

ma/

         
     

instru-

         
     

ment

         
 

betrokken

rijks

betrokken

regio

 
       

depart.

coördinatie

partijen

coördinatie

 
  • • 
    Herijking financieel

2005

kader

ILG

LNV

LNV

provincies,

provincies,

rijk

instrumentarium convenant

 

glastuin

     

gemeenten

gemeenten

 

Glastuinbouw en Milieu

 

bouw

     

glastuinbouwsector

glastuinbouwsector

 

2.4.12 Reconstructie Concentratiegebieden

In de provincies Noord-Brabant, Limburg, Gelderland, Overijssel en Utrecht geldt een specifiek ruimtelijk beleid in het kader van de Reconstructiewet Concentratiegebieden. De reconstructiewet Concentratiegebieden van 2002 is het kader voor een duurzaam ontwikkelingsperspectief voor de intensieve veehouderij, gekoppeld aan vitalisering van een intensief gebruikt en kwetsbaar deel van het landelijk gebied.

Provincies hebben de regie, het rijk toetst op hoofdlijnen, faciliteert en medefinanciert de uitvoering. Basis voor afspraken over de uitvoering vormen de op te stellen reconstructieplannen.

Het kabinet heeft voor de reconstructie voor de periode van 2004 tot en met 2015 € 530 miljoen beschikbaar (inclusief de impuls hoofdlijnenakkoord). Rijksthema’s binnen de reconstructie zijn duurzame landbouw, EHS en water.

In deze kabinetsperiode zijn en worden, vooruitlopend op de vaststelling en goedkeuring van reconstructieplannen, afspraken gemaakt tussen rijk en provincies in de vorm van urgentieprogramma’s. Zodra een reconstructieplan is goedgekeurd zullen meerjarige uitvoeringsafspraken worden gemaakt.

 

agendapunten

jaar

kader

program-

rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid

voortouw

     

ma/

         
     

instru-

         
     

ment

         
 

betrokken

rijks

betrokken

regio

 
       

depart.

coördinatie

partijen

coördinatie

 
  • • 
    Afspraken maken in vorm

2004

recon-

-

LNV,

LNV

provincies,

provincies

regio

van urgentieprogramma’s

 

structie

 

VROM, V&W

 

gemeenten, waterschappen

   

2.4.13 Thema’s

Energievoorziening

  • • 
    Het rijk (coördinatie EZ) stelt in 2004 een Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening (SEVIII) op.
  • • 
    De 5 ministeries, provincies en gemeenten voeren onverminderd de afspraken uit die ze in de Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie 2001 (BLOW) zijn overeengekomen. Hierin is afgesproken op welke manier de provincies en de gemeenten zullen zorgdragen voor een zodanige keuze van plaatsingsgebieden voor windturbines dat daarmee in 2010 de doelstelling van tenminste 1500 MW in het provinciaal ingedeelde deel vanhet Nederlandse territoir wordt bereikt. Daarnaast wordt gestreefd naar 6 000 MW in windturbineparken in de Noordzee in 2020.
  • • 
    Het rijk (coördinatie EZ) zal in 2004 de Elektriciteitswet uit 1998 wijzigingen met opname van bepalingen over rijksprojectenprocedure voor de elektriciteitsinfrastructuur.
  • • 
    Het rijk (coördinatie EZ/VROM) zal in 2004, in aansluiting op de Nota Ruimte, onderzoek doen naar de (ruimtelijke) effecten en plaatsings-mogelijheden van windturbines binnen de in de Nota Ruimte (paragraaf 4.8.3.2.) geschetste randvoorwaarden.

Ruimtelijk beleid voor de ondergrond

  • • 
    Het rijk (coördinatie VROM) start voor eind 2004 een onderzoek naar ondergrondse ordening.
  • • 
    Het rijk (coördinatie VROM) stelt in 2004 een handreiking op om te bevorderen dat gemeenten en provincies bij de ruimtelijke planning/ ordening/ontwikkeling systematisch rekening houden met de ondergrond (bodem en water).
  • • 
    Het rijk (coördinatie EZ) actualiseert voor 2006 het landelijk net van hoofdtransportleidingen en reserveert zo nodig nieuwe verbindingen.
  • • 
    Het rijk (coördinatie EZ) werkt voor 2006 een beheersstrategie voor hoofdtransportleidingen uit.

Drink- en industriewatervoorziening

  • • 
    Waterleidingbedrijven leggen – in overleg met de provincies en de gemeenten – de kernelementen van de infrastructuur voor de watervoorziening in relatie tot het gehele nationaal ruimtelijk beleid en de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur (opnieuw) vast.

Bouwgrondstoffenvoorziening

  • • 
    Het kabinet beziet vóór 2005 of onnodige marktbelemmeringen in het beleid en de regelgeving kunnen worden weggenomen.
  • • 
    Het rijk (coördinatie V&W) zorgt tot die tijd samen met de provincies voor een draadkrachtige uitvoering van de taakstellingsafspraken voor beton en metselzand voor de periode 1999–2008, die in deel 1van het Tweede Structuurschema Oppervlakte Delfstoffen (SOD) zijn gemaakt. Voor een goede overgang naar meer marktwerking is het noodzakelijk dat reeds in voorbereiding zijn de projecten voor de winning van beton- en metselzand zo spoedig mogelijk in uitvoering worden gebracht. In dit verband is met name van belang dat de Gelderse projecten «Geertjesgolf» en «Over de Maas» in de geplande omvang, en onder de met het rijk afgesproken voorwaarden, doorgang vinden.

Militaire terreinen

  • • 
    Het rijk (coördinatie Defensie) biedt in 2004 een deel 3 PKB Tweede Structuurschema Militaire terreinen (SMT2) aan de Tweede Kamer aan.
  • • 
    Het kabinet (coördinatie Defensie) rapporteert in 2005 – in samenwerking met provinciale en gemeentelijke overheden in het project Feniks – over de mogelijkheden van goede vervolgbestemmingen voor, als gevolg van bezuinigingen te sluiten militaire objecten.
  • • 
    De Raad van Vastgoed Rijksoverheid adviseert het kabinet in 2004 over in het project «herbestemming voor bepaalde categorieën militaire terreinen», waarover hij regie voert.

2.5 Doorwerking handhaving, monitoring en evaluatie

Doorwerking

De provinciale streekplannen en de gemeentelijke bestemmingsplannen vormen een onmisbare schakel bij de totstandkoming van het (nationale) ruimtelijk beleid. De Nota Ruimte markeert een overgang naar ontwikkelingsplanologie en decentralisatie. Dat heeft ook betekenis voor de doorwerking van het beleid uit de Nota Ruimte, en de rol van het rijk en de regio daarbij. Trefwoorden daarbij zijn selectiviteit en samenwerking.

Selectiviteit uit zich in de beperking die het rijk zich oplegt bij de beleidskaders: alleen waar echt nodig geeft het rijk andere overheden kaders mee, en die worden gericht op thema’s die de nationale RHS en de basiskwaliteit in Nederland bepalen. Selectiviteit vooraf (bij beleidskaders, en bij de nieuwe WRO: AmvB’s, instructies, verordeningen) vertaalt zich in selectiviteit bij toetsing: het rijk zal zich daarbij alleen richten op de onderdelen waarvoor vooraf is aangegeven dat ze een rijksbetrokkenheid vragen.

Samenwerking heeft vooral betrekking op de fase die aan planvorming door andere overheden vooraf gaat. Het rijk beoogt in die fase intensief samen te werken met de regio met als doel om de bedoelingen en mogelijkheden van de (wettelijke) kaders zo goed mogelijk te verhelderen. Ook de samenwerking tussen de departementen behoeft in die fase nadruk.

Vaststelling van de rijksstandpunten vindt plaats in de Rijksplanologische Commissie (RPC) en de regionale Rijksvertegenwoordigersoverleggen (RVO’s). Hierbij heeft het ministerie van VROM een coördinerende rol. De samenwerking vooraf leidt tot winst in de toetsingsfase: niet alleen zijn de kaders zo selectief mogelijk, de intensieve samenwerking maakt aanne-

melijk dat de toetsing dan ook soepel verloopt. Beoordeling van bestemmingsplannen aan het streekplan is (primair) een zaak van de provincie.

Het rijk maakt binnen een half jaar na vaststelling van de Nota Ruimte door Tweede Kamer afspraken met de provincies, de WGR-plusregio’s, de samenwerkende gemeenten en de waterschappen omtrent de wijze waarop – en de periode waarbinnen – de beleidsuitspraken van de Nota Ruimte in hun (ruimtelijke) plannen worden overgenomen. Het rijk zal hierbij afspraken uit de meerjarenprogramma’s van de betrokken departementen meenemen. Ten behoeve van de handhaving zal voor begin 2005 in de RPC een planbeoordelingskader ten behoeve van de VROM Inspectie worden opgesteld.

Met het oog op de vereenvoudiging van procedures en vermindering van de uitvoeringslasten onderzoekt het rijk de mogelijkheden van een betere samenhang tussen m.e.r., strategische milieubeoordeling en de toetsen op het gebied van water, milieu, natuur en landschap. Af te ronden in de eerste helft van 2006.

Bijlage 1 bevat een overzicht van de zaken die voor doorwerking in aanmerking komen.

 

agendapunten

jaar

kader program-

rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid

voortouw

   

ma/

         
   

instru-

         
   

ment

         
 

betrokken

rijks

betrokken

regio

 
     

depart.

coördinatie

partijen

coördinatie

 
  • • 
    Afspraken maken over de

2005/

Wro

VROM,

VROM

provincies

provincies

rijk

wijze waarop en de periode

2006

 

V&W, LNV,

 

WGR-plus

WGR-plus

 

waarbinnen de beleids-

   

EZ, BZK

 

regio’s,

regio’s,

 

uitspraken van de Nota

       

samenwer-

samenwer-

 

Ruimte in (ruimtelijke)

       

kende

kende

 

plannen worden overgeno-

       

gemeenten,

gemeenten,

 

men

       

waterschappen

waterschappen

 
  • • 
    Opstellen planbeoordelings-

2005

Wro

VROM,

VROM

– – rijk

kader ten behoeve van de

   

V&W, LNV,

       

VROM Inspectie

   

EZ, BZK

       
  • • 
    Onderzoek naar mogelijkhe-

2006

VROM,

VROM

– – rijk

den voor betere samen-

   

V&W, LNV,

       

hang toetsen

   

EZ, BZK

       

Monitoring en evaluatie

Voor de tijdige actualisatie van de uitvoeringsdoelen en het daarbij horende uitvoerings- en handhavingsinstrumentarium van het rijk zijn monitoring en evaluatie daarvan van belang.

  • • 
    Het rijk (coördinatie VROM) rapporteert de Tweede Kamer jaarlijks, binnen de begrotingscyclus (conform VBTB: «Van Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording»), op hoofdlijnen over de voortgang van de doorwerking en uitvoering van het nationaal ruimtelijk beleid en de realisatie van de daarin opgenomen beleidsdoelen.
  • • 
    Het rijk (coördinatie VROM) maakt onder andere met de provincies afspraken om jaarlijks inzicht op hoofdlijnen te verschaffen over het door hen ter uitvoering en handhaving van het nationaal ruimtelijk beleid.
  • • 
    Het kabinet (coördinatie VROM) zal eens per twee 2 jaar een integrale

rapportage over de uitvoering van het beleid aan de Tweede Kamer aanbieden.

Het rijk (coördinatie VROM) zal het Ruimtelijk Planbureau (RPB) en het Natuur en Milieu Planbureau (NMP) verzoeken om elke twee jaar te rapporteren over de daadwerkelijke en verwachte ruimtelijke ontwikkeling.

Beleidsruimte

Het kabinet stuurt primair op de (hoofd)doelen en niet op de daarvan afgeleide instrumenten of voorschriften. De regels in de Nota Ruimte bieden dan ook veel ruimte voor decentrale afwegingen. Beperkingen aan ruimtelijke ontwikkelingen worden door het rijk alleen gesteld wanneer een (inter)nationaal belang in het geding is.

Het rijk beziet eens per twee jaar in het kader van deze uitvoeringsagenda of de geboden beleidsruimte in de praktijk voldoende is met het oog op het bereiken van de doelen en het stimuleren van ontwikkelingsplanologie.

Visitatie en benchmarking

Dit kabinet kiest er voor een om een aantal zaken waar - tot nu toe - het rijk min of meer intensief op stuurde over te laten aan de zorg en verantwoordelijkheid van andere overheden. Medeoverheden worden hierbij ondersteund; kennisontwikkeling en deskundigheidsbevordering op lokaal niveau zijn nodig om anderen in staat te stellen in te spelen op de verande ringen in zowel de stedelijke als de meer landelijke gebieden. Het rijk ondersteunt dit nader door in overleg met provincies, gemeenten en hun koepelorganisaties te komen tot het instellen van visitatiecommissies en door benchmarking.

In deze periode wil het rijk met het IPO/VNG, in overleg met maatschappelijke organisaties een akkoord bereiken over benchmarking en visitatie welke vanaf 2006 zullen gaan plaatsvinden.

agendapunten

jaar                kader             program- rijksbetrokkenheid

ma/ instrument

betrokken depart.

rijks coördinatie

regiobetrokkenheid

voortouw

betrokken partijen

regio coördinatie

  • • 
    Akkoord over visitaties en benchmarking

2005

provincies,         IPO, VNG           gezamen-

gemeenten,                                  lijk

IPO, VNG                                      rijk–regio

  • • 
    Start benchmarking en visitatie

2006

WGR-plus-regio’s, provincies, gemeenten

IPO, VNG

regio

2.6 Internationaal

Gezien de noodzaak om in het kader van de Europese Unie samen te werken teneinde een aantal beleidsvraagstukken effectief aan te pakken, wordt gewerkt aan de nadere concretisering en uitwerking van een ruimtelijk ontwikkelingsbeleid in Europees verband. Daartoe wordt het Nederlandse voorzitterschap van de EU van juli tot en met eind december 2004 benut. Door middel van een informele ministersconferentie voor ruimtelijk ontwikkelingsbeleid is Nederland voornemens politieke

overeenstemming onder de 25 EU-partners te bereiken over de verdere ontwikkeling de komende 2 à 3 jaar van een aantal instrumenten en kaders die tezamen de Europese samenwerking op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling zullen bevorderen en faciliteren. Nederland zal zich daarnaast in het bijzonder inzetten voor samenwerking ter bevordering van de volgende specifieke beleidsissues.

Transnationale samenwerking:

In Europees verband zal Nederland moeten anticiperen op internationale ontwikkelingen met de daarbij horende kansen en bedreigingen. Aansluiting van de nationale RHS op de belangrijkste Europese structuren zoals de Trans-Europese netwerken (TEN’s) in het algemeen en de hogesnelheidslijn en treinen in het bijzonder, maar ook de Europese Ecologische Hoofdstructuur zijn hierbij van belang. Daarnaast speelt ook het streven naar het opstellen van transnationale stroomgebiedsvisies.

Grensoverschrijdende samenwerking

  • Beleidsafstemming in grensoverschrijdende stedelijke netwerken en economische kerngebieden en benutten economische potenties in de grensregio’s
  • Beleidsafstemming hoogwaterproblematiek
  • Behoud en ontwikkeling grensoverschrijdende grote open ruimten (Noord- en Oost-Nederland en Nedersaksen en het Benelux-Middengebied) en grensoverschrijdende natuurgebieden

Betere benutting Europese structuurfondsen: o.a. INTERREG, POP, URBAN, LEADER

3 UITVOERINGSACTIES NATIONALE RUIMTELIJKE HOOFDSTRUCTUUR

Dit hoofdstuk beschrijft voor de integrale inrichtingsopgaven in de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur de belangrijkste uitvoeringsacties die het rijk op de korte termijn zelf uitvoert, of acties door derden die het rijk wenselijk of noodzakelijk acht. Tevens bevat dit hoofdstuk een uitwerking van de projectenenveloppen die dit kabinet voor een beperkt aantal gebieden wil hanteren.

Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur

In de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur zijn de gebieden en netwerken opgenomen die in belangrijke mate ruimtelijk structurerend zijn voor Nederland, bestuurlijke grenzen overschrijden, een complexe of kostbare opgave met zich meebrengen die rijksbemoeienis noodzakelijk maakt, of die anderszins voor het functioneren van Nederland van grote betekenis zijn. Het rijk heeft voor de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur dan ook in het algemeen een grotere verantwoordelijkheid dan daarbuiten en hanteert een hoger ambitieniveau. Het rijk streeft ernaar knelpunten in de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur met voorrang aan te pakken.

3.1 Netwerken en steden

Het nationaal ruimtelijk beleid voor netwerken en steden richt zich op voldoende ruimte voor wonen, werken en mobiliteit en de daarbij behorende voorzieningen, groen, recreatie, sport en water. Bundeling van economie, infrastructuur en verstedelijking staat daarbij centraal.

3.1.1 Nationale stedelijke netwerken

3.1.1.1 Organiseren in nationale stedelijke netwerken

Het rijk streeft naar de ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken1 en stedelijke centra en verwacht dat de in de nationale stedelijke netwerken participerende overheden afspraken maken over de lange termijn ontwikkeling, inclusief de daaruit voortvloeiende taakverdeling. De (samenwerkende) gemeenten hebben het voortouw voor het maken van de afspraken. De provincies (of WGR-plusregio’s, voorzover de afspraken dat schaalniveau niet te boven gaan) zijn, in een coördinerende en stimulerende rol, aan zet als de samenwerking vanuit het gemeentelijke niveau onvoldoende invulling krijgt. Het rijk ondersteunt de netwerkvorming actief en selectief (door onder andere de inzet van financiële middelen te koppelen aan de mate waarin de binnen de stedelijke netwerken participerende gemeenten afspraken maken en uitvoeren). Het rijk is verantwoordelijk voor de hoofdinfrastructuur, coördineert de bovenprovinciale aspecten en ondersteunt – waar nodig – de grensoverschrijdende samenwerking van de nationale stedelijke netwerken.

1 In de Nota Ruimte zijn de volgende 6 nationale stedelijke netwerken benoemd: Randstad Holland, Brabantstad, Zuid-Limburg, Twente, Arnhem-Nijmegen en Groningen-Assen.

Op de korte termijn,

  • • 
    kunnen – waar nodig en mogelijk – het rijk, provincies en samenwerkende gemeenten afspraken maken over de gecoördineerde inzet van rijksinstrumenten en de vroegtijdige afstemming van rijksinveste-ringen op afspraken die door provincies en samenwerkende gemeenten zijn gemaakt binnen de nationale stedelijke netwerken. Deze afspraken treden niet in de plaats van de formele investerings-kaders (zoals MIT, GDU/BDU, ISV/BLS, MJP/ILG), maar kunnen daarin neerslaan.

3.1.1.2 Centrumvorming

In de Nota Ruimte is aangegeven dat voor de ontwikkeling en kracht van de nationale stedelijke netwerken centrumvorming essentieel is. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor centrumvorming. Het rijk kan op verzoek van gemeenten een stimulerende rol vervullen. In zijn stimulerende rol geeft het rijk prioriteit aan de centra die reeds zijn aangewezen als nieuwe sleutelprojecten (NSP’s) te weten: Amsterdam Zuidas, Rotterdam Centraal, Den Haag Centraal, Utrecht Centraal, Breda Centraal en Arnhem Centraal. Het rijk heeft voor ondersteuning van de NSP’s in totaal ruim € 1 miljard beschikbaar (FES/NSP € 340 miljoen, 2004 t/m 2010 en MIT € 838 miljoen)1. Daarnaast ondersteunt het rijk vanuit het Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK) een aantal centrumstedelijke ontwikkelingen in de nationale stedelijke netwerken. Het rijk zal in de komende periode hierover een beslissing nemen.

Op de korte termijn,

  • • 
    wil het rijk met gemeenten en private partijen voor de Zuidas, Rotterdam Centraal, Utrecht Centraal, Breda Centraal en Arnhem Centraal uitvoeringscontracten sluiten (voor Den Haag Centraal zijn deze afspraken reeds in 2003 gemaakt). Na het sluiten van deze contracten kan de realisatie ter hand worden genomen,
  • • 
    zal het rijk een beslissing nemen over de financiële stimulans (BIRK) van een beperkt aantal centrumstedelijke ontwikkelingen in de nationale stedelijke netwerken.

Amsterdam Zuidas

Voor de Amsterdam Zuidas is definitieve besluitvorming over dijk of dok nog aan de orde (wegen en sporen respectievelijk boven- of ondergronds). In een bestuurlijk overleg van 21 januari 2004 hebben rijk en de gemeente Amsterdam afgesproken de mogelijkheden voor een gezamenlijk bedrijf te gaan onderzoeken. Met het besluit bevestigen het rijk en de gemeente hun voorkeur voor het dokmodel. Afgesproken is dat vervoer van LPG niet prohibitief mag zijn voor de ontwikkeling van het dok. Nog in 2004 willen het rijk en de gemeente afspraken maken over de vorm van een gezamenlijk bedrijf met de daaraan verbonden rolverdeling, financiële inbreng en risico’s. Voorwaarde is dat private partijen meedoen. Voor de Zuidas heeft het rijk € 334 miljoen (MIT/FES) gereserveerd.

Op de korte termijn,

  • • 
    nemen rijk en gemeente Amsterdam een besluit over dijk of dok model voor NSP Amsterdam Zuidas

1 Voortgangsrapportage Nieuwe Sleutelprojecten, december 2003, ministerie van VROM p. 58.

2 I

^7             m

I

+■■

(0

©

co

c o

Ë

CD

w ra

o          o

c    u   •£

3      O       <D

■o   ö"  Z

CO         S-       :=•

C         O       

8?      3

S   w

Ü CD

O O Ö

±TR

— — "O

m C C ^

—        .£ Z

as 5

psif §

™ tr 3 ï t i-

tZm n P <o

^ c\i có ■* in cd

*

N LU

lil

N 0)

2 o

a 8

o LU

CD Cf)

8 £

CD

C

O ___

agendapunten

jaar

kader

program- rijksbetrokkenheid ma/ instrument

regiobetrokkenheid

voortouw

betrokken depart.

rijks coördinatie

betrokken partijen

regio coördinatie

  • • 
    Beslissing haalbaarheid gezamenlijk bedrijf Zuidas; tevens beslissing dok of dijkmodel

2004 -2005

NSP

VROM,               VROM                gemeenten, gemeente

V&W, FIN,                                     private par-

EZ                                                  tijen

rijk-regio

 
  • • 
    Uitvoeringsafspraken NSP’s

2004 -

NSP

MIT,

VROM,

VROM

gemeenten,

gemeente

rijk-regio

 

2006

 

FES(NSP)

V&W, FIN EZ

 

private partijen

 

samen

  • • 
    Beslissing financiële stimu-

2004/

 

BIRK

VROM

 

gemeenten

 

rijk

lans centrum stedelijke ont-

2005

             

wikkelingen

               

3.1.1.3 Bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de steden

Het rijk streeft naar voldoende voorzieningen voor dagrecreatie en ontspanning in en om de stad in de nationale stedelijke netwerken, door onder andere transformatie van (voormalige) rijksbufferzones. De provincies formuleren, in overleg met betrokken (samenwerkende) gemeenten, beleid ten aanzien van de versterking van de recreatieve functie van de (voormalige) rijksbufferzones. Het rijk stimuleert, ook in financiële zin.

Op de korte termijn,

  • • 
    zal het rijk een besluit nemen over de inzet van rijksmiddelen ter verbetering van de recreatieve groenstructuur in die nationale stedelijke netwerken waar sprake is van een achterstand in mogelijkheden voor dagrecreatie. Deze inzet wordt nader uitgewerkt in het meerjarenprogramma Vitaal Platteland,
  • • 
    evalueert het rijk de provinciale planologische regimes, teneinde de gevolgen van de aanpassing van het rijksbeleid ten aanzien van bescherming en ontwikkeling van deze gebieden te kunnen beoordelen.

agendapunten

jaar

kader

 

program-

rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid

ma/

       

instru-

       

ment

       
 

betrokken

rijks

betrokken

regio

 

depart.

coördinatie

partijen

coördinatie

ILG

LNV, VROM

LNV

provincies WGR-plus-regio’s gemeenten

provincies

voortouw

Besluit rijksinvesteringen recreatieve groentekorten

2007 (ILG gereed)

regio

  • • 
    Evaluatie provinciale planologische regimes voormalige rijksbufferzones

<2011

ILG

LNV, VROM VROM

provincies          provincies          rijk

samen

3.1.2 Hoofdverbindingsassen

3.1.2.1 Aanpak bereikbaarheidsknelpunten

Het rijk streeft naar betrouwbare bereikbaarheid van de nationale stedelijke netwerken en economische centra via de hoofdverbindingsassen (spoor, weg en water). Het rijk richt zich met voorrang op de aanpak van de bereikbaarheidsknelpunten op de hoofdverbindingsassen boven knelpunten elders in de hoofdinfrastructuur, ook in geval van een enigszins gunstigere verhouding van kosten en baten bij knelpunten op andere verbindingen. Dit rijksbeleid wordt nader uitgewerkt in de Nota Mobiliteit. Het rijk is verantwoordelijk voor de hoofdinfrastructuur en de daarbij passende basiskwaliteit. Provincies, WGR-plusregio’s en gemeenten zijn verantwoordelijk voor regionale en lokale verbindingen.

Op de korte termijn,

  • • 
    streeft het rijk naar de oplossing van bereikbaarheidsknelpunten op de hoofdverbindingsassen, en daarbinnen met name op de Triple A-verbindingen A2, A12 en A4,
  • • 
    maakt het rijk, indien er sprake is van ontbrekende schakels in de hoofdverbindingsassen, ruimtelijke reserveringen. Deze doorlopen, in het kader van de Nota Mobiliteit, de volledige PKB procedure,
  • • 
    spant het rijk zich in om binnen de Europese Unie prioriteit te verkrijgen voor opheffing van knelpunten in de hoofdinfrastructuur elders in Europa (Trans-Europese Netwerken ofwel TEN’s), wanneer dat de bereikbaarheid van en naar Nederland verbetert.
 

agendapunten

jaar

kader

program-

rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid

voortouw

     

ma/

         
     

instru-

         
     

ment

         
 

betrokken

rijks

betrokken

regio

 
       

depart.

coördinatie

partijen

coördinatie

 
  • • 
    Aanpak bereikbaarheids-

2004

Nota

MIT

V&W,

V&W

provincies,

 

rijk

knelpunten hoofdverbin-

 

Mobili-

 

VROM, EZ

 

WGR-plus-

   

dingsassen in het bijzonder

 

teit

     

regio’s,

   

op Triple A

         

gemeenten

   
  • • 
    Ruimtelijke reserveringen

2004

Nota Mobiliteit

MIT

V&W, VROM, EZ

V&W

provincies, WGR-plus-regio’s, gemeenten

 

rijk

  • • 
    Streven naar aanpak van

2004

TEN’s

-

V&W,

V&W

provincies

 

rijk

bereikbaarheidsknelpunten

     

VROM, EZ

       

op TEN’s

               

3.1.2.2 Zuiderzeelijn

Rijk en regio zullen naar verwachting in 2004–2005 een samenwerkingsovereenkomst sluiten over de snelle OV-verbinding van Schiphol en Amsterdam naar Almere en Groningen («Zuiderzeelijn»). Het rijk start nog in 2004 een planstudie voor de Zuiderzeelijn. Daarbij wordt een geïntegreerde tracé/m.e.r.-aanbestedingsprocedure doorlopen. De eerste fase bestaat uit een prijsvraag. Marktpartijen worden uitgenodigd om plannen te ontwikkelen voor een magneetzweefbaan of hogesnelheidslijn. Deze plannen moeten voldoen aan vooraf vastgestelde financiële randvoorwaarden en functionele eisen. Voor de prijsvraag is tevens voor het

E

  • 0) 
    (O (O

a

(O

O)

a>

> ■o «^ o o

r

a a

e e

o

I   8.  .S

S         to         p

to         co         £

co         ra        £

N LU

LU

o    ■=

'S     E

2     o

§.    8

o       LIJ

O

*-     "O     "□

3    'S    'S

3      o      o

-«      o      o

D ü

2

■e

S 3>

D

T3

C

2 E>

DD

trajectdeel Schiphol-Almere een IJmeervariant als optie in beeld. Het primaire doel van de prijsvraag is om de private haalbaarheid te toetsen. Bij prijsvraagaanbiedingen die aan de voorwaarden en eisen voldoen, wordt de tweede fase gestart. Indien geen van de prijsvraagaanbiedingen voldoet, wordt de aanbesteding stopgezet. Dan zijn de terugvalopties aan de orde, te weten intercity en Hanzelijn-plus. De geïntegreerde tracé/ m.e.r.-aanbestedingsprocedure kent een aantal expliciete go/no go beslismomenten.

Op de korte termijn,

  • • 
    start het rijk een planstudie voor de Zuiderzeelijn, zodat de prijsvraag kan worden gestart naar de mogelijke opties voor de snelle OV-verbin-ding,
  • • 
    sluiten rijk en regio een samenwerkingsovereenkomst.

agendapunten

jaar

kader

program-ma/ instrument

rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid

 
     

betrokken

rijks

betrokken

regio

 
     

depart.

coördinatie

partijen

coördinatie

 
  • • 
    Start planstudie Zuiderzee-

Naar ver- –

MIT

V&W, FIN,

V&W

provincies

-

rijk

lijn

wachting 2004

 

EZ, VROM,

 

gemeenten

   
  • • 
    Samenwerkings-

Naar ver- –

 

V&W, FIN,

V&W

provincies

-

gezamen-

overeenkomst rijk – regio

wachting

 

EZ, VROM

 

gemeenten

 

lijk rijk –

t.b.v. ZZL

2005

         

regio

3.1.2.3 Vervoer gevaarlijke stoffen

Het vervoer van gevaarlijke stoffen is voor een groot deel verbonden aan industriële activiteiten in grote industrielocaties gelegen in economische kerngebieden. Het kabinet streeft naar een evenwicht tussen ruimte, economie en veiligheid door onder andere maatschappelijke begrenzingen vast te leggen (begrenzingen aan de onveiligheid die wordt veroorzaakt door transport van gevaarlijke stoffen en door ruimtelijke ontwikkelingen).

Op de korte termijn,

  • • 
    stelt het rijk reguleringssystematieken op voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, water en via buisleidingen. De systematiek voor het spoor is voor de ingebruikneming van de Betuweroute (volgens huidige planning eind 2006) gereed,
  • • 
    beziet het rijk de mogelijkheden voor maatregelen aan bestaande spoorverbindingen, zoals die van de Rotterdamse haven naar het zuidelijke achterland, die de milieukwaliteit en de externe veiligheid ten goede komen. Daarbij wordt mede rekening gehouden met vervoersontwikkelingen en het huidige stedelijk gebied en toekomstige ontwikkelingen daarin.

voortouw

agendapunten

jaar

kader

program- rijksbetrokkenheid ma/ instrument

regiobetrokkenheid

voortouw

betrokken depart.

rijks coördinatie

betrokken partijen

regio coördinatie

  • • 
    Opstellen regulerings-systematieken vervoer gevaarlijke stoffen

– Spoor

Weg, water

2004

buisleidingen

 

2006

– Nota

– Wet-

V&W,

V&W

 

Mobili-

of regel-

VROM

 
 

teit

geving, MIT

   

-

– Nota

– Wet-

V&W,

V&W

 

Mobili-

of regel-

VROM

 
 

teit

geving

   

-

– Nader

 

V&W,

EZ

 

te bepa-

 

VROM, EZ

 
 

len

     

2004/

1)Tracéwet

MIT

V&W,

  • 1) 
    V&W

2005

procedure Roosen-daal–Ant-werpen (lijn 11), MIT 2) project KIEV, MIT

 

VROM

  • 2) 
    VROM

–                         –                         rijk

–                         –                         rijk

rijk

  • • 
    Bezien mogelijkheden maatregelen aan bestaande, o.a. spoorverbinding Rotterdam–Antwerpen

rijk

3.1.3 Mainports, brainports en greenports 3.1.3.1 Mainports

Luchthaven Schiphol

Het rijk houdt vast aan het uitgangspunt dat Schiphol zich tot 2030 op de huidige locatie verder moet kunnen ontwikkelen, zodat de luchthaven een blijvende bijdrage kan leveren aan de internationale concurrentiepositie van de Randstad Holland. Dit betekent dat bij de inrichting van de Noordvleugel van de Randstad voor andere ruimtevragende functies voldoende ruimte moet worden gelaten voor de verdere ontwikkeling van de mainport Schiphol. Dit wil zeggen dat woningbouw in de omgeving van de luchthaven op plaatsen waar dit uit een oogpunt van geluid en veiligheid niet wenselijk is, moet worden vermeden.

Op de korte termijn,

  • • 
    doet de commissie Eversdijk voorstellen voor handhavingssysteem voor het buitengebied en het gebruik van geluidsmetingen bij de handhaving van de geluidsbelasting,
  • • 
    ontwikkelt het rijk een visie op de mainportontwikkeling van Schiphol,
  • • 
    het rijk evalueert de luchthavenbesluiten Schiphol en toetst de effectiviteit van het nieuwe Schipholbeleid.

N Li LU

Ë o c o o

UJ

'S

  • 8

■e o

Q.

c 'ra

E

o

o.

o Is

ra o*-    t

o iS"2     o

J2 o o      c

o is      o

O                     0}

8

LU

IgE!

O)

  • O) 
    < Cü ü Q LU

CO

□ Do

agendapunten

jaar

kader

program- rijksbetrokkenheid ma/ instrument

regiobetrokkenheid

voortouw

 
   

betrokken

rijks

betrokken

regio

 
   

depart.

coördinatie

partijen

coördinatie

 
  • • 
    Kabinetsstandpunt

2004

V&W,

V&W

   

rijk

slaapverstoring

 

VROM

       
  • • 
    Herstel invoerfout

Medio 2004

V&W, VROM

V&W

   

rijk

Advies commissie Eversdijk

2005

Toezeg- –

V&W,

over een handhaving-

 

ging TK,

VROM

systeem voor het buiten-

 

besluit

 

gebied en geluidmetingen

 

kabinet

 

bij Schiphol

     

V&W

Commissie regio overleg Schiphol (CROS)

rijk

Evaluatie luchthaven-besluiten Schiphol

2006

Schip-holwet

V&W, VROM

V&W

Diversen

rijk

  • • 
    Visie op mainportontwik-keling Schiphol

2006

V&W, EZ, VROM

V&W

 

provincies,

Bestuurlijke

rijk

gemeenten,

regie

 

WGR-plus-

Schiphol

 

regio’s,

(BRS)

 

diversen

   

luchtvaart-

   

sector

   

provincies,

 

rijk

gemeenten,

   

WGR-plus-

   

regio’s

   
  • • 
    Zonodig aanpassing

Na de

contour voor bepalingen

evalua-

uitleglocaties

tie van

 

de lucht-

 

haven-

 

beslui-

 

ten

 

Schiphol

V&W, VROM

VROM

Rotterdamse haven

Het kabinet streeft naar behoud en versterking van de mainport en acht daartoe een tijdig aanbod van voldoende ruimte van belang. Tevens is een verbetering van de leefomgeving van belang. Deze uitgangspunten heeft het kabinet vastgelegd in de PKB-plus Mainportontwikkeling Rotterdam (september 2003, «PMR»). PMR bestaat uit drie onderdelen:

uitbreiding van de huidige Maasvlakte met een landaanwinning van 1 000 ha netto uitgeefbaar terrein, inclusief compenserende maatregelen (vanaf 2006),

de aanleg van 750 hectare natuur- en recreatiegebied (vanaf 2006), 5 intensiveringsprojecten (200ha) en 10 leefbaarheidsprojecten in het bestaande Rotterdamse havengebied «BRG» vanaf 2006.

Het rijk onderhandelt met de gemeente Rotterdam en de provincie Zuid Holland (voor zover het de 750 hectare natuur betreft) over de hoogte, timing en vorm (deelname in NV Havenbedrijf) van een financiële bijdrage aan, en de uitvoering van, de drie deelprojecten. Deze afspraken zullen worden vastgelegd in het zogenoemde Memorandum van Overeenstem-ming-2 («MvO-2»).

Op de korte termijn,

  • • 
    beslist het rijk over de rijksbijdrage en deelneming aan het Havenbedrijf, na onderhandeling met gemeente Rotterdam en de provincie,
  • • 
    sluit het rijk met regionale overheden de MvO-2.

nvt

agendapunten

jaar

kader

program- rijksbetrokkenheid ma/ instrument

regiobetrokkenheid

voortouw

betrokken depart.

rijks coördinatie

betrokken partijen

regio coördinatie

  • • 
    Sluiten MvO-2

2004

PMR

FES, IF

EZ, FIN, VROM, V&W, LNV

V&W

provincie ZuidHolland stadsregio en

gemeente Rotterdam

gemeente Rotterdam

rijk

  • • 
    Beslissing rijksbijdrage aan PMR

2004

PMR

FES, IF

EZ, FIN, VROM, V&W, LNV

V&W

provincie ZuidHolland stadsregio en

gemeente Rotterdam private partijen

gemeente Rotterdam

rijk

3.1.3.2 Brainport Eindhoven/Zuidoost-Brabant

Het rijk streeft naar een hoogproductieve en concurrerende kenniseconomie (Lissabon-doelstelling) en vindt het van belang dat de regio’s waar activiteiten op het gebied van kennis en kenniseconomie zich concentreren, hun internationale betekenis kunnen behouden en versterken. Met name de stap van fundamentele kennisontwikkeling naar toepassing in concrete procesinnovaties («research en development» - R&D) is hierbij van essentieel belang. Binnen Nederland wordt het grootste deel van de R&D-activiteiten in de regio Eindhoven/Zuidoost-Brabant gegenereerd (circa 40% in 20011). Die regio heeft een spilfunctie binnen de toptechnologieregio Zuidoost-Nederland en is onderdeel van de kennisdriehoek Eindhoven-Leuven-Aken.

Op de korte termijn,

werkt het kabinet het beleid ten aanzien van de brainport Eindhoven/ Zuidoost Brabant verder uit in de Gebiedsgerichte Economische Perspectieven.

agendapunten

jaar

kader

program-ma/ instrument

rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid

betrokken depart.

rijks coördinatie

betrokken partijen

regio coördinatie

  • • 
    Uitwerking beleid brainport Eindhoven/Zuidoost Brabant

2004              GEP               Actie-            EZ, V&W,           EZ

plan Be- FIN, VROM drijven terrei-

provincies, WGR-plus-regio’s, gemeenten

gemeenten rijk

1 Centraal Bureau voor Statistiek, Statline, 2004.

voortouw

nen

3.1.3.3 Greenports

Het kabinet streeft naar behoud en versterking van de positie van de Nederlandse tuinbouwsector, in het bijzonder van de vijf greenports1. Veelal is herstructurering en een goede fysieke bereikbaarheid van de bestaande greenports noodzakelijk om de sterke internationale concurrentiepositie te kunnen handhaven. De provincies vullen het beleid ten aanzien van de greenports nader in, het rijk heeft een stimulerende en faciliterende rol.

Op de korte termijn,

  • • 
    zal het rijk, in overleg met de partners van het convenant Glastuinbouw en Milieu het huidige financieel instrumentarium herijken.
 

agendapunten

jaar

kader

program-

rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid

voortouw

     

ma/

       
     

instru-

       
     

ment

       
 

betrokken rijks

betrokken

regio

 
       

depart. coördinatie

partijen

coördinatie

 
  • • 
    Herijking huidig financieel

2005

Bestuur-

ILG

LNV LNV

partners

 

rijk

instrumentarium glastuin-

 

lijk af-

   

van het

   

bouw

 

spraken kader glastuin bouw

   

convenant Glastuinbouw en Milieu

   

3.1.3.4 Bedrijventerreinen

Het rijk streeft naar een duurzame economische groei door onder andere herstructurering van bestaande bedrijventerreinen en ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen. Het rijk richt zich met voorrang op de grote en complexe bedrijventerreinen, de zogenaamde «topprojecten». In het kader van de nota Ruimte gaat het vooral om de Hoeksche Waard, de Tweede Maasvlakte, Zuidplaspolder en de Moerdijkse Hoek (welke tevens een pilot voor gebiedsgerichte PPS wordt). Gemeenten hebben het voortouw bij de herstructurering en ontwikkeling van bedrijventerreinen, het rijk stimuleert. Het rijksbeleid wordt nader uitgewerkt in het Actieplan bedrijventerreinen.

Op de korte termijn,

beslist het rijk welke ontwikkeling en herstructurering van bedrijventerreinen het ondersteunt, en in welke mate,

start het rijk in overleg met betrokken decentrale overheden het pilot project PPS Moerdijkse Hoek.

1 In de Nota Ruimte zijn als greenport benoemd het Zuid-Hollands glasdistrict (Westland en Oostland), Aalsmeer en omstreken en het agro-logistieke cluster Venlo voor de glastuinbouw, de Bollenstreek voor de bollenteelt en Boskoop voor pot- en containerteelt.

agendapunten

jaar

kader

program- rijksbetrokkenheid ma/ instrument

regiobetrokkenheid

voortouw

betrokken depart.

rijks coördinatie

betrokken partijen

regio coördinatie

Beslissing te subsidiëren bedrijventerreinen aan herstructurering/ ontwikkeling bedrijventerreinen

2004

Actieplan bedrijven-terreinen

EZ

EZ

gemeenten, gemeenten WGR-plus-regio’s, provincies

rijk

Start pilotproject Moers-dijkse Hoek

2004

Actieplan bedrijven-terrei-

EZ, FIN

EZ

gemeenten, gemeenten WGR-plus-regio’s, provincies

rijk

3.2 Water en Groene Ruimte

3.2.1 Hoofdwatersysteem

Het rijk streeft naar borging van de veiligheid tegen overstromingen, voorkoming van wateroverlast en watertekorten en verbetering van wateren bodemkwaliteit. Het beschouwt daartoe water als één van de structurerende principes voor bestemming, inrichting en gebruik van de ruimte. Voor de waarborging van de veiligheid tegen overstromingen geeft het rijk meer ruimte aan de grote rivieren en aan de kustverdediging. Het rijk is verantwoordelijk voor het hoofdwatersysteem. De uitvoeringsacties voor grote rivieren staan in deze paragraaf beschreven. De acties voor de kust, Waddenzee, Zuidwestelijke Delta, IJsselmeergebied en de Noordzee staan beschreven in de paragrafen 3.3.2 -3.3.6 van deze agenda.

3.2.1.1 Ruimte voor de rivieren

De beleidslijn ruimte voor de rivier 1996 bevat de maatregelen om de bestaande ruimte voor de rivier te behouden. De PKB Ruimte voor de Rivier betreft het benoemen en reserveren van de extra ruimte die nodig is om op de korte en lange termijn de veiligheid tegen overstromingen te kunnen blijven waarborgen in samenhang met een gedifferentieerde ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. De PKB Ruimte voor de Rivier is beperkt tot de Rijntakken en de Maas benedenstrooms van Hedikhuizen.

Op de korte termijn,

publiceert het rijk - naar aanleiding van een evaluatie in 2000 - de

beleidslijn Ruimte voor de Rivier in de Staatscourant,

evalueert het rijk de beleidslijn ruimte voor de rivier en besluit óf en zo

ja hoe, de Beleidslijn Ruimte voor de Rivier wordt aangepast,

stelt het rijk, in het kader van de Beleidslijn Ruimte voor de Rivier, een

limitatieve lijst op met locaties waar experimenten met aangepaste

bouwvormen in het winterbed kunnen plaatsvinden,

stelt het rijk voor de Rijntakken en de Maas benedenstrooms van

Hedikhuizen een deel 1 PKB Ruimte voor de Rivier op. Daaraan

voorafgaand stellen regionale besturen een regio-advies op met een

pakket maatregelen. Dit regioadvies weegt zwaar bij de rijks-

besluitvorming over PKB deel 1.

nen

C

o ■a o o

N LU LU

  • 0) 
    0)

> a>

4-1

O

o

a n

I §

1 1 11

o o

o

o p

i2

g *88

o . . ■ 5 <mü

.X.    o

o    |

'S     s

e   o

8   8

o       LU

s «o

IDD

?V*

 

agendapunten

jaar

kader

program-

rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid

voortouw

     

ma/

         
     

instru-

         
     

ment

         
 

betrokken

rijks

betrokken

regio

 
       

depart.

coördinatie

partijen

coördinatie

 
  • • 
    Publicatie deel 1 PKB

2004

PKB

Kaders-

V&W,

V&W

provincies,

provincies

rijk

ruimte voor de rivier

 

Ruimte voor de rivier

telling

VROM, LNV

 

maatschappelijke organisaties

   
  • • 
    Publicatie staatscourant

2004

Beleids-

 

V&W,

V&W,

provincies

provincies

rijk

beleidslijn Ruimte voor de

 

lijn

 

VROM

VROM

     

Rivier

 

ruimte voor de rivier

           
  • • 
    Evaluatie beleidslijn ruimte

2005

Beleids-

MIT/

V&W

V&W,

provincies

provincies

rijk

voor de rivier en beslissing

 

lijn

SNIP

VROM

VROM

     

of dient te worden aange-

 

ruimte

           

past

 

voor de rivier

           
  • • 
    Publicatie limitatieve lijst

2004/

Beleids-

MIT/

V&W,

V&W/

provincies

provincies

rijk

locaties voor experimenten

2005

lijn

ruimte voor de rivier

SNIP

VROM

VROM

     

3.2.1.2 Overige grote rivieren

Voor de rivierdelen die niet aan de orde zijn in de PKB Ruimte voor de Rivier brengt het rijk een beleidslijn buitendijkse gebieden uit (welke ook geldt voor het IJsselmeergebied en de Zuidwestelijke Delta). Daarnaast verkent het rijk de te nemen maatregelen aan de Maas van Eijsden tot Hedikhuizen.

Op de korte termijn,

publiceert het rijk een beleidslijn buitendijkse gebieden, teneinde de rollen en verantwoordelijkheden van partijen te specificeren, stelt het rijk een Integrale Verkenning Maas («IVM-2») op.

 

agendapunten

jaar

kader program-

rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid

voortouw

   

ma/

         
   

instru-

         
   

ment

         
 

betrokken

rijks

betrokken

regio

 
     

depart.

coördinatie

partijen

coördinatie

 
  • • 
    Publicatie beleidslijn

2005

V&W,

V&W

provincies,

provincies

rijk

buitendijkse gebieden

   

VROM, LNV

 

gemeenten

   
  • • 
    Verkenning IVM-2

<2005 (sept)

MIT/ SNIP

V&W VROM, LNV

V&W

provincies

provincies

rijk

3.2.1.3 Rampenbeheersingstrategie overstromingen Rijn en Maas

Het kabinet acht voor calamiteiten een reservering voor gebieden voor noodoverloop noodzakelijk. Op grond van het advies van de Commisie Noodoverloopgebieden heeft het kabinet hierbij een voorlopige voorkeur

voor de gebieden Rijnstrangen, Ooijpolder, en het oostelijk deel van de Beersche Overlaat. Het kabinet zal uiterlijk in 2006 een definitief besluit nemen over de rampenbeheersingsstrategie overstromingen Rijn en Maas. Als in 2006 wordt besloten deze gebieden niet voor rampen-beheersing te benutten, dan vervalt de specifieke rijksaandacht die past bij dergelijke potentiële noodberging. De gebieden blijven dan deel uitmaken van de algemene reservering voor «ruimte voor de rivieren».

Op de korte termijn,

  • • 
    beslist het rijk definitief over de uitwerking van de rampenbeheersing-strategie overstroming Rijn en Maas (één van de opties is aanwijzing van de noodoverloopgebieden).

agendapunten

jaar

kader

program- rijksbetrokkenheid ma/ instrument

regiobetrokkenheid

voortouw

betrokken depart.

rijks coördinatie

betrokken partijen

regio coördinatie

Go/no go beslissing                     uiterlijk

rampenbeheersings-                    2006

strategie Rijn en Maas

BZK, V&W,         V&W/BZK

FIN, VROM,

LNV

provincies

provincies

rijk

3.2.2 Natuur

Het rijk streeft naar borging en (waar nodig) ontwikkeling van (inter)natio-nale natuurlijke waarden in Vogel- en Habitatrichtlijngebieden («VHR»), Natuurbeschermingswetgebieden en in de Ecologische Hoofdstructuur («EHS»).

Robuuste Ecologische Verbindingen

Het rijk streeft naar de aanleg van twaalf in de Nota Ruimte benoemde robuuste ecologische verbindingen tussen grotere EHS natuurgebieden, zodat de samenhang van de EHS wordt bevorderd. Het rijk is reeds begonnen met de realisatie van de eerste tranche van 13 500 hectare robuuste ecologische verbindingen. Het rijk is samen met provincies verantwoordelijk voor de realisatie van de EHS voor 2018. Het rijk investeert in de verwerving, inrichting en/of beheer van EHS gebieden inclusief de robuuste ecologische verbindingen en stelt deskundigheid ter beschikking. De provincies dragen zorg voor de concrete uitvoering.

Op de korte termijn,

  • • 
    maakt het rijk afspraken met de provincies over de wijze van netto begrenzing van de robuuste ecologische verbindingen. Onderdeel van deze begrenzingsafspraken zijn: – de aansluiting op natuurkernen; – de ecologische eisen voor uitwisseling van soorten die in de te

verbinden natuurgebieden voorkomen; – aansluiting op de ontsnipperingsmaatregelen ten aanzien van rijksinfrastructuur die worden genomen in het kader van het Meerjarenprogramma Ontsnippering (MJPO),

  • • 
    beslist het rijk, in overleg met de provincies, nader over de bruto begrenzing van de Poorten van de Veluwe, de Poort bij Elst (Utrecht), de verbindingen Oostvaardersplassen Veluwe – Duitsland en de Centrale Poort (westelijke natte as). Tevens maakt het rijk in overleg met de betreffende provincies, een keuze voor het definitieve traject voor de deelverbinding Nieuwkoop-Breukelen (onderdeel van de Westelijke Natte As).

o

E>

o

E

V

Hl o Q 'S

C

•r- S

N LU LU

  • N

co

I

■g

3 N

8

LU

n 2

r 8

O LU

3 c

"5 os o> .o

> o

IT

f na

agendapunten

jaar

kader

program- rijksbetrokkenheid ma/ instrument

regiobetrokkenheid

voortouw

 
     

betrokken

rijks

betrokken

regio

 
     

depart.

coördinatie

partijen

coördinatie

 
  • • 
    Realisatie eerste tranche

2004-

AV P,

LNV, VROM

LNV

provincies

provincies

rijk

robuuste ecologische

2015

MJP VP

         

verbindingen

             
  • • 
    Nadere begrenzing/keuze

2004

 

LNV, VROM

LNV

provincies

provincies

rijk

definitief traject aantal

             

verbindingen/deeltrajecten

             

3.2.3 Landschap

3.2.3.1 Nationale landschappen

Voor behoud en versterking van (inter)nationaal waardevolle landschappen heeft het rijk een bijzondere verantwoordelijkheid. Het rijk heeft in de Nota Ruimte 20 nationale landschappen aangewezen, waarbinnen de belangrijkste Belvedere- en Unescogebieden liggen. Behoud en versterking van de gebiedseigen kernkwaliteiten in de nationale landschappen staan voorop, waartoe door het rijk voor elk nationale landschap kernkwaliteiten zijn geformuleerd. Bij de ontwikkeling van deze nationale landschappen dienen deze kernkwaliteiten te worden behouden en, waar nodig, versterkt («behoud door ontwikkeling»). Grondgebonden landbouw, natuur gekoppeld aan landschap en cultuurhistorie, recreatieve en toeristische functie en veenweideproblematiek zijn de belangrijkste aandachtspunten.

Provincies zijn verantwoordelijk voor de uitwerking van het beleid voor nationale landschappen en stellen daartoe voor elk nationaal landschap een integraal uitvoeringsprogramma. Voor complexe

(her-)inrichtingsopgave stellen provincies gebiedsuitwerkingen op. Het rijk zal de planvorming daarvan faciliteren.

Op de korte termijn,

stellen provincies voor elk nationaal landschap een integraal uitvoeringsprogramma op,

stellen provincies, in samenwerking met het rijk, gebiedsuitwerkingen op voor (deel-)gebieden met een complexe (her-)inrichtingsopgave, specificeert het rijk welke stimulans en co-financiering voor de investeringen en beheerskosten de verschillende nationale landschappen ontvangen,

maken rijk en provincies afspraken voor de rijksbijdrage aan investeringen en kosten, deze afspraken worden gebaseerd op de integrale uitvoeringsprogramma’s of gebiedsuitwerkingen, bekijkt het rijk of financiële middelen vanuit de EU beschikbaar kunnen komen voor landbouwbedrijven die moeten produceren onder zware natuurlijke of landschappelijke handicaps.

5

CU O.

Q. (D f U (O

■o c «

0)

n

c o

n

m co

-e ca

o

as 5

o

X

o

o

c

*- s

■S p

£

Dl O) n CD

N UJ LU

  • N O CO

2 o

CD CO

co 3 o IX|| co ó> a

, o *-

a i

(0 "O 5 =

SN

ffi JE

w P

Illilll

I S 8 i€ls

Q = ZCD<CD>

go 6i

O'S co s

nS1]

' co S : _oo (o

ill

8

UJ

CD CO

8 g

ÏZNÜI

5 8

2  ra Ï.E

3  =

T-CJCO^riOïDN-OOOï^

■CMCO^-lO(ON.OOOÏO

inn

'" 0

4

agendapunten

jaar

kader

program- rijksbetrokkenheid ma/ instrument

regiobetrokkenheid

voortouw

betrokken depart.

rijks coördinatie

betrokken partijen

regio coördinatie

  • • 
    Besluit financiering, inclusief duidelijkheid t.a.v. aanwenden Europese subsidies

2005

LNV

LNV

provincies

provincies          rijk

 
  • • 
    Opstellen gebiedsgerichte

2005

VROM, LNV

LNV*

provincies

provincies

regio

documenten nationale

           

landschappen

           
  • • 
    Afspraken tussen rijk en

2005/6

VROM, LNV

LNV

provincies

provincies

gezamen-

provincies over rijksbij-

         

lijk

drage

           
  • Op de korte termijn zal worden besloten welk coördinerend departement voor het Groene Hart geldt.

Veenweidegebieden

In de veenweidegebieden spelen verschillende opgaven zoals duurzaam waterbeheer, realisatie van natuur en recreatiedoelstellingen en het behoud van de agrarische functie. Het voorkomen of vertragen van sterke bodemdaling en het terugdringen van zoute kwel leidt tot het gebiedsspecifiek handhaven of verhogen van de grondwaterstand. De strategie voor vernatting zal in samenhang met de extensivering en het duurzaam behoud van de grondgebonden landbouw moeten plaatsvinden. Ten aanzien van duurzaam waterbeheer formuleert het rijk in de Nota Ruimte een strategie van handhaven of verhogen van grondwaterstanden dan wel uitsluiten van activiteiten die leiden tot peilverlaging; de provincies nemen – met ondersteuning van het rijk – het voortouw in de aanpak van de opgaven. Deze aanpak geldt voor meerdere nationale landschappen, maar in ieder geval voor het Groene Hart en voor het nationale landschap Noord-Hollands Midden.

Voor veenweidegebieden geldt dat er een bijzondere opgave ligt voor het landschap, het water en de hervormingen in internationaal landbouwbeleid. Het behoud van het veenweidelandschap loopt via de aanwijzing van nationale landschappen, gecombineerd met inzet in Europees verband (aanwijzing als probleemgebieden ten behoeve van de inzet van EU-cofinanciering). Het rijk zal in de westelijke veenweidegebieden, na aanwijzing als handicapgebied, starten met het bevorderen van innovaties gericht op het verbeteren van het toekomstperspectief van ondernemers in handicapgebieden.

Op korte termijn,

  • • 
    onderzoekt het rijk de financiële mogelijkheden (Europees en nationaal) die noodzakelijk zijn voor een (rijks-)bijdrage om de strategieën voor de veenweidegebieden te kunnen realiseren.

agendapunten

jaar

kader

program- rijksbetrokkenheid ma/ instrument

regiobetrokkenheid

voortouw

betrokken depart.

rijks coördinatie

betrokken partijen

regio coördinatie

Onderzoek financiële

mogelijkheden:

– Europese subsidie boeren

met handicap,

– nationale impuls

2004

EU

LNV

LNV

rijk

3.2.3.2 Werelderfgoed

Het rijk heeft de internationale verplichting en verantwoording om de bescherming van de werelderfgoederen via bestaande instrumenten te realiseren1. Het rijk faciliteert de instandhouding door middel van bestaande juridische en financiële instrumenten.

Op de korte termijn,

  • • 
    legt het rijk, in overleg met de betrokken overheden, de instandhouding van het erfgoed planologisch en financieel vast in gebiedsdocumenten en investeert in de instandhouding van het cultureel erfgoed en natuur.

agendapunten

jaar

kader

 

program-

rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid

ma/

       

instru-

       

ment

       
 

betrokken

rijks

betrokken

regio

 

depart.

coördinatie

partijen

coördinatie

Belve-

OCW,

OCW

Betrokken

 

dere

VROM,LNV

 

overheden en instanties

 

voortouw

  • • 
    Opstellen gebiedsdocumenten werelderfgoed

rijk

3.3 Gebieden

3.3.1 Randstad Holland

1 Nederland kent op dit moment zes gebieden en gebouwen op de Werelderfgoedlijst: het voormalig eiland Schokland, de Beemster, de Stelling van Amsterdam, het Molencomplex Kinderdijk, het Woudagemaal in Lemmer en het Rietveld-Schroder huis in Utrecht. De Nieuwe Hollandse Waterlinie is op de voorlopige lijst geplaatst.

Doelstelling van het rijk is om de internationale concurrentiepositie van de Randstad Holland als geheel te versterken. Versterking van de economie, vergroting van de kracht en dynamiek van de steden en ontwikkeling van de bijzondere kwaliteiten en de vitaliteit van het Groene Hart dragen daaraan bij. Daarnaast is ook borging van de veiligheid tegen hoogwater van essentieel belang. Het rijk wil ruimte scheppen om de grote ruimte-vraag voor onder meer wonen en werken zodanig te accommoderen dat dit aan deze doelen optimaal bijdraagt. Leidraad hiervoor is het ontwikkelingsperspectief dat in de Nota Ruimte is beschreven.

Samenwerking in uitvoering

De komende jaren investeert het rijk in de versterking van het internationaal concurrerende vestigingsmilieu van de Randstad. Die investeringen staan niet op zichzelf, maar vormen samen met investeringen door de particuliere sector en door provincies en gemeenten, het ontwikke-

lingspotentieel voor de Randstad. De kunst is om met beleid en investeringen van rijk, provincies, WGR-plusregio’s en gemeenten synergie te bereiken. De investeringen van het kabinet richten zich met name op de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur.

Het kabinet acht de Bestuurlijke Commissie Randstad (BCR) van belang om de door het kabinet gewenste ontwikkelkracht om te zetten in samenhangende realisatie van projecten van rijk en regio. De door de regio opgestelde integrale ontwikkelingsbeelden voor (delen van) de Randstad vormen dan ook een belangrijke referentie voor het ontwikkelingsperspectief van het rijk voor de Randstad en voor besluiten van het kabinet over de verstedelijking, infrastructuur en groene ruimte. Afspraken over concrete uitvoeringsovereenkomsten en eventuele rijksbijdragen zullen met elke provincie, en waar nodig andere betrokken overheden, afzonderlijk worden gemaakt.

Op de korte termijn,

  • • 
    wil het kabinet met de regio afspraken maken over de gecoördineerde inzet van middelen en instrumenten.

agendapunten

jaar                kader             program- rijksbetrokkenheid

ma/ instrument

betrokken depart.

rijks coördinatie

regiobetrokkenheid

voortouw

betrokken partijen

regio coördinatie

  • • 
    Afspraken maken over de gecoördineerde inzet van rijksmiddelen en synergie met investeringen van decentrale overheden

2004/ 2005

BCR

VROM, V&W, LNV, EZ, BZK, FIN

VROM

WGR-plus regio’s, provincies, gemeenten

BCR

rijk

3.3.1.1 Verstedelijking

Voor de investeringsbeslissingen in de Randstad gaat het kabinet uit van het Primos Midden Scenario (360 000 woningen in de periode 2010 2030). De decentrale overheden voeren uit en maken daarbij hun eigen afwegingen. De nieuwe verstedelijkingsoplossingen moeten integrale oplossingen zijn met betrekking tot wonen, werken en infrastructuur, groen en water. Het kabinet zal zijn investeringsprioriteiten zo stellen, dat de keuzen voor de hoofdrichting van de verstedelijking voor de lange termijn worden ondersteund. Voor een beperkt aantal grotere locaties ziet het een medeverantwoordelijkheid.

Almere

Een substantiële stedelijke ontwikkeling van Almere is gewenst. Voor het investeringsbeleid wordt uitgegaan van het Primos Midden Scenario waarbij Almere in de periode van 2010–2030 met ongeveer 40 000 woningen zal groeien. Uiterlijk in 2006 zal bekeken worden of de uitgangspunten voor de keuze van de middenvariant nog steeds geldig zijn alvorens het kabinet een beslissing neemt over de maximale rijksbijdrage. Er ligt een relatie met de robuuste ecologische verbinding Oostvaardersplassen – Veluwe-Duitsland. Het rijk zal investeren in de bereikbaarheid van Almere. De regio zal zorgdragen voor de gewenste verstedelijking en de integrale ontwikkeling van de stad.

Op de korte termijn,

  • • 
    maakt het kabinet nadere uitvoeringsafspraken met de decentrale overheden in de Noordvleugel over programma, fasering en bereikbaarheid voor de ontwikkelingen in Almere tot 2020 en het lange termijnperspectief,
  • • 
    zal het rijk een planstudie starten naar de ontsluiting van Almere met het vaste land, waarin het Uitweg-stroomlijntracé en de doortrekking A6-A9. Ook worden de consequenties van een mogelijke IJmeerweg-verbinding in beeld gebracht. De consequenties van een geringere of hogere groei dan de middenvariant worden eveneens meegenomen,
  • • 
    bekijkt het rijk in 2006 of de uitgangspunten voor de keuze van de middenvariant nog steeds geldig zijn alvorens een besluit te nemen over de vereiste investeringen.

agendapunten

jaar                kader             program- rijksbetrokkenheid

ma/ instrument

betrokken depart.

rijks coördinatie

regiobetrokkenheid

voortouw

betrokken partijen

regio coördinatie

  • • 
    Maken van uitvoeringsafspraken met de regio op basis van de Nota Ruimte

2004

Almere

VROM, V&W, FIN, LNV, BZK, EZ

VROM

Almere, Amsterdam,

Zeewolde, NoordHolland, Flevoland, Utrecht

Almere

rijk

Start van de planstudie naar de ontsluiting toekomstig Almere

2004

MIT

V&W, VROM, LNV

V&W

NoordHolland, Amsterdam, Almere, Flevoland

rijk

Herijking uitgangspunten van de gekozen middenvariant en beslissing rijks-investeringen

2006

Almere

MIT

VROM, V&W, FIN, LNV, BZK, EZ

VROM

Almere, Amsterdam,

Zeewolde, NoordHolland, Flevoland, Utrecht

rijk

Haarlemmermeer e.o

Ten zuidwesten van Amsterdam is een substantiële uitbreiding van de verstedelijkingsruimte gewenst, maar dient ook ruimte te worden geboden strategisch groen1, natuur, water en bedrijventerreinen. Het rijk gaat ervan uit dat er buiten het bestaande bebouwde gebied in 2000 ruimte wordt gevonden voor 10 à 20 duizend woningen. Met het oog op de ruimtevraag van de verschillende functies en de ruimtelijke randvoorwaarden, is een gebiedsuitwerking nodig.

1 Gebiedsperspectief Strategisch Groenproject (SGP) Haarlemmermeer.

Op de korte termijn,

  • • 
    zullen de provincies Noord- en Zuid-Holland in opdracht van het rijk gezamenlijk en in overleg met andere betrokkenen een nadere gebiedsuitwerking maken voor de buiten het Groene Hart liggende Haarlemmermeer en de Bollenstreek.
 

agendapunten

jaar

kader

program-

rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid

voortouw

     

ma/

         
     

instru-

         
     

ment

         
 

betrokken

rijks

betrokken

regio

 
       

depart.

coördinatie

partijen

coördinatie

 
  • • 
    Opstellen plan van aanpak

2004/

Haar-

 

VROM,

VROM

Noord-/

Noord-/

regio

en start gebiedsuitwerking

2005

lemmermeer e.o.

 

V&W, FIN, LNV, EZ

 

Zuid-Holland, ROA, gemeenten, NV Schiphol

Zuid-Holland

 

Verstedelijking in Zuidvleugel

In de Zuidvleugel kan met herstructurering, revitalisering en transformatie van bestaande verouderde stedelijke gebieden een belangrijk deel van de ruimtevraag naar wonen en werken in de periode 2010–2030 worden opgelost. Van belang is hierbij ook dat het kabinet ernaar streeft op korte termijn een beslissing te nemen over de sluiting van Vliegkamp Valkenburg. De mogelijke verstedelijking daar zal in samenhang moeten worden bezien met de ontwikkeling in de zone Haarlemmermeer e.o.

Het beleid van de regio is gericht op de betere benutting van de bestaande infrastructuur (zowel spoor als weg, in onderlinge samenhang), en derhalve een substantieel deel van de verstedelijkingsopgave nabij met name bestaande stations en infrastructuur te realiseren. Voor het openbaar vervoer heeft de Zuidvleugel drie projecten aangedragen die aan deze gedachte invulling zouden kunnen geven: Randstadrail, Stedenbaan en de Rijn-Gouwelijn.

Op de korte termijn,

besluit het rijk over de sluiting van marinevliegkamp Valkenburg, onderzoekt de regio:

  • in hoeverre de verstedelijking bij de Randstadrail verbinding kan worden versterkt;
  • wat het oplossend vermogen is van het concept Stedenbaan en in hoeverre het aansluit bij bestaande vervoersontwikkelingen. Op basis van de uitkomsten van de verkenning zal het kabinet in overleg treden met de Zuidvleugelpartners om tot nadere beslissingen te komen; én
  • in hoeverre de Rijn-Gouwelijn het meest passende antwoord is op de vervoersproblemen en eventuele woningbouwpotenties van de regio.

agendapunten

jaar

kader

program- rijksbetrokkenheid ma/ instrument

regiobetrokkenheid

voortouw

 
   

betrokken

rijks

betrokken

regio

 
   

depart.

coördinatie

partijen

coördinatie

 
  • • 
    Besluit over sluiting

2004-

– Defensie,

Defensie

provincie,

provincie

rijk

vliegkamp Valkenburg

2005

VROM, LNV, EZ

 

gemeenten

   
  • • 
    Start regioverkenningen
 

V&W,

V&W

Zuid-

-

regio

infrastructuurprojecten

 

VROM

 

vleugel, partners

   

Driehoek Rotterdam-Zoetermeer-Gouda/Zuidplaspolder De mogelijkheid van verstedelijking in samenhang met glastuinbouw, groen, water en bedrijventerreinen in de Zuidplaspolder wordt binnen het grote geheel van opgaven in de driehoek Rotterdam-Zoetermeer-Gouda nader verkend door de provincie Zuid-Holland. De specifieke voorwaarden die het rijk aan de ontwikkeling van de Zuidplaspolder stelt, zijn opgenomen in de Nota Ruimte. Voor het gebied van de driehoek zal een Interregionale Structuurvisie (ISV) worden opgesteld; voor het gebied van de Zuidplas een Intergemeentelijk Structuurplan (ISP). Het rijk is als adviseur betrokken bij de planvorming en (deels) bij de uitvoering.

Op de korte termijn,

  • • 
    zal de provincie een uitwerkingsplan opstellen.

agendapunten

jaar

kader

program-ma/ instrument

rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid

betrokken depart.

rijks coördinatie

betrokken partijen

regio coördinatie

Opstellen uitwerkingsplan RZG

2004/5

VROM, LNV, EZ, V&W

VROM

ZuidHolland, gemeenten, Hoogheemraadschap

ZuidHolland

regio

3.3.1.2 Ontwikkelingsprogramma Groene Hart

De provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht zullen in opdracht van het rijk en in overleg met de partners verenigd in het Bestuurlijk Platform Groene Hart een «Ontwikkelingsprogramma Groene Hart» opstellen. Dit programma geeft uitwerking aan een samenhangend ontwikkelingsperspectief voor het Groene Hart.

Het ontwikkelingsprogramma biedt het kader voor investeringen. Het rijk zal als opdrachtgever inhoudelijk en financieel actief betrokken blijven en op basis van de resultaten van het ontwikkelingsprogramma, afspraken maken over de financiering van de ontwikkelingen en de eventueel benodigde niet-financiële instrumenten. Het rijk zal de ontwikkelingen monitoren en een effectieve uitvoeringsorganisatie faciliteren.

voortouw

Op de korte termijn,

  • • 
    zal het rijk inhoudelijk en financiële betrokken zijn bij het opstellen van het ontwikkelingsprogramma Groene Hart.
 

agendapunten

jaar

kader program-

rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid

voortouw

   

ma/

         
   

instru-

         
   

ment

         
 

betrokken

rijks

betrokken

regio

 
     

depart.

coördinatie

partijen

coördinatie

 
  • • 
    Actualiseren/opstellen

2004/5

LNV,

VROM

Noord-/

Noord-/

regio

Ontwikkelingsprogramma

   

VROM, EZ,

 

Zuid-

Zuid-

 

Groene Hart

   

V&W

 

Holland, Utrecht

Holland, Utrecht

 

Nieuwe Hollandse Waterlinie

Het kabinet heeft eind 2003 bepaald dat het «Linieperspectief Panorama Krayenhoff» het uitgangspunt vormt voor het rijksbeleid met betrekking tot de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Bij de uitwerking van ruimtelijke plannen zal invulling worden gegeven aan de drie ambities van het «Linieperspectief Panorama Krayenhoff». Als deel van het nationale geheugen moet de linie weer bijdragen aan het historisch besef en de regionale identiteit. De ecologische functie van de linie moet, in samenhang met de aanwezige landschappelijk en cultuurhistorische waarden, worden versterkt. Tevens moet de NHW bijdragen aan de (regionale) wateropgave. Marktpartijen hebben ook belangstelling voor de ontwikkeling van delen van de linie.

Op de korte termijn,

neemt het rijk deel aan de Liniecommissie die toezicht houdt op behoud van de samenhang van de linie. Een aanzienlijk deel van de ontwikkeling van de linie kan worden meegenomen in reeds voorgenomen gebiedsontwikkelingen en beleid.

agendapunten

jaar

kader

program- rijksbetrokkenheid ma/ instrument

regiobetrokkenheid

voortouw

betrokken depart.

rijks coördinatie

betrokken partijen

regio coördinatie

  • • 
    Start Liniecommissie

2004

LNV,

VROM,

V&W,

OCW,

Defensie

LNV

provincies, gemeenten maatschappelijke organisaties

provincies Liniecommissie

Liniecommissie

Natte As

De Natte As maakt onderdeel uit van de EHS. Het bestaat uit natte gebieden met hoogwaardige ecologische kwaliteiten (waaronder plassen, moerassen en veenweiden) met een daaraan gekoppelde kenmerkende openheid, ruimte en rust. De as heeft hoge landschappelijke waarde en is tevens van groot belang voor aan water en oever gebonden recreatie. Het vormt derhalve een aantrekkelijke recreatieroute. De zone is relatief nog weinig verstedelijkt, maar staat onder grote druk door aanleg van infrastructuur en uitbreiding van woon- en werkgebieden. De waterhuishou-

ding is een belangrijke (ver)bindende factor en biedt interessante mogelijkheden. Uitvoering van de Natte As vindt plaats via de strategische Groene Hart projecten.

Op de korte termijn,

  • • 
    besluit het rijk over de inzet van beschikbare middelen,
  • • 
    werkt de provincie concrete voorstellen voor realisatie uit.
 

agendapunten

jaar

kader

program-

rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid

voortouw

     

ma/

         
     

instru-

         
     

ment

         
 

betrokken

rijks

betrokken

regio

 
       

depart.

coördinatie

partijen

coördinatie

 
  • • 
    Uitwerking van concrete

2004

ontw.

EHS

LNV, VROM

LNV

Noord-/

Noord-/

regio

voorstellen door de provin-

 

program-

     

Zuid-

Zuid-

 

cies voor realisatie

 

ma GH

     

Holland, Utrecht

Holland, Utrecht

 
  • • 
    Besluitvorming over inzet

2004/

Natte As

EHS

LNV, VROM

LNV

Noord-/

Noord-/

rijk

beschikbare middelen

2005

       

ZuidHolland, Utrecht

ZuidHolland, Utrecht

 

3.3.1.3 Projectenveloppen Noordvleugel, Zuidvleugel, Groene Hart en Brabantstad/Brabantstad/Zuidoost-Brabant

Het kabinet zal in de Noordvleugel, Zuidvleugel, het Groene Hart en Brabantstad/Zuidoost-Brabant met projectenveloppen werken waarin een selectie van opgaven (uit de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur) in samenhang met elkaar en met investeringen van decentrale overheden en private partijen worden bezien. Voor deze enveloppen draagt het rijk zorg voor de rijksinterne coördinatie en afstemming en besluitvorming. Deze aanpak is reeds beschreven in paragraaf 2.1 van deze agenda. Het huidige rijksinzicht in de benodigde samenhang en afstemming wordt hierna per envelop gepresenteerd. Het kabinet stelt op de korte termijn een uitwerking van een gebiedsgerichte projectenenvelop voor een selectie van opgaven in Brabantstad/Zuidoost-Brabant vast.

Envelop Noordvleugel

Het rijk beschouwt de onderstaande opgaven binnen de envelop Noordvleugel. Het rijk zorgt voor een samenhangende rijksafweging van de opgaven met de daarbij benoemde kwesties, waarbij rekening wordt gehouden met onderlinge synergie en afhankelijkheden. Voor een beschrijving van de opgaven zelf wordt verwezen naar de andere paragrafen van dit hoofdstuk.

Mainport Schiphol

  • • 
    Bij de uitwerking van de verstedelijkingsmogelijkheden moet voldoende ontwikkelingsruimte gelaten worden voor de verdere Mainportontwikkeling.
  • • 
    Aanleg bedrijventerrein Haarlemmermeer met luchthavengerelateerde bedrijven (het terrein tussen A4, A5-A9 waarvoor oude rijksbufferzonegrens moet worden aangepast).
  • • 
    De planstudie Almere-Amsterdam en daaropvolgende besluitvorming over investeringen zal rekening houden met de aspecten van landzijdige ontsluiting van de mainport in Noordelijke richting.
  • • 
    De landzijdige ontsluiting in Zuidelijke richting langs de A4 vraagt om afstemming met de lopende planstudie A4.
  • • 
    Samenhang met rijksbeslissing over medefinanciering van de N201.
  • • 
    Mede van belang voor de ontwikkeling van de mainport is de realisatie van hoogwaardige woningbouw in het gebied Haarlemmermeer e.o.

NSP Amsterdam Zuidas

  • • 
    Het uitgangspunt dat het vervoer van gevaarlijke stoffen niet prohibitief zal zijn voor de voorkeursvariant voor de ZuidAs (het dokmodel) wordt uitgewerkt in de trace-MER procedure en wordt gecoördineerd in het KIEV-traject (VROM en V&W). Een oplossing is voorhanden in de vorm van een omleidingsroute (A4/A9) waarin op termijn ook de verlengde Westrandweg een rol kan spelen. Besluitvorming over de verlengde Westrandweg is een onderdeel van de aanleg Tweede Coentunnel/A5.
  • • 
    De planstudie Schiphol - Almere zal rekening houden met aspecten van ontsluiting en bereikbaarheid van de Zuidas.
  • • 
    Samenhang met de eventuele realisatie van de doortrekking van de Noord/Zuidlijn.
  • • 
    Voortgang is van belang in verband met de ingebruikname van de HSL-Zuid (aanlanding in 2011/2012).
  • • 
    Bij een eventueel besluit over de aanleg van de Zuiderzeelijn samenhang bezien.

Planstudie Schiphol -Almere

  • • 
    Bij een eventueel besluit over de aanleg van de Zuiderzeelijn samenhang bezien.
  • • 
    Aandacht voor de omliggende gebieden van landschap, natuur en water, zowel in Flevoland, het Vogelrichtlijngebied IJmeer, als in de Gein- en Vechtstreek, opdat de ontwikkeling op een evenwichtige wijze plaatsvindt.
  • • 
    De afspraken over verstedelijking bij de Bloemendalerpolder/KNSF terrein vragen om afstemming met de ontwikkeling van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en het Strategisch Groenproject Vechtstreek.

Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer e.o.

  • • 
    Zal aandacht moeten zijn voor de ontwikkeling van de greenports (Bollenstreek/ Aalsmeer) en ruimte zal moeten worden geboden voor nieuwe bedrijventerreinen.
  • • 
    Afstemming met de kwalitatieve en kwantitatieve afspraken over het SGP Haarlemmermeer en 140ha VINAC groen.
  • • 
    De consequenties voor de infrastructuur vormen een afweging binnen de besluitvorming over de planstudie A4 en de planstudie Schiphol -Almere.

Instrumenten & overige

  • • 
    Afspraken over verstedelijking en (herstructurering van) bedrijventerreinen (Actieplan bedrijventerreinen).
  • • 
    Afspraken over inzet van ILG ten behoeve van groentekorten.

CO

+a </>

■o c

(O

cc

c

  • 0) 
    Q.

Q. O 0)

> c

0)

c

0)

o "o

Q.

DC

<

2 <u

E

g.

!c o CO

o

<D

L_

il is

O "O 'O)

  • O) 
    .2

0J

> ■D

1-2 I X = f

_ □)'» b

i o. o o. c : Q. .E S <2 = i 05 ra o o S ! Z 5 CD I CO

  • esi co ■* lt> (D

<d

c <d

CD

03

5.2

€i = ■8

ra jo

S <B <D "E o-g ratte ■5 J ra

> «ö

Si1»

§s is

S e-2 ra >I-ZZ

ra > N

•5 o

'2"

o o*

ra S-S ra a 5.8

^ c

s <=

3   o)

P 00

< cd

5

D-

O CD

<D ai

E

0J (U

o

■g

0)

3        T3 p         O)

!e!i i

Q. i o) co <g (0 ^ ü i- -g Z<Q<5 csi có ■* iri co

o a

S 6

H

s-s

ï 9-

 

a

-

1 ï-E

1 (DC

   

1 c'

■e

 

1 E E

ra

T5 -2

   

^ Q.

-DO)

S s

f II

ID

 

0 4

Het kaarti Deze een

Envelop Zuidvleugel

Het rijk beschouwt de onderstaande opgaven binnen de envelop Zuidvleugel. Het rijk zorgt voor een samenhangende rijksafweging van de opgaven met de daarbij benoemde kwesties, waarbij rekening wordt gehouden met onderlinge synergie en afhankelijkheden. Voor een beschrijving van de opgaven zelf wordt verwezen naar de andere paragrafen van dit hoofdstuk.

PMR

  • • 
    Afstemmen met ontwikkeling bedrijventerrein Hoeksche Waard (provincie Zuid-Holland heeft het voortouw) in verband met doorschuiven van bedrijvigheid.
  • • 
    Samenhang met binnenstedelijke herstructurering (o.a. in Waal- en Eemhaven).

NSP Rotterdam Centraal

  • • 
    De herontwikkeling van het stationsgebied tot een toplocatie voor wonen en werken kan een vliegwieleffect hebben en het (inter)nationale imago van de regio een positieve impuls geven. Het levert een wezenlijk bijdrage aan de mainport functie van Rotterdam.
  • • 
    Voortgang is van belang in verband met de ingebruikname van de HSL-Zuid in 2006/2007.

A4 Midden-Delfland

  • • 
    Samenhang met rijksbijdragen in de Groenblauwe Slinger en de bufferzone Midden-Delftland.

Driehoek Rotterdam-Zoetermeer-Gouda

  • • 
    Aandacht voor de uitwerking van de wateropgave in het uitwerkingsvoorstel in relatie tot de bredere regionale wateropgave.
  • • 
    Samenhang met het strategische Groene Hart projecten Zoetermeer-Zuidplas en Bentwoud.
  • • 
    Relatie met de binnenstedelijke woningbouwopgave en Stedenbaan.
  • • 
    Afspraken maken over toekomstige ontwikkeling bedrijventerreinen en glastuinbouw.

A13-A16

  • • 
    Besluitvorming over vervolgtraject A13-A16 in samenhang met oplossing milieuknelpunten Rotterdam Overschie, bereikbaarheidsknelpunten op de A20 en de ruimtelijke ontwikkeling van de noordrand Rotterdam.

Instrumenten & overige

  • • 
    Afspraken over verstedelijking en (herstructurering van) bedrijventerreinen (Actieplan bedrijventerreinen).
  • • 
    Afspraken over inzet van ILG ten behoeve van groentekorten.
  • • 
    Afspraken met de regio over Stedenbaan.

Envelop Groene Hart

Het rijk beschouwt de onderstaande opgaven binnen de envelop Groene Hart. Het rijk zorgt voor een samenhangende rijksafweging van de opgaven met de daarbij benoemde kwesties, waarbij rekening wordt gehouden met onderlinge synergie en afhankelijkheden. Het rijk bezet het onderstaande in samenhang met uitwerking ontwikkelingsprogramma Groene Hart. Voor een beschrijving van de opgaven zelf wordt verwezen naar de andere paragrafen van dit hoofdstuk.

Venen en Waarden

  • • 
    Oplossingen voor de waterproblematiek.
  • • 
    Afstemmen met voorgenomen rijksinvesteringen in de natte as.
  • • 
    Afstemming met lopende strategische Groene Hart Projecten: de Venen, de Krimpener-waard, de Vechtstreek, de Hollandse IJssel en de Alblasserwaard/Vijfheerenlanden.

Natte As

  • • 
    Uitvoering van de natte as zal plaatsvinden via de strategische Groene Hart projecten. Relevant zijn de Groene Hart projecten «de Venen», «de Vechtstreek», «Zoetermeer-Zuidplas» en «Krimpenerwaard».
  • • 
    Verder is afstemming noodzakelijk met de verstedelijkingslocatie Bloemendalerpolder in de Noordvleugel.
  • • 
    De doorsnijding van infrastructuur op de A2, A12, A15 vormt een aandachtspunt.

Nieuwe Hollandse Waterlinie/Stelling van Amsterdam

  • • 
    Afstemming noodzakelijk met de verstedelijkingslocatie Bloemendalerpolder in de Noordvleugel
  • • 
    De doorsnijding van infrastructuur is een aandachtspunt.
  • • 
    Afstemming met lopende strategische Groene Hart Projecten: de Venen en de Vechtstreek.
  • • 
    Samenhang met de gebiedsuitwerking Haarlemmermeer e.o

Transformatiezone aan de westkant van het Groene Hart

  • • 
    Relatie met Rijn-Gouwelijn.
  • • 
    Afstemming noodzakelijk met het economische programma voor de Oude Rijnzone.

Instrumenten & overige

  • • 
    Besluiten over de Groene Hart impuls.
  • • 
    Afstemming met implementatie van deelstroomgebiedsvisies.

3.3.2 Kust

Het rijk streeft naar het waarborgen van de veiligheid tegen overstromingen vanuit zee met behoud van de (inter)nationale ruimtelijke waarden waarbij de gebiedspecifieke identiteit een belangrijke kernkwaliteit is. Het rijk begrenst in de Nota Ruimte het kustfundament om te benadrukken dat de kust één dynamisch systeem is waarbinnen functies op elkaar moeten worden afgestemd en waarbinnen samenhangend beheer noodzakelijk is.

Op de korte termijn,

  • • 
    brengt het rijk een beleidslijn voor de kust uit met als voornaamste doel de rollen en verantwoordelijkheden van betrokken overheden en gebruikers te expliciteren,
  • • 
    rapporteert het rijk – in overleg met provincies en gemeenten -aan de Europese Commissie over de nationale strategie ter uitvoering van geïntegreerd beheer van de kustzone,
  • 0) 
    CO

3

c a> a. o

c

tfl

t

a a

  • a) 
    a)

N T3

E

V 0)-=.

eh

N

N

LU lil

.Si.      Ü

'S     s

e   °

8    8

o      UJ

IDD

voeren provincies integrale planstudies uit voor de in de Nota Ruimte benoemde prioritaire zwakke schakels kust (combinatie van versterking kust met versterking ruimtelijke kwaliteit),

neemt het rijk een beslissing (op basis van de provinciale plannen) over de toebedeling van de rijksfinanciering voor het opstellen en de uitvoering van de planstudies prioritaire zwakke schakels kust.

agendapunten

jaar

kader

program- rijksbetrokkenheid ma/ instrument

regiobetrokkenheid

voortouw

 
   

betrokken

rijks

betrokken

regio

 
   

depart.

coördinatie

partijen

coördinatie

 
  • • 
    Publicatie beleidslijn kust

begin 2005

– kaders- V&W,

telling VROM, LNV

V&W

provincies, gemeenten

provincies

rijk

  • • 
    Rapportage nationale

2006

V&W, LNV,

V&W

provincies,

provincies

rijk

strategie geïntegreerd

 

VROM

 

gemeenten

   

beheer kustzone

           
  • • 
    Opstellen integrale

Voor

V&W, LNV,

V&W

provincies

provincies

regio

planstudies prioritaire

2007

VROM

       

zwakke schakels kust

           
  • • 
    Besluit concrete rijks-financiering prioritaire zwakke schakels kust

2007

 

Priori-

MIT/

V&W, LNV,

taire

SNIP

VROM

zwakke

   

schakels

   

kust

   

V&W

provincies          provincies          rijk

3.3.3 Waddenzee

De hoofddoelstelling van het nationaal ruimtelijk beleid voor de Waddenzee is de duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied en het behoud van het unieke open landschap. Binnen deze hoofddoelstelling zijn er doelen op het gebied van de veiligheid tegen overstromingen vanuit de zee, de bereikbaarheid van de havens en de eilanden, de economische ontwikkeling en bescherming van de in de bodem aanwezige archeologische waarden. Economische activiteiten moeten passen binnen de hoofddoelstelling voor de Waddenzee. Het rijk is verantwoordelijk voor de Waddenzee.

Op de korte termijn,

  • • 
    besluit het kabinet – naar aanleiding van het advies van de Adviesgroep Waddenzeebeleid/(Commissie Meijer) – over het beleid voor gaswinning en schelpdiervisserij in het waddengebied,
  • • 
    stelt het rijk een PKB Derde Nota Waddenzee op, waarin het kabinet het beleid uit de Nota Ruimte nader uitwerkt en concretiseert, waaronder de doelstellingen, de nadere begrenzing van het gebied en grensoverschrijdende beleidsuitspraken.
 

agendapunten

jaar

kader program-

rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid

voortouw

   

ma/

         
   

instru-

         
   

ment

         
 

betrokken

rijks

betrokken

regio

 
     

depart.

coördinatie

partijen

coördinatie

 
  • • 
    Kabinetsbesluit gaswinning

2004

VROM,

VROM

provincies,

provincies

rijk

en schelpdiervisserij

   

V&W, LNV,

EZ,

Defensie

 

gemeenten

   
  • • 
    Publicatie deel 1 PKB Derde

2004

derde –

V&W, LNV,

VROM

provincies,

provincies

rijk

Nota Waddenzee

 

Nota Waddenzee

VROM

 

gemeenten

   

3.3.4 Zuidwestelijke Delta

Het kabinet streeft voor de Zuidwestelijke Delta naar een combinatie van de ontwikkeling van activiteiten die de nationale concurrentiepositie versterken met ontwikkelingen die de veiligheid tegen overstromingen vergroten en de waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie versterken. Een integrale benadering op Deltabrede schaal is nodig, waarbij aangrenzende gebieden nadrukkelijk betrokken moeten worden. De provincies hebben een regierol in de ontwikkelingsgerichte benadering van het gebied. Zij werken de beleidskeuzen uit de Nota Ruimte nader uit in een integraal ontwikkelingsplan Zuidwestelijke Delta. Het rijk is bij de uitwerking betrokken en zorgt voor afstemming met een aantal lopende zaken, onder andere met de ontwikkelingsschets Schelde-estuarium 2010. Waar nodig zal het rijk de provincies ondersteunen in de grensoverschrijdende samenwerking.

Op de korte termijn,

stellen provincies, in overleg met het rijk, een integraal ontwikkelingsplan Zuidwestelijke Delta op waarin de ontwikkeling van menselijke activiteiten samengaat met het versterken van natuur, landschappelijke en cultuurhistorische waarden,

stelt het rijk, in samenwerking met de Vlaamse regering en andere overheden, een pakket van projecten en maatregelen op om in Schelde-estuarium als geheel de veiligheid tegen overstromingen, de toegankelijkheid voor de scheepvaart en de natuurlijke kwaliteiten te waarborgen en waar mogelijk te versterken («ontwikkelingsschets Schelde-estuarium 2010»),

onderneemt het rijk, samen met provincies en waterschappen een planstudie naar de verbetering van de waterkwaliteit van Volkerak -Zoommeer,

verkent het rijk de zandhonger in de Oosterschelde en de mogelijkheden van een combinatie tussen ecologisch herstel van de verschillende deltawateren, accommodatie van een groeiend transport over water en de wensen vanuit recreatie,

publiceert het rijk de beleidslijn buitendijkse gebieden met als voornaamste doel de precisering van rollen en verantwoordelijkheden (deze beleidslijn is ook van toepassing voor het IJsselmeergebied en de rivierdelen die niet onder de PKB Ruimte voor de Rivier vallen).

agendapunten

jaar

kader

program- rijksbetrokkenheid ma/ instrument

regiobetrokkenheid

voortouw

 
   

betrokken

rijks

betrokken

regio

 
   

depart.

coördinatie

partijen

coördinatie

 
  • • 
    Publicatie ontwikkelings-

ca. 2004 – – V&W,

V&W

provincies,

provincies

rijk en

schets Schelde-estuarium

 

VROM, LNV

 

gemeenten

 

Vlaamse

2010

         

regering

  • • 
    Opstellen integraal ontwik-
  • - - V&W,

VROM

provincies,

provincies

regio

kelingsplan Zuidwestelijke

 

VROM, LNV

 

gemeenten

   

Delta

           
  • • 
    Publicatie beleidslijn

2005

V&W,

V&W

– – rijk

buitendijkse gebieden

 

VROM

       
  • • 
    Planstudie verbetering

2005- - MIT/

V&W,

V&W

– – rijk

waterkwaliteit Volkerak-

2006 SNIP

VROM, LNV

       

Zoommeer

           
  • • 
    Verkenningen

2006 – MIT/ SNIP

V&W, VROM

V&W

provincies gemeenten

provincies

rijk

3.3.5 IJsselmeergebied

Het kabinet streeft naar versterking van de functie van het IJsselmeergebied in de borging van de veiligheid, de beperking van de wateroverlast en het behoud van de strategische watervoorraad én naar behoud en ontwikkeling van het gebied als grootschalig open gebied met bijzondere internationale waarden van natuur, landschap en cultuur. In 2002 is een «Integrale visie IJsselmeergebied» door het rijk - in afstemming met betrokken regionale overheden - opgesteld; een verkenning van de zonering van verschillende soorten ruimtegebruik. Provincies zijn verantwoordelijk voor de uitwerking in een kadernota voor het interprovinciaal streekplan voor IJsselmeer en Markermeer.

Op de korte termijn,

  • • 
    besluit het rijk over de uitbreiding van de spuicapaciteit van de Afsluitdijk op basis van een planstudie naar de locatie en de effecten daarvan en een milieueffectrapportage,
  • • 
    bepalen waterkeringsbeheerders, provincies en rijk de definitieve zones waarin uitbreiding van bebouwing niet is toegestaan, welke door de provincies en gemeenten in streek- en bestemmingsplannen en leggers van de waterschappen verankerd,
  • • 
    publiceert het rijk de beleidslijn buitendijkse gebieden (precisering van rollen en verantwoordelijkheden), deze is ook van toepassing in de Zuidwestelijke Delta en de rivierdelen die niet onder de PKB Ruimte voor de Rivier vallen.
 

agendapunten

jaar kader

program-

rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid voortouw

   

ma/

     
   

instru-

     
   

ment

     
 

betrokken

rijks

betrokken regio

     

depart.

coördinatie

partijen coördinatie

  • • 
    Besluit over uitbreiding

2005

MIT/

V&W

V&W

– – rijk

spuicapaciteit

 

SNIP

     
  • • 
    Publicatie beleidslijn

2005

MIT/

V&W,

V&W

– – rijk

buitendijkse gebieden

 

SNIP

VROM

   
  • • 
    Beslissing definitieve zone
  • - - LNV,

VROM

waterschap- water- water-

waarin uitbreiding ontwik-

   

VROM,

 

pen, schappen schappen

kelingen niet is toegestaan

   

V&W

 

provincies, gemeenten

3.3.6 Noordzee

Het rijk kiest voor de Noordzee voor versterking van de economische betekenis en voor behoud en ontwikkeling van de internationale waarden van natuur en landschap. Hiertoe ontwikkelt het rijk de ruimtelijk-economische activiteiten in de Noordzee op duurzame wijze en stemt deze op elkaar af waarbij ook de aanwezige ecologische en landschappelijke waarden in acht worden genomen (onbelemmerd uitzicht vanaf de kust is hier onderdeel van). Het rijk is verantwoordelijk voor het beleid en uitvoering daarvan op de Noordzee.

Op de korte termijn,

  • • 
    publiceert het rijk een Integraal Beheerplan Noordzee 2015 teneinde het integrale afwegingskader voor gebruiksfuncties ten behoeve van vergunningverlening zoals geschetst in de Nota Ruimte en overig beheer nader uit te werken,
  • • 
    maakt het rijk beleidsafspraken in het kader van OSPAR en de EU (Europese Mariene Strategie en Vogel- en Habitatrichtlijn) over de bescherming en het beschermingsregime van gebiedsspecifieke waarden in de Noordzee en werkt deze verder uit.

agendapunten

jaar

kader

program-ma/ instrument

rijksbetrokkenheid

regiobetrokkenheid

betrokken depart.

rijks coördinatie

betrokken partijen

regio coördinatie

  • • 
    Publicatie Integraal Beheerplan Noordzee 2015

ca. 2004

V&W, LNV, VROM

V&W

–                         –                         rijk

 

Afspraken in Europees

2006

Europese

V&W, LNV,

verband over bescherming

 

afstem-

VROM

gebiedsspecifieke waarden

 

ming in

 

in Noordzee

 

OSPAR en EU

 

V&W

–                         –                         rijk

voortouw

BIJLAGE1                                              DOORWERKING

Doorwerking van nationaal ruimtelijk beleid naar ruimtelijke plannen van decentrale overheden op basis van de Nota Ruimte

NATIONALE RUIMTELIJKE HOOFDSTRUCTUUR

HOOFDSTUK 2 NOTA RUIMTE Bundelingsgebieden

  • • 
    Provincies begrenzen de bundelingsgebieden in het streekplan en vullen in samenwerking met de samenwerkende gemeenten het verstedelijkingsbeleid in de bundelingsgebieden nader in. Daarbij blijven bundelingspercentages voor woningen, bedrijventerreinen en arbeidsplaatsen tenminste gelijk.

Recreatieve groengebieden

  • • 
    Provincies, WGR-plusregio’s en gemeenten bieden in hun plannen voldoende ruimte voor groengebieden en andere recreatiemogelijkheden om de stad.
  • • 
    Provincies, WGR-plusregio’s en gemeenten versterken de recreatieve functie van de voormalige rijksbufferzones en passen het provinciaal planologisch regime zodanig aan dat versterking van de mogelijkheden voor dagrecreatie en ontspanning plaatsvindt.

Vervoer gevaarlijke stoffen

  • • 
    Provincies en gemeenten beperken in hun streekrespectievelijk bestemmingsplannen de ruimtelijke ontwikkelingen rond de Betuweroute, inclusief de Havenspoorlijn, en de daaraan gerelateerde vervoersknooppunten.

Luchthaven Schiphol

  • • 
    Provincies en WGR-plusregio’s nemen het planologisch regime dat door het rijk in de Nota Ruimte is geschetst over in hun streek- en structuurplannen.

Rotterdamse haven

  • • 
    De provincie Zuid-Holland voorziet in het streekplan in de ruimtevraag van havengerelateerde bedrijventerreinen in de Hoeksche Waard (300 hectare).
  • • 
    Provincies en gemeenten bevorderen clustering van chemische bedrijven op de Tweede Maasvlakte in hun ruimtelijke plannen om transport van gevaarlijke stoffen te voorkomen.

Greenports

  • • 
    Provincies werken het beleid ter behoud en versterking van de greenports uit en verankeren het ruimtelijk in hun streekplannen, inclusief de herstructurering van de gebieden.

Bedrijventerreinen

  • • 
    Hoeksche Waard: zie Rotterdamse haven
  • • 
    De provincie Noord-Brabant voorziet in het streekplan in de ruimte-vraag naar bedrijventerreinen, onder andere in de Moerdijkse Hoek (600 hectare).

HOOFDSTUK 3 NOTA RUIMTE

EHS-, VHR- en NB-wet-gebieden

Provincies leggen in het streekplan vast welke natuurkwaliteit beschermd en ontwikkeld moet worden en hanteren daarbij het afwegingskader uit de Nota Ruimte (inclusief compensatie, saldobenadering). En stellen daartoe, uiterlijk in 2005, vast welke milieu- en waterkwaliteit vereist is ter realisatie van deze natuurkwaliteit, en welke maatregelen daarvoor moeten worden genomen.

Provincies geven in hun ruimtelijke en waterhuishoudingsbeleid aan waar en hoe voor de nagestreefde natuurkwaliteit negatieve ontwikkelingen worden voorkomen en verminderd en positieve ontwikkelingen kunnen worden bevorderd.

Provincies beschermen de meest kwetsbare natuurgebieden door middel van zonering. Binnen de zones is nieuwvestiging van veehouderijen niet toegestaan en is uitbreiding alleen onder strikte voorwaarden mogelijk (binnen het emissieplafond).

Provincies geven - indien er overlap bestaat tussen nationale landschappen en beschermde natuurgebieden - in hun streekplan aan hoe zij ecologische en culture waarden in beschermde natuurgebieden instandhouden en ontwikkelen.

Provincies geven in streekplan aan hoe (inter)nationaal beschermde soorten worden beschermd.

Robuuste ecologische verbindingen

Provincies vullen de globale begrenzing van de robuuste ecologische verbindingen in de Nota Ruimte nader in («netto begrenzing») op basis van in de Nota Ruimte genoemde criteria. Zij nemen het vóór 2008 over in streek, natuur- en beheersgebiedsplannen Daarnaast nemen provincies de robuuste verbindingen op in de streekplannen en - voor zover aan de orde in de reconstructieplannen.

Werelderfgoed

Provincies en gemeenten realiseren de (benodigde) bescherming en ontwikkeling van de gebieden (inclusief de gebieden op de voorlopige lijst) in streek- en bestemmingsplannen.

Nationale landschappen

Provincies werken het beleid voor de nationale landschappen in streekplannen uit. Ze:

  • begrenzen de nationale landschappen definitief,
  • werken de in de Nota Ruimte per nationaal landschap benoemde kernkwaliteiten uit,
  • bieden ten hoogste ruimte voor natuurlijke bevolkingsaanwas («migratiesaldo nul»); en
  • maken met gemeenten afspraken over uitbreidingslocaties voor woningbouw.

Provincies en gemeenten dienen het «Linieperspectief Panorama Krayenhoff» een goede vertaling te geven in streek- en bestemmingsplannen.

Ruimte voor de rivieren

Provincies en gemeenten weren voor een periode van 10 jaren na vaststelling van de Nota Ruimte nieuwe grootschalige ontwikkelingen of kapitaal-intensieve ruimtelijke omtwikkelingen (zoals woonwijken en bedrijventerreinen) in gebieden die gereserveerde zoekruimte langs de grote rivieren betreffen en nemen dit op in hun ruimtelijke plannen.

Provincies en gemeenten weren in de genoemde drie gebieden voor noodverloop, als onderdeel van de in de Nota Ruimte opgenomen zoekgebieden voor ruimte voor de rivieren, nieuwe grootschalige of kapitaal intensieve ruimtelijke ontwikkelingen (zoals woonwijken en bedrijventerreinen) die de functie van noodoverloopgebied kunnen bemoeilijken of die bij de daadwerkelijke inzet van een noodverloop-gebied een milieuramp kunnen veroorzaken.

HOOFDSTUK 4 NOTA RUIMTE Kust

  • • 
    Provincies en gemeenten leggen de definitieve begrenzing van het kustfundament vast in streek- en bestemmingsplannen.
  • • 
    Provincies en gemeenten leggen de definitieve begrenzing van het bestaande bebouwde gebied van de kustplaatsen liggend op het kustfundament vast in streek- en bestemmingsplannen.
  • • 
    Provincies en gemeenten geven in hun ruimtelijke plannen invulling aan specifiek bouwbeleid.
  • • 
    Provincies geven, door middel van ruimtelijke zonering in het streekplan, ook aan in welke delen van het kustfundament verdere integratie van beheer is gewenst.

Randstad

  • • 
    Provincies begrenzen voormalige rijksbufferzones, transformeren deze tot relatief grootschalige groengebieden en nemen ze op in streekplannen.

Groene Hart

  • • 
    Provincies en gemeenten nemen de getailleerde begrenzing van het Groene Hart over in streek- en bestemmingsplannen.

BASISKWALITEIT

HOOFDSTUK 2 NOTA RUIMTE

Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten

Provincies formuleren een bundelingsbeleid voor verstedelijking en economische activiteiten waarin wordt voorzien in:

  • de verdeling van de ruimte voor wonen en werken over de gemeenten, waarbij uitgangspunt is dat in heel Nederland ruimte wordt geboden aan de natuurlijke bevolkingsaanwas en lokaal georiënteerde bedrijvigheid
  • tijdige en voldoende beschikbaarheid van een bij de vraag aansluitend aanbod van ruimte voor wonen, bedrijven en voorzieningen, en van ruimte voor alle overige aan de verstedelijking verbonden functies
  • optimale benutting van bestaand bebouwd gebied; het streven is 40% van de ruimtevraag voor woningen en arbeidsplaatsen te accommoderen binnen BBG 2000
  • goede afstemming met het verkeers- en vervoerssysteem; m.n. benutting van en aansluiting op bestaande structuur en potenties knooppunten
  • ontwikkeling van een locatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen, met als essentiële elementen tenminste voldoende waarborgen voor beschikbaarheid van specifieke en multimodale bedrijventerreinen;
  • behoud en verbetering van de balans tussen groen en verstedelijking;
  • optimale aansluiting op het watersysteem (zowel grond- als oppervlaktewater) waarbij nadelige effecten op de waterhuishouding voorkomen worden

Bouwproductie

Provincies en WGR-plusregio’s zorgen in hun streek- en structuurplannen voor voldoende ruimte voor de benodigde bouwproductie voor stedelijke functies.

Bundeling van infrastructuur- en vervoersstromen

Provincies, WGR-plusregio’s en gemeenten werken het bundelingsbeleid voor regionale en lokale infrastructuur verder uit in verkeers-, vervoers- en ruimtelijke plannen. Hierbij is aandacht voor inpassing van geplande infrastructurele ontwikkelingen, een goede koppeling tussen verstedelijking en infrastructuur en omgekeerd, en behoud - en zo mogelijk versterking - van de panorama’s in het landschap.

HOOFDSTUK 3 NOTA RUIMTE

Ruimtelijk waterbeleid

Provincies en gemeenten leggen de definitieve taakstellende afspraken over de ruimtelijke aanspraken voor de regionale watersystemen, onder andere uit deelstroomgebieddivisies en stedelijke waterplannen, vast in provinciale beleids- en streekplannen (uiterlijk 2007) respectievelijk gemeentelijke structuur- en bestemmingsplannen.

Gemeenten werken, uiterlijk in de eerste helft van 2006, de ruimtelijke aanspraken van de deelstroomgebiedsvisies uit tot stedelijke water-plannen

Landschap

Provincies werken in het streekplan de huidige en gewenste landschappelijke kwaliteit zodanig uit, dat de landschappelijke kwaliteit expliciet wordt meegenomen in ruimtelijke afwegingen.

Optimale benutting van de bestaande bebouwing en ruimte voor nieuwbouw

Provincies stellen - aansluitend op het bundelingsbeleid - een planologisch kader op voor het thema «bebouwing in het buitengebied» (benutting leegstaande gebouwen en mogelijkheden voor nieuwbouw) waarin wordt voorzien in de mogelijkheden voor hergebruik, sanering en nieuwbouw.

Recreatiewoningen

Provincies en gemeenten dienen vóór 1 januari 2005 duidelijkheid naar

de burgers (eigenaren recreatiewoningen) te verschaffen over hun

positie.

Provincies en gemeenten dienen vóór 1 januari 2006 de formele

procedures (bijv. aanpassing bestemmingsplan) daartoe in gang te

hebben gezet

Toeristisch-recreatief gebruik van de groene ruimte

Provincies scheppen in hun streekplan voldoende ruimte voor (de veranderende vraag naar) toeristisch-recreatieve voorzieningen.

Toegankelijkheid en bereikbaarheid van de groene ruimte

Provincies formuleren beleid ten aanzien van de bescherming en ontwikkeling van de landelijke routenetwerken voor wandelen, fietsen en basisrecreatietoervaart en nemen het basisrecreatievaarnet op in streek- en bestemmingsplannen

Duurzame en vitale landbouw

Provincies geven sturing aan de ontwikkeling van de grondgebonden landbouw (en houden daarbij rekening met de eisen van de wereldmarkt en de mogelijkheden tot verbreding) en bevorderen een duurzame inpassing van de landbouw met betrekking tot het systeem van bodem, water, natuur, landschap en milieu

  • • 
    De betrokken provincies wijzen in hun streekplan landbouwontwikke-lingsgebieden (LOG’s) aan voor glastuinbouw en bollenteelt en begrenzen deze met gebruikmaking van de uitgangspunten van het locatiebeleid. Ze remmen de ontwikkelingen van niet-grondgebonden en/of kapitaalsintensieve landbouw buiten LOG’s af.
  • • 
    Provincies geven in het streekplan mogelijkheden aan voor akker- of tuinbouw die bedrijfsmatig wordt ondersteund door glas, niet-perma-nent plastic en schuurkassen en geven daarbij een maximale areaal-omvang per bedrijf.

Reconstructiegebieden

  • • 
    Provincies die deel uit maken van de concentratiegebieden stellen reconstructieplannen op. Prioritaire rijksthema’s hierbinnen zijn: duurzame landbouw, EHS en water. Expliciete aandacht voor landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van betrokken gebieden is gewenst.

HOOFDSTUK 4 NOTA RUIMTE Militaire terreinen

  • • 
    Provincies wijzen in voorkomende gevallen militaire terreinen die in EHS-, VHR- of NB-wet-gebieden liggen, en die door het ministerie van Defensie als natuurgebied worden afgestoten, in hun streekplan aan als natuurgebied.

Ondergronds transport

  • • 
    Provincies nemen de feitelijke ligging van buisleidingen tracés inclusief de veiligheidszones over in de streekplannen.

Drink- en industriewatervoorziening

  • • 
    De provincies nemen de aangewezen beschermingsplannen voor bestaande en toekomstige waterwingebieden in streekplannen op en geven via gebiedsgerichte beleid invulling geven aan de grondwaterbescherming
 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.