Verslag algemeen overleg van 24 april 2002 inzake BPRC (Biomedical Primate Research Centre) - Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) voor het jaar 2002

Dit verslag van een algemeen overleg is onder nr. 135 toegevoegd aan wetsvoorstel 28000 VIII - Vaststelling begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen 2002.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) voor het jaar 2002; Verslag algemeen overleg van 24 april 2002 inzake BPRC (Biomedical Primate Research Centre) 
Document­datum 14-05-2002
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST61801
Kenmerk 28000 VIII, nr. 135
Van Staten-Generaal (SG)
Commissie(s) Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2001–2002

28 000 VIII

Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) voor het jaar 2002

Nr. 135

1  Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), voorzitter, Van der Hoeven (CDA), Rabbae (GroenLinks), Lambrechts (D66), Dittrich (D66), Cornielje (VVD), De Vries (VVD), Dijksma (PvdA), Cherribi (VVD), Rehwinkel (PvdA), ondervoorzitter, Visser-van Doorn (CDA), Wagenaar (PvdA), Belinfante (PvdA), Kortram (PvdA), Ross-van Dorp (CDA), Hamer (PvdA), Nicolaï (VVD), Van Bommel (SP), Barth (PvdA), Halsema (GroenLinks), Örgü (VVD), Eurlings (CDA), Slob (ChristenUnie) en Van Splunter (VVD).

Plv. leden: Schimmel (D66), Mosterd (CDA), Atsma (CDA), Bakker (D66), Ravestein (D66), E. Meijer (VVD), Van Baalen (VVD), Valk (PvdA), Udo (VVD), Van der Hoek (PvdA), De Pater-van der Meer (CDA), De Cloe (PvdA), Gortzak (PvdA), Molenaar (PvdA), Cqörüz (CDA), Spoelman (PvdA), Passtoors (VVD), Poppe (SP), Arib (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Rijpstra (VVD), Wijn (CDA), Stellingwerf (ChristenUnie) en Blok (VVD).

2  Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Swildens-Rozendaal (PvdA), Ter Veer (D66), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Feenstra (PvdA), Poppe (SP), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Stellingwerf (ChristenUnie), M.B. Vos (GroenLinks), Augusteijn-Esser (D66), Klein Molekamp (VVD), Passtoors (VVD), Th.A.M. Meijer (CDA), Hermann (GroenLinks), Geluk (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), Ross-van Dorp (CDA), Oplaat (VVD), Schoenmakers (PvdA), Udo (VVD), Herrebrugh (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD) en Bolhuis (PvdA).

Plv. leden: Van Vliet (D66), Depla (PvdA), Ravestein (D66), Zijlstra (PvdA), Albayrak (PvdA), Kant (SP), Mosterd (CDA), Van Middelkoop (ChristenUnie), Van der Steenhoven (GroenLinks), Scheltema-de Nie (D66), Verbugt (VVD), Cornielje (VVD), Rietkerk (CDA), Pitstra (GroenLinks), Kamp (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Van Wijmen (CDA), Buijs (CDA),

VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 14 mei 2002

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1, de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij2 en de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport3 hebben op 24 april 2002 overleg gevoerd met minister Hermans van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en minister Borst-Eilers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over:

– de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen d.d. 27 april 2001 inzake BPRC (27 400 VIII, nr. 75);

– de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen d.d. 2 juli 2001 inzake BPRC en antwoorden op vragen (27 400 VIII, nr. 87h);

– het verslag van het schriftelijk overleg over het BPRC (27 400 VIII, nr. 96);

– de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen d.d. 18 maart 2002 inzake BPRC (28 000 VIII, nr. 119).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA) wijst op de erbarmelijke omstandigheden waaronder de primaten in het Biomedical Primate Research Centre (BPRC) werden gehouden. Uit gegevens bleek tevens dat het centrum commerciële activiteiten ontplooide en het geld dat bestemd was

Weekers (VVD), Dijksma (PvdA), O. P. G. Vos (VVD), Te Veldhuis (VVD), Dijsselbloem (PvdA), en Duivesteijn (PvdA). 3 Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter, Middel (PvdA), Van Lente (VVD), voorzitter, Dankers (CDA), Oudkerk (PvdA), Rijpstra (VVD), Bakker (D66), Rouvoet (ChristenUnie), Van Vliet (D66), Van Blerck-Woerdman (VVD), Passtoors (VVD), Gortzak (PvdA), Hermann (GroenLinks), Buijs (CDA), Atsma (CDA), Arib (PvdA), Spoelman (PvdA), Kant (SP), E. Meijer (VVD), Van der

Hoek (PvdA), Blok (VVD), Mosterd (CDA), Cqörüz (CDA) en Pitstra (GroenLinks). Plv. leden: Lambrechts (D66), Rehwinkel (PvdA), Apostolou (PvdA), Örgü (VVD), Verburg (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), Weekers (VVD), Ravestein (D66), Slob (ChristenUnie), Van ’t Riet (D66), Terpstra (VVD), Udo (VVD), Belinfante (PvdA), Ross-van Dorp (CDA), Th. A. M. Meijer (CDA), Duijkers (PvdA), Smits (PvdA), Marijnissen (SP), O. P. G. Vos (VVD), Hamer (PvdA), Cherribi (VVD), Rietkerk (CDA), Visser-van Doorn (CDA) en Van Gent (GroenLinks).

voor betere huisvesting gebruikte om exploitatietekorten te dekken. Het kabinet is naar aanleiding hiervan door de Kamer opgeroepen om geld beschikbaar te stellen voor het oplossen van de huisvestingsproblematiek en zich te bezinnen op heroriëntatie van de taak van het BPRC. Naar aanleiding van die oproep is 15 mln gulden vrijgemaakt en is de Koninklijke Nederlandse Akademie voor Wetenschappen (KNAW) om advies gevraagd over de rol van het BPRC en de noodzaak van dierproeven met primaten. De KNAW stelt dat dierproeven op kleine apen vooralsnog helaas noodzakelijk zijn voor onderzoek in het kader van de volksgezondheid. Het kabinet benadrukt bij dit advies dat het beperken van dierproeven in het algemeen vooropstaat. Alternatieven voor dierproeven zullen serieus moeten worden opgepakt; er mogen niet meer proefdieren worden gefokt en gehouden dan strikt noodzakelijk is. Het kabinet stelt voorts dat huisvesting en verzorging verbeterd dienen te worden en dat het aantal verzorgers uitgebreid dient te worden. De voorstellen voor verfijning en vervanging van dierproeven kunnen derhalve gesteund worden, zeker omdat een verdere tegemoetkoming onmogelijk is. Het BPRC zal geen commerciële activiteiten meer ontplooien, hetgeen positief is. Bovendien zal er sprake moeten zijn van meer transparantie in de activiteiten van de Dier Experimenten Commissies (DEC’s). Het aangekondigde verbod van experimenten op chimpansees, met uitzondering van het driejarig onderzoek op hepatitis-C, is toe te juichen. Kunnen de bewindslieden garanderen dat het driejarig onderzoek niet uitloopt en het aantal daarbij betrokken proefdieren niet wordt uitgebreid? Wordt er bij het onderzoek maximaal ingezet op een beperking van de onderzoeksduur en het aantal proefdieren?

Voor ongeveer 105 chimpansees moet een soort pensioenvoorziening in het leven worden geroepen in een zo natuurlijk mogelijke leefomgeving. Bij die voorziening moet rekening worden gehouden met de gemiddelde leefduur van chimpansees. Over 42 chimpansees waren afspraken gemaakt of gesprekken gaande met dierentuinen. In afwachting van het besluit tot pensionering en uitplaatsing heeft het BPRC op verzoek van de minister in juni 2001 het maken van verdere afspraken gestaakt, hetgeen positief is. Het verdient namelijk de voorkeur om geen van de chimpansees uit te plaatsen naar dierentuinen. Bij plaatsing in dierentuinen is immers minder zicht en controle op ontwikkelingen die in de toekomst rond de dieren plaatsvinden. Het risico bestaat dat chimpansees als probleemgevallen worden doorgeschoven naar de Stichting AAP of worden doorverkocht aan circussen of particuliere dierenhouders. Het zou dan ook beter zijn om de dieren als groep onder te brengen bij de Stichting AAP.

De minister heeft zowel het BPRC als de Stichting AAP verzocht, een plan te maken voor zowel de 26 met HIV geïnfecteerde apen als voor de gezonde apen. Het voorstel van het kabinet om de gezonde apen onder te brengen bij de Stichting AAP op een lokatie in Spanje kan gesteund worden. Het standpunt van het kabinet om de met HIV geïnfecteerde apen onder te brengen bij het BPRC kan echter niet op steun rekenen. Zelfs als er een aparte rechtspersoon in de vorm van een stichting in het leven wordt geroepen om de pensioneringsactiviteiten gescheiden te houden van de onderzoeksactiviteiten, zal de pensioenopvang op hetzelfde terrein gehuisvest zijn. De band met het BPRC wordt op die wijze gehandhaafd, waardoor op een gegeven moment het onderzoekselement weer een rol kan gaan spelen. Zelfs de indruk dat er sprake is van een vermenging van activiteiten moet vermeden worden. Bovendien is de lokatie, midden in een woonwijk, verre van ideaal te noemen en moet de pensioenvoorziening voor langere tijd gegarandeerd zijn, met het oog op de te behalen leeftijd van chimpansees. Het BPRC zou dan ook omwille van de pensioenvoorziening geruime tijd gehandhaafd moeten worden, terwijl het streven er juist op gericht is om onderzoek met dierproeven af te bouwen en daarvoor alternatieven in de plaats te stellen. Het verdient dan ook de voorkeur om de met HIV geïnfecteerde chimpansees onder te brengen bij de Stichting AAP op de lokatie in Almere. Deze stichting heeft de benodigde kennis en ervaring in huis om de dieren goed te verzorgen en te begeleiden.

Aangezien de kosten van huisvesting en verzorging van de chimpansees bij de Stichting AAP vergelijkbaar zijn met het door het kabinet voorgestelde alternatief, is het zeker aanbevelenswaardig om alle dieren onder te brengen bij de Stichting AAP.

Mevrouw Terpstra (VVD) stelt dat naast het dierenwelzijn ook het belang van dierproeven met apen ten behoeve van de volksgezondheid in het geding is. Bovendien dient er aandacht te zijn voor de medewerkers van het BPRC die in grote mate betrokken zijn bij het welzijn van de aldaar gehouden dieren. Er dienen evenwel alternatieven voor dierproeven gezocht te worden, zodat het aantal dierproeven kan worden teruggebracht tot een minimum.

De voorstellen van het kabinet zijn over het algemeen te ondersteunen. Met name het beëindigen van de commerciële activiteiten van het BPRC, het transparanter maken van de DEC’s en het verantwoord afbouwen van noodzakelijk onderzoek zijn aanbevelenswaardig. Tevens is het positief dat het kabinet voornemens is, een verbod op experimenten met chimpansees bij wet vast te stellen. Wanneer zal het wetsvoorstel daartoe bij de Kamer worden ingediend?

Bij het tot stand brengen van een pensioenregeling voor chimpansees staat het dierenbelang voorop. Het voornemen om de gepensioneerde niet-geïnfecteerde chimpansees onder te brengen bij de Stichting AAP op een lokatie in Spanje is lovenswaardig. Heeft die stichting evenwel duidelijk omlijnde plannen daartoe? Brengt de gekozen lokatie in Spanje complicaties met zich? Het betreffende land staat namelijk ten aanzien van CITES-dieren niet bekend als zijnde betrouwbaar. Een bepaalde groep chimpansees zal worden uitgeplaatst naar dierentuinen. Daartegen is evenwel een aantal bezwaren aan te voeren. De inspanning van de minister om verdere afspraken in dit kader te voorkomen, is te waarderen. Is het echter noodzakelijk dat de betreffende groep waarover reeds afspraken zijn gemaakt, daadwerkelijk wordt uitgezet naar dierentuinen? Op welke wijze kan controle plaatsvinden op de gestelde voorwaarden, dat andere apen niet worden doorgeschoven of doorverhandeld en dat er voor goede huisvesting wordt gezorgd? Het is geen goed plan om de 23 met HIV geïnfecteerde chimpansees onder te brengen bij een aparte lokatie op het terrein van het BPRC. Een welverdiende pensioenvoorziening mag niet gehuisvest zijn in de omgeving van het laboratorium waar de dieren waren opgesloten. Er dient sprake te zijn van een behoorlijke fysieke scheiding. Bovendien is het instandhouden van een pensioenvoorziening aldaar voor een periode van ongeveer 50 jaar niet te rijmen met het voornemen, het primatencentrum geleidelijk te sluiten. Mede om deze redenen is het onderbrengen van deze chimpansees bij de Stichting AAP in Almere te bepleiten. De stichting dient daarbij wel een gedragscode te hanteren; er moet sprake zijn van een minstens zo goede behuizing als in Rijswijk gerealiseerd kan worden, er moet professionele begeleiding beschikbaar zijn en in het licht van de volksgezondheid moeten er vakbekwame verzorgers aanwezig zijn. Kan de minister van VWS aangeven wat de noodzaak is van dierproeven met niet-mensapen? Een groot aantal patiëntenorganisaties vraagt nadrukkelijk aandacht voor het belang van onderzoekprogramma’s. Is het echter nodig om een grote groep apen te handhaven voor het fokprogramma? Langs welk tijdpad kan het aantal dieren van die groep worden verlaagd? Hoe verhoudt het fokprogramma in Rijswijk zich tot het feit dat allerlei universiteiten proefdieren in huis hebben? In het BPRC worden belangrijke wetenschappelijke onderzoeken verricht in het kader van transplantatieprotocollen. Zijn de berichten dat er ook onderzoek wordt verricht naar xenotransplantatie correct? Dit zal immers bij wet verboden worden. Zijn er voornemens om onderzoek te verrichten op het gebied van klonen?

In 2001 is gesteld dat het BPRC de commerciële standaardtestonder-zoeken diende te beëindigen. In hoeverre zijn deze daadwerkelijk stopgezet?

Mevrouw Van der Hoeven (CDA) benadrukt dat bij wet verboden experimenten niet mogen worden uitgevoerd op dieren. Het is voorstelbaar dat dierproeven noodzakelijk zijn in het kader van bepaald wetenschappelijk onderzoek, maar daarbij is het wel van belang dat er naar alternatieven gezocht wordt, niet alleen binnen het BPRC maar vooral daarbuiten. Een verbod van proeven op chimpansees is noodzakelijk. Wanneer zal het wetsvoorstel daartoe bij de Kamer worden ingediend? Voorts mag de pensioenvoorziening voor gezonde chimpansees niet gerealiseerd worden op het terrein van het BPRC. Zij dienen bij voorkeur te worden ondergebracht bij de Stichting AAP in Spanje. De met HIV geïnfecteerde chimpansees kunnen worden ondergebracht bij de Stichting AAP in Almere. Daarbij dienen garanties met betrekking tot zorgvuldigheid en volksgezondheid gegeven te worden. Het realiseren van een pensioenvoorziening op het terrein van het BPRC is onwenselijk omdat een afbouw van de activiteiten van het centrum daarmee in strijd is. Kan de minister een afbouwscenario opstellen van die activiteiten? Het plan om in het najaar van 2002 zes chimpansees opnieuw te besmetten met hepatitis-C past niet in het streven naar afbouwen van de activiteiten. Met het uitplaatsen van chimpansees naar dierentuinen lijkt een goed voorstel te worden gedaan. Er is daarmee echter geen zicht op de verdere ontwikkeling rond deze dieren. Uitplaatsing naar dierentuinen is dan ook niet aan te bevelen.

Uit de stukken blijkt dat Nederland niet verplicht is om de toekomstige Europese richtlijn voor de huisvesting en verzorging van proefdieren te implementeren. Deze richtlijn dient derhalve vastgelegd te worden in nationale wetgeving als de huidige wetgeving op dit punt van mindere kwaliteit is.

Met betrekking tot de fokkolonie wordt gesproken over een groot aantal dieren. Waarom moet de kolonie in de genoemde omvang worden gehandhaafd? Ten behoeve van welke proeven worden deze dieren gefokt? De aandacht voor bepaalde aapsoorten mag niet ten koste gaan van andere soorten. Wat zijn de plannen ten aanzien van deze dieren? Het geld dat ooit beschikbaar was gesteld voor de verbetering van de huisvesting is gebruikt om het exploitatietekort van het BPRC te dekken. In recente stukken staat dat er geld beschikbaar zal worden gesteld voor het financieren van nieuwe apparatuur. Er wordt evenwel niet specifiek aangegeven waarvoor het bedrag gebruikt dient te worden. Kan de minister garanderen dat het geld gebruikt wordt voor het verbeteren van de huisvesting? In ieder geval kan geconcludeerd worden dat het eerder ingezette financiële beleid en de commercialisering van het BPRC gefaald heeft en momenteel achterhaald is. Zijn naar aanleiding van deze conclusie intern consequenties getrokken?

In een eerder stadium is gesproken over de bouwvergunning van de gemeente voor de nieuwbouw; wat is de stand van zaken op dit punt? Naast het terrein van TNO-BPRC zullen een ontsluitingsweg en 200 nieuwbouwwoningen gerealiseerd worden. Kan in dit licht het gebouw van de BPRC gehandhaafd worden?

Na de dood van chimpansee Koen is een aantal autopsierapporten verschenen. Het eerste rapport dat door het BPRC is opgesteld, is niet openbaar. Het valt evenwel op dat in andere stukken melding wordt gemaakt van wonden waarvan de oorzaak onbekend is, terwijl de doodsoorzaak in het eerste autopsierapport, dat niet beschikbaar is, wordt bepaald op een hartstilstand. In de toekomst moet zorgvuldiger worden omgegaan met dergelijke zaken; er mag geen sprake zijn van verschillen in opvatting.

Gelet op de kamerbrede afkeuring van het voorstel om de met HIV geïnfecteerde chimpansees onder te brengen bij het BPRC, ligt het voor de hand om de voorgestelde financiering aan te passen. Als deze chimpansees worden ondergebracht bij de Stichting AAP, dient ook de bijbehorende financiering van 1 mln euro te worden overgeheveld naar de betreffende stichting. Kan de minister toezeggen dat daartoe zal worden overgegaan?

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66) wijst erop dat de situatie bij het BPRC tot grote maatschappelijke verontwaardiging heeft geleid. Gebleken is dat het centrum daarvoor begrip heeft; de betrokkenen aldaar erkennen dat de apen miserabel gehuisvest zijn en dat verbetering dringend noodzakelijk is. Het is dan ook te betreuren dat het geld dat voor betere huisvesting beschikbaar was gesteld, gebruikt is om het exploitatietekort te dekken. Het geld dat met de nieuwe voorstellen beschikbaar wordt gesteld voor de verbetering van de huisvesting, een bedrag van 15 mln, moet dan ook daadwerkelijk voor het bestemde doel gebruikt worden. De minister dient aan de hand van een tijdpad aan te geven wanneer verbeteringen worden gerealiseerd. Voorts dient daarop een goede controle plaats te vinden. Met het verbod op het verrichten van proeven op chimpansees kan worden ingestemd. Hieruit vloeit voort dat de aanwezigheid van chimpansees op het BPRC overbodig wordt. Het voornemen om het aantal verzorgers uit te breiden is prima. Dit laat echter onverlet dat er controle moet worden uitgeoefend op de verzorging van de dieren. Uit de antwoorden van de minister op vragen over de televisie-uitzending ter zake leek onterecht de betrouwbaarheid van de medewerkers die aan het woord waren gekomen te worden betwist. Er moeten garanties worden gegeven dat dergelijke misstanden niet voorkomen.

Het BPRC is geen instituut voor dieropvang en mag ook niet daartoe verworden. De chimpansees dienen dan ook te worden ondergebracht bij de Stichting AAP. Daarbij dienen de financiële middelen die het BPRC voor pensioneringsopvang zou ontvangen te worden overgeheveld naar de stichting die de apen daadwerkelijk zal opvangen. Kan de minister in dit verband aangeven wat er gebeurt met andere apen die niet meer worden gebruikt in een fok- of onderzoeksprogramma?

In de stukken heeft de minister gewezen op het belang van proeven op apen voor wetenschappelijk onderzoek. Toch dient de nadruk te liggen op alternatieven voor dierproeven; onderzoeksgelden moeten met name voor die alternatieven worden gebruikt. Het afbouwen van dierproeven is een algemene voorwaarde die breed wordt gedeeld. Kan de minister aangeven in hoeverre daadwerkelijk wordt afgebouwd? De KNAW heeft naar aanleiding van onderzoek vraagtekens gezet bij het nut van chimpansees als model voor dierproeven. Mede daarom is bepaald dat deze dieren niet meer ingezet mogen worden. Wat is echter het nut van het gebruik van andere primaten op dit punt? Er zijn alternatieven voorhanden in de vorm van computerprogramma’s, weefselkweken, enzovoort.

In het jaar 2000 schijnt op Europees niveau onafhankelijk onderzoek te zijn verricht; het betreft een inventarisatie van het primatengebruik en de mogelijke alternatieven daarvoor binnen Europa. Is de minister op de hoogte van de resultaten van dit onderzoek? Kan de Kamer daarover geïnformeerd worden? In dit verband kan de vraag gesteld worden, in hoeverre het onderzoek van de KNAW voldoende onafhankelijk is geweest. Dient er niet een onafhankelijk onderzoek plaats te vinden naar proefdieren in het algemeen, bijvoorbeeld door het Centrum voor Bio-ethiek en Gezondheidsrecht? In ieder geval verdient het de voorkeur om dierproeven te verrichten in een wetenschappelijke omgeving, bijvoorbeeld geconcentreerd rond ziekenhuizen, niet in een commerciële sfeer.

De DEC’s zijn onvoldoende transparant en onvoldoende onafhankelijk samengesteld; alle leden worden bijvoorbeeld benoemd door het BPRC. Ook op het gebied van onderzoek moet het BPRC meer openbaarheid en transparantie betrachten, hetgeen op het gebied van biotechnologie immers ook mogelijk is. Op die manier kan maatschappelijk meer begrip worden gekweekt en kan onrust rond het BPRC worden weggenomen. In het BPRC zijn veel verschillende soorten apen aanwezig. Waarom is daarvoor gekozen?

Mevrouw Hermann (GroenLinks) acht het positief dat er een verbod op proeven met chimpansees zal worden ingesteld. Kan de minister aangeven wanneer het wetsvoorstel daartoe bij de Kamer zal worden ingediend?

De openheid van de DEC’s is onvoldoende. Er kan weliswaar van worden uitgegaan dat opdrachten zorgvuldig worden behandeld, dat experimenten alleen worden uitgevoerd als er geen alternatieven voor zijn en als deze strikt noodzakelijk zijn, maar het is onduidelijk welke criteria bij beoordeling worden gehanteerd.

Het verdient de voorkeur om met HIV geïnfecteerde chimpansees onder te brengen bij de Stichting AAP in plaats van bij het BPRC, ongeacht de mogelijkheid tot een aparte juridische status van de pensioenvoorziening onder het BPRC.

Een aantal van de niet-geïnfecteerde chimpansees wordt overgebracht naar dierentuinen. Het bezwaar tegen dit voorstel is echter dat apen die momenteel in dierentuinen verblijven, worden doorgeschoven naar een onbekende destinatie om ruimte te maken voor de dieren van het BPRC. Het zou daarom beter zijn om ook de gezonde chimpansees onder te brengen bij de Stichting AAP. De stichting kan op die manier gezonde, stabiele en sociale groepen chimpansees samenstellen. Wellicht is het mogelijk om reeds aangegane contracten met dierentuinen ongedaan te maken.

Momenteel is het in beperkte mate voortzetten van dierproeven op andere soorten apen helaas noodzakelijk. Er moet evenwel zo spoedig mogelijk op alternatieven worden overgestapt. In dit verband is het aantal van 1020 dieren in verband met het fokprogramma behoorlijk hoog, zeker in het licht van het aantal experimenten per jaar: 376 in het jaar 2000. De huisvesting en verzorging van de primaten zullen in een hoog tempo verbeterd moeten worden. De eerdere toezeggingen op dit punt hebben nog niet tot resultaten geleid. Kan de minister garanderen dat het gestelde in de brief van 18 maart 2002 zal worden uitgevoerd? Overigens dient ervoor gewaakt te worden dat extra middelen voor het BPRC geen reden zijn om het afbouwen van de activiteiten langzamer te laten verlopen. Het structurele bedrag dat beschikbaar wordt gesteld voor alternatieven-onderzoek zal gecontinueerd worden. Dat bedrag is evenwel aanzienlijk lager dan het bedrag dat voor proefdieronderzoek beschikbaar wordt gesteld. Het budget voor het alternatievenonderzoek verdient dan ook een forse impuls.

De heer Poppe (SP) is van mening dat het BPRC financieel, wetenschappelijk en maatschappelijk totaal failliet is. Om die reden moet er geen geld in het centrum worden gestoken. De krappe huisvesting van de dieren en het kort op elkaar uitvoeren van onbekende experimenten zijn een slechte basis voor wetenschappelijk onderzoek. Het geld dat vrijkomt met de sluiting van het centrum kan worden aangewend voor onderzoek naar alternatieven.

Het voorstel dat door de meerderheid van de Kamer wordt gesteund, namelijk om de chimpansees onder te brengen bij de Stichting AAP in Almere en Spanje, is te verkiezen boven het voorstel van het kabinet om de dieren te huisvesten op het terrein van het BPRC.

Het BPRC had niet geprivatiseerd mogen worden; een gevoelige kwestie zoals het uitvoeren van experimenten op dieren, verbonden aan fundamenteel wetenschappelijk onderzoek mag niet worden overgelaten aan commerciële instellingen. In de brief van 27 april 2001 heeft de minister reeds aangegeven dat TNO geen toekomst zag voor het BPRC. De financiële situatie was toen reeds slecht, hetgeen onder meer resulteerde in het aanwenden van gelden voor het dekken van het exploitatietekort in plaats van voor het verbeteren van de huisvesting voor de dieren. Waarom heeft het kabinet op dat moment niet ingegrepen?

Het fundamenteel wetenschappelijk gezondheidsonderzoek is met de wantoestanden ook in het geding gekomen. Het is immers onverantwoord om onder deze omstandigheden experimenten uit te voeren. Noodzakelijk onderzoek aan de hand van dierproeven dient dan ook uitsluitend verricht te worden door een overheidsinstelling of een aan de overheid verwante instelling, zoals een universiteit. Op die manier kan er geen sprake zijn van ongewenste invloed door commerciële belangen.

Als fundamenteel wetenschappelijk onderzoek onder de verantwoordelijkheid van de overheid wordt gebracht, ontstaat daarmee ook inzicht in de activiteiten. Het is momenteel onduidelijk welke onderzoeken worden verricht in het BPRC. Is het juist dat het ministerie van Defensie opdrachten tot onderzoek heeft verleend? Om welk onderzoek gaat het hierbij?

De heer Stellingwerf (ChristenUnie) stelt dat het streven erop gericht moet zijn, zo min mogelijk dierproeven te laten plaatsvinden en zo veel mogelijk te experimenteren aan de hand van alternatieven. Het verschil dat gemaakt wordt tussen chimpansees en andere primaten is in dit verband tamelijk gekunsteld en met name bepaald door de evolutietheorie.

Langs verschillende wegen is vanuit de Kamer getracht, aandacht te vestigen op het zoeken naar alternatieven voor dierproeven. Het probleem is evenwel dat die alternatieven vooralsnog voor een groot deel onbekend zijn. Het is positief dat het BPRC onderzoek naar alternatieven wil stimuleren, maar het is onlogisch dat het centrum daartoe zelf het initiatief neemt. In Utrecht is een apart centrum voor alternatieven voor dierproeven opgezet; het ligt voor de hand om het initiatief voor het zoeken naar alternatieven bij dat centrum te leggen. Overigens zijn in het jaar 2000 34 alternatieve projecten voor dierproeven, 80% van het totaal aantal aanvragen, niet gehonoreerd. Op dit gebied is dan ook nog heel wat mogelijk.

Onafhankelijkheid en scheiding van taken is van belang bij het in beheer hebben van dieren en het verrichten van dierproeven. Volgens de voorstellen van het kabinet zal het BPRC in de komende tijd belangrijke veranderingen ondergaan: nieuwbouw aan de hand van moderne eisen, uitplaatsing van chimpansees, alternatievenonderzoek en «ouderen»-huisvesting in een zelfstandige stichting. De discussie rond het BPRC zal in de toekomst in ieder geval gebaat zijn bij een grotere mate van transparantie. Er dient onder meer openheid te worden betracht ten aanzien van de DEC’s. De toezegging van het kabinet op dit punt is zwak. Het is de vraag of een centrum voor oudere apen gerealiseerd dient te worden op het terrein van het BPRC. De verwevenheid met het centrum zal ook bij het instellen van een aparte rechtspersoon groot blijven. Bovendien zal het aantal dieren in de loop der tijd teruglopen; de nieuwe verblijven zullen dus uiteindelijk leeg komen te staan. Het onderbrengen van de chimpansees bij de Stichting AAP geniet dan ook de voorkeur, waarbij bijzondere aandacht moet worden besteed aan de met HIV geïnfecteerde dieren. Het moet helder zijn of aan plaatsing van deze chimpansees volksgezondheidsrisico’s zijn verbonden. De uitplaatsing naar dierentuinen moet zo veel mogelijk vermeden worden.

Op welke wijze wordt het terugbrengen van het aantal apen die gebruikt worden voor proeven gestimuleerd? Is er niet juist vanwege de ontwikkeling op het terrein van genetische manipulatie sprake van een druk om tot toename te komen? Zou het in dit verband niet beter zijn om laboratoria en kantoren van het BPRC juridisch te scheiden van het fokprogramma? Het BPRC verrichte in 2000 de helft van het aantal experimenten met apen in Nederland. Kan de minister aangeven wat de verdeling over de rest van het land is? Wat is de toestand van de huisvesting bij de andere instituten?

Op welke wijze worden controle, toezicht en verantwoording gegarandeerd ten aanzien van de toekomst van de chimpansees bij het BPRC of de Stichting AAP?

Het antwoord van de bewindslieden

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen constateert dat de meerderheid van de Kamer de voorstellen met betrekking tot de uiteindelijke sluiting van het centrum en de verbetering van de huisvesting van de apen steunt. Met de herinrichting van het BPRC-terrein zal de huisvesting enorm verbeteren. De maatregelen op dit punt gaan verder dan in de Europese richtlijn is bepaald.

In de media zijn duidelijk de activiteiten, zoals de sloop en de nieuwbouw, rond het BPRC kenbaar gemaakt. Speerpunten van beleid zijn het beperkt houden van het aantal primaten dat wordt gebruikt als proefdier en het handhaven van een fokkolonie om import van apen te voorkomen en om de dieren een zo natuurlijk mogelijk leefklimaat te bieden. Uiteindelijk zullen de dierproeven worden beëindigd, maar daarvan kan pas sprake zijn op het moment dat reële alternatieven voorhanden zijn. Hieruit vloeien consequenties voort ten aanzien van de huisvesting van de dieren en de toekomst van de apen die niet meer als proefdier gebruikt worden. Elke verwijzing naar commerciële activiteiten in het BPRC is gedateerd; deze zijn een aantal jaren geleden gestaakt. Het BPRC legt zich toe op fundamenteel wetenschappelijk onderzoek en is niet gericht op het maken van winst. Het bestuur van het centrum ziet erop toe dat deze principes gewaarborgd worden. Sinds een jaar wordt uitdrukkelijk geen commerciële opdracht meer aangenomen. Er zijn wel internationale consortia voor onderzoeksinstellingen die opdrachten verlenen. Er wordt echter geen eigen onderzoek uitgevoerd. De directie beoordeelt of opdrachten passen binnen het fundamenteel wetenschappelijk karakter van het centrum. Desgevraagd stelt de minister dat de subsidie aan het centrum verhoogd is en dat commerciële activiteiten derhalve niet meer nodig zijn om de financiering rond te krijgen. Een afbouwscenario ten aanzien van het BPRC kan echter niet worden opgesteld. Afbouw van de activiteiten is geheel afhankelijk van het al dan niet voorhanden zijn van alternatieven. De onderzoeken die momenteel plaatsvinden zijn fundamenteel wetenschappelijk van aard en onderworpen aan het wettelijk bepaalde traject. Logischerwijs worden opdrachten veelal verleend door de farmaceutische industrie; daarbij gaat het meestal om onderzoek naar medicijnen. In het grootste deel van de wereld worden die medicijnen geproduceerd door bedrijven die daaraan commerciële activiteiten verbinden. Dat is onvermijdelijk. In dit verband is bezien of het BPRC kon worden ondergebracht bij de KNAW. Daaraan waren echter hoge kosten verbonden in verband met wachtgelden en arbeidsvoorwaarden van het personeel. Bij het inzetten op alternatieven door het BPRC zijn twee punten van belang: kennis van de apen, voor een verantwoord uitvoeren van proeven, en de inzet van het BPRC. Het centrum kan op grond van deze punten zijn activiteiten in een nieuw perspectief plaatsen. Er diende een principiële keus gemaakt te worden tussen het wel en niet verrichten van onderzoek. Door de meerderheid van de Kamer is gekozen voor het wel verrichten van onderzoek in combinatie met het afbouwen van het aantal proefapen.

Daaruit vloeide voort dat de huisvesting van de apen verbeterd diende te worden en naar alternatieven voor het gebruik van proefapen gezocht moest worden.

Ook opmerkingen over de slechte leefomstandigheden van de apen zijn niet meer aan de orde. Er vindt toezicht plaats op verzorging en leefomstandigheden. Die controle moet worden voortgezet, hetgeen beaamd wordt door verzorgers en leiding van het BPRC. In de huisvesting voor de kleine apen is fors geïnvesteerd, waardoor een kwaliteitsverbetering zal plaatsvinden. Desgevraagd stelt de minister dat er geen onomkeerbare beslissingen zijn genomen ten aanzien van de bouw voor de pensioenvoorziening van de chimpansees.

In het BPRC zijn momenteel 101 chimpansees gehuisvest, waarvan 23 geïnfecteerd zijn met onder andere HIV. Van de gezonde chimpansees worden er 36 ondergebracht bij de Stichting AAP en 42 bij dierentuinen. De vraag is of er een pensioenvoorziening voor de met HIV geïnfecteerde chimpansees moet worden gerealiseerd op het terrein van het BPRC of bij de Stichting AAP in Almere. Met de lokatie van het BPRC wordt voldaan aan een aantal voorwaarden, zoals de aanwezigheid van medisch-biologische deskundigheid. Bovendien is er sprake van een wederzijds vertrouwen tussen de dieren en de verzorgers van het centrum, waarmee plaatsing op het terrein van het BPRC voor de hand ligt. Om die reden heeft de Begeleidingscommissie geadviseerd om de pensioenvoorziening voor de met HIV geïnfecteerde chimpansees aldaar te realiseren. De opvang bij de Stichting AAP zal dan ook minstens moeten voldoen aan de voorwaarden die gesteld zijn aan het BPRC, zoals de aanwezigheid van gekwalificeerd personeel, het realiseren van medische monitoring en het bewaken van de veiligheid. Een verblijf voor de betreffende chimpansees kan eind 2003 op de lokatie in Rijswijk gerealiseerd zijn; de oplevering van een verblijf in Almere is echter onbekend. Om deze redenen geeft het kabinet, mede gebaseerd op het advies van Begeleidingscommissie, de voorkeur aan plaatsing op het BPRC-terrein boven plaatsing in Almere. Als de Kamer echter in meerderheid de voorkeur geeft aan plaatsing in Almere, zal daartoe worden overgegaan als aan de gestelde voorwaarden aldaar kan worden voldaan. De Stichting AAP heeft de bouwplannen voor een voorziening voor met HIV geïnfecteerde chimpansees overlegd. Het is onbekend of er reeds een bouwvergunning is afgegeven, maar zodra daarover duidelijkheid is, kan worden overgegaan tot het bouwen van de voorziening.

Het kabinet heeft voorgesteld om de gezonde chimpansees uit te plaatsen naar de Stichting AAP in Spanje, behoudens de dieren waarover reeds afspraken zijn gemaakt met dierentuinen. De betrokken dierentuinen hebben reeds goede bouwvoorzieningen getroffen voor de komst van de chimpansees, naar aanleiding van de gemaakte afspraken. Op instigatie van de minister zijn in juni 2001 besprekingen over uitplaatsing van chimpansees naar dierentuinen gestaakt. Op dat moment waren reeds afspraken gemaakt over 42 chimpansees. Het BPRC verdient geen geld met het uitplaatsen naar dierentuinen; daaraan zijn zelfs kosten verbonden. Aan die uitplaatsingen zijn voorwaarden verbonden met betrekking tot habitat en controle op mogelijke doorplaatsingen. Bij het eventueel terugdraaien van de gemaakte afspraken moeten ook de financiële consequenties worden bezien. Als deze te overzien zijn, zal overwogen worden om de afspraken terug te draaien. Dierentuinen mogen hun eigen chimpansees niet uitplaatsen als gevolg van de komst van de dieren van het BPRC. Hierover moet een bepaling worden opgenomen in de contracten met de dierentuinen.

Het autopsierapport van de chimpansee Koen zal openbaar worden gemaakt. Het Nederlands Forensisch Instituut heeft als doodsoorzaak een hartstilstand geconstateerd.

Het wetsvoorstel tot een verbod op proeven met chimpansees zal binnenkort naar de Raad van State voor advies worden gestuurd; vermoedelijk zal het rond de zomer bij de Tweede Kamer worden ingediend. Op dat verbod wordt echter één uitzondering gemaakt, namelijk voor een hepatitis-C-experiment. Bij dat experiment zijn zes chimpansees betrokken. Het staat echter niet vast of het experiment daadwerkelijk zal plaatsvinden. Momenteel wordt een vooronderzoek met kleinere apen uitgevoerd. Afhankelijk van de resultaten daarvan zal in de zomer worden vastgesteld of het experiment met de zes chimpansees moet worden uitgevoerd. Voorafgaand daaraan zal de DEC haar oordeel daarover uitspreken. Als het experiment doorgang vindt, zullen drie chimpansees met het virus worden geïnfecteerd en met het vaccin worden behandeld. Deze dieren zullen waarschijnlijk chronisch geïnfecteerd raken, maar het is niet uitgesloten dat zij na verloop van tijd het virus kwijtraken. De drie andere chimpansees worden alleen met het vaccin behandeld; zij zullen dus niet ziek worden. Als het experiment niet wordt uitgevoerd, is er niet alleen sprake van contractbreuk maar ook van een onderzoek dat niet afgemaakt kan worden en dus verloren moeite is geweest, en zijn de ingezette proefdieren voor niets ingezet. Om die reden wordt een uitzondering gemaakt.

In de stukken staat een overzicht van de budgetten die verbonden zijn aan de voorstellen. Als besloten wordt om de pensioensvoorziening niet in Rijswijk te realiseren, zal het budget dat daaraan verbonden is worden overgeheveld naar de Stichting AAP. Ten aanzien van de nieuwbouw op het BPRC-terrein zal het ministerie van OCW vertegenwoordigd zijn in de bouwbegeleidingscommissie, en in die hoedanigheid erop toezien dat de budgetten worden aangewend voor de aangegeven doelen. Per jaar worden ongeveer 230 apen gebruikt voor het uitvoeren van experimenten. De fokkolonie moet echter veel groter zijn omdat de apen minstens drie jaar oud moeten zijn voordat zij als proefdier gebruikt kunnen worden.

Het is van belang dat er ook binnen het BPRC onderzoek wordt verricht naar mogelijke alternatieven voor proeven met apen. Het oormerken van het budget daarvoor past binnen het gevoerde beleid.

De voorzitter deelt mede dat de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport helaas is weggeroepen voor plenair overleg. In haar plaats beantwoordt de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen de aan haar gestelde vragen.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen stelt dat in 1987 het Platform alternatieven voor dierproeven (PAD) is ingesteld door de toenmalige staatssecretaris Dees, in overeenstemming met de ministers van VROM, LNV, SZW, Verkeer en Waterstaat en Defensie. Naast de overheid participeren het bedrijfsleven en dierenbeschermingsorganisaties in het PAD. In de periode 1988–2000 zijn via het PAD 142 projecten gefinancierd, 33% van het totaal aantal projecten in die periode. Daarnaast heeft het PAD andere activiteiten die bijdragen aan de ontwikkeling en toepassing van alternatieven gefinancierd. In dit verband is het Nationaal centrum alternatieven voor dierproeven (NCA) opgericht. Per 1 maart 2000 is aan het NCA de bijzondere leerstoel alternatieven voor dierproeven verbonden.

Zowel in 1995 als in 1999 heeft een evaluatie plaatsgevonden naar de effecten van via het PAD beschikbaar gestelde gelden ten behoeve van alternatieven voor dierproeven. Alhoewel de effecten niet altijd eenvoudig meetbaar zijn, is daaruit gebleken dat de methodieken van 60% van de afgeronde projecten op enigerlei wijze zijn toegepast. Beide evaluatiecommissies hebben geconcludeerd dat de versterkte onderzoekssubsidies hebben geresulteerd in positieve effecten op het gebied van vervanging, vermindering en verfijning van dierproeven. Als gevolg van enerzijds de toename van het beschikbaar gestelde budget en het aantal ingediende projecten en anderzijds een functionele reorganisatie op het ministerie van VWS zijn in 1999 de operationele activiteiten overgedragen aan Zon MW. Zon MW heeft de opdracht gekregen, een programma alternatieven voor dierproeven op te stellen. Dit programma is getiteld «Dierproeven begrenst» en heeft een looptijd van 2000 tot 2003. In deze periode wordt ongeveer €900 000 op jaarbasis beschikbaar gesteld. In 2001 zijn 43 projecten ingediend; 8 projecten werden gehonoreerd. Een deel van de onderzoekscapaciteit die VWS bij het RIVM heeft, 2 FTE’s, wordt ingezet ten behoeve van de ontwikkeling en validatie van alternatieven voor dierproeven. Ook het BPRC heeft zich in de afgelopen tien jaar niet onbetuigd gelaten. De instelling heeft in die periode op eigen initiatief de toepassing van een gedetailleerde genetische typering, non-invasieve monitoring en ontwikkeling en toepassing van kweeksystemen invulling gegeven aan het begrip «vermindering, verfijning en vervanging». Daarnaast zijn in de afgelopen vijf jaar vijf projecten voorgedragen voor subsidie door het PAD, respectievelijk Zon MW. Vier van die projecten kwamen voor subsidie in aanmerking.

De ontwikkeling, validatie en implementatie van alternatieven voor dierproeven moet gestimuleerd worden. Er is evenwel geen sprake van een wondermiddel waarmee op korte termijn het aantal dierproeven drastisch gereduceerd kan worden. Uit de afgelopen 20 jaar blijkt dat de ontwikkeling van een alternatief tot een gevalideerde, toepasbare en geaccepteerde testmethode langdurig is. De ontwikkelfase duurt gemiddeld twee tot vier jaar; de daarop volgende validatiefase, inclusief de acceptatie en implementatie, duurt ongeveer tien jaar. Dit is met name het geval als het gaat om alternatieven voor dierproeven die in het kader van veiligheids-en werkzaamheidsonderzoek wettelijk zijn voorgeschreven. Vervanging van dit soort proeven is het meest merkbaar in de vermindering en vervanging van dierproeven omdat het vaak gaat om het gebruik van een groot aantal proefdieren.

Dierproeven zijn momenteel noodzakelijk, ook met niet-mensapen. The Scientific Steering Committee heeft onlangs gesteld dat apen nodig zijn in onderzoek naar diverse ernstige ziekten, zoals HIV, hepatitiden, malaria, multiple sclerose en auto-immuunziekten. De KNAW heeft dit feit reeds eerder geconstateerd naar aanleiding van de vraag of voortzetting van het primatencentrum in Rijswijk in het kader van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek noodzakelijk is.

Bij de Wet op de dierproeven, waarin de bepalingen rond de DEC’s en het toezicht op de Keuringsdienst van Waren is geregeld, is gewaarborgd dat geen onnodige dierproeven plaatsvinden en dat wordt voldaan aan de vervanging, verfijning en vermindering van dierproeven. DEC-deskundigen op het gebied van proefdieren en bescherming kunnen worden afgevaardigd door dierenbeschermingsorganisaties, maar de Nederlandse organisaties weigeren helaas - in tegenstelling tot andere Europese landen - daaraan medewerking te verlenen. Er is sprake van verplichtingen ten aanzien van de samenstelling en werkwijze van de DEC’s; het gebruik van voorhanden zijnde en gevalideerde alternatieven is een vast toetsingscriterium bij de bespreking van proefplannen. Een experiment is verboden als er een alternatief voorhanden is. Bij het openbaar maken van DEC-adviezen doet zich een aantal problemen voor; een toename van bureaucratische vereisten kan ertoe leiden dat minder tijd wordt besteed aan het uitdiepen van de inhoudelijke discussie. Bovendien zal een en ander leiden tot dubbele verslaglegging, een toename van de administratieve belasting en mogelijk een vlucht van onderzoek naar elders, waar bepalingen minder stringent zijn. Binnenkort zal een evaluatie plaatsvinden van het functioneren van de WOD, waarbij het functioneren van de DEC’s zal worden betrokken. Op basis daarvan kan tot een doelmatige invulling worden gekomen van de gewenste openbaarheid. Ook is de Centrale commissie Dierproeven verzocht, over de baten en lasten van openbaarheid te discussiëren en vervolgens aan de minister te rapporteren.

Klonen of onderzoek naar klonen wordt door het BPRC niet gedaan. Ten aanzien van xenotransplantatie is momenteel slechts een in vitro-onderzoek gaande; het gaat daarbij om acute afstotingsreacties. Het in vivo-onderzoek dat in het verleden op dit punt heeft plaatsgevonden, is geheel volgens de regels verlopen. De afdeling Ethiek van IBE stelt dat er geen sprake is van verbodsbepalingen omtrent klonen en xenotransplan-tatie bij dieren. Ten aanzien van het verbod op klonen en xenontransplan-tatie bij mensen ligt een wetsvoorstel voor bij de Eerste Kamer.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA) constateert dat de minister bereid is om in te gaan op de verzoeken van de Kamer om ook de met HIV geïnfecteerde dieren onder te brengen in Almere. Onder voorwaarden, zoals deskundigheid, die de minister voor beide instellingen vooropstelt en blijkbaar aanwezig achtte door zowel het BPRC als de Stichting AAP uit te nodigen om plannen te maken voor de opvang van de gezonde en met HIV geïnfecteerde chimpansees. De PvdA is verheugd over de toezegging het risico van doorschuiven van chimpansees, als gevolg van de komst van de dieren uit het BPRC, in acht te nemen bij besprekingen met dierentuinen.

Hetgeen in de stukken staat over de al dan niet commerciële activiteiten van het BPRC kan tot verwarring leiden. Het is dan ook goed dat de minister een en ander heeft toegelicht. De validatie van onderzoeken blijft evenwel een probleem, naast de onmogelijkheid van het vergelijken van onderzoeksresultaten met het buitenland. Met buitenlandse onderzoeksinstellingen moet daarom worden besproken op welke wijze data kunnen worden vergeleken, zodat dierproeven niet dubbel worden uitgevoerd. Bij de Wet op de dierproeven zijn de DEC’s verplicht een ethische toets ten aanzien van dierproeven uit te voeren. Ook op dit punt dient meer transparantie te worden betracht.

Mevrouw Terpstra (VVD) is van mening dat de met HIV geïnfecteerde chimpansees moeten worden ondergebracht bij de Stichting AAP in Almere, mits de stichting garanties kan geven ten aanzien van de verschillende voorwaarden. Wanneer zal de minister de Kamer informeren over de definitieve keuze op dit punt? Kan de minister toezeggen dat er tot dat moment geen onomkeerbare beslissingen worden genomen over de bouw van een verblijf in Rijswijk?

Het functioneren van de DEC’s zal worden geëvalueerd, waarbij een mogelijk andere samenstelling aan de orde zal komen. Kunnen de bewindslieden toezeggen dat er in dit verband een uitdrukkelijke uitnodiging aan zowel dierenbeschermingsorganisaties als patiëntenverenigingen zal uitgaan om daarin zitting te nemen? De minister heeft aangegeven dat slechts 8 van de 43 ingediende voorstellen voor projecten voor alternatieven zijn gehonoreerd. Waarom zijn de andere voorstellen verworpen? Schoot het budget tekort of waren die voorstellen ondeugdelijk?

Mevrouw Van der Hoeven (CDA) stelt dat de impuls die aan het BPRC gegeven wordt niet van structurele aard mag zijn. Kan de minister op korte termijn de Kamer in een notitie informeren over zijn zienswijze op de toekomst van het BPRC?

Het moge duidelijk zijn dat de meerderheid van de Kamer een pensioenvoorziening voor met HIV geïnfecteerde chimpansees op het BPRC-terrein onwenselijk acht. Het is daarom positief dat de minister de lokatie in Almere in overweging neemt. Als evenwel blijkt dat die lokatie niet voldoet aan de gestelde voorwaarden, mag niet de optie van het BPRC-terrein opnieuw in ogenschouw worden genomen. Het streven moet duidelijk gericht zijn op plaatsing bij de Stichting AAP.

De Stichting AAP moet budget toebedeeld krijgen voor de bouw en exploitatie van de opvangfaciliteit.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66) constateert dat er geen Kameruitspraak behoeft te worden gedaan om te bewerkstelligen dat zowel de met HIV geïnfecteerde chimpansees als zoveel mogelijk van de gezonde chimpansees bij de Stichting AAP worden ondergebracht. Kan de minister toezeggen dat de Kamer betrokken wordt bij de evaluatie van de DEC’s op het punt van de toekomstige samenstelling? Het uitvoeren van dierproeven in een wetenschappelijke omgeving in plaats van een commerciële is niet aan de orde geweest. Dit punt hangt samen met de uiteindelijke sluiting van het BPRC. Kan de minister, wellicht schriftelijk, aangeven op welke wijze hij een en ander garandeert?

De heer Poppe (SP) stelt dat het in de rede ligt om op mondiaal niveau onderzoeksresultaten op elkaar af te stemmen, zodat dierproeven niet dubbel worden uitgevoerd. Als onderzoeken geheim worden gehouden, zijn zij niet fundamenteel wetenschappelijk maar commercieel van aard. Dieren mogen daarvoor niet gebruikt worden.

Er dient helderheid te zijn over de aard van de onderzoeken die momenteel worden uitgevoerd, zeker gelet op het gemeenschapsgeld dat in het centrum wordt gestoken. Ook moet duidelijk zijn in welke mate bepaalde soorten dieren gebruikt worden voor wetenschappelijk onderzoek. De apen mogen niet te vaak worden gebruikt voor experimenten omdat zij daarmee onder stress komen te staan, hetgeen ook wetenschappelijk onverantwoord is.

Het is onduidelijk of dierenwelzijnsorganisaties al dan niet betrokken worden bij de DEC’s. Het antwoord van de minister op dit punt strookt niet met de beweringen in de stukken.

De heer Stellingwerf (ChristenUnie) stelt dat het onderzoekscentrum wellicht beter onder de verantwoordelijkheid van het Universiteitsziekenhuis van Leiden kan vallen; er wordt veel overheidsgeld in het centrum gestoken maar de kostenverdeling met eventuele participanten en de financiële verantwoording zijn onduidelijk.

De minister heeft aangegeven dat het BPRC onderzoek doet naar alternatieven. Dient dit onderzoek echter niet geconcentreerd plaats te vinden, bijvoorbeeld bij Zon MW?

Er wordt geen openbaarheid betracht ten aanzien van de onderzoeken in het BPRC. Mogelijk zijn dierenbeschermingsorganisaties niet bij de DEC’s betrokken vanwege dat gebrek aan openbaarheid. Dit punt zal opnieuw aan de orde komen in het kader van de evaluatie van de DEC’s.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen stelt op korte termijn met de Stichting AAP de mogelijkheden van het realiseren van pensioenopvang voor met HIV geïnfecteerde chimpansees te bespreken, zodat binnen een paar maanden daarover een definitief besluit kan worden genomen. Als de stichting echter niet kan voldoen aan de door het kabinet gestelde voorwaarden, rest alleen het alternatief van Rijswijk.

De evaluatie van de DEC’s en daarmee samenhangende punten zal bij de minister van VWS worden neergelegd.

Het verbinden van het BPRC aan een universiteit zou een hoge werkbelasting voor het instituut met zich brengen. De beschikbaarheid van het centrum voor alle universiteiten en wetenschappelijke instellingen kan evenwel als voorwaarde gelden. De mogelijkheid om het BPRC onder te brengen bij de KNAW is overwogen. Zoals eerder aangegeven waren de kosten daarvan echter onverantwoord.

Aan de hand van recente stukken is de Kamer geïnformeerd over de positieve ontwikkelingen op het BPRC in de afgelopen tijd. Daarin ligt de verantwoording van de instelling. Het openbaar maken van lopend onderzoek stuit op weerstand bij de onderzoekers; zij discussiëren liever over de resultaten. Ook op dit punt geldt echter dat aansluiting bij het regulier wetenschappelijk onderzoek wenselijk is.

In Europees verband zullen afspraken moeten worden gemaakt teneinde dubbele dierproeven te voorkomen.

De voorstellen voor projecten voor alternatieven passen niet altijd binnen het vastgestelde programma en worden om die reden afgewezen. Andere voorstellen zijn kwalitatief onvoldoende. Bovendien is het budget voor de programmering relatief beperkt, waardoor keuzes gemaakt moeten worden tussen projectvoorstellen.

In de afgelopen tijd is bij diverse gelegenheden geweld gebruikt tegen BPRC-medewerkers. De minister roept betrokkenen op om dit geweld te veroordelen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Van de Camp

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en

Visserij,

Ter Veer

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en

Sport,

Van Lente

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Coenen

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.