Memorie van toelichting - Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2002

Deze memorie van toelichting i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 28000 VI - Vaststelling begroting Justitie 2002.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2002; Memorie van toelichting  
Document­datum 18-09-2001
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST54785_2
Kenmerk 28000 VI, nr. 2
Van Justitie (JUS)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2001–2002

28 000 VI

Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2002

Nr. 2

MEMORIE VAN TOELICHTING

INHOUDSOPGAVE

A.     ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL

B.     DE BEGROTINGSTOELICHTING

1        Leeswijzer

2        Beleidsagenda

3        De beleidsartikelen

1.1 Strategie

2.1     Wetgeving

2.2     Wetgevingskwaliteitsbeleid

3.1     Criminaliteitspreventie

3.2     Slachtofferzorg

3.3     Rechtshandhaving

3.4     Jeugdbescherming

4.1     Rechtspleging

4.2     Rechtsbijstand

4.3     Schuldsanering natuurlijke personen

4.4     Juridische dienstverlening 5.1     Tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties

 

2

5.2

Ontvangsten uit Boeten en Transacties

107

6.1

Toelating asiel en regulier

110

4

8

24

6.2

Asielopvang

113

6.3

Toezicht en terugkeer vreemdelingen

117

24

4

Niet-beleidsartikelen

123

30

7.1

Algemeen

123

39

7.2

Nominaal en onvoorzien

123

45

7.3

Geheimeuitgaven

124

55

5

De bedrijfsvoeringparagraaf

125

58

6

De baten-lasten diensten

127

67

7

De verdiepingsbijlage

159

75

8

De bijlage moties en toezeggingen

179

83

9

Overzichtsconstructie Asiel en Migratie

209

87

10

De Conversietabel

212

89

Afkortingen

215

93

     

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1 (uitgaven/verplichtingen en ontvangsten)

De begrotingen die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1 derde lid, van de Comptabiliteitswet elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begroting van het ministerie van Justitie voor het jaar 2002 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2002. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2002.

Met de vaststelling van dit wetsartikel wordt de in de begrotingsstaat opgenomen begrotng van de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2002 vastgesteld. De in die begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

Wetsartikelen 4 en 5

De bepalingen, opgenomen in de wetsartikelen 4 en 5 zijn noodzakelijk, omdat de Comptabiliteitswet 2001 (CW 2001) nog niet in werking is getreden. Deze wet, die de huidige Comptabiliteitswet zal gaan vervangen, is op 5 juli 2001 bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken II, 2000/2001, 27 849). In de CW 2001 zijn bepalingen opgenomen die ertoe moeten leiden dat de begrotingen een meer beleidsmatig karakter krijgen. Die bepalingen bevatten de kern uit het gedachtegoed van de Nota VBTB (Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording). De begrotingen worden daartoe opgebouwd uit voornamelijk beleidsartikelen. Om meer inzicht te geven in het beleid dat met de uitgetrokken gelden wordt nagestreefd, moet de toelichting bij de beleidsartikelen antwoord kunnen geven op de www-vragen: Wat wil de regering bereiken (doelstellingen), wat gaat zij daarvoor doen (inzet van instrumenten en te verrichten activiteiten/prestaties) en wat mag dat beleid kosten (zowel in termen van verplichtingen als van programma- en apparaatsuitgaven)?

Na overleg met de Tweede Kamer is besloten dat voor het eerst voor het begrotingsjaar 2002 de departementale begrotingen op deze nieuwe leest zouden worden geschoeid. Gelijktijdig zouden daartoe de noodzakelijke bepalingen van de CW gewijzigd worden. Het wetgevende proces om die wijzigingen door te voeren, neemt meer tijd in beslag dan was voorzien. Bij de begrotingsvoorbereiding 2002 is door alle departementen al van de VBTB-bepalingen uit ontwerp-CW 2001 uitgegaan. Teneinde geen onduidelijkheid te laten bestaan over de juridische basis van de begrotingsopzet 2002 wordt er thans voor gekozen om bij deze begrotingswet voor het jaar 2002 vooruit te lopen op de noodzakelijke wijzigingen in de CW. Daartoe worden in wetsartikel 4 een aantal bepalingen uit de huidige CW niet (meer) van toepassing verklaard op de begroting van het Ministerie van Justitie.

In wetsartikel 5 worden vervolgens ter vervanging de relevante VBTB-bepalingen uit de CW 2001 opgenomen.

De bepalingen die op grond van wetsartikel 4 uit de huidige CW die komen te vervallen, luiden:

Artikel 5, eerste, derde, zesde en negende lid.

  • 1. 
    De ramingen van de verplichtingen en de uitgaven enerzijds en die van de ontvangsten anderzijds worden opgenomen in afzonderlijke begrotingsartikelen.
  • 3. 
    Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op de ramingen van de uitgaven en de ontvangsten die op grond van het bepaalde in artikel 23, vierde lid, in mindering zullen worden gebracht op ontvangsten, onderscheidenlijk op uitgaven.
  • 6. 
    Een begroting kan een begrotingsartikel «onvoorzien» en een begrotingsartikel «geheim» bevatten.
  • 9. 
    Ten behoeve van de verwerking van de gevolgen van de loon- en van de prijsontwikkeling bevat een begroting een administratief begrotingsartikel «loonbijstelling» en een administratief begrotingsartikel «prijsbijstelling».

De bepalingen in de leden 1 t/m 10 van wetsartikel 5 corresponderen met de volgende artikel(leden) uit de CW 2001. Voor een inhoudelijke toelichting bij de verschillende onderdelen wordt verwezen naar Kamerstukken II, 2000/2001, 27 849. Lid 1 = Artikel 2, lid 2. Lid 2 = Artikel 4, lid 1. Lid 3 = Artikel 5, lid 1. Lid 4 = Artikel 5, lid 2. Lid 5 = Artikel 5, lid 3. Lid 6 = Artikel 6, lid 1. Lid 7 = Artikel 6, lid 2. Lid 8 = Artikel 6, lid 3. Lid 9 = Artikel 6, lid 4. Lid 10 = Artikel 6, lid 5. vervallen vervallen

De Minister van Justitie, A. H. Korthals

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, derde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.

B. DE BEGROTINGSTOELICHTING

HOOFDSTUK 1. LEESWIJZER

Algemeen

De begroting 2002 van het ministerie van Justitie is de eerste begroting die het resultaat is van het Rijksbrede project «Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording» (VBTB). In deze begroting staat het beleid centraal. De implementatie van VBTB tot de onderhavige begroting is een complex proces geweest, waarbij «trial and error» een belangrijke rol heeft gespeeld. Enerzijds werd dit veroorzaakt doordat de implementatie van VBTB een cultuuromslag noodzakelijk maakte. Anderzijds is gebleken dat veel noodzakelijke wijzigingen en aanpassingen ingewikkelder waren dan ze op het eerste gezicht leken. Zo is de noodzakelijke aanpassing van de financiële- en informatiesystemen zeer complex geweest. Van belang is verder dat Justitie er – uit beleidsmatig oogpunt – voor heeft gekozen om de huidige organisatiestructuur niet leidend te laten zijn. Deze begroting is derhalve dan ook de eerste stap in de richting van een optimale VBTB-begroting. In de komende jaren zullen nadere stappen worden gezet op met name het gebied van de prestatiegegevens.

De begroting van het ministerie van Justitie is door de introductie van VBTB nagenoeg volledig gewijzigd. Zo bestaat de voorliggende begroting uit zestien beleidsartikelen en drie niet-beleidsartikelen. Deze negentien artikelen zijn ondergebracht onder de volgende zeven thema’s.

  • 1. 
    Strategie
  • 2. 
    Wetgeving
  • 3. 
    Criminaliteitspreventie
  • 4. 
    Rechtspleging
  • 5. 
    Tenuitvoerlegging strafrechterlijke sancties
  • 6. 
    Asiel en migratie
  • 7. 
    Algemeen

Deze thema-gewijze indeling is gekozen omdat het de inzichtelijkheid van de begroting vergroot. Onder een thema vallen meestal meerdere beleidsartikelen. Ieder beleidsartikel is nader uitgewerkt in één of meer operationele doelstellingen. Deze operationele doelstellingen geven kort aan wat het oogmerk is van het te voeren beleid. De operationele doelstellingen zijn zoveel mogelijk voorzien van concrete prestatiegegevens. De intensiveringen waartoe besloten is, zijn allereerst cijfermatig inzichtelijk gemaakt in de beleidsagenda; de daarop betrekking hebbende toelichtingen staan vermeld bij de desbetreffende operationele doelstellingen.

In het verleden werden de uitgaven en ontvangsten als twee aparte categorieën in de begroting opgenomen. Vanaf de begroting 2002 worden de uitgaven en ontvangsten per beleidsdoelstelling en operationele doelstelling gegroepeerd.

Opbouw begroting

De begroting bestaat uit:

A. De Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstel

B. De begrotingstoelichting Uitgesplitst in:

  • 1. 
    De leeswijzer
  • 2. 
    De beleidsagenda
  • 3. 
    De beleidsartikelen
  • 4. 
    De bedrijfsvoeringsparagraaf
  • 5. 
    De baten-lastendiensten
  • 6. 
    De verdiepingsbijlage
  • 7. 
    De bijlage moties en toezeggingen
  • 8. 
    De overzichtsconstructie Asiel en Migratie
  • 9. 
    De conversietabel

Overzichtconstructies

Het ministerie van Justitie is verantwoordelijk voor de overzichtsconstructie Asiel. Dit overzicht is zichtbaar op een aparte bijlage «Overzichtsconstructie Asiel en Migratie». Daarnaast levert het ministerie van Justitie een bijdrage aan de overzichtsconstructies Grotestedenbeleid, Integratiebeleid en de Homogene Groep Internationale Samenwerking.

Specifieke afspraken

Het ministerie van Justitie heeft met betrekking tot een zevental punten specifieke afspraken gemaakt met het ministerie van Financiën.

1.   Opbouw budgetstructuur van beleidsartikelen

De Rijksbegrotingsvoorschriften 2001 schrijven een structuur per beleidsartikel voor. In afwijking daarop wordt in de begroting 2002 van het ministerie van Justitie een beleidsdoelstelling eerst uitgewerkt naar operationele doelstellingen en vindt pas daarna een uitsplitsing plaats naar apparaat- en programma-uitgaven.

2.   Programma-uitgaven

Alle uitvoerende diensten inclusief de baten-lastendiensten van het ministerie van Justitie worden wat betreft de begrotingsindeling aangemerkt als programma-uitgaven.

3.   Budgetflexibiliteit

Bij het ministerie van Justitie bestaan de budgetten per beleidsartikel voor een hoog percentage uit personeelskosten. Daarnaast heeft Justitie veel verplichte uitgaven uit hoofde van wettelijke bepalingen. Om die redenen wordt ervan uitgegaan dat de budgetflexibiliteit beperkt is. Alleen bij beleidsartikelen waar sprake is van een afwijkende budgetflexibiliteit, en waar de kas dus niet gelijk is aan de verplichtingen, geeft deze begroting een toelichting.

4.   Positie toerekeningssleutels

De toerekeningssleutels en de totstandkoming daarvan zijn in de verdiepingsbijlage bij de conversietabel opgenomen.

5.   Hanteren van toerekeningssleutel

Indien geen betere informatie voorhanden is, zullen de onder punt 4 genoemde toerekeningssleutel, die ex-ante bij de begrotingsvoorbereiding worden vastgesteld ook ex-post worden gehanteerd bij de verantwoording.

6.   Onderscheid «prestatiegegevens»

Het ministerie van Financiën maakt bij prestatiegegevens een onderscheid tussen reguliere en niet-reguliere gegevens. Het ministerie van Justitie heeft dit onderscheid ook aangebracht, maar hanteert daarvoor andere begrippen, begrippen die reeds binnen de organisatie bekend zijn. Reguliere gegevens worden aangeduid als «prestatiegegevens» en niet-reguliere gegevens hebben betrekking op «evaluatie-onderzoeken».

7.   Interpretatie (financiële) instrumenten

Door het ministerie van Justitie wordt hieronder het volgende verstaan: «In het algemeen gaat het om middelen, die worden ingezet om de beleidsdoelstellingen te realiseren. Financiële beleidsinstrumenten zijn subsidies, leningen, garanties en deelnemingen».

Overige punten

Prestatiegegevens

Bij operationele doelstellingen die betrekking hebben op het ontwikkelen en/of het coördineren van beleid is het vaak niet mogelijk gebleken om prestatiegegevens op te nemen. Wel bieden evaluatie-onderzoeken de mogelijkheid om doelmatigheid en/of doeltreffendheid van het beleid vast te stellen. Het moge duidelijk zijn dat de evaluatie-onderzoeken weliswaar herhaaldelijk maar niet jaarlijks plaats zullen vinden.

Groeiparagraaf

De begroting 2002 is, zoals eerder gememoreerd, de eerste stap in de richting van een optimale VBTB-begroting.

Waar mogelijk is per operationele doelstelling in de groeiparagraaf specifiek aangegeven welke concrete acties de komende jaren zullen worden ondernomen om de begroting een hoger VBTB-gehalte te geven.

Andere elementen die betrekking hebben op het toe groeien naar een optimale VBTB-begroting zijn dusdanig algemeen dat ze hieronder worden vermeld.

+ Bij veel beleidsartikelen en operationele doelstellingen moeten de doelen en de prestatiegegevens beter en vollediger worden uitgewerkt. In deze begroting is hiertoe weliswaar een serieuze aanzet gegeven, doch geconcludeerd moet worden dat hierin nog een slag moet worden gemaakt. Inmiddels worden al diverse acties ondernomen, middels een zogenaamde verbeteragenda VBTB, om in de begroting 2003 duidelijke vooruitgang te kunnen laten zien.

+ Begin 2001 is de Regeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoek Rijksoverheid vastgesteld. Deze regeling, die nadrukkelijk aansluit bij het gedachtegoed van VBTB, schrijft voor dat ieder beleidsartikel vanaf 2002 ten minste eens in de 5 jaar kritisch moet worden bezien. Justitie heeft er in deze begroting voor gekozen om, daar waar mogelijk, per operationele doelstelling aan te geven wanneer evaluatieonderzoek gepland is. Op dit moment is het nog niet mogelijk gebleken om een volledig dekkende onderzoeksprogrammering te maken. In de begroting 2003 zal wel per beleidsartikel (en indien mogelijk ook per operationele doelstellingen) een dergelijke programmering worden opgenomen.

+ Omdat Justitie ervoor heeft gekozen om alleen onder de operationele doelstellingen een groeiparagraaf op te nemen wanneer er concreet kan worden aangegeven wanneer welke verbeterpunten zullen worden doorgevoerd is het vaak niet mogelijk gebleken een inhoudelijke groeiparagraaf op te nemen. In de begroting 2003 zal per beleidsartikel (en indien mogelijk ook per operationele doelstelling) een groei-paragraaf worden opgenomen. + Per operationele doelstelling zijn de veronderstellingen m.b.t. het effectbereik niet separaat zichtbaar maar verwerkt in de beleidsteksten.

Systeem- of resultaat verantwoordelijkheid

In de andere gevallen (dus wanneer de minister of systeemverantwoordelijk is of resultaatverantwoorlijk) is hierover niets opgenomen. Daar waar de minister alleen systeem- of resultaatverantwoordelijk is, is dat expliciet vermeld. Het ministerie van Justitie heeft de algemene lijn gekozen dat de minister systeemverantwoordelijk is voor organisaties waaraan het ministerie van Justitie subsidie verstrekt, zoals zelfstandige bestuursorganen en stichtingen.

Derdeninformatie

Daar waar sprake is van afhankelijkheid van derdeninformatie wordt dit specifiek in de toelichtingen van de desbetreffende operationele doelstellingen vermeld.

Conversietabel

Het beleid staat centraal bij de opbouw van de artikelenindeling. In deze begroting is een conversietabel opgenomen waarin de relatie zichtbaar is tussen de nieuwe structuur en de oude structuur. De budgetten van de begroting 2001 zijn geconverteerd naar de nieuwe structuur omdat deze stand uitgangspunt is voor de ontwerp-begroting 2002. Op basis van de budgetconversie van de begroting 2001 is in de cijfermatige overzichten de realisatie van het jaar 2000 alsmede de stand begroting 2001 in de ontwerp-begroting 2002 opgenomen.

Omdat de conversietabel betrekking heeft op 2001 is voor de helderheid gekozen om de bedragen in guldens te laten zien en niet in euro’s.

Euroconversie

Vanwege de omzetting van guldens in euro’s in deze begroting is het mogelijk dat sommige bedragen (in euro’s) een van het daadwerkelijke bedrag afwijkende afronding hebben.

HOOFDSTUK 2. BELEIDSAGENDA

In de Justitiebegroting voor 1999 werd een programma voor de toen net begonnen kabinetsperiode gepresenteerd dat samen is te vatten als «orde op zaken brengen» en «herwinnen van vertrouwen». In beide gevallen ging het daarbij om het realiseren van externe en interne doelen. Structuur en werkwijze van de organisatie moesten zodanig worden aangepast dat het ministerie van Justitie en de onder de verantwoordelijkheid van de bewindslieden van Justitie vallende organisaties en organen in hun taakuitoefening weer zo goed als mogelijk zouden voldoen aan de eisen die de samenleving in deze tijd stelt. Dit zou moeten leiden tot herstel van het vertrouwen van de samenleving in Justitie – het vertrouwen dat noodzakelijk is voor een effectief functioneren in die samenleving van het recht en de justitiële organen.

Stand van zaken

Dit is niet de plaats om vast te stellen of het vertrouwen van de samenleving in Justitie hersteld is – dat oordeel komt slechts de burgers en hun vertegenwoordigers in de Staten-Generaal toe. Wel kan geconstateerd worden dat het zelfvertrouwen in de organisatie is toegenomen. En daar is ook wel enige reden voor. De in het Regeerakkoord voorziene aanpassingen en vernieuwingen op het gebied van wetgeving en organisatie zijn grotendeels tot stand gebracht: de reorganisatie van het Openbaar Ministerie, de overdracht van het beheer van de politie, de versterking van de zittende magistratuur, ingrijpende wetswijzigingen op het gebied van familie- en personenrecht, het levenseinde en de procedures rond toelating tot ons land, alsmede de implementatie van het nieuwe vreemdelingenbeleid.

Hiermee zijn de interne doelen in belangrijke mate gerealiseerd, en ook extern worden de effecten zichtbaar. Maar daarmee is nog niet gezegd dat het rechtsbedrijf geheel op orde zou zijn. En er is ook niet mee gezegd dat de externe doelen gerealiseerd zijn.

Nu zou het ook een overschatting van de mogelijkheden van de minister van Justitie zijn om te verwachten dat deze alleen, door welk beleid dan ook te ontwikkelen en te implementeren, een rechtvaardige en veilige samenleving tot stand kan brengen. Het beleidsterrein «justitie» kenmerkt zich nu eenmaal door een hoge mate van afhankelijkheid van externe factoren. Factoren op het niveau van de samenleving, zoals demografie en economische ontwikkeling, die van invloed zijn op bijvoorbeeld de hoeveelheid en soort criminaliteit, de toestroom van vreemdelingen en het beroep dat op de rechter wordt gedaan. En factoren op het micro +(-) en mesoniveau van individuele burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties die mede bepalend zijn voor hun handelen en daarmee hun relatie tot wet en recht.

Uiteindelijk is de mate van veiligheid en rechtvaardigheid in de samenleving de resultante van wat burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties doen binnen en met de gestelde regels. Wat Justitie doet heeft daar natuurlijk invloed op – in de eerste plaats via wetgeving, maar ook door maatschappelijke actoren te steunen bij het nastreven van veiligheid en rechtvaardigheid en hen, desnoods met harde hand, te corrigeren als ze daaraan afbreuk doen. Maar daar waar uit moedwil – of misverstand – een inbreuk wordt gemaakt op de rechtsorde zijn rechtshandhaving en rechtspleging per definitie reactief. En daarbij geldt ook nog dat de mate waarin de samenleving als veilig en rechtvaardig ervaren wordt, subjectief en afhankelijk van de situatie is – en feitelijk meestal tot stand komt aan de hand van concrete ervaringen van onveiligheid en onrechtvaardigheid.

Het is van belang dit onder ogen te zien. Maar het is ook van belang hier niet de conclusie uit te trekken dat het streven naar een rechtvaardige en veilige samenleving zinloos is. Integendeel: juist het feit dat de mate waarin dit doel bereikt wordt afhangt van wat burgers en andere maatschappelijke actoren doen, biedt het aangrijpingspunt voor effectief Justitiebeleid. Naar de mate waarin dit aansluit bij wat burgers beweegt, kan het hun gedrag zodanig beïnvloeden dat een multiplier effect ontstaat. Heel kort gezegd: het overgrote deel van de burgers is bereid de regels na te leven als die hen niet te zeer beperken en als zij zien dat anderen dat al dan niet gedwongen door de harde hand van de rechtshandhaving- ook doen.

Uiteindelijk gaat het er dus om dat de overheid er in slaagt om een juridische en justitiële infrastructuur te bieden waarop de samenleving kan bouwen en die er voor zorgt dat degenen die buiten de regels treden worden gecorrigeerd. De Nederlandse overheid slaagt daar in grote lijnen ook in, al kan het beter. De opgave is vooral om die infrastructuur op peil te houden, te verbeteren en waar nodig te vernieuwen.

Verder vooruit

Op peil houden, verbeteren en verder vernieuwen zijn dan ook de thema’s voor het beleid in 2002. Op peil houden vooral waar het gaat om de maatschappelijke functies van het recht en de diensten die Justitie-organisaties en organen als rechtsprekende macht en Openbaar Ministerie leveren aan individuele burgers en de samenleving als geheel. Daar zijn investeringen nodig om tegemoet te komen aan toegenomen en toenemende vraag, temeer omdat knelpunten in de capaciteit niet meer alleen door efficiencyvergroting kunnen worden weggenomen. Verbetering is nodig waar er duidelijk sprake is van tekortkomingen, kwalitatief of kwantitatief. En verder vernieuwen is in het bijzonder aan de orde waar veranderende omstandigheden in de samenleving of het beschikbaar komen van nieuwe technieken en werkwijzen aanpassing van wet- en regelgeving vergen – en uiteraard ook waar de justitieorganisatie of opsporingsorganisaties zelf die nieuwe technieken en werkwijzen zinvol kunnen toepassen.

Mediation

Justitie stimuleert burgers waar mogelijk hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Zij worden daartoe onder andere in staat gesteld door het bevorderen van mediation. Hiermee worden partijen in een geschil geholpen zelf het geschil op te lossen. Dat bevordert niet alleen hun eigen kracht en betrokkenheid, maar heeft als bijkomend voordeel dat een beroep op de rechter wordt voorkomen waardoor deze sneller beschikbaar is in zaken die niet via mediation kunnen worden opgelost.

Uitgangspunt bij het beleid en de uitvoering daarvan is en blijft dat niet slechts de individuele vrijheid van de burger wordt erkend, maar dat ook en vooral diens verantwoordelijkheid voor zijn eigen situatie en de samenleving als geheel wordt gestimuleerd. In het bijzonder moeten burgers, bedrijven en bestuursorganen die hun verantwoordelijkheid nemen daarin optimaal worden ondersteund. Het ministerie van Justitie en de aanverwante organen kunnen dat in het bijzonder doen door te bevorderen dat regels helder en consistent zijn, dat ze correct en eenduidig worden toegepast en uitgelegd en dat waar er conflicten over ontstaan, de rechter tijdig de knoop doorhakt. Daarnaast mag van Justitie een bijdrage verwacht worden aan de veiligheid – in bredere zin – van individuele burgers door te zorgen dat hen recht wordt gedaan. Burgers die willen opkomen voor wat zij als hun recht beschouwen, maar die de kosten van rechtshulp niet (volledig) kunnen dragen hebben recht op steun van de overheid. Wie de wet naleeft, moet daarin worden bevestigd. Onmondige of onmachtige burgers, kinderen die in ons land beschadigd dreigen te raken door de omgeving waarin of de omstandigheden waaronder ze opgroeien, verdienen de bescherming van de overheid. En vreemdelingen die om hun moverende redenen toegang zoeken tot ons land hebben recht op een zorgvuldige beoordeling van hun verzoek.

Deze overwegingen leiden tot de volgende beleidsprioriteiten.

Wet- en regelgeving

Door nieuwe wet- en regelgeving en aanpassing van bestaande wordt burgers, bedrijven en overheidsorganen een bij de tijd passend wettelijk kader voor hun handelen geboden.

Het ministerie van Justitie levert het kader voor orde in de samenleving door het opstellen van regelgeving. Maatschappelijke actoren baseren daarop hun relaties en richten ze in op een manier die hen vertrouwen geeft in de ordentelijke nakoming en handhaving van de onderlinge afspraken. In de samenleving doen zich echter voortdurend ontwikkelingen voor waardoor de wensen en behoeften ten aanzien van dit kader veranderen. Justitie streeft ernaar daarop in te spelen door waar nodig de wetten aan te passen, uiteraard met behoud van de basisprincipes van het recht. Dat is er immers juist om ook bij veranderende omstandigheden houvast te bieden.

Civiel recht

Op het terrein van het civiel recht leidt dit tot een aantal vernieuwingen die voor de burger van direct belang zijn. Zo zullen het nieuwe erfrecht, het nieuwe huurrecht en het nieuwe verzekeringsrecht in werking treden. Nieuw is een wetsvoorstel dat de structuurregeling voor grote vennootschappen aanpast. Hiermee verdwijnt het coöptatiestelsel voor de benoeming van commissarissen en krijgen aandeelhouders en certificaathouders meer rechten. Ook zal een wetsvoorstel worden ingediend dat de maatschap en de vennootschap onder firma vervangt door een nieuwe rechtsvorm, de personenvennootschap.

Het elektronisch (rechts)verkeer en de elektronische handel zullen worden bevorderd door in de wet de elektronische handtekening gelijk te stellen aan de gewone handtekening en -in de Wet elektronisch rechtsverkeer – alleen internetproviders aansprakelijk te houden die weten dat ze illegale informatie opslaan. Nieuwe technologie maakt ook een aanpassing van de Auteurswet nodig, teneinde de belangen van auteurs, artiesten, producenten, uitgevers en omroeporganisaties te beschermen tegen misbruik. Met de belangen van anderen -bijvoorbeeld consumenten, bibliotheken, onderwijs- en onderzoekinstellingen, de pers- zal uiteraard rekening worden gehouden.

De rechtspositie van het slachtoffer van ongevallen zal worden verbeterd en de afwikkeling van grote collectieve schades wordt vergemakkelijkt. Er moet een heldere verdeling van de verantwoordelijkheden van burgers, bedrijven en overheid komen.

Strafrecht en strafprocesrecht

Op het terrein van het strafrecht en het strafprocesrecht is het vooral van belang de wetgeving zodanig op peil te houden dat opsporing en vervolging gelijke tred kunnen houden met technologische ontwikkelingen en de internationalisering. Recente voorstellen als de strafbaarstelling van virtuele kinderporno, gegevensvergaring in strafvordering en het gebruik maken vanuit DNA afleidbare uiterlijk waarneembare kenmerken zijn daarvan voorbeelden. De strafrechtelijke en strafvorderlijke aspecten van de informatiemaatschappij zijn onderwerp van het wereldwijde verdrag Crime in Cyberspacedat naar verwachting in november 2001 ondertekend kan worden. Voor 2002 staat een herziening op stapel van de wetgeving op gebied van privacy in relatie tot opsporing (wet politieregisters, gegevensverstrekking, elektronische snelweg). Daarnaast zal een aantal wetsvoorstellen tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering worden voorbereid.

De te verwachten komst van het Internationaal Strafhof vergt, in de loop van 2002, Nederlandse uitvoeringswetgeving. Deze zal naar verwachting rond Prinsjesdag aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal worden aangeboden.

Staats- en bestuursrecht

Op het terrein van het staats- en bestuursrecht is het allereerst de modernisering van de rechterlijke organisatie die verdere wetgevingsar-beid met zich meebrengt. Onlosmakelijk verbonden met deze modernisering is de wettelijke regeling van het klachtrecht, aan het tot stand brengen, hieraan wordt in 2002 gewerkt. Verder zijn wetsvoorstellen voorzien betreffende de rechtsbescherming en het tuchtrecht van leden van de rechterlijke macht en betreffende belastingrechtspraak in twee feitelijke instanties. Teneinde duidelijk te maken welke onderwerpen in de volgende kabinetsperiode op dit terrein nog dienen te worden geregeld, zal met de Tweede Kamer worden gediscussieerd over de nota met betrekking tot de derde fase herziening rechterlijke organisatie.

Naleefbaarheiden handhaafbaarheid

Dramatische gebeurtenissen waarbij grote aantallen slachtoffers vielen hebben de aandacht voor de naleving van regels en de handhaving daarvan sterk doen toenemen. Op de korte termijn is dat een zaak waarmee vooral bestuursorganen geconfronteerd worden, maar voor Justitie is hier in de eerste plaats het leveren van een bijdrage aan de kwaliteit van de regelgeving aan de orde. Kwalitatief goede regelgeving levert immers voor de betrokkenen de meeste bescherming en de minste last op, hetgeen op zijn beurt geschillen voorkomt. Om te voorkomen dat intensivering van de handhaving leidt tot een zodanig zaakaanbod voor de rechter dat deze de zaken niet meer tijdig kan afdoen, zijn ook aanpassingen in de procedures en in de bevoegdheden van het bestuur nodig.

Enkele nieuwe wetten die beogen het bestuursrecht te vereenvoudigen en te stroomlijnen zullen in 2002 in werking treden.

De wijzigingsoperatie van de Politiewet 1993 zal in 2002 worden afgerond met de inwerkingtreding van de wetten ter aanpassing van het regionaal bestel, de klachtenregeling, de wet op het LSOP en het politieonderwijs.

Andere wetsvoorstellen betreffen de Rijksrecherche en de ITO; een Wet op de bijzondere opsporingsdiensten wordt interdepartementaal voorbereid.

Rechtspleging

Met het implementeren van de nieuwe structuur van de rechterlijke organisatie en het vergroten van de capaciteit en de efficiency van de rechtspraak levert het ministerie van Justitie samen met de rechtsprekende macht een concrete bijdrage ter bevordering van een rechtvaardige en veilige samenleving en aan het verbeteren van de dienstverlening aan de burger.

Het ministerie van Justitie draagt verantwoordelijkheid voor het in stand houden van de infrastructuur die maatschappelijke actoren in staat stelt de naleving van onderlinge afspraken af te dwingen. Burgers en bedrijven die de rechter moeten inschakelen om «hun recht» te halen, dienen binnen een redelijke termijn bij die rechter gehoor te vinden. In de afgelopen jaren is de capaciteit van de rechtspraak echter herhaaldelijk gesignaleerd als één van de knelpunten op het beleidsterrein van Justitie. Op alle rechtsterreinen was sprake van achterstand in de rechtspraak, waardoor burgers lang op uitspraken over hun conflicten moesten wachten en het te vaak niet kwam tot een tijdige en passende strafrechtelijke reactie op criminaliteit. Daarnaast werden twijfels geuit aan andere kwaliteitsaspecten van de rechtspraak, zoals eenheid en toegankelijkheid.

Met de voor 1 januari 2002 beoogde invoering van integraal management bij de gerechten en de vorming van de Raad voor de Rechtspraak beoogt de regering een betere structuur tot stand te brengen voor een adequate rechtspraak. Wanneer de desbetreffende wetsvoorstellen in de loop van 2001 ook de instemming van de Eerste Kamer krijgen, zal de uiteindelijke beslissing over invoering van deze structuur genomen kunnen worden.

Door de invoering van de nieuwe structuur zullen de verhoudingen tussen de rechtsprekende macht en de uitvoerende macht ingrijpend worden gewijzigd. Met de komst van de Raad voor de Rechtspraak, de invoering van integraal management en de vernieuwing van de departementale organisatie op dit vlak zullen nieuwe bestuurlijke omgangsvormen en verhoudingen ontstaan tussen de minister en de rechtsprekende macht. In de nieuwe situatie heeft de rechterlijke macht, binnen het gegeven budget, meer verantwoordelijkheden voor het bereiken van de doelstellingen waarvoor het budget wordt verstrekt. De minister komt op een grotere afstand te staan van de wijze waarop de rechtspraak haar taak tot uitvoering brengt. In de nieuwe bestuurlijke omgangsvormen is het de primaire verantwoordelijkheid van de Raad voor de Rechtspraak om problemen in het functioneren van de rechtspraak op te lossen. De minister zal dan ook naar aanleiding van eventuele interventies vanuit de Staten-Generaal de Raad aanspreken op de wijze waarop deze denkt bepaalde problemen op te lossen.

Zorg voor juridische dienstverlening

Burgers en bedrijven baseren hun onderlinge relaties op een stelsel van rechtsregels. Daarbij kunnen zij zich al dan niet laten ondersteunen door advocaten, notarissen, deurwaarders en andere professionele dienstverleners. Op hen kan ook een beroep worden gedaan om de naleving van afspraken en regels zonodig af te dwingen. Het ministerie van Justitie is niet alleen verantwoordelijk voor het stelsel van regels en de aanwezigheid van een adequaat toegeruste rechtspraak, maar er ook verantwoor- delijk voor dat de burger die zich tot de rechter wendt daarvoor geen onevenredig hoge kosten hoeft te maken en voldoende mogelijkheden heeft om de rechtsgevolgen van de beslissing van de rechter te realiseren. Bij de gefinancierde rechtsbijstand is de blijvende deelname van de advocatuur een punt van zorg. Van de enorm gegroeide markt van zakelijke juridische dienstverlening gaat een grote aantrekkingskracht uit op juristen, die steeds minder bereid zijn te kiezen voor de gefinancierde praktijk, waar de vergoedingen lager liggen. Om het aanbod van goede rechtsbijstand te kunnen verzekeren voor mensen die zelf de rechtsbijstand niet kunnen betalen is besloten hierin te investeren. De verhouding tussen de publieke taak die door de juridische vrije beroepen wordt uitgeoefend en het opereren op de vrije markt blijft ook op andere terreinen van juridische dienstverlening de aandacht vragen. Voor alle juridische vrije beroepen wordt gewerkt aan de opzet van een monitor / volgsysteem «rechtsverzorging», waarvan de eerste resultaten in 2003 bekend moeten worden. Een belangrijke vraag zal zijn of het beoogde doel van introductie van marktwerking, namelijk een betere dienstverlening die beter aansluit bij de behoeften van de consument, gerealiseerd wordt. Als dat onvoldoende het geval blijkt te zijn, zal een grondige analyse van de oorzaken nodig zijn teneinde te bezien of een bijstelling van het marktbeleid noodzakelijk is.

Opsporing en vervolging

Vergroting van de capaciteit en versterking van het Openbaar Ministerie en verbetering van de kwaliteit van de opsporing moet ertoe leiden dat minder plegers van delicten hun straf ontlopen en dat slachtoffers meer aandacht krijgen.

In de afgelopen jaren is door het kabinet geïnvesteerd in het verbeteren van de effectiviteit van de opsporing. De capaciteit van de opsporingsinstanties is uitgebreid, wetgeving is aangepast teneinde de bevoegdheden van politie en Justitie te verruimen en er zijn middelen ter beschikking gesteld om op ruime schaal gebruik te maken van nieuwe technieken. Daarnaast richt de opsporing zich de laatste jaren op nieuwe typen delicten en op vormen van criminaliteit die in het verleden weinig of geen aandacht kregen.

Nota «Criminaliteitsbeheersing: investeren in een zichtbare overheid»

Er blijven echter duidelijk tekorten en knelpunten. In de in juni 2001 verschenen nota «Criminaliteitsbeheersing: investeren in een zichtbare overheid» (TK 27 834, nrs. 1–2) heeft het kabinet daaraan consequenties verbonden. In de nota worden concrete maatregelen aangekondigd die toezicht en opsporing moeten versterken en de doorlooptijd in strafzaken moeten terugdringen. De politie moet per jaar circa 80 000 aangiften van misdrijven en circa 200 criminele groepen meer in onderzoek nemen dan zij thans doet; de gemiddelde doorlooptijd van strafzaken moet over vijf jaar zijn teruggebracht van acht naar zes maanden. Hiermee wordt mede beoogd bij slachtoffers het gevoel versterken dat hen recht wordt gedaan.

Ook het versterken van het toezicht in het publieke domein is een speerpunt. Zowel politie als het lokaal bestuur hebben daarin een rol. Het kabinet zal in het kader van het Integraal Veiligheidsprogramma een standpunt innemen ten aanzien van de mogelijkheden van verruiming van de bestuurlijke handhaving door gemeenten. In de nota Criminaliteitsbeheersing is ten behoeve van toezicht in het publiek domein een uitbreiding van de capaciteit voorgesteld van 4000 fte bij politie en 1000

fte bij gemeenten. Een definitieve beslissing daarover zal mede afhangen van een inventarisatie van APV-normen die voor de handhaving met een bestuurlijke boete in aanmerking komen.

De middelen die in het kader van de nota Criminaliteitsbeheersing worden ingezet behelzen enerzijds een uitbreiding van de capaciteit van politie en Justitie, anderzijds een meer resultaatgerichte sturing via de toedeling van die middelen en bijzondere aandacht voor de kernteams en het landelijk rechercheteam. In 2002 wordt reeds een bedrag van 121 miljoen gereserveerd bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties grotendeels voor uitbreiding van de werktijd bij de politie van 36 naar 38 uur per week en ruim 41 miljoen voor investeringen bij het Openbaar Ministerie, de strafrechtspraak en de justitiële inrichtingen teneinde bestaande achterstanden weg te nemen. Bij de volgende kabinetsformatie zal worden beslist over de verdere investeringen; deze kunnen dan worden geïmplementeerd bij de begrotingsvoorbereiding van 2003 en volgende jaren.

Kwaliteit opsporing

Naast de kwantitatieve uitbreiding die voorzien is in de nota Criminaliteitsbeheersing zullen het ministerie van Justitie en het Openbaar Ministerie blijven investeren in verdere kwaliteitsverhoging van de recherchefunctie. Dit zal onder meer gebeuren via afronding van het ABRIO-project en via het resultaatgericht sturen van de opsporing, gericht op verhoging van de pakkans en de vervolgbaarheid. Ook zal een evaluatie van het instrument «buitengewoon opsporingsambtenaar» plaatsvinden en zal het ministerie van Justitie bijzondere aandacht besteden aan het toezicht op en de kwaliteitsverbetering van de particuliere recherche. Het Openbaar Ministerie zal voorts de eigen kennis op het gebied van de bijzondere handhaving en de aansturing van de bijzondere opsporingsdiensten bundelen door inrichting van een zogenoemd Functioneel OM. De over het hele land verspreide expertisecentra op het gebied van economie, fraude en milieu zullen daartoe met ingang van 2002 op één plaats worden gehuisvest.

Samenwerking op alle niveaus

Bij criminaliteit en onveiligheid wordt vaak primair gedacht aan de publieke ruimte. Een groot deel van de onveiligheid in onze samenleving blijkt evenwel verscholen achter de voordeur. Onmachtige burgers -onder wie in ieder geval kinderen- blijken enorm beschadigd te raken als zich binnen hun directe omgeving geweld voordoet dat zich tegen henzelf of hun gezinsleden richt. Wil Justitie in de samenleving een basis voor orde en veiligheid bieden dan is de aanpak van huiselijk geweld een speerpunt. In 2000 startte Justitie dan ook met een speciaal project. De adviezen die de tientallen organisaties in samenwerking met de vijf meest betrokken departementen momenteel ontwikkelen, zijn vooral gericht op het verbeteren van de samenwerking tussen alle partners op landelijk, regionaal en lokaal niveau. Elke bestuurslaag moet daarbij zijn verantwoordelijkheid nemen. De centrale overheid zal zo goed mogelijk ondersteunen en faciliteren. Een belangrijk deel van de adviezen zal in 2002 gerealiseerd moeten worden.

Specifieke vormen van criminaliteit

De bestrijding van cybercrimewordt geïntensiveerd. In de eerder genoemde beleidsnota is al aangegeven dat hiertoe zowel preventieve maatregelen worden genomen als de kennis en capaciteit in opsporing, vervolging en berechting zullen worden vergroot. Na inwerkingtreden van de wetswijziging tot opheffing van het algemeen bordeelverbod is landelijke monitoring van ontwikkelingen op dit terrein en evaluatie van het gevoerde beleid een belangrijk middel bij de bestrijding van illegale prostitutie en mensenhandel. Politie en Openbaar Ministerie, maar ook het bestuur, dienen adequaat te reageren op signalen uit de praktijk.

Met het landelijk monitoren van het prostitutiebeleid wordt in ieder geval in 2002 doorgegaan middels de breed opgezette en periodiek bijeenkomende netwerkbijeenkomsten, «monitoringsoverleg» genaamd. Daarnaast wordt bijzondere aandacht gegeven aan de toezegging aan de Tweede Kamer om een meer diepgaande evaluatie te realiseren van het opheffen van het algemeen bordeelverbod. Een eerste integrale evaluatie van onderhavig beleidsterrein zal in 2002 gereedkomen. In de 2e helft van 2002 worden voorbereidingen getroffen voor de tweede en laatste meting. Het ministerie van Justitie en het Openbaar Ministerie willen bevorderen dat in 2002 overheids- en particuliere organisaties hun (strafrechtelijke) reactie op discriminatie en racisme verbeteren. Ter ondersteuning hiervan zal een landelijk dekkend netwerk van professioneel werkende antidiscriminatiebureaus tot stand worden gebracht. Specifiek ten behoeve van de aanpak van discriminatoire uitingen via het Internet wordt vanuit de ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het Meldpunt Discriminatie Internet gesubsidieerd. Het kabinet zal in de eerste helft van 2002 in de nota «Fraude en financieel-economische criminaliteit» zijn plannen ter bestrijding van deze vormen van criminaliteit ontvouwen. Integriteitsbevordering zal hierbij het thema zijn. In het bijzonder zal de bestrijding van zogenaamde horizontale fraude (bedrijf/burger versus burger/bedrijf) aandacht krijgen. De implementatie van de gewijzigde EU-richtlijn Witwassen zal worden afgerond en de evaluatie van de meldketen ongebruikelijke transacties zal ter hand worden genomen.

Samenwerking

De effectiviteit van het lokale veiligheidsbeleid zal bevorderd worden middels een programma dat beoogt de regionale samenwerking tussen justitiële organisaties en met de politie en het lokaal bestuur een extra impuls te geven. Het gaat hierbij niet om nieuw beleid en niet uitsluitend om ketensturing, maar om een gecoördineerd optreden van Justitie, zowel intern als extern en zodoende een bijdrage te leveren aan een gecoördineerd lokaal veiligheidsbeleid. Het schaalniveau waarbinnen regionale samenwerking tussen en vanuit Justitiële organisaties actief wordt bevorderd, is dat van het arrondissement.

Van belang is tenslotte intensivering van de samenwerking in internationaal verband en in het bijzonder op Europees niveau. De regering streeft het tot stand komen van Eurojust na. Deze organisatie zal de coördinatie van en samenwerking bij de opsporing en vervolging van grensoverschrijdende, georganiseerde criminaliteit versterken en verbeteren. In het bijzonder zal de aanpak van EG-subsidiefraude en van mensensmokkel/mensenhandel effectiever kunnen worden. Verbetering en versterking van het functioneren van Europol, de inzet van gemeenschappelijke onderzoeksteams en in meer algemene zin het voortvarend uitvoeren van de relevante bepalingen van het Verdrag van Amsterdam zijn andere middelen waarmee de internationale strafrechtelijke samenwerking wordt bevorderd.

Sancties

Sanctiecapaciteit is nodig om te waarborgen dat door de rechter opgelegde straffen en maatregelen tijdig en volledig ten uitvoer worden gelegd. De tenuitvoerlegging van sancties zal versterkt gericht worden op het voorkomen van recidive.

Een adequate strafrechtelijke reactie op een gepleegd delict houdt in de meeste gevallen een - al dan niet vrijheidsbeperkende of vrijheidsbenemende - sanctie in. Op basis van de in het afgelopen jaar opgestelde prognoses kan geraamd worden dat extra capaciteit nodig is, vooral ten behoeve van de tenuitvoerlegging van TBS-maatregelen en aan jeugdigen opgelegde sancties. In 2002 zal daarom 41 miljoen voor capaciteitsuitbreiding ter beschikking komen, oplopend tot 45 miljoen in de volgende jaren. Daarnaast is voor de vreemdelingenbewaring extra budget toegekend van ca. 7 miljoen in 2002 en 9 miljoen structureel om de capaciteit uit te breiden. Het in de nota «Criminaliteitsbeheersing: investeren in en zichtbare overheid» aangekondigde beleid zal die behoefte nog extra doen toenemen.

Gaat het bij de uitbreiding van de capaciteit vooral om een reactie op ontwikkelingen in de samenleving of keuzen die in eerdere schakels van de strafrechtsketen gemaakt worden, op het terrein van sancties en sanctietoepassing zijn er ook twee zelfstandige beleidsprioriteiten: de aanpassing van het sanctiestelsel en het vergroten van de bijdrage aan het verminderen van de recidive.

Sanctiestelsel

De groei van de criminaliteit qua omvang en ernst heeft mede geleid tot de ontwikkeling van nieuwe sanctie- en executiemodaliteiten (leerstraffen, elektronisch toezicht, penitentiaire programma’s). Hierdoor is het sanctiestelsel complex en onoverzichtelijker geworden. De herziening van het sanctiestelsel is gericht op meer inzicht en samenhang in de vrijheidsbenemende en vrijheidsbeperkende sancties voor volwassenen. Het belangrijkste is dat het strafstelsel wordt ingedeeld in drie hoofdstraffen: de vrijheidsbeneming, de vrijheidsbeperking en de geldboete. De vrijheidsbeperkende straf wordt het nieuwe paraplubegrip voor de diverse soorten alternatieve straffen die in de laatste jaren zijn ontwikkeld. Daarnaast wordt de vervroegde invrijheidsstelling herzien en aan voorwaarden verbonden, gericht op maatschappelijke reïntegratie. Wat betreft de uitvoering van de TBS-maatregel zal najaar 2001 in een kabinetstandpunt worden aangegeven op welke wijze invulling zal worden gegeven aan de aanbevelingen van de Commissie «Beleidsvisie TBS» (commissie Kosto).

Effectiviteit

Wil een sanctie niet alleen bijdragen aan een gevoel van genoegdoening bij het slachtoffer en diens omgeving en in meer algemene zin aan de normbevestiging in de samenleving, maar ook aan daadwerkelijke vermindering van de criminaliteit dan is het nodig dat die sanctie effectief is in termen van het tegengaan van recidive. Met name waar het zogenoemde stelselmatige daders of veelplegers betreft, zal het daarbij gaan om het juiste mengsel van uitschakeling (door ze gedurende enige tijd uit de maatschappij te halen) en (re)integratie: het bevorderen van een niet-criminele levensstijl. Hoewel de ervaring leert dat we niet te optimistisch moeten zijn over resocialisatie als product van de sanctie, wijzen de cijfers uit dat het ook zeker niet onmogelijk is. Ervaringen in het buitenland laten zien dat wel degelijk effectieve programma’s kunnen worden aangeboden; het inmiddels geïntroduceerde «behandelen in detentie» is hiervan een voorbeeld in eigen land.

Minstens even belangrijk als wat er tijdens de tenuitvoerlegging van de sanctie gebeurt zijn begeleiding en toezicht na terugkeer in de samenleving. Versterking van deze taken van de reclassering is dan ook een belangrijk middel om de recidive te verminderen.

Lage recidive

Uit cijfers van de Canadese Correctional Serviceblijkt dat de recidive van voorwaardelijk in vrijheid gestelde gedetineerden daar betrekkelijk laag is. Uit dergelijke cijfers kan niet direct geconstateerd worden dat een zelfde niveau ook in Nederland gerealiseerd kan worden – de omstandigheden zijn nu eenmaal anders. Maar het ministerie van Justitie gaat op grond van dit en vergelijkbare signalen wel gedegen na of elementen van succesvol beleid in het buitenland ook hier toepasbaar zijn.

Op beide terreinen – effectieve programma’s tijdens de detentie en op reïntegratie gerichte begeleiding na afloop daarvan – zullen extra inspanningen verricht worden. Teneinde de effectiviteit van deze inspanningen in het algemeen, maar ook van specifieke programma’s, te kunnen vaststellen zal de komende jaren de recidive van ex-gedetineerden gemonitord worden.

Jeugdcriminaliteit en jeugdzorg

Vernieuwing van het beleid ten aanzien van jeugdcriminaliteit moet de maatschappelijke overlast als gevolg van die criminaliteit verminderen; uitbreiding van de capaciteit bij de gezinsvoogdij-instellingen moet leiden tot een reductie van wachttijden. Het beleid op het gebied van jeugdcriminaliteit en jeugdzorg worden samen met de ministeries van VWS en BZK vormgegeven.

Bij het tegengaan van criminaliteit vormen jeugdige plegers en potentiële plegers een speciale doelgroep. Enerzijds omdat hun criminaliteit voor een deel een voorbijgaand aspect van het proces van volwassenwording is, anderzijds omdat vaak al op (zeer) jeugdige leeftijd aspecten van gedrag zichtbaar zijn die indicatief geacht kunnen worden voor ernstige deviatie op latere leeftijd. Jeugdcriminaliteit, zowel in de ernstige verschijningsvormen als in de vorm van baldadigheid en overlast, verdient daarom een aparte benadering. In de afgelopen jaren is dat met succes gedaan op basis van de adviezen van de commissie Van Mont-frans. Het is nu echter tijd voor een nieuwe impuls, teneinde voort te bouwen op de behaalde resultaten. In 2002 zal een visie op de aanpak van jeugdcriminaliteit verschijnen, die richtinggevend zal zijn voor een debat op basis waarvan beleid ontwikkeld wordt voor die nieuwe impuls.

Preventie en repressie

Voor de preventie van jeugdcriminaliteit is het van groot belang om meer aandacht te besteden aan het opsporen van risicofactoren en het aanbieden van opvoedingsondersteuning.

Meer repressieve maatregelen zijn op hun plaats ter bestrijding van de toenemende overlast veroorzaakt door harde-kernjongeren. Hier wordt zoveel mogelijk een aanpak op maat gezocht, in de vorm van intensieve trajectbegeleiding (ITB). Justitie spant zich in voor een maximale inzet van deze nieuwe maatregel, waarmee de eerste ervaringen veelbelovend zijn.

Met name in de grote steden zijn allochtone jongeren oververtegenwoordigd in de harde kern. Daarom maakt ITB ook deel uit van het CRIEM-beleid.

Omdat een snelle reactie op door jongeren gepleegde delicten van groot belang is, wordt in een apart project gewerkt aan verkorting van de doorlooptijden.

Jeugdzorg

Op het gebied van de civiele jeugdbescherming zal allereerst de capaciteitsproblematiek bij de gezinsvoogdij-instellingen worden aangepakt. Naast efficiencyverbetering gaat het hier om vergroting van de capaciteit, en dus om meer middelen. Hiervoor is in 2001 al 17 miljoen ter beschikking gesteld.

Een tweede belangrijke stap is het implementatieprogramma Wet op de jeugdzorg. Dit is gericht op een effectieve invoering van de Wet op de jeugdzorg. Hoofdpunt bij de implementatie is de verdere inrichting van de Bureaus jeugdzorg, die bepalen op welke jeugdzorg cliënten aanspraak hebben. Bij de inrichting van deze bureaus, die tot nu toe in belangrijke mate met initiatief van onderaf heeft plaats gevonden, is vrij veel diversiteit ontstaan. Om ze in overeenstemming met de eisen van de nieuwe wet te brengen is een zekere uniformering en standaardisering aan de orde. Dit betreft de schaal van het gebied waarbinnen de bureaus worden georganiseerd - één stichting Bureau jeugdzorg per provincie -als ook de uitvoering van de wettelijke taken. Dit laatste is van belang omdat de uitvoering van de jeugdbeschermingsmaatregelen en de jeugdreclassering een taak van de bureaus gaat worden. Met de ontwikkeling van de wijkgerichte programma’s Opvoedingsondersteuning en ontwikkeling/ Communities that Care is, door de ministeries van Justitie en Volksgezondheid, Welzijn en Sport gezamenlijk, gestalte gegeven aan de wetenschap dat vroegtijdig ingrijpen in risicosituaties kan bijdragen aan het voorkomen van meer structurele problemen op latere leeftijd.

Vreemdelingenbeleid

Het jaar 2002 zal vooral in het teken staan van de uitvoering van de nieuwe wet- en regelgeving, opdat de doelstellingen - te weten een snellere en betere (asiel)procedure, vermindering van het capaciteitsbeslag op de opvang en beperking van de instroom van alleenstaande minderjarige asielzoekers - ook daadwerkelijk worden gerealiseerd. Dit is essentieel om draagvlak voor het vreemdelingenbeleid te behouden. Omdat de Nederlandse vreemdelingenwetgeving en het Nederlandse vreemdelingenbeleid in toenemende mate worden bepaald door de beleidsvoornemens die in het Verdrag van Amsterdam, in het Actieplan van Wenen en in de conclusies van de Europese Raad van Tampere zijn neergelegd, is het beleid er overigens vooral op gericht de Europese beleidsvorming op dit terrein te beïnvloeden.

Op het terrein van migratie is sprake van een blijvend groot aanbod, zowel van asielzoekers als van personen die op andere gronden toelating tot ons land wensen. Tegelijkertijd wordt in algemene zin duidelijk de wens uitgesproken dat een restrictief toelatingsbeleid wordt gevoerd. Anderzijds wordt in individuele gevallen gevraagd om rekening te houden met de bijzondere omstandigheden van personen die hier willen verblijven. Waar het gaat om personen die de asielprocedure gebruiken om op economische gronden toegang tot ons land te verkrijgen is er doorgaans een weinig positieve houding. Daartegenover staat dat maatschappelijke ontwikkelingen aanleiding geven tot een discussie over de (verruiming van de) mogelijkheden voor vreemdelingen om in Nederland te kunnen werken. Tevens speelt hier het vraagstuk van de immigratie in relatie tot de inburgering en integratie van degenen die tot Nederland worden toegelaten. Wat betreft de opvang van asielzoekers is er ook de tegenstelling tussen de weerstand tegen nieuw in te richten opvangcentra en de steun die in individuele gevallen wordt verleend ook aan diegenen van wie is komen vast te staan dat hem geen recht op verblijf en voorzieningen in ons land toekomt.

Voor Justitie is de opdracht op dit terrein dan ook niet slechts om het in de wet vastgelegde beleid uit te voeren maar vooral om dat te doen op een zodanige wijze dat het draagvlak daarvoor behouden blijft.

Uitvoering Vreemdelingenwet 2000

Om daadwerkelijk snellere procedures in de gehele vreemdelingenketen te bereiken, zal worden geïnvesteerd in samenwerking, afstemming en regie in de keten bij de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000. Daarvan zijn vele concrete initiatieven te noemen. Op het gebied van asiel zal worden gewerkt aan de verdere invoering van behandelkantoren en aan de stroomlijning van de asielprocedure (met name het verder integreren van de planning met de ketenpartners). Op het reguliere terrein zal samen met de vreemdelingendiensten, het ministerie van Buitenlandse Zaken en Arbeidsvoorziening verkorting, stroomlijning en concentratie van de (verkorte) MVV-procedure en de visumprocedure worden nagestreefd. Voor wat betreft de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) staat het bijhouden van de instroom en daarmee het behandelen van nieuwe aanvragen binnen de wettelijke termijnen in 2002 samen met het verwerken van de voorraad bezwaar boven aan de agenda. De huidige capaciteit binnen de IND is naar verwachting voldoende om de voor 2002 geprognosticeerde instroom binnen de wettelijke termijnen te kunnen behandelen. Dit geldt voor asiel, regulier, visum en naturalisatie.

Effecten terugkeerbeleid

Met inwerkingtreding van de Vreemdelingenwet 2000 en daarmee de intrede van de meeromvattende beschikking, zal de uitvoering van het terugkeerbeleid – en dan met name de beëindiging van voorzieningen – effectiever kunnen verlopen. De resultaten daarvan zullen in de loop van 2002 zichtbaar kunnen worden, aangezien dan het oude terugkeerbeleid op steeds minder en het nieuwe terugkeerbeleid inclusief de meeromvattende beschikking op een steeds groter percentage uitgeprocedeerde vreemdelingen betrekking zal hebben.

Alleenstaande minderjarige asielzoekers

Een bijzondere categorie waarvoor vanuit de maatschappij en de Tweede Kamer bijzondere aandacht is gevraagd, zijn de alleenstaande minderjarige asielzoekers (ama’s). Hun toestroom naar Nederland is de laatste jaren sterk gestegen: in 2000 ca. 6 700 (15% van het totaal aantal asielzoekers). Deze groei is niet goed voor het draagvlak voor beleid inzake ama’s en zeker niet voor de kinderen zelf. Het belang van het kind vraagt in beginsel om herstel van de relatie met ouders, familie en/of sociale omgeving. Bovendien zijn kinderen in toenemende mate het slachtoffer van mensensmokkel, hetgeen niet aanvaardbaar is.

In 2002 zal de implementatie van het ama-beleid – zie de brief aan Tweede

Kamer van 1 mei 2001 (TK 27 062, nr. 14) – verder gestalte krijgen en zullen de effecten van het nieuwe beleid verder zichtbaar (moeten)

worden.

Informatiehuishouding

Door investeringen in de informatiehuishouding van de gehele Justitie-organisatie zal de dienstverlening aan de burger verbeteren en worden incidenten voorkomen.

Justitie is in essentie een hybride organisatie. Een belangrijk deel van de inspanningen is gericht op de directe bejegening van mensen: tijdens rechtszittingen, de tenuitvoerlegging van vrijheidsbeperkende sancties, gesprekken met en opvang van asielzoekers of de resocialisatie van ex-gedetineerden. Maar een groot deel van de activiteiten van Justitie bestaat ook uit informatieverrijking, -uitwisseling en -verwerking: de sturing van de opsporing, het voorbereiden van rechtszaken en vonnissen op alle rechtsterreinen, het slaan van besluiten, het tenuitvoerleggen van financiële sancties.

Volstrekt duidelijk is dat het beschikbaar zijn van de juiste informatie op de juiste plek en het juiste moment essentieel is voor een goede taakvervulling van Justitie, in globale zin (denk aan verkorten van doorlooptijden) maar ook in individuele zaken (denk aan voorkomen van vormfouten). Tegelijkertijd is de informatie waarmee Justitie werkt uiterst gevoelig, zowel waar het de privacy van betrokkenen betreft als de integriteit van de processen. Naar aanleiding van de gebeurtenissen in de zogenaamde Dover-zaak is toegezegd de informatiehuishouding van Justitie te verbeteren. In 2001 zijn daartoe de eerste stappen gezet, waarbij met name de kaders geschetst zijn. Ook zijn binnen delen van Justitie nieuwe informatiesystemen in gebruik genomen en is de informatievoorziening aan de burger (Internet) en de informatieuitwisseling met ketenpartners (diginotar) een stap verder gekomen. Het zwaartepunt van de verbeteringsoperatie zal echter in 2002 en volgende jaren komen te liggen, zowel wat betreft investeringen in ICT en organisatie als in resultaten. Voor 2002 staan onder andere op de agenda een verdere ontwikkeling van de Verwijsindex Personen, het tot stand brengen van een justitiebrede Public Key Infrastructureen het inrichten van enkele kenniscentra.

Onder verantwoordelijkheid van de Regieraad ICT Politie wordt door het ministerie van Justitie meegewerkt aan het verder optimaliseren van de informatiehuishouding op het gebied van de opsporing en vervolging. Een belangrijk deelproject hierin is het verbeteren van de informatieuitwisseling in de strafrechtsketen door middel van een elektronisch proces-verbaal. In dat deelproject wordt onder leiding van het ParketGeneraal/Openbaar Ministerie voorzien in een frequente afstemming met de relevante ketenpartners.

Internationaal beleid

Dat ons rechtssysteem steeds meer verweven raakt met dat van andere landen en met supranationale rechtssystemen vergt bijzondere aandacht, enerzijds voor het implementeren van internationale richtlijnen en afspraken en anderzijds voor het tijdig beïnvloeden daarvan.

Op internationaal gebied zijn twee ontwikkelingen rond de EU in het bijzonder van belang: de voorgenomen uitbreiding en de verdieping op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken. De toetreding van de huidige kandidaat-lidstaten kost, ook voor het ministerie van Justitie, een grote inspanning. Een belangrijk punt daarbij is en blijft het leveren van bijdragen aan het sterker maken van de rechtsstaat in de landen van Midden- en Oost-Europa, maar in het bijzonder de landen die het eerst zullen toetreden.

De verdieping van de EU zal niet zonder gevolgen blijven voor ons rechtssysteem. Waar overkoepelende of gezamenlijke regelgeving en instituties tot stand worden gebracht, zullen niet alle specifiek Nederlandse aspecten van het rechtssysteem daarin een plaats kunnen vinden. Daarnaast zal ook intensivering van de samenwerking leiden tot beïnvloeding van ons rechtssysteem door die van de andere landen van de EU. Dit is vooral merkbaar op drie terreinen: het vreemdelingenbeleid, het strafrecht en het drugsbeleid. Het Belgische voorzitterschap zal met de EU-Top in Laken ongetwijfeld een stevige impuls geven aan de uitwerking van de beslissingen die in oktober 1999 in Tampere zijn genomen ten aanzien van een Europees Strafrecht. Het is voor Justitie van groot belang in dit proces een actieve rol te spelen, door heldere prioriteiten aan de houden en goede Nederlandse bijdragen aan het Europese besluitvormingsproces te leveren.

Verdragvan Amsterdam

Op basis van het Verdrag van Amsterdam heeft de Commissie verschillende voorstellen voor richtlijnen uitgebracht, zoals de richtlijn inzake tijdelijke bescherming waarop reeds een politiek akkoord is bereikt. Daarnaast zijn onder meer ontwerp-richtlijnen verschenen inzake minimumnormen voor asielprocedures, gezinshereniging en langdurig verblijvende derdelanders. Op korte termijn zullen meer ontwerprichtlijnen volgen, zoals de richtlijn inzake de vluchtelingendefinitie, aanvullende vormen van bescherming en de herziening van de Overeenkomst van Dublin. Aangezien deze richtlijnen resulteren in bindende regelgeving op het gebied van het asiel- en vreemdelingenbeleid, zal Nederland zich tijdens het onderhandelingsproces over deze ontwerprichtlijnen inzetten voor een coherent geheel aan Europese regelgeving, waarin zowel de belangen van de Nederlandse overheid als de noodzakelijke, uit internationale verplichtingen voortvloeiende, waarborgen voor vreemdelingen worden meegewogen.

Strafrecht

Bij verdere integratie op het terrein van het strafrecht zullen alle lidstaten, en dus ook Nederland, noodzakelijkerwijs de specifieke aspecten van hun eigen rechtssysteem tegen het licht moeten houden en bereid dienen te zijn tot aanpassing daarvan bij het opstellen van gezamenlijke regelgeving of het instellen van gezamenlijke instituties. Geen der lidstaten kan verwachten dat alle overige landen bereid zullen zijn zich eenzijdig aan te passen aan zijn rechtssysteem. Het streven dient er op gericht te zijn om gezamenlijk de beste elementen van alle rechtssystemen te behouden, opdat de gemeenschappelijke regelingen een optimalisering inhouden ten opzichte van de bestaande nationale regelingen.

In dit kader is de tijdige vorming van het definitieve Eurojust een belangrijk punt van aandacht. Van dit nieuwe orgaan, dat de openbare ministeries van de 15 lidstaten bijeenbrengt en dat de justitiële aanpak van de georganiseerde criminaliteit in Europa moet coördineren, mag gaandeweg een centrale en sturende positie op het Europese toneel worden verwacht. Nederland zal zich er voor inzetten dat Eurojust een goede samenwerking met Europol tot stand brengt. Een tweede element van het dossier «Europees strafrecht» is de discussie met de Tweede Kamer over de Nederlandse inzet in de Europese onderhandelingen en meer in het bijzonder de bereidheid om de strafbepalingen en strafhoogten op het Europese vlak onderling af te stemmen. De notitie van de regering over «eurostrafrecht» zal voor deze gedachtenwisseling de basis zijn.

Drugsbeleid

Hoog op de agenda staat de tenuitvoerlegging van de XTC nota «Samenspannen tegen XTC» (TK 23 760, nr. 14). Deze nota zet een vijfjarenplan uiteen voor de intensivering van de aanpak van de illegale productie en verhandeling van deze harddrug vanuit Nederland. De betreffende financiële middelen (ca. 18 miljoen op jaarbasis vanaf 2003) worden door de diverse partners van Justitie ingezet voor «Law enforcement» doeleinden, die over de gehele linie een aanmerkelijk verhoogde pakkans en justitiële afdoening mogelijk moeten maken. Dit zal onder meer geschieden via de vorming van meerdere nieuwe politieteams voor XTC-opsporing. De versterking van de Unit Synthetische Drugs (USD), en vooral het behoud van de centrale plaats van de USD als samenwerkingsorgaan van de verschillende betrokken diensten staat daarbij voorop.

Op Europees niveau zal de aandacht zonder twijfel worden opgeëist door de discussie over het EU Kaderbesluit Drugshandel. Dit ontwerpbesluit beoogt te komen tot minimumstraffen ten aanzien van bestanddelen van strafbare feiten en met betrekking tot straffen op het gebied van de drugshandel. De inzet van Nederland is om het ontwerpkaderbesluit in die zin aan te passen dat de uitgangspunten van het Nederlands drugsbeleid, zoals het onderscheid tussen softdrugs en harddrugs, ongemoeid worden gelaten.

Toekomstgerichtheid

Door het voeren van een strategische dialoog anticipeert Justitie op toekomstige ontwikkelingen. Het ministerie van Justitie heeft als belangrijke opdracht om via het recht en de handhaving daarvan in een veranderende samenleving houvast te bieden. Daartoe dient de rechtsorde tegelijkertijd stabiel te zijn (geen plotselinge breuken met het verleden) als aangepast aan wat de samenleving onder nieuwe omstandigheden vraagt. Met het oog hierop is in 2000 een strategische dialoog in gang gezet. Het eerste product hiervan is de strategische agenda, die in beleidsartikel 1.1 wordt gepresenteerd. Daarin wordt aangegeven op welke wijze menings- en besluitvorming in gang zal worden gezet over vier thema’s waarvan verwacht wordt dat ze in de nabije toekomst cruciale vragen voor Justitie oproepen: de internationale rechtsontwikkeling, afnemende acceptatie van individuele risico’s, effectiviteit en legitimiteit van de overheid en het speerpuntenprogramma criminaliteitsbeheersing. Nadere verkenningen/discussie vindt(en) plaats over een aantal onderwerpen die nog niet voldoende rijp zijn voor besluitvorming. Daarbij moet onder andere gedacht worden aan de toenemende diversiteit van de samenleving, het structurele element in de toestroom van vreemdelingen, de cumulatie van invloeden op de rechtsstaat en de ontwikkelingen op het gebied van ICT en technologie in algemene zin.

Intensiveringen

Om door realisatie van deze beleidsprioriteiten de juridische en justitiële infrastructuur op peil te houden en verder te vernieuwen zijn aanzienlijke investeringen nodig – al wordt een belangrijk deel ook gerealiseerd binnen de bestaande budgetten. In de hierna volgende toelichting op de beleidsartikelen wordt hier specifiek op ingegaan. In onderstaande tabel zijn de extra investeringen samengevat. Achter elke intensivering is/zijn de beleidsartikel(en) genoemd waar een nadere toelichting te vinden is.

Beleidsintensiveringen en ramingsbijstellingen bedragen x€ 1 miljoen

2001

2002

2003

2004

 

Beleidsintensiveringen

       

Rechtshulp (4.2)

6,8

11,3

11,3

11,3

Harmonisatie CAO Jeugdhulpverlening (7.1)

1,8

4,5

5,9

7,7

Sancties (Jeugd en TBS) (3.4 en 5.1)

36,3

40,8

45,4

45,4

Vreemdelingenbewaring (6.3)

2,3

6,8

9,1

9,1

Informatieverbetering (n.a.v. Dover) (3.1, 3.3 en 5.2)

4,1

4,1

4,1

4,1

XTC-beleid (1.1, 3.3 en 4.1)

0,5

4,5

6,8

6,8

Jeugd (3.4)

13,6

13,6

13,6

13,6

Motie APB: Gezinsvoogdij-instellingen (3.4)

3,6

3,6

3,6

3,6

ZM (4.1)

OM (3.3)

Uitbreiding IND (6.1)

BTW bij stichtingen (4.2)

ama-maatregelen (3.4, 6.1 en 6.3)

Opvang reguliere asielzoekers (6.2)

Opvang ama’s (3.4)

Onderwijshuisvesting asielzoekers (6.1)

Vreemdelingenkamers (4.1)

Aanmeldcentra (6.1)

Behandelkantoren (6.2)

Tolkenkosten (6.1)

Gerechtskosten (4.1 en 3.3)

Groei Schadefonds geweldsmisdrijven (3.2)

Groei pleegzorg (3.4)

Implementatie VBTB (7.1)

 

14,1

18,8

18,8

18,8

64,4

92,1

69,9

74,9

112,5

162,0

191,0

205,1

9,1

     
 

7,7

11,3

12,7

1,4

     

6,2

4,6

-3,1

-3,1

2,3

1,4

   

2,3

2,3

2,3

2,3

1,3

0,9

0,9

0,9

2,0

2,0

2,0

2,0

1,6

0,4

0,4

0,4

Totaal beleidsintensiveringen

318,2

435,1

449,2         471,4

HOOFDSTUK 3 – DE BELEIDSARTIKELEN

1 – STRATEGIE

Beleidsartikel 1.1 Strategie

Justitie wil een bijdrage leveren aan een rechtvaardige en veilige samenleving. Omdat de wereld waarin Justitie dat doet voortdurend verandert, moet continu nagegaan worden op welke wijze die bijdrage tot optimale resultaten kan leiden.

Beleidsdoelstelling 1.1

Optimaliseren van de bijdrage van Justitie aan een rechtvaardige en veilige samenleving in een veranderende wereld.

Justitie moet allereerst «de goede dingen doen». Dat betekent dat de zaken die er echt toe doen worden opgepakt, de zaken die Justitie bij uitstek ter hand moet nemen om bij te dragen aan een rechtvaardige en veilige samenleving. Wat die zaken zijn, vloeit voort uit een samenspel tussen grondwettelijke taken, de ontwikkelingen in de omgeving, zowel in Nederland als daarbuiten, de verwachtingen die de samenleving van Justitie heeft en de mogelijkheden van Justitie.

Justitie moet ook «de dingen goed doen». Het gaat hier om het doeltreffend en doelmatig aanwenden van de middelen die Justitie ter beschikking staan. Doeltreffend door instrumenten in te zetten die effectief zijn voor het bereiken van de doelstellingen. Doeltreffend ook, door ervoor te zorgen dat er samenhang bestaat tussen de verschillende instrumenten, dat zij elkaar waar mogelijk versterken. Het ministerie van Justitie tracht doelmatig te zijn door haar doelstellingen tegen zo laag mogelijke kosten te bereiken.

Justitie moet tenslotte een strategische visie ontwikkelen ten behoeve van de totstandkoming van het beleid. Toekomstgerichtheid is daarin het sleutelwoord: Justitie wil niet alleen nu een adequaat antwoord leveren op wat de samenleving van haar vraagt, maar ook toekomstige ontwikkelingen signaleren en daarop anticiperen.

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

 

Beleidsdoelstelling 1.1. uitgaven ontvangsten verplichtingen

11 400

12 510

12 591

12 471

12 478

12 479

12 479

285

158

91

91

91

91

91

11 103

11 870

11 910

11 791

11 797

11 798

11 798

Operationele doelstelling 1.1.1

Het tot stand brengen van een op geldige omgevingskennis gebaseerde strategische visie ten behoeve van de totstandkoming van Justitiebeleid.

In de begroting voor 2001 is reeds aangekondigd dat het ministerie van Justitie zal gaan werken met een strategische agenda. Het ministerie doet dit om beter te kunnen anticiperen op toekomstige ontwikkelingen. Onder een strategische agenda wordt een politiek goedgekeurde lijst verstaan van thema’s die naar verwachting in de toekomst cruciale vragen voor Justitie oproepen, en waarbij per thema wordt aangegeven op welke wijze menings- en besluitvorming in gang zal worden gezet. Het gaat hierbij dus om strategische vraagstukken waarvan de beantwoording vooraf gaat aan beleidsontwikkeling. Op het moment dat beleid is ontwikkeld en daarover besluitvorming heeft plaatsgevonden, zal een vraagstuk doorgaans van de strategische agenda afgevoerd kunnen worden.

De strategische agenda 2002

Uit een lijst van zeven justitiebrede strategische vragen en 21 vragen per rechtsgebied zijn drie justitiebrede onderwerpen geselecteerd voor de strategische agenda 2002:

+ Afnemende acceptatie van individuele risico’s

+ Effectiviteit en legitimiteit van de overheid

+ Internationale rechtsontwikkeling

Justitie wil de zich op alle rechtsgebieden in toenemende mate manifesterende maatschappelijke behoefte aan bescherming tegen risico’s en, als deze zich verwezenlijken de daardoor veroorzaakte schade vergoed te krijgen, in goede banen leiden.

Burgers eisen in toenemende mate van de overheid bescherming tegen risico’s, sommigen spreken zelfs van een grondrecht op veiligheid, en verwachten dat geleden schade kan worden verhaald, zo niet op de veroorzaker dan wel op de overheid. In het strafrecht uit zich dit in toenemende spanning tussen vrijheid en veiligheid, onder meer waar het gaat om de toepassing van nieuwe technologische mogelijkheden ter preventie van criminaliteit. In het privaat- en bestuursrecht uit zich dit in een toenemend aantal claims tussen private partijen onderling en in claims tegen de overheid. Met het rapport «Naar een claimcultuur in Nederland?» (TK 26 630, nr. 2) en het kabinetsstandpunt daarover heeft het kabinet deze ontwikkeling op de agenda geplaatst en een aanpak op hoofdlijnen geformuleerd. Hiermee zijn echter niet alle vragen die door deze trend rijzen beantwoord.

Het is nodig grenzen te stellen aan het verschaffen van veiligheid door de overheid en het compenseren van schade en voor die grenzen draagvlak te creëren in de samenleving. Het stellen van grenzen vereist een algemene visie op het aansprakelijkheidsrecht waarin uitgangspunten, functie en doelstellingen worden geformuleerd die aansluiten bij de huidige maatschappelijke opvattingen. In het bijzonder moet daarin de verantwoordelijkheid van private partijen om financiële zekerheid te stellen een plaats krijgen. Bijvoorbeeld in de vorm van verzekering – in geval van schade door hun activiteiten en wat betreft de overheids-aansprakelijkheid het vinden van een evenwicht tussen de zorgvuldigheid van het overheidsoptreden en de daadkracht en flexibiliteit van de overheid.

Om zo veel mogelijk te voorkomen dat door ad-hoc beslissingen ter vergroting van de veiligheid geleidelijk de rechten van de mens eroderen of een andere interpretatie krijgen, worden algemene principes ontwikkeld en uitgedragen. Hierbij komen verschillende aspecten aan de orde in de sfeer van dadergerichte interventie: de straftoemeting, de terugdringing van recidive en de vroegtijdige identificatie en behandeling van personen met verhoogd risico tot criminaliteit. Ook situationele preventie behoeft in dit verband aandacht, in het bijzonder waar het gaat om de grootschalige toepassing van nieuwe technologie.

De volgende aanpak is voorzien:

+ Het bepalen van een standpunt over de vraag waar de grenzen liggen aan het verschaffen van veiligheid en het compenseren van schade door de overheid.

+ Het ontwikkelen van een algemene visie op het civiele aansprakelijkheidsrecht en in het verlengde daarvan op de toereikendheid van het schadeverhaal. Daarbij verdienen het schadeverhaal op de overheid en de effecten daarvan op het overheidshandelen alsmede het instellen van verplichtingen tot financiële zekerheid bijzondere aandacht.

+ Het expliciteren en, waar nodig, ontwikkelen van algemene principes voor de afweging van veiligheid en vrijheid in algemene zin en bij de beheersing van criminaliteit in het bijzonder. In dit verband wordt ook de verhouding tussen straf-, privaat- en bestuursrecht opnieuw bezien.

+ Het verkennen van de mogelijkheden die naar verwachting door de ontwikkeling van wetenschap en technologie ter beschikking komen ter preventie van criminaliteit en de ethische dilemma’s die daaruit voortvloeien.

+ Het verrichten van meer inspanningen met betrekking tot communicatie met de samenleving van de dilemma’s en de grenzen die Justitie stelt. Hiervan maakt een versterking van de huidige proactieve aanpak van claimcultuur deel uit.

+ Investeringen in onderzoek dat nodig is ter onderbouwing en uitvoering van deze actiepunten.

Justitie wil versterkt invulling geven aan haar rijksdienstbrede medeverantwoordelijkheid voor wetgevingskwaliteit en rechtshandhaving om de effectiviteit en legitimiteit (en daarmee het gezag) van de overheid te vergroten. Ook de effectiviteit en legitimiteit van de eigen organisaties moet Justitie vergroten.

Maatschappelijke trends, zoals het afnemend ontzag voor autoriteit en toenemende diversiteit van de samenleving, maar ook het vervagen van nationale grenzen, wijzen op de geleidelijke erosie van het gezag van de overheid. Recente rampen in Enschede en Volendam hebben laten zien dat juist waar het gaat om uitvoering en handhaving van regelgeving het overheidsoptreden niet steeds effectief is, waardoor eveneens het gezag van de overheid onder druk komt te staan. Justitie kan bijdragen aan het tegengaan van de erosie van het gezag van de overheid door middel van het versterken van de effectiviteit en legitimiteit van het overheidsoptreden vanuit de invalshoeken wetgevingskwaliteit en rechtshandhaving. Op deze terreinen heeft Justitie een rijksdienstbrede medeverantwoordelijkheid. Daarnaast is behoud van gezag van de overheid bij uitstek gediend bij effectieve Justitie-organisaties. Justitie verkent de mogelijkheden en het draagvlak voor een rijksdienstbrede doorlichtingsoperatie ter vergroting van effectiviteit en legitimiteit van de overheid. Bij deze doorlichtingsoperatie gaat het primair om de naleving van wet- en regelgeving en staan naleefbaarheid, handhaafbaarheid en daadwerkelijke handhaving centraal. Doel van de operatie is niet 100% naleving van de bestaande regels, maar het verbeteren van naleefbaarheid van de regels en het systematisch stellen van prioriteiten ten aanzien van de handhaving. Verder is herbezinning op de uitgangspunten voor de rechtshandhaving nodig. Er moet gewaakt worden voor een cultuur van pretenties en daaruit voortvloeiende onrealistische verwachtingen: de overheid moet zich geen problemen toe-eigenen die zij vervolgens niet aankan. Eveneens moet onderkend worden dat niet alleen zwakke handhaving, maar ook sterke handhaving de legitimiteit van de overheid kan aantasten. Handhaven waar dat met het oog op maatschappelijke effecten belangrijk is en gedogen als het om maatschappelijk onbetekenende normafwijking gaat, kan regelgeving acceptabel maken voor maatschappelijke actoren en daarmee de naleving bevorderen. Ook moeten prioriteiten niet volledig geleid worden door toevallige gebeurtenissen (bijvoorbeeld rampen), maar dienen ze systematisch en beargumenteerd te worden gesteld.

Voor de Justitie-organisatie betekent versterking van de effectiviteit en legitimiteit vooral vergroting van de capaciteit van de strafrechtelijke handhaving, verbetering van de samenwerking binnen de strafrechtketen en van die keten met andere organisaties, en het tegengaan van mislukkingen en fouten. Zie hiervoor ook de nota «Criminaliteitsbeheersing: investeren in een zichtbare overheid» (TK 27 834, nrs. 1–2). Ook is voordurende aandacht voor integriteit essentieel voor de legitimiteit van de Justitie organisaties.

Hiertoe worden de volgende stappen gezet:

+ Het verkennen van de mogelijkheden en van het draagvlak voor een rijksdienstbrede doorlichtingsoperatie ter vergroting van de effectiviteit en legitimiteit van de overheid. Bij een dergelijke doorlichtingsoperatie gaat het primair om de versterking van de naleving van wet- en regelgeving en staan naleefbaarheid, handhaafbaarheid en daadwerkelijke handhaving centraal.

+ Het expliciteren en, waar nodig, herzien van de uitgangspunten voor de rechtshandhaving. Dit is nodig voor een doorlichtingsoperatie, maar vooral ook met het oog op het vermijden van overspannen verwachtingen ten aanzien van het optreden van de overheid.

+ Het onderzoeken hoe het belang van regels en de handhaving daarvan kan worden uitgedragen en welke rollen Justitie en andere regelgevende organen daarbij kunnen spelen.

+ Met het oog op het vergroten van de effectiviteit en legitimiteit van Justitie-organisaties, moet voortdurend worden bezien waar een intensivering van de strafrechtelijke handhaving het meest effectief is, hoe de samenwerking in de strafrechtketen en van die keten met andere organisaties kan worden verbeterd en hoe afbreukrisico’s kunnen worden teruggedrongen.

Justitie wil bijdragen aan het vergroten van de effectiviteit van de beïnvloeding van de internationale rechtsontwikkeling en in het bijzonder de Europese rechtsontwikkeling. Om op evenwichtige wijze bij te dragen aan de bevordering van het Nederlands belang.

Door de snelle internationale rechtsontwikkeling wordt het voor Justitie steeds moeilijker daarop effectief invloed uit te oefenen. De huidige brede aanpak waarbij Justitie in beginsel op alle rechtsontwikkeling invloed wil uitoefenen, leidt in toenemende mate tot versnippering van aandacht en een reactieve opstelling. Justitie heeft nu de handen vol aan implementatie van EU-regelgeving, de houding is nog niet assertief en strategisch te noemen. Een belangrijk overkoepelend thema voor de komende jaren is de positionering van de Nederlandse juridische infrastructuur in de zich ontwikkelende Europese infrastructuur. Het uitoefenen van invloed hierop is vanuit het perspectief van de juridische infrastructuur een prioriteit voor Justitie.

De huidige brede en vooral reactieve opstelling moet vervangen worden door een selectieve en proactieve opstelling. Daarvoor moeten prioriteiten worden gesteld, wat op zijn beurt inzicht vereist in de waarden en belangen die voor Nederland in het geding zijn. Ook vereist het een beeld waar, in de visie van Justitie, de internationale en Europese rechtsontwikkeling op uit zou moeten komen. In praktische zin zal «Europa» nog meer een regulier onderdeel van de werkzaamheden moeten worden, waardoor de Europese rechtsontwikkeling op vanzelfsprekende wijze voldoende aandacht krijgt. Overigens behoeft het waarborgen van de aantrekkelijkheid van Nederland als vestigingsplaats voor internationale juridische organen aandacht. Niet alleen zijn hieraan belangrijke, maar niet geëxpliciteerde Nederlandse belangen – ook in de sfeer van de statuur van Nederland – verbonden, ook zal een juiste afstemming en afscherming van en met de Nederlandse rechtsorde en samenleving gewaarborgd dienen te worden.

Een aanpak langs meerdere lijnen is voorzien:

+ Het leveren van een op de Europese rechtsontwikkeling toegespitste bijdrage aan een rijksbrede visie op de toekomst van het Europese integratieproces (constitutioneel model, ontwikkeling afzonderlijke rechtsgebieden, subsidiariteit, toedeling Justitietaken aan EU-pijlers), de kwaliteit van het EU-recht en de verhouding tussen europeanisering en internationalisering van het recht. De visie dient ter fundering van het internationale werk van Justitie en wordt uitgedragen aan parlement en relevante partners.

+ Het uitvoeren van een analyse van de eigenheid van het Nederlandse rechtsstelsel en de waarden en belangen daarbij en het stellen van prioriteiten ten aanzien van wat te behouden en uit te dragen.

+ Het onderzoeken van de mogelijkheden om de organisatie van de beïnvloeding te verbeteren: integratie in regulier werk, sterke aanwezigheid in Brussel voor vroegtijdige beïnvloeding, aparte afdeling Europa/Europees recht, meer aandacht voor coördinatie (consistente toepassing visie) en uitvoering.

+ Extra investeringen in mensen gericht op het aantrekken, ontwikkelen en behouden van deskundigheid vooral ten aanzien van het Europees recht en waar nodig in onderzoek.

Aan de strategische agenda kunnen onderwerpen worden toegevoegd. Ook kunnen op termijn thema’s worden afgevoerd, bijvoorbeeld omdat deze onderdeel van de beleidsagenda zijn geworden. Toevoeging gebeurt in principe na analyse en globale uitwerking van de thematiek. Onderwerpen die in aanmerking komen voor de strategische agenda, maar die eerst nader verkend en uitgewerkt moeten worden, zijn in elk geval: + Toenemende diversiteit van de samenleving: is het nodig en mogelijk om «nieuwe samenhang» te bevorderen en, zo ja, heeft Justitie daarbij een rol? Van belang hierbij is dat Justitie draagvlak en daarmee gezag in de samenleving behoudt. Hiervoor is onder andere cruciaal dat de Justitie-organisaties in hun personeelsbestand een afspiegeling van de samenleving vormen. + Structurele toestroom van vreemdelingen: is een op de lange termijn gerichte strategische heroriëntatie op het asiel- en migratiebeleid noodzakelijk? Bij deze complexe problematiek vormt illegaliteit één van de meest urgente vragen. + Moet nieuwe inhoud gegeven worden aan de rechtsstaat, gelet op de verschuivende denkbeelden en behoeften in de samenleving? In de samenleving lijkt zich een verschuiving voor te doen in de betekenis die aan het begrip rechtsstaat wordt gegeven. Het lijkt minder te gaan om bescherming tegen een almachtige overheid en meer om bescherming tegen andere private partijen die de overheid zou moeten bieden.

+ Toenemende kwaliteitseisen aan Justitie: hoe kan hieraan tegemoet worden gekomen?

+ Hoe kan Justitie het draagvlak van recht en rechtspleging bevorderen? Zou Justitie meer moeten doen aan communicatie en draagvlak-management? Kan juridische educatie een bijdrage leveren?

+ Uitkomsten van de aparte ICT en technologieverkenningen die uitgevoerd zullen worden.

Volumegegevens

In 2002 worden de in onderstaande tabel vermelde producten gerealiseerd:

2002

Strategische documenten (geactualiseerde strategische agenda, visie-documentenenstrategische verkenningen)                                                                           13 Verspreiding van resultaten van wetenschappelijk onderzoek (verslagen, congressen)                                                                                                                                    64 Antwoorden op geregistreerde interne en externe informatievragen (WODC infodesk) 1500

Om te kunnen beschikken over de benodigde kennis wordt, waar deze niet reeds aanwezig is of elders verkregen kan worden, wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd. Justitie acht het vanuit een oogpunt van transparantie van belang dat deze kennis breed toegankelijk wordt gemaakt, ook voor belangstellenden buiten Justitie.

Het onderzoekprogramma van het ministerie van Justitie beschrijft op welke terreinen behoefte is aan kennis. Het komt tot stand na intensief overleg met alle departementsonderdelen. In de periode 2002 zal onderzoek gedaan worden op de volgende thema’s: Preventie, Jeugd, Sancties, Asiel en Migratie, Wetgeving, Rechtspleging, Juridische Beroepen, Criminaliteit, Opsporing en Vervolging. Daarbij krijgt onderzoek op het gebied van beleidsevaluatie expliciet aandacht.

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

Operationele doelstelling – 1.1.1

uitgaven

– apparaatsuitgaven

ontvangsten verplichtingen

 

11 400

12 510

12 591

12 471

12 478

12 479

12 479

11 400

12 510

12 591

12 471

12 478

12 479

 

285

158

91

91

91

91

91

11 103

11 870

11 910

11 791

11 797

11 798

11 798

2 – REGELGEVING

Beleidsartikel 2.1 Wetgeving

Een samenleving kan niet functioneren zonder juridische ordening. Wetten vormen de kern van de rechtsorde.

Beleidsdoelstelling 2.1

In stand houden van een goed functionerend rechtssysteem.

Een rechtsorde is niet zo maar een verzameling regels, maar een inhoudelijk in rechtsbeginselen gefundeerd, systematisch en samenhangend geheel. Rechtsbeginselen zijn de juridische weerslag van door de samenleving gedeelde waarden. Om concreet en effectief tot gelding te komen, moeten zij worden vertaald in wetgeving. De rechtsorde is niet statisch. Waarden en beginselen evolueren; de maatschappelijke omstandigheden waaronder zij tot gelding moeten worden gebracht veranderen. In de samenleving bestaat voortdurend behoefte aan nieuwe wetgeving, aanpassing van wetgeving.

 

Budgettaire gevolgen van het beleid

         

bedragen x € 1 000

 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Beleidsdoelstelling 2.1 uitgaven ontvangsten verplichtingen

7 201 0

9 080 0

7 878 0

7 862 0

7 836 0

7 836 0

7 836 0

8 686

9 080

7 878

7 862

7 836

7 836

7 836

Operationele doelstelling 2.1.1

Tot stand brengen van regelgeving ter uitvoering van de grondwettelijke opdracht het burgerlijk recht, het strafrecht en het burgerlijk en strafprocesrecht in algemene wetboeken en algemene regels van bestuursrecht bij wet vast te leggen; en het tot stand brengen van regelgeving ter realisering van beleidsdoelen van Justitie.

Het beleid inzake de totstandkoming van Justitie-wetgeving ligt vast in het door de politieke leiding vastgestelde wetgevingsprogramma. Regelmatig wordt bezien of de prioriteit die aan de in het programma opgenomen wetsvoorstellen is toegekend, moet worden gehandhaafd of aangepast. Voorts wordt de voortgang van alle wetgevingsprojecten bewaakt. Eén van de grondwettelijk opgedragen taken waarvoor de minister van Justitie de verantwoordelijkheid draagt, is het codificeren van het burgerlijk (proces)recht, het straf(proces)recht in algemene wetboeken en het codificeren van het bestuurs(proces)recht. Het tot stand brengen en actueel houden van deze codificaties op die rechtsterreinen is een centrale doelstelling van Justitie.

Regelgeving dient in veel gevallen mede ter facilitering van Justitie-doelen; deels zijn deze doelen terug te vinden in de andere beleids-artikelen. De totstandbrenging van deze wetgeving wordt hier als operationele doelstelling genoemd. De beoordeling van beleidsmatig wenselijke wetswijzigingen moet plaatsvinden tegen de achtergrond van het instandhouden van de consistentie van het rechtssysteem. Een substantieel deel van de Justitieregelgeving is niet gekoppeld aan één van de andere beleidsdoelstellingen. Het is, als het al zinvol zou zijn, niet doenlijk voor al deze regelgeving een overkoepelende operationele doelstelling te formuleren. Daarvoor lopen doel en aard van deze rechtsgebieden en de daarop betrekking hebbende wetsvoorstellen te veel uiteen. Wel is het mogelijk om per rechtsgebied een actuele doelstelling te verwoorden. Het is ook wenselijk dat te doen, want het biedt een kader waarin de aangekondigde voornemens tot regelgeving kunnen worden beoordeeld. Hieronder staat per rechtsgebied aangegeven wat de belangrijkste ontwikkelingen zijn en welke doelen Justitie stelt voor 2002.

Algemeen privaatrecht

De werkzaamheden op het gebied van de privaatrechtelijke wetgeving kunnen worden onderscheiden in:

  • a. 
    (her)codificatie gericht op toegankelijkheid van de wet en praktische hanteerbaarheid, zoals de wetsvoorstellen voor het nieuwe erfrecht en het verzekeringsrecht, en voorstellen voor een nieuw boek 10 (internationaal privaatrecht) van het Burgerlijk Wetboek;
  • b. 
    aanpassing aan veranderde omstandigheden en opvattingen, zoals bijvoorbeeld de familierechtelijke en ondernemingsrechtelijke wetgeving;
  • c. 
    bijdrage aan de internationale rechtsorde en de uitvoering van internationale verplichtingen.

Op het terrein van het privaatrecht zullen in de komende periode vooral de wetsvoorstellen die de efficiency van het rechtsgeding betreffen aandacht krijgen; veel aandacht krijgen de verbetering van de civielrechtelijke positie van het slachtoffer, de aanpassing van de wet aan technologische ontwikkelingen en de wetgeving over mensen en hun betrekkingen in familieverband.

Burgerlijk procesrecht

Begin 2002 treedt het wetsvoorstel ter herziening van het procesrecht in werking. Daarmee wordt een belangrijke stap gezet naar een overzichtelijk en efficiënt procesrecht waardoor geschillen sneller worden afgedaan.

Daarnaast wordt in de wet ook in steeds sterkere mate rekening gehouden met grensoverschrijdende geschilbeslechting.

+ inwerkingtreding wetsvoorstel herziening procesrecht

+ inwerkingtreding aanpassingswet herziening procesrecht

+ inwerkingtreding uitvoeringswet verordening betekening gerechtelijke stukken + parlementaire behandeling uitvoeringswet verordening EEX + parlementaire behandeling uitvoeringswet beschikking civielrechtelijk netwerk + parlementaire behandeling uitvoeringswet verordening bewijsrecht + inwerkingtreding uitvoeringswet verordening rechtsmacht in echtscheiding

Aansprakelijkheidsrecht en verzekeringsrecht

In 2002 wordt de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel voor het nieuwe verzekeringsrecht voltooid. Dit wetsvoorstel brengt het verzekeringsrecht meer bij de tijd.

+   inwerkingtreding wetsvoorstel nieuwe titel 7.17 (verzekeringstitel)

+   inwerkingtreding aanpassingswet titel 7.17

+   inwerkingtreding uitvoeringswet 4e Wam-richtlijn

+   inwerkingtreding verjaring aansprakelijkheid gevaarlijke stoffen

Aanpassing van de wet aan technologische ontwikkelingen

Voor de betrouwbaarheid en rechtszekerheid van het elektronisch verkeer zijn aanpassingen van de wet nodig. Dat betreft zowel het algemeen vermogensrecht als specifieke rechtsgebieden, zoals het auteursrecht. + inwerkingtreding uitvoeringswet richtlijn elektronische handtekening + inwerkingtreding uitvoeringswet richtlijn e-commerce + parlementaire behandeling wetsvoorstel reprorecht + parlementaire behandeling wetsvoorstel college van toezicht collectieve beheersorganisaties + aanvang parlementaire behandeling wijziging Auteurswet in verband met Wet openbaarheid van bestuur + parlementaire behandeling uitvoeringswet richtlijn auteursrecht in de informatiemaatschappij

Corporate governance

In de Justitiebegroting voor 2001 is het beleid voor een betere corporate governance geschetst. Er is behoefte aan flexibele vennootschapsrechtelijke structuren die internationaal toepasbaar zijn en een duidelijke verdeling van bevoegdheden kennen. Dat leidt tot nieuwe wetgevingsinitiatieven, naast wetgeving op afzonderlijke terreinen. + inwerkingtreding wetsvoorstel beschermingsconstructies + inwerkingtreding wetsvoorstel decharge bestuurders en commissarissen + inwerkingtreding schrapping 72-jaarsgrens

+ parlementaire behandeling wetsvoorstel documentatie vennootschappen + parlementaire behandeling wetsvoorstel openbaarheid inkomens bestuurders en commissarissen + parlementaire behandeling wetsvoorstel toepassing IAS-normen + inwerkingtreding wetsvoorstel Friese statuten van verenigingen en stichtingen + parlementaire behandeling wetsvoorstel wijziging structuurregeling + parlementaire behandeling wetsvoorstel nieuwe titel 7.13 (personenvennootschap) + parlementaire behandeling aanpassingswet titel 7.13 + parlementaire behandeling uitvoeringswet wijziging 4e richtlijn jaarrekeningrecht

Wetgeving over de positie van natuurlijke personen

Het gaat hier om regelgeving over de positie van natuurlijke personen en hun betrekkingen in familieverband of jegens de Staat, waarbij het vrijheidsbeginsel, het gelijkheidsbeginsel en het verantwoordelijkheids-beginsel centraal staan. Deze beginselen komen ook tot uitdrukking in het nieuwe erfrecht, dat in 2002 voltooid kan worden. + parlementaire behandeling wetsvoorstel Wet op de Jeugdzorg + inwerkingtreding wetsvoorstel gezamenlijk gezag bij geregistreerd partnerschap + parlementaire behandeling wetsvoorstel vermissing van personen + parlementaire behandeling wetsvoorstel verrekenbeding

+   aanvang parlementaire behandeling aanpassing huwelijksgoederen-regime

+   parlementaire behandeling advies- en meldpunten kindermishandeling

+   parlementaire behandeling vervanging van verloren en vermiste registers burgerlijke stand

+   inwerkingtreding invoeringswet erfrecht

+   inwerkingtreding bezemwet erfrecht

+   inwerkingtreding aanpassingswet erfrecht

+   inwerkingtreding overgangswet erfrecht

+   inwerkingtreding schenking

+   inwerkingtreding amvb-boedelregister

+   inwerkingtreding amvb-verklaring van erfrecht

+   inwerkingtreding amvb-noodtestamenten

+   inwerkingtreding Rijkswet op het Nederlanderschap

+   inwerkingtredingratificatie nationaliteitsverdrag Raad van Europa

+   inwerkingtreding rijksamvb’s-Naturalisatie

+   inwerkingtreding wetsvoorstel opheffing anonimiteit spermadonoren

+   inwerkingtreding wetsvoorstel foetaal weefsel

+   parlementaire behandeling wetsvoorstel embryowet

Huur, koop en arbeid

In 2002 zal in het Burgerlijk Wetboek een nieuwe huurtitel worden opgenomen met een overzichtelijker en toegankelijker huurrecht. Dan zouden ook in werking kunnen treden de wetsvoorstellen terzake van koop en huurkoop van onroerende zaken, alsmede de wetsvoorstellen die het combineren van arbeid en zorg moeten vergemakkelijken.

+ inwerkingtreding wetsvoorstel nieuwe titel 7.4 (huurovereenkomst)

+ inwerkingtreding aanpassingswet titel 7.4

+ inwerkingtreding wetsvoorstel huur bedrijfsruimte

+ inwerkingtreding wetsvoorstel huurprijzenwet

+ parlementaire behandeling wetsvoorstel koop onroerende zaken

+ parlementaire behandeling wetsvoorstel huurkoop onroerende zaken

+ inwerkingtreding wetsvoorstel arbeid en zorg

+ inwerkingtreding invoeringswet arbeid en zorg

+ inwerkingtreding wetsvoorstel wijziging opzegtermijn bij ziekte

+ inwerkingtreding uitvoeringswet richtlijn arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd + parlementaire behandeling uitvoering kaderrichtlijn gelijke behandeling + parlementaire behandeling wetsvoorstel concurrentiebeding

Internationale onderwerpen

Het privaatrecht wordt al van oudsher beïnvloed door internationale rechtsontwikkelingen. Omdat nationale bevoegdheden tekort schieten, zijn vaak internationale oplossingen nodig. Sprekende voorbeelden zijn het milieurecht en het aansprakelijkheidsrecht. In toenemende mate worden terreinen die tot voor kort in belangrijke mate nationaal bepaald werden, nu door internationale – vooral Europese – eisen beïnvloed. Uit het hiervoor gegeven overzicht blijkt al dat er geen rechtsgebieden zijn waar niet met internationale ontwikkelingen rekening wordt gehouden. Dan gaat het niet alleen om uitvoeringswetgeving, maar ook om aanpassing van de wetgeving aan internationale verhoudingen. In aanvulling op de hiervoor genoemde onderwerpen kunnen nog worden vermeld: + inwerkingtreding uitvoering richtlijn vergelijkende reclame

+ inwerkingtreding uitvoering richtlijn garanties bij koop + inwerkingtreding uitvoering richtlijn te late betaling bij handelstransacties + parlementaire behandeling wetsvoorstel havengelden + parlementaire behandeling publiekrechtelijke registratie zeeschepen + aanvang parlementaire behandeling uitvoeringswet binnenvaartverdrag + parlementaire behandeling wetsvoorstel luchtvervoer + parlementaire behandeling wetsvoorstel conflictenrecht afstamming + parlementaire behandeling wetsvoorstel conflictenrecht adoptie + parlementaire behandeling wetsvoorstel conflictenrecht openstelling huwelijk + parlementaire behandeling wetsvoorstel conflictenrecht geregistreerd partnerschap + aanvang parlementaire behandeling ratificatie NGO-verdrag

Faillissementsrecht

Het wetsvoorstel tot wijziging van de faillissementswet beoogt de continuïteit te bevorderen van levensvatbare ondernemingen die in financiële moeilijkheden zijn gekomen. De reacties op het voorstel waren aanleiding voor een nieuwe consultatieronde. Op basis van deze consultatieronde wordt de behandeling van het voorstel voortgezet. + parlementaire behandeling wetsvoorstel wijziging faillissementswet in verband met surséance + parlementaire behandeling wetsvoorstel vereenvoudigde afwikkeling faillissementen + inwerkingtreding uitvoeringswet Faillissementsverordening

Algemeen staats- en bestuursrecht

Op het terrein van het materiële bestuursrecht blijven de uitbouw en de evaluatie van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de aandacht vergen. Het eerste resultaat van de wettelijk voorgeschreven evaluatie was de Eerste Evaluatiewet. Een voorstel voor een Tweede Evaluatiewet is in voorbereiding. De evaluatiecommissie Awb (Commissie Boukema), zal ingevolge artikel 11:1 Awb het vereiste (tweede) verslag opstellen. Het tweede verslag wordt – zoals wettelijk is voorgeschreven – vóór 1 januari 2002 aan beide kamers der Staten-Generaal aangeboden. De Discussienota derde fase herziening rechterlijke organisatie, aangeboden aan Eerste en Tweede Kamer op 18 mei 2000 (TK 26 352, nr. 47), bevat een verkennende en analytische beschouwing over de verschillende mogelijkheden voor de invulling van de derde fase HRO. Het doel van de nota is om een discussie op gang te brengen over de toekomstige organisatie van de bestuursrechtspraak in ons land. Mede op basis van het debat met beide Kamers over de discussienota worden in het Regeerakkoord van het volgende kabinet nadere afspraken gemaakt. Aan de Tweede Kamer is toegezegd dat een groot vervolgonderzoek «Evaluatie van de praktijk, melding en toetsing van euthanasie» zal worden verricht in de komende jaren. Dit onderzoek is inmiddels gestart.

Eveneens is gestart het evaluatieonderzoek van de nieuwe Vreemdelingenwet 2000.

Rechterlijke organisatie

De modernisering van de rechterlijke organisatie moet in 2002 haar beslag krijgen. De daartoe benodigde wetgeving treedt, zo is het streven, op 1 januari 2002 in werking. Dat perspectief is er zeker nu de Tweede Kamer het wetsvoorstel Organisatie en bestuur gerechten, en het wetsvoorstel Raad voor de Rechtspraak begin juni 2001 met algemene stemmen heeft aanvaard. Het wetsvoorstel voor de benodigde aanpassingswetgeving is reeds aanhangig bij de Tweede Kamer en de verschillende uitvoeringsbesluiten zijn vrijwel alle voor advies aanhangig bij de Raad van State. Zoals aan de Tweede Kamer is gemeld, is in november 2001 duidelijk of de hierboven bedoelde regelgeving daadwerkelijk op 1 januari 2002 in werking treedt.

Aparte vermelding betreft het politiek en maatschappelijk belangrijke wetsvoorstel inzake de belastingrechtspraak in twee feitelijke instanties. Het streven is erop gericht dit wetsvoorstel in 2002 in te dienen. + inwerkingtreding wetsvoorstel organisatie en bestuur gerechten + inwerkingtreding wetsvoorstel Raad voor de Rechtspraak + inwerkingtreding wetsvoorstel Aanpassingswet modernisering rechterlijke organisatie + inwerkingtreding wetsvoorstel partiële wijziging modernisering rechterlijke organisatie + indiening wetsvoorstel klachtrecht rechterlijke organisatie + inwerkingtreding Besluit financiering rechtspraak + inwerkingtreding uitvoeringsbesluit(en) Wet organisatie en bestuur gerechten + inwerkingtreding uitvoeringsbesluit(en) Wet Raad voor de Rechtspraak + inwerkingtreding besluit aanpassing modernisering rechterlijke organisatie + indiening wetsvoorstel belastingrechtspraak in twee feitelijke instanties + indiening wetsvoorstel rechtsbescherming en tuchtrecht leden rechterlijke macht + indiening wetsvoorstel formalisering arbeidsvoorwaardenakkoord

2001 – 2002

Bestuursrecht

De wetsvoorstellen op het terrein van de Awb betreffen voor een deel onderwerpen die in het Regeerakkoord zijn opgenomen in het kader van het streven naar dejuridisering. Voor een ander deel kunnen deze wetsvoorstellen worden gekenschetst als klein en groot onderhoud, alsook als aanpassingen, nodig in verband met actuele maatschappelijke en technologische ontwikkelingen. Ook vloeien wijzigingsvoorstellen voort uit de evaluatie van de Awb en uit ontwikkelingen in de jurisprudentie.

+ indiening wetsvoorstel bestuurlijke boete Awb + indiening wetsvoorstel betaling en invordering geldschulden Awb + inwerkingtreding aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb + indiening wetsvoorstel samenhangende besluiten Awb (procedurele coördinatie) + inwerkingtreding wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure

Awb + inwerkingtreding wet rechtstreeks beroep Awb + parlementaire behandeling wetsvoorstel elektronisch bestuurlijk verkeer Awb

+ parlementaire behandeling wetsvoorstel wijziging Wet justitiesubsidies (Halt-afdoeningen)

Immigratie en veiligheid

De wetsvoorstellen tot wijziging van de Politiewet 1993 betreffen de aanpassing van de politieklachtregeling aan de Algemene wet bestuursrecht, de aanpassing van de bevoegdheden op regionaal niveau, de positie en taken van de Rijksrecherche, alsmede de informatietechnologie. Het streven is om in 2002 een wetsvoorstel tot vaststelling van een Wet op de bijzondere opsporingsdiensten te doen indienen. + inwerkingtreding wet wijziging Politiewet (regionaal bestel) + inwerkingtreding wet wijziging Politiewet (klachtenregeling) + parlementaire behandeling wetsvoorstel wijziging Politiewet (LSOP-Wet en politie-onderwijs) + indiening wetsvoorstel wijziging Politiewet i.v.m. Rijksrecherche + parlementaire behandeling wetsvoorstel wijziging Politiewet (ITO) + indiening wetsvoorstel Wet op de bijzondere opsporingsdiensten + indiening wetsvoorstel wijziging Wet wapens en munitie (internationale onderzoeksteams)

Overige rechtsgebieden

+   indiening wetsvoorstel wijziging Wet op het notarisambt (reparatiewet)

+   indiening partiële wijziging Wet op het notarisambt

+   indiening wetsvoorstel wijziging Wet op het notarisambt (loondienst/

maatschap)

+   inwerkingtreding Wet justitiële gegevens

+   indiening wetsvoorstel wijziging Wet op de kansspelen (MDW)

+   indiening wetsvoorstel algehele herziening Onteigeningswet

Algemeen straf- en sanctierecht

Technologische ontwikkelingen en de ook daardoor veroorzaakte grote toename van beschikbare informatie en het feit dat de verkrijging en verstrekking van informatie niet aan landsgrenzen gebonden is, geven belangrijke impulsen aan vernieuwingen van het materiële en formele strafrecht. Wat het materiële strafrecht betreft kan gewezen worden op de strafbaarstelling van virtuele kinderporno, maar bijvoorbeeld ook op de wijzigingen in de strafbaarstelling van heimelijk cameragebruik. Wat het formele strafrecht betreft wordt verwezen naar het in mei 2001 aan de minister van Justitie aangeboden rapport van de commissie strafvorderlijke gegevensvergaring in de informatiemaatschappij en naar het wetsvoorstel DNA-onderzoek uiterlijke kenmerken. Het onderzoek over de grondslagen van het Wetboek van Strafvordering, «Strafvordering 2001», gaat het laatste onderzoeksjaar in. In het licht daarvan starten in 2002 de consultaties over een uitvoering van de voorstellen van de onderzoeksgroep.

Internationaal is vooral het «Crime in cyberspace»-verdrag van de Raad van Europa van belang. Het verdrag komt naar verwachting in november 2001 tot stand. Nationaal zal 2002 wat het strafrecht betreft mede in het teken staan van de uitvoeringswetgeving ten behoeve van het Internationaal Strafhof.

Materieel strafrecht

Op het terrein van het materiële strafrecht wordt in 2002 gestreefd naar de behandeling door de Staten-Generaal van een aantal uiteenlopende grotere en kleinere wetsvoorstellen en indiening van een aantal voorstellen.

+ parlementaire behandeling van de wetsvoorstellen computercriminaliteit II + parlementaire behandeling van de partiële wijziging van de zedelijk-heidswetgeving, de wijziging van de artikelen 139f en 441b Sr (cameratoezicht) + parlementaire behandeling van de verhoging van de strafmaat voor structurele discriminatie + indiening van het wetsvoorstel inzake de strafmaxima + indiening van het wetsvoorstel strafbaarstelling discriminatie gehandicapten

Strafprocesrecht

Een deel van de wetsvoorstellen op het terrein van het strafprocesrecht, waarvan gestreefd wordt naar behandeling door de Staten-Generaal in de loop van 2002, beoogt het strafproces te stroomlijnen dan wel belemmeringen weg te nemen. Genoemd kunnen worden: + de aanpassingen van de ontnemingswetgeving + de invoering van de mogelijkheid van herziening van vonnissen en arresten op grond van een uitspraak van het Europese Hof te Straatsburg + de invoering van de raadsheer-commissaris + de schrapping van artikel 430 Sv. (verbod van cassatie tegen een vrijspraak) + inwerkingtreding wijziging van de Gratiewet + indiening van het wetsvoorstel inzake DNA-onderzoek uiterlijk waarneembare kenmerken + indiening wetsvoorstel inzake de afname van DNA-materiaal bij veroordeling en veroordeelden + indiening wetsvoorstel wettelijke grondslag voor de vergaring van telecommunicatiegegevens + indiening wetsvoorstel verstrekking van strafrechtelijke gegevens door het Openbaar Ministerie aan derden

Penitentiair- en sanctierecht

De groei van de criminaliteit qua omvang en ernst heeft mede geleid tot de ontwikkeling van nieuwe sanctie- en executiemodaliteiten leerstraffen, elektronisch toezicht en penitentiaire programma’s. Hierdoor is het sanctiestelsel complex en minder overzichtelijk geworden. De herziening van het sanctiestelsel, zoals die is omschreven in de nota Sancties in Perspectief die in september 2000 aan de Tweede Kamer is aangeboden (TK, 27 419, nr. 1), is gericht op meer inzicht en samenhang in de vrijheidsbenemende en vrijheidsbeperkende sancties voor volwassenen. Uit de nota Sancties in Perspectief vloeien verschillende wetsvoorstellen voort. + indiening wetsvoorstel verruiming van de toepassing van het penitentiair programma, alsmede de toepassing van elektronisch toezicht in dat kader + indiening wetsvoorstel herziening van de regeling van de vervroegde invrijheidstelling

+ indiening aanpassingen van het Jeugdstrafrecht, de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en de Penitentiaire beginselenwet

+ indiening wetsvoorstel tot verlenging van de termijn van voorwaardelijke beëindiging van de TBS

Internationaal straf- en strafprocesrecht

In verschillende internationale fora, zoals de Europese Unie, de Raad van Europa, de OESO en de Verenigde Naties, werkt Justitie actief mee aan de totstandkoming van verdragen en andere bindende instrumenten die een gemeenschappelijke normstelling op strafrechtelijk terrein beogen. Het doel daarvan is de versterking en modernisering van de internationale samenwerking daarvan om de bestrijding van de (inter)nationale criminaliteit te verbeteren. Zoals hierboven al is vermeld, wordt dit najaar de totstandkoming van het verdrag «Crime in cyberspace» verwacht. Nederland heeft zich zeer actief opgesteld bij de verdragsonderhandelingen. Crime in cyberspace is het eerste verdrag ter wereld, waarin de internationale gemeenschap zich rekenschap geeft van de gevolgen van de informatiemaatschappij voor strafvordering en daarop antwoorden formuleert, uitgaande van de bereidheid tot internationale samenwerking. Te verwachten is in 2002:

+ indiening van de goedkeurings- en uitvoeringswetgeving van de voor de strafrechtelijke samenwerking belangrijke EU-rechtshulpovereen-komst; + indiening van de goedkeurings- en uitvoeringswetgeving voor het VN-verdrag inzake transnationale georganiseerde criminaliteit en bijbehorende protocollen inzake mensenhandel en mensensmokkel; + indiening van de goedkeurings- en uitvoeringswetgeving inzake de VN-verdragen inzake bomterrorisme en financiering van terrorisme.

Supranationaal straf- en strafprocesrecht

Een nieuwe strafrechtelijke rechtsorde ontstaat met de werkelijke komst van het Internationaal Strafhof in Den Haag vanuit de wens van de internationale rechtsgemeenschap om werkelijk op te treden tegen misdrijven tegen de menselijkheid, genocide en oorlogsmisdrijven. + indiening wetsvoorstel regels voor de overlevering van verdachten, de aan het Internationaal Strafhof te verlenen overige rechtshulp, de doorvoer van personen die naar het hof moeten, alsmede de tenuitvoerlegging van beslissingen van het Internationaal Strafhof + indiening wetsvoorstel betreffende de strafbaarstelling van misdrijven tegen de menselijkheid

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

Operationele doelstelling – 2.1.1

 

uitgaven

– apparaatsuitgaven

ontvangsten verplichtingen

7 201 7 201

9 080 9 080

7 878 7 878

7 862 7 862

7 836 7 836

7 836 7 836

7 836 0

0 8 686

0 9 080

0 7 878

0 7 862

0 7 836

0 7 836

0 7 836

Het beleid inzake de totstandbrenging van wetgeving op het terrein van Justitie ligt vast in het wetgevingsprogramma. Het is de bedoeling dat de aangekondigde wetgeving overeenkomstig de programmering tot stand wordt gebracht en dat de doorlooptijden en totstandkomingsdata overeenkomstig de in het wetgevingsprogramma neergelegde totstandkomingsdata tot stand worden gebracht. Het wetgevingsprogramma zal beschikbaar komen op het Internet.

Evaluatieonderzoek

Om te bezien of de door middel van regelgeving te verwezenlijken beleidsdoelstellingen ook daadwerkelijk zijn bereikt, is evaluatie in veel gevallen wenselijk. Voor de komende periode worden de volgende onderzoeken gepland:

+ Onderzoek naar effecten van de regelgeving.

+ Onderzoek naar de tevredenheid van organen in de rechtspleging die de regelgeving moeten toepassen en uitvoeren. + Onderzoek naar de tevredenheid van groepen tot welke de regelgeving is gericht. Voor zover de regelgeving de uitvoering van andere beleidsartikelen faciliteert vindt evaluatie van de effecten van dat beleid onder die artikelen plaats.

Beleidsartikel 2.2 Wetgevingskwaliteitsbeleid

Met kwaliteit van wetgeving wordt bedoeld dat wetgeving voldoet aan eisen van rechtszekerheid, rechtsgelijkheid, doorzichtigheid, consistentie, proportionaliteit, effectiviteit en efficiency, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Omdat de maatschappelijke omstandigheden in permanente ontwikkeling zijn, moet wetgeving bij de tijd worden gehouden om deze algemene criteria steeds opnieuw tot gelding te kunnen brengen (Nota Wetgevingskwaliteitsbeleid, TK, 27 475, nr. 2 blz. 1).

Beleidsdoelstelling 2.2.

Bevorderen van de kwaliteit van de wetgeving.

Om deze doelstelling te kunnen bereiken wordt ontwerpregelgeving, wetten en Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) getoetst op bovenstaande criteria. Daarnaast worden elk jaar in het kader van het Marktwerking Deregulering en Wetgevingskwaliteit (MDW)-programma wetten geselecteerd die op hun werking worden onderzocht. De kwaliteit van wetgeving wordt overigens bevorderd door de voorbereiding zo goed mogelijk in te richten en de ontwerpers de nodige hulpmiddelen ter beschikking te stellen. Door de instandhouding van vaste interdepartementale overlegstructuren wordt continuering van de zorg voor kwaliteitsaspecten gewaarborgd.

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x1 000

2000

2001

2002

2003

2004

Operationele doelstelling 2.2.1

2005          2006

 

Beleidsdoelstelling 2.2. uitgaven ontvangsten verplichtingen

 

3 746 0

4 719 0

4 244 0

4 180 0

4 180 0

4 180 0

4 480 0

4 520

4 719

4 244

4 180

4 180

4 180

4 480

Bijdragen aan de rechtstatelijke en bestuurlijke kwaliteit van de regelgeving door toetsing van alle voorstellen van wet en ontwerpen van algemene maatregelen van bestuur voorafgaande aan de behandeling in de ministerraad, alsmede voor nota’s van wijziging met inhoudelijke betekenis, voorafgaande aan indiening bij de Tweede Kamer.

Met deze activiteit wordt beoogd dat de wetsvoorstellen en ontwerp-AMvB’s op het moment dat zij in de ministerraad aan de orde zijn voldoen aan de genoemde kwaliteitscriteria.

Alle wetsvoorstellen en algemene maatregelen van bestuur worden ter toetsing aan Justitie voorgelegd. Bij de toetsing worden de kwaliteitscriteria van de nota Wetgevingskwaliteitsbeleid als uitgangspunt genomen. In het bijzonder wordt gelet op delegatiekwesties, instelling en vormgeving van bestuurlijke (uitvoerings)organisaties, inclusief het toezicht en overgangsrechtelijke vragen. Naar verwachting zullen in 2002 ruim 400 voorstellen ter toetsing worden aangeboden. Nieuw is de toetsing van nota’s van wijzing en de toetsing van voorstellen door middel van kosten-batenanalyse (k.b.a.) en quick scan. Evenals bij de toetsing van regelgeving, wordt bij de toetsing van nota’s van wijziging gestreefd naar een inbreng waarmee maximaal rekening wordt gehouden door de andere departementen. Bij nota’s van wijziging is een complicerende factor het veelal spoedeisende karakter de politieke druk ter zake. Bij toepassing van k.b.a. en quick scan wordt de toetsing zo vroeg mogelijk in het beleidsproces geplaatst. Het rendement hiervan zal later in het wetgevingsproces zichtbaar worden. Voorstellen zullen immers beter zijn, indien een juiste instrumentkeuze is gemaakt. Naar verwachting zullen tussen de 10 en 15 k.b.a.’s en quick scans plaatsvinden.

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

 

Operationele doelstelling

  • 2.2.1
 

uitgaven

929 929

1 170 1 170

1 052 1 052

1 051 1 051

1 051 1 051

1 051 1 051

1 051

– apparaatsuitgaven

 

ontvangsten

0 1 121

0 1 170

0 1 052

0 1 051

0 1 051

0 1 051

0

     

verplichtingen

1 051

Operationele doelstelling 2.2.2

Doorlichten van wetgevingscomplexen op belasting door regels voor burgers en bedrijfsleven.

Deze activiteit wordt uitgevoerd in het kader van de operatie Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit (MDW). Deze operatie wordt door de ministeries van Economische Zaken en Justitie gezamenlijk gecoördineerd. Het gaat om onderwerpen die op het beleidsterrein van alle departementen kunnen liggen. Beoogd wordt de wetgeving in overeenstemming te brengen met actuele maatschappelijke behoeften en daarbij te laten voldoen aan de algemene kwaliteitscriteria. In het kader van deze operatie ligt een accent op zo min mogelijke belasting door regelgeving, zo groot mogelijke effectiviteit, zo goed mogelijke handhaafbaarheid, het gebruik maken van financiële prikkels en het bevorderen van eerlijke en effectieve concurrentie in 2002.

Jaarlijks worden vijf à tien, gemiddeld acht, nieuwe projecten uitgevoerd. In overleg met departementen, maatschappelijke organisatie en bedrijfsleven worden onderwerpen geselecteerd. Vervolgens worden interdepartementale werkgroepen ingesteld die door middel van een door de Ministerraad vastgestelde startnotie de opdracht krijgen met voorstellen op een bepaald terrein te komen. Dit kan zowel leiden tot concrete wijzigingen op een bepaald terrein, als tot een beleidskader dat in het vervolg wordt gehanteerd. Bij het gereed komen van het rapport wordt een kabinetsstandpunt vastgesteld, waarna de implementatie ter hand wordt genomen. De ministeries van Justitie en Economische Zaken leveren leden en secretarissen van werkgroepen, zorgen voor de goede gang van zaken bij de werkgroepen en voor de besluitvorming en het bewaken de voortgang van de implementatie.

In 2002 worden de volgende nieuwe projecten afgerond met een rapport en een kabinetsstandpunt: Intensief ruimtegebruik van bedrijfsterreinen, Veilen, Overstapkosten, de Positie van de koper op de woningmarkt en de Benchmark gemeentelijke dienstverlening.

Verschillende departementen passen de in MDW-verband ontwikkelde beleidskaders toe, zoals Verhandelbare rechten, Vouchers en persoonsgebonden budgetten, Concessies en aanbestedingen. Op het terrein van Justitie vraagt de implementatie van enkele uitgevoerde projecten bijzondere aandacht, te weten Openbare inrichtingen, Onteigeningswet en Harmonisatie van planprocedures.

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

 

Operationele doelstelling

  • 2.2.2
 

uitgaven

448 448

565 565

508 508

506 506

506 506

506 506

506

– apparaatsuitgaven

 

ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

verplichtingen

541

565

508

506

506

506

506

Evaluatieonderzoeken

De resultaten van de MDW-projecten worden in de periodieke voortgangs-brieven aan de Tweede Kamer geëvalueerd.

Operationele doelstelling 2.2.3

Vergemakkelijken en verbeteren van de voorbereiding van regelgeving.

Beoogd wordt middelen te ontwikkelen, in stand te houden en ter beschikking te stellen die de voorbereiding van regelgeving vergemakkelijken. Het kan zowel gaan om het doen vaststellen van beleidskaders die bindend zijn bij het ontwerpen van regelgeving, als om faciliteiten.

In het kader van het Interdepartementaal Wetgevingsberaad (IWB) worden de wetgevingsvraagstukken behandeld die rijksbreed van belang zijn. Waar nodig leidt dit tot beleidslijnen voor de ministeries. Een vaste interdepartementale werkgroep van het IWB, waarvan het voorzitterschap en secretariaat bij Justitie berusten, is belast met het permanente onderhoud van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Deze door de Minister-President in overeenstemming met het gevoelen van de Ministerraad vastgestelde aanwijzingen voor de rijksdienst geven invulling aan de bovenomschreven wetgevingskwaliteitseisen en bepalen waaraan wetgeving op het niveau van de centrale overheid behoort te voldoen. De aanwijzingen zijn in de praktijk van groot belang als bron van kennis voor wetgevingsjuristen en beleidsambtenaren. De aanwijzingen worden in beginsel eenmaal per jaar gewijzigd en aangevuld.

Het bevorderen van kennisuitwisseling tussen de wetgevingsjuristen van de rijksoverheid en van gezamenlijke kennis en instrumentontwikkeling gebeurt middels het kenniscentrum wetgeving.

In 2002 zullen de volgende activiteiten worden ondernomen:

+ Onderhoud en uitbouw website.

+ Ontwikkeling expertsysteem.

+ Diverse projecten zoals operationalisering kwaliteitseisen wetgeving, en onderhandelend bestuur en wetgeving; (evaluatie)onderzoek kan een deel daarvan uitmaken. Het project «de operationalisering van de kwaliteitseisen» is erop gericht om de kwaliteitseisen voor wet- en regelgeving te concretiseren. De eisen, die ook hun weerslag hebben gevonden in de Aanwijzingen voor de regelgeving, zijn nu nog heel algemeen van karakter. Het project is bedoeld om de eisen te vertalen naar meer concrete indicatoren. De studie naar onderhandelend bestuur en wetgeving zal onder meer bezien wat de rol van wetgeving kan zijn in een maatschappij waar de overheid slechts één van de vele actoren is die een rol speelt bij de totstandkoming van besluiten. Nu de overheid steeds meer deel uitmaakt van een netwerkorganisatie, heeft zij het niet meer alleen voor het zeggen. De vraag is welke gevolgen dit heeft voor de wetgevingsfunctie.

+ Ontwikkeling instrumenten als checklists; (evaluatie)onderzoek kan deel uitmaken van dergelijke projecten. Bij checklists kan o.a. worden gedacht aan het digitaliseren van de huidige wetgevingstoetsen en aan het opstellen van een leidraad voor overgangsrecht. De aanwijzingen voor de regelgeving bevatten uitgangspunten voor de verschillende modaliteiten overgangsrecht (onmiddellijke werking, eerbiedigende werking, uitgestelde werking en terugwerkende kracht). In de leidraad zullen deze nader worden uitgewerkt.

+ Klantonderzoek.

De Academie voor Wetgeving heeft tot doel een bijdrage te leveren aan het oplossen van het arbeidsmarkttekort aan wetgevingsjuristen. De Academie verzorgt daartoe vanaf 3 september 2001 een interdepartementale, postdoctorale en in-service beroepsopleiding voor startende wetgevingsjuristen van de Raad van State en de ministeries. Per jaar moeten 15 tot 20 wetgevingsjuristen gaan deelnemen aan de door de Academie verzorgde opleiding. De startende wetgevingsjuristen worden gedurende deze tweejarige deeltijdopleiding geplaatst bij verschillende ministeries. Een deel van de benodigde middelen ter financiering van de Academie zullen worden overgeheveld van het ministerie van BZK naar het ministerie van Justitie.

De wijze waarop wetgeving door de departementen tot stand wordt gebracht, wordt verbeterd. Daartoe licht eerst elk departement het eigen proces van wetgeving door, waarna de Visitatiecommissie wetgeving een bezoek aflegt en over haar bevindingen rapporteert aan de betreffende minister. Na de eerste ronde van visitaties in 1998 en 1999 heeft de commissie in 2000 een samenvattend rapport uitgebracht aan de minister van Justitie. Thans worden de departementen een tweede maal gevisiteerd. Naar verwachting zal een tweede samenvattend rapport in het eerste kwartaal van 2002 worden uitgebracht. Het kabinet moet een besluit nemen over de wijze waarop uitvoering zal worden gegeven aan de voorstellen van de visitatiecommissie.

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

Operationele doelstelling 2.2.4

2005          2006

 

Operationele doelstelling

  • 2.2.3
 

uitgaven

1 644 1 644

0

2 073 2 073

0

1 864 1 864

0

1 804 1 804

0

1 804 1 804

0

1 804 1 804

0

2 104 0

– apparaatsuitgaven

   

ontvangsten

verplichtingen

1 985

2 073

1 864

1 804

1 804

1 804

2 104

Bijdragen aan de inzet van Nederland als lidstaat aan de verbetering van de kwaliteit van Europese regelgeving en aan een juridisch juiste doorwerking van het Europese recht in de Nederlandse rechtsorde.

De uitvoering omvat een aantal activiteiten. Het leeuwendeel houdt in het in stand houden, samen met het ministerie van Buitenlandse Zaken van de Interdepartementale Commissie Europees Recht (ICER). Deze commissie produceert adviezen, handleidingen, checklists en dergelijke. Een belangrijk deel van de Nederlandse wetgeving heeft een Europese oorsprong. Kwaliteitsproblemen op Europees niveau komen in de nationale wetgeving terug. Daarom behoeft de kwaliteit van wetgeving ook op Europees niveau aandacht. Daartoe zijn richtsnoeren ontwikkeld die de opstellers van Europese regels in acht nemen. De inzet van Nederland is erop gericht die richtsnoeren uit te breiden en de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid expliciet aan de orde te stellen.

Ook de doorwerking van het Europese recht in de nationale rechtsorde vergt bijzondere aandacht. Met het oog daarop stelt de ICER adviezen op over de belangrijkste arresten van het Hof van Justitie van de EG en worden handleidingen en checklists voor wetgevingsjuristen en beleidsmakers gemaakt. Ter verbetering van hun praktische bruikbaarheid zullen deze zo veel mogelijk worden gebundeld. Een evaluatie van de werkwijze en structuur van de ICER is in gang gezet.

Het nationale mededingingsregime wordt in belangrijke mate bepaald door Europeesrechtelijke regels en jurisprudentie. Uit ervaring is gebleken dat mededingingsproblemen moeilijk te herkennen zijn. Daarom wordt onderzocht of een checklist voor de herkenning van mededingingsvragen kan worden ontwikkeld.

 

Budgettaire gevolgen van het beleid

         

bedragen x € 1 000

   

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Operationele doelstelling

  • 2.2.4

724 724

0

912 912

0

820 820

0

819 819

0

819 819

0

819 819

0

819 0

   

uitgaven

– apparaatsuitgaven

   

ontvangsten

verplichtingen

873

912

820

819

819

819

819

Evaluatieonderzoek

Het wetgevingskwaliteitsbeleid is slechts één van de elementen die in het wetgevingsproces een rol meespelen bij de bepaling van regelgeving. Door middel van evaluatief onderzoek zal in beeld moet worden gebracht welke effecten aan de onderscheiden elementen van wetgevings-kwaliteitsbeleid kunnen worden toegerekend. Daartoe zal het volgende worden bezien.

Doorlichten van wetgevingscomplexen op belasting door regels voor burgers en bedrijfsleven:

– de mate waarin gebruik gemaakt wordt van ontwikkelde checklists en andere middelen voor wetgevingskwaliteit; – de tevredenheid van de gebruikers over deze middelen.

Vergemakkelijken en verbeteren van de voorbereiding van regelgeving: – de tevredenheid van de gebruikers over deze middelen; – de mate waarin onderwijsactiviteiten op het terrein van de wetgevingsleer worden verzorgd.

3 – PREVENTIE EN RECHTSHANDHAVING

Beleidsartikel 3.1 Criminaliteitspreventie

Het ministerie van Justitie staat voor een veilige samenleving. Een belangrijke beleidsdoelstelling is dan ook de criminaliteit te verlagen of in ieder geval niet te laten stijgen.

Beleidsdoelstelling 3.1

Bijdragen aan de beheersing van de criminaliteit ten behoeve van een veilige Nederlandse samenleving.

Elk strafbaar feit dat voorkomen kan worden is winst. Dat geldt in de eerste plaats voor de samenleving, die bij uitstek daardoor veiliger wordt. Maar het geldt evenzeer voor het ministerie van Justitie, dat verantwoordelijk is voor veel onderdelen van de keten die de strafrechtelijke reactie op strafbare feiten verzorgt. Dat Justitie een bijdrage levert aan criminaliteitspreventie is derhalve logisch. Een bijdrage, want het ministerie van Justitie kan het niveau van de criminaliteit slechts indirect beïnvloeden. Justitie stimuleert onder meer door overleg en het beschikbaar stellen van financiële, middelen, maatschappelijke partners – burgers, bedrijven, andere overheidsorganen – om preventieve werkzaamheden uit te voeren. Daarnaast verricht Justitie een aantal taken die het maatschappelijke actoren mogelijk maakt zich te wapenen tegen criminaliteit.

Concreet gaat het bij deze beleidsdoelstelling om negen operationele doelstellingen waarlangs Justitie tracht in het bijzonder (potentiële) daders en slachtoffers zodanig te beïnvloeden dat de omvang van de criminaliteit wordt verminderd.

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

 

Beleidsdoelstelling 3.1

             

uitgaven ontvangsten

27 038

33 145

29 925

29 579

29 289

29 510

29 510

9 555

9 087

13 852

15 848

16 075

16 075

16 075

verplichtingen

waarvan garanties

30 354 227

33 529 227

29 925 227

29 579 227

29 289 227

29 510 29 510 227            227

Operationele doelstelling 3.1.1

Zorgdragen voor een doelmatige samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven.

Om de publiek-private samenwerking op het terrein van criminaliteitsbeheersing zo doelmatig mogelijk te maken, richt het beleid zich zowel op de inhoud als de organisatie van die publiek-private samenwerking. Binnen diverse branches worden onderzoeken en analyses uitgevoerd, die een beeld geven van de aard en omvang van de criminaliteit. In 2000 vond een experimentele doorlichting plaats van de transportsector om de kwetsbaarheid daarvan voor georganiseerde criminaliteit vast te stellen. In 2002 wordt een dergelijke doorlichting van twee andere bedrijfstakken afgerond, te weten de «gezondheidszorg» en «afvalverwerking». Vervolgens wordt in 2002 gestart met het doorlichten van de bedrijfstak «betaald voetbal».

Om de aard en omvang van de veelvoorkomende criminaliteit te kunnen vaststellen is in 2000 een pilot uitgevoerd van de Monitor Bedrijven en Instellingen (MBI). Deze pilot vond plaats in drie sectoren, namelijk in de bouw, bij transport en bij cultuur/recreatie. Dit onderzoek wordt in het begin van 2002 integraal, dat wil zeggen over alle branches, uitgevoerd. Een en ander geschiedt onder verantwoordelijkheid van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) en in samenwerking met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing (NPC). In het NPC worden tevens op concrete aandachtsgebieden initiatieven genomen, zoals de ontwikkeling van het Keurmerk Veilig Ondernemen en de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan. Het in 2002 op te richten landelijke kenniscentrum zal de regionale platforms faciliteren door beschikbare kennis en ervaring op het gebied van criminaliteitspreventie ter beschikking te stellen en financiële ondersteuning voor projecten te bieden.

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

Operationele doelstelling 3.1.2

2005          2006

 

Operationele doelstelling

  • 3.1.1

1 720

1 320

1 320

400

2 108

1 618

1 618

490

1 904

1 461

1 461

442

1 904

1 462

1 462

442

1 905

1 463

1 463

442

1 906

1 463

1 463

442

 

uitgaven

– programma-uitgaven

 

1 906

Waarvan: subsidies

 

– apparaatsuitgaven

 

ontvangsten

0 1 931

0 2 133

0 1 904

0 1 904

0 1 905

0 1 906

0

     

verplichtingen

1 906

Adequaat uitvoeren van (wettelijke) taken met betrekking tot integriteit van (bijzondere) rechtsstelsels.

In aansluiting op de nota Criminaliteitsbeheersing (TK 27 834. Nrs. 1–2) wordt prioriteit gegeven aan het verbeteren van de bestuurlijke preventie van (georganiseerde) criminaliteit door het bevorderen van integriteit bij burgers, bedrijfsleven en overheid. Om dit te kunnen realiseren worden hiervoor nieuwe wettelijke instrumenten ontworpen en bestaande wetten verbeterd.

Het ministerie van Justitie geeft uitvoering aan het screenen en beoordelen van personen die een rechtspersoon willen oprichten. Hiervoor dient een Verklaring van Geen Bezwaar (VvGB) te worden aangevraagd. Deze aanvraag verloopt via de notaris en hiervoor worden leges geheven. Het ministerie van Justitie geeft ook uitvoering aan de garantstellingsregeling curatoren. Deze regeling dient voor het voorkomen van misbruik van rechtspersonen door financiële garantstelling van curatoren waar dit misbruik vermoed wordt.

Ten behoeve van de uitvoering van haar taken en de informatievoorziening aan instanties op het gebied van de rechtshandhaving, onderhoudt het ministerie van Justitie een aantal centrale (geautomatiseerde)

registers op het gebied van de preventie van criminaliteit. Deze centrale registers zijn:

+ Vennootschappenregister;

+ Centraal testamentenregister;

+ Centraal insolventieregister (in ontwikkeling).

Het aantal geweigerde verklaringen van geen bezwaar (VvGB) is een indicator in hoeverre het instrument daadwerkelijk zijn nut heeft voor het bereiken van de doelstelling.

Prijs- en volumegegevens

bedragen x € 1 000

Realisatie Verm. Uitk. Begroting

Meerjarenraming

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Verklaringen nieuwe statuten vennootschappen

Ingediende aanvragen Afgegeven verklaringen

tarief (x€ 1,-)

  • toegelicht begrotingsbedrag (x€ 1000)

Inschrijvingen in het Centraal Testamentenregister

  • tarief (x€ 1,-)
  • volume (prod.)
  • toegelicht begrotingsbedrag (x€ 1000)

Verzoeken tot geslachtsnaamwijziging

Ingediende verzoeken Afgegeven verklaringen

tarief (x€ 1,-)

  • toegelicht begrotingsbedrag (x€ 1000)

Bevragingen van het Centraal Insolventieregister

  • tarief (x€ 1,-)
  • volume (prod.)
  • toegelicht begrotingsbedrag (x€ 1000)

Aanvragen VOG

  • tarief (x€ 1,-)
  • volume (prod.)
  • toegelicht begrotingsbedrag (x€ 1000)

Aanvragen BIBOB

  • tarief (x€ 1,-)
  • volume (prod.)
  • toegelicht begrotingsbedrag (x€ 1000)

Verklaring van geen bezwaar (VvGB)

Aangevraagde VvGB (aantal) Geweigerd/niet-ontvankelijk VvGB (%)

Garantstelling curatoren

Verzoeken om garantstelling (aantal) Toewijzing verzoeken (%)

 

63 891

66 500

68 500

68 500

68 500

68 500

68 500

73 857

66 500

68 500

68 500

68 500

68 500

68 500

91

91

91

91

91

91

91

5 798

6 035

6 217

6 217

6 217

6 217

6 217

8

8

8

8

8

8

8

300 000

300 000

300 000

300 000

300 000

300 000

300 000

2 450

2 450

2 450

2 450

2 450

2 450

2 450

3 000

3 000

3 000

3 000

3 000

3 000

3 000

3 247

3 000

3 000

3 000

3 000

3 000

3 000

91

91

91

91

91

91

91

272

272

272

272

272

272

272

   

6

6

6

6

6

   

50 000

50 000

50 000

50 000

50 000

   

284

284

284

284

284

   

23

23

23

23

23

   

186 000

260 000

260 000

260 000

260 000

   

4 220

5 899

5 899

5 899

5 899

   

726

726

726

726

726

   

500

938

1 250

1 813

1 813

   

363

681

908

1 316

1 316

73 857

61 500

63 500

63 500

63 500

63 500

63 500

4

4

10

10

10

10

10

75

110

100

100

100

100

100

80

80

80

80

80

80

80

Naast het uitvoeren van deze bestaande taken gaat het ministerie van Justitie twee nieuwe taken uitvoeren. Ten eerste is het bureau BIBOB (Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur) opgericht. Dit bureau toetst ten behoeve van bestuursorganen de integriteit van betrokken partijen bij subsidies, vergunningen en aanbestedingen. Afhankelijk van de behandeling in de Tweede Kamer van het wetsvoorstel BIBOB, kan het bureau in de loop van 2002 operationeel worden.

Ten tweede gaat het om de thans door de burgemeesters afgegeven verklaring omtrent gedrag van natuurlijke personen, waarvoor een centraal orgaan voor afgifte wordt ingericht. Ook zal een dergelijke verklaring voor rechtspersonen worden ontwikkeld. Dit centrale orgaan is naar verwachting in 2003 operationeel.

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

Operationele doelstelling – 3.1.2

 

uitgaven

7 696

9 435

8 518

9 072

8 777

8 936

8 936

– programma-uitgaven

ontvangsten verplichtingen

7 696

9 435

8 518

9 072

8 777

8 936

 

9 523

9 057

13 806

15 803

16 030

16 030

16 030

8 640

9 544

8 518

9 072

8 777

8 936

8 936

waarvan garanties

227

227

227

227

227

227

227

Groeiparagraaf

De volumegegevens die bij deze operationele doelstelling zijn opgenomen zijn «eerste generatie» prestatiegegevens. Zij geven feitelijke informatie over de capaciteit van de Justitieorganisatie bij deze doelstelling. In de groei naar de komende VBTB-begrotingen staat de ontwikkeling van betrouwbare prestatiegegevens centraal.

Operationele doelstelling 3.1.3

Voortdurend vergroten van kennis over beheersing van de criminaliteit bij de relevante partners.

Beleid gericht op de preventie van criminaliteit wordt vaak uitgevoerd op decentraal niveau. Justitie heeft geen sturingsrelaties met uitvoeringsorganisaties op dat niveau. Naast overleg en het beschikbaar stellen van financiële middelen voor (pilot)projecten is gerichte informatievoorziening een belangrijk beleidsinstrument. Er worden voorlichtingsmiddelen ontwikkeld, publicaties verspreid en voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd. De informatievoorziening is enerzijds gericht op het op de agenda krijgen van preventiethema’s bij relevante partners en anderzijds op het voorzien van deze partners van gerichte informatie om preventie te kunnen vormgeven. Deze informatie moet voortdurend worden verstrekt omdat bij preventie een hoge mate van innovatie noodzakelijk is.

 

Budgettaire gevolgen van het beleid

         

bedragen x € 1 000

 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Operationele doelstelling – 3.1.3

             

uitgaven

1 593

1 953

1 763

1 763

1 765

1 765

1 765

– programma-uitgaven

938

1 150

1 038

1 039

1 040

1 040

 

Waarvan: subsidies

938

1 150

1 038

1 039

1 040

1 040

 

– apparaatsuitgaven

655

803

725

725

725

725

 

ontvangsten verplichtingen

0

0

0

0

0

0

0

1 788

1 975

1 763

1 763

1 765

1 765

1 765

Evaluatieonderzoek

Elke drie jaar wordt er een tevredenheidsonderzoek uitgevoerd naar de bereikte doelgroepen en het (beleidsmatig) gebruik van publicaties. In 2002 zal weer een dergelijk tevredenheidsonderzoek worden uitgevoerd. Door middel van deze onderzoeken wordt periodiek nagegaan of de informatievoorziening daadwerkelijk leidt tot een vergroting van kennis en gebruikt wordt bij het opzetten en vormgeven van preventiebeleid en -projecten bij de partners.

Operationele doelstelling 3.1.4

Versterken van de afstemming en samenwerking tussen justitiële organisaties door het tot stand brengen van arrondissementaal justitieoverleg op strategisch niveau.

Het tot stand brengen van een optimale afstemming en samenwerking tussen de justitiële organisaties op regionaal niveau moet leiden tot een goed functionerende strafrechtketen, die in staat is om snel en doelgericht de criminaliteit te bestrijden en bij te dragen aan de lokale veiligheid. Het programma kent twee sporen. Het eerste betreft het scheppen van de randvoorwaarden op arrondissementsniveau. Zo is met ingang van 1 juli 2001 de Bijdrageregeling regionale samenwerking in werking getreden. De justitiële organisaties ontvangen op grond van deze regeling gezamenlijk per arrondissement een bijdrage om de totstandkoming en uitvoering van onderling bindende bestuurlijke afspraken te bevorderen. De regeling geldt vooralsnog tot 1 juli 2003. Het tweede spoor betreft de sturing en financiering van de justitiële organisaties vanuit de landelijke organisaties en het ministerie van Justitie. Die moet zo zijn ingericht dat samenwerking wordt bevorderd in plaats van belemmerd. Daartoe moet meer op maatschappelijk relevante prestatie worden gestuurd. In 2002 omvat het meerjarenprogramma onder andere een aanzet tot de volgende activiteiten, die deels al in 2001 zijn gestart: + de totstandkoming van een samenwerkingsstructuur via overlegplatforms op arrondissementsniveau; + het vaststellen van gemeenschappelijke landelijke beleidskaders; + het stroomlijnen van de planning en control cyclus; + het verbeteren van de aansluiting van werkprocessen van de diverse organisaties.

In 2002 worden 19 overlegplatforms opgericht.

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Operationele doelstelling – 3.1.4

 

uitgaven

2 219

2 720

2 455

2 456

2 459

2 459

2 459

– programma-uitgaven

2 145

2 630

2 375

2 376

2 378

2 379

 

Waarvan: subsidies

2 145

2 630

2 375

2 376

2 378

2 379

 

– apparaatsuitgaven

ontvangsten verplichtingen

73

89

81

81

81

81

 

0

0

0

0

0

0

0

2 490

2 751

2 455

2 456

2 459

2 459

2 459

Evaluatieonderzoek

Afhankelijk van een eind 2002 uit te voeren evaluatie wordt besloten over mogelijke structurele toekenning van de arrondissementale bijdragen.

Operationele doelstelling 3.1.5

Het op lokaal niveau implementeren van kleinschalige, integrale Justitievoorzieningen om – in relatie tot rechtshandhaving–de subjectieve en objectieve veiligheid te vergroten.

Het Justitie In de Buurt (JIB)-beleid is de proefperiode voorbij, de beschikbare financiële middelen zijn inmiddels structureel gemaakt. Deze middelen en het beleid voorzien in een toename van het aantal JIB-kantoren met drie kantoren per jaar. Ook in 2002 komen er weer drie nieuwe JIB-kantoren bij. De plannen en de opzet voor een JIB-kantoor worden ontwikkeld in de arrondissementen, waarbij de justitiële partners, gemeente en politie betrokken worden.

Per nieuw JIB-kantoor wordt jaarlijks een bedrag van 0,2 miljoen gereserveerd. Dit bedrag is bedoeld ter dekking van de minimale personele kosten (OM-personeel) en materiële kosten (inrichting en huisvesting). Daarnaast kunnen de bureaus, ten behoeve van de deelname van de overige Justitieorganisaties, een beroep doen op de middelen uit het «stimuleringsfonds JIB».

Met de ontwikkeling van de wijkprogramma’s Opvoedingsondersteuning en Ontwikkeling/Communities that Care (O&O/CTC) door de ministeries van Justitie en VWS gezamenlijk is gestalte gegeven aan vroegtijdig ingrijpen ter voorkoming van structurele problemen op latere leeftijd. In de periode 1999-2002 is in een aantal steden gestart met een proefimple-mentatie van deze wijkgerichte programma’s. In maart 2002 wordt het advies verwacht van de commissie Van Opstelten. Naar aanleiding van dit advies tezamen met de evaluatie van de projecten eind 2002 wordt een beslissing genomen over eventuele definitieve implementatie. Het JIB-beleid en het O&O/CTC zijn beide «producten in natura» in het kader van het grote Stedenbeleid.

 

Budgettaire gevolgen van

het beleid

         

bedragen x € 1 000

   

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Operationele doelstelling –

3.1.5

7 365

7 292

7 292

73

0

9 028

8 939

8 939

89

0

8 151

8 070

8 070

81

0

8 154

8 074

8 074

81

0

8 164

8 083

8 083

81

0

8 222

8 142

8 142

81

0

8 222

0

   

uitgaven

– programma-uitgaven Waarvan: bijdragen

 

– apparaatsuitgaven

   

ontvangsten

verplichtingen

8 268

9 133

8 151

8 154

8 164

8 222

8 222

Prestatiegegevens

 
           

Aantallen

 

2000

2001

2002

2003

2004

2005 2006

Opening lokale JIB-kantoren

4

6

3

3

3

3 3

Evaluatieonderzoek

De eerste vier experimenten met JIB zijn in 1998 en 1999 door het WODC geëvalueerd. In het najaar van 2000 is een grootschalige evaluatie van start gegaan, waarin naast de invulling die aan JIB wordt gegeven ook wordt gekeken naar de effecten. In 2002 worden acht JIB-kantoren geëvalueerd. De wijkprogramma’s Opvoedingsondersteuning & Ontwikkeling en Communities that Care worden aan een eerste evaluatie onderworpen. Deze is aan het eind van 2002 gereed.

Operationele doelstelling 3.1.6

Mede vormgeven aan Europese strategie voor criminaliteitspreventie.

Een preventie-experiment ligt op het gebied van het onderzoeken van mogelijkheden tot een uitstellen van het gebruik van cannabis door minderjarigen. In het kader van het project Handhaving Op Niveau (HON) wordt onderzocht in welke mate minderjarigen cannabis gebruiken en in welke gelegenheden zij cannabis aanschaffen. Het doel van het experiment is best practices te ontwikkelen om de leeftijd waarop jongeren voor de eerste keer cannabis gebruiken te verhogen.

Op uiteenlopende deelterreinen van het drugsbeleid draagt Justitie bij aan het vormgeven van een Europese strategie voor criminaliteitspreventie. De Europese drugsstrategie en het daarvan afgeleide EU-actieplan inzake drugs (2000–2004) zijn de centrale kaders. In deze plannen zijn voornemens opgenomen om bepalingen uit het Verdrag van Amsterdam uit te werken met betrekking tot het streven naar minimumvoorschriften inzake bestanddelen en straffen voor illegale handel in drugs. Daartoe zijn studies gestart met medewerking van de lidstaten door de Europese Commissie. Omvang en complexiteit van de materie droegen ertoe bij dat het voorjaar 2001 als streefdatum voor voorstellen niet werd gehaald. Er

wordt nu naar gestreefd om in 2002 gemeenschappelijke conclusies te trekken. Nederland heeft steeds gesteld dat de introductie van wettelijke ondergrenzen voor strafbedreigingen niet aanvaardbaar kan zijn.

In de EU werkgroep drugshandel is een initiatief van Zweden besproken om tot een EU-brede analyse van monsters van amfetamine en overige synthetische drugs te komen. Doel is opsporingsonderzoeken in dit soort zaken effectiever te maken. Nederland heeft het beginsel ondersteund. Wel zijn er de nodige aandachtspunten van technische aard. Daarom is er voor gekozen om in 2002 met een beperkte pilot te beginnen.

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

Operationele doelstelling – 3.1.6

 

uitgaven

512

627

566

566

551

551

551

– programma-uitgaven

8

10 9 9 9 9

 

– apparaatsuitgaven

ontvangsten

504

617

557

557

542

542

 

0

0

0

0

0

0

0

verplichtingen

574

634

566

566

551

551

551

Operationele doelstelling 3.1.7

Ontwikkelen en evalueren van instrumenten of methoden gericht op de daders, slachtoffers of de omgeving ter beheersing van de criminaliteit.

Op het gebied van criminaliteitspreventie is innovatie een absolute noodzaak. Niet alleen wordt de samenleving voortdurend geconfronteerd met nieuwe vormen van criminaliteit en categorieën daders of slachtoffers, maar ook kan de effectiviteit van instrumenten en maatregelen in de loop van de tijd afnemen. Naast innovatie is daarom evaluatie van groot belang. Het ministerie van Justitie tracht zo veel mogelijk inzicht te krijgen in welke preventieve maatregelen worden ontwikkeld om veelbelovende activiteiten te kunnen ondersteunen.

Voor 2002 is daarnaast ca. 0,9 miljoen gereserveerd voor activiteiten in het kader van het jaar van de vrijwilligers.

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

 

Operationele doelstelling

  • 3.1.7

4 181

3 571

3 571

610

5 125

4 377

4 377

748

4 628

3 952

3 952

676

3 721

3 046

3 046

676

3 725

3 049

3 049

676

3 726

3 050

3 050

676

 

uitgaven

– programma-uitgaven

 

3 726

Waarvan: subsidies

 

– apparaatsuitgaven

 

ontvangsten

0 4 694

0 5 185

0 4 628

0 3 721

0 3 725

0 3 726

0

     

verplichtingen

3 726

Evaluatieonderzoek

Om innovatieve instrumenten of methoden te kunnen ontwikkelen is allereerst basisonderzoek nodig om doelgroepen en aangrijpingspunten voor een aanpak te kunnen bepalen. In dit kader wordt een onderzoek naar huiselijk geweld onder allochtonen uitgevoerd en een onderzoek naar kindersekstoerisme. Deze onderzoeken worden in de eerste helft van 2002 afgerond. Daarnaast zijn er enkele innovatiemethoden die begeleid worden met evaluatieonderzoek om te kunnen bepalen of deze de beoogde effecten opleveren.

In 2002 vindt de eindevaluatie plaats van het proces en het effect van het project Taakspel en van het Nederlands Instituut voor de Classificatie van Audiovisuele Media (NICAM).

Operationele doelstelling 3.1.8

Bevorderen van het gebruik en de implementatie van instrumenten/methoden gericht op daders/slachtoffers door relevante organisaties.

Het ministerie van Justitie realiseert haar doelen op het gebied van criminaliteitspreventie vooral via partners. Deze hebben vaak een extra stimulans nodig als zij in of via hun organisaties veelbelovende activiteiten en concepten op het gebied van criminaliteitspreventie willen toepassen. Vaak zijn er bijvoorbeeld financiële belemmeringen in de startfase. Daarom is de stimuleringsregeling criminaliteitspreventie in het leven geroepen. Per jaar wordt een aantal gebieden vastgesteld waarop succesvolle activiteiten en concepten zijn ontwikkeld. Voor de toepassing daarvan kunnen de partners een subsidie verkrijgen. Deze subsidie is per aanvraag aan een maximum gebonden en is eenmalig.

 

Budgettaire gevolgen van

het beleid

         

bedragen x € 1 000

   

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Operationele doelstelling –

3.1.8

1 321

1 066

1 066

255

0

1 620

1 307

1 307

313

0

1 462

1 180

1 180

282

0

1 463

1 180

1 180

282

0

1 464

1 182

1 182

282

0

1 464

1 182

1 182

282

0

1 464 0

   

uitgaven

– programma-uitgaven Waarvan: subsidies

 

– apparaatsuitgaven

   

ontvangsten

verplichtingen

1 483

1 638

1 462

1 463

1 464

1 464

1 464

Evaluatieonderzoek

Begin 2002 wordt de evaluatie van het pilotproject vroegtijdige signalering van probleem- en crimineel gedrag bij kinderen van nul tot twaalf jaar afgerond. Deze evaluatie staat aan de basis van de nadere implementatie van deze methode.

Operationele doelstelling 3.1.9

Zorgdragen voor een goed gereguleerd kansspelaanbod.

Het kabinet heeft in 2000 een aantal wijzigingen in het kansspelbeleid voorgesteld (kabinetsstandpunt MDW-project Wet op de Kansspelen, TK 24 036, nr. 180). Het beoogt daarmee enerzijds het aanbod van kansspelen meer te doen aansluiten bij de maatschappelijke behoeften en anderzijds de toegang tot de opbrengsten beter te reguleren.

Vooruitlopend op een algemeen overleg over dit kabinetsstandpunt is het ministerie van Justitie medio 2001 in samenwerking met de andere betrokken ministeries en belanghebbende organisaties gestart met het project Kansspelen, dat dient ter voorbereiding van de voorgestelde wijzigingen. Binnen dit project zijn de beleids- en uitvoeringstaken inzake kansspelen ondergebracht. Het zal vermoedelijk in de loop van 2004 worden afgerond.

Bestaat het voornemen in 2002 de volgende activiteiten ter hand te nemen:

+ Het uitvoeren van een onderzoek naar onder andere de behoefte aan casinospelen, de mogelijke effecten op het illegaal aanbod van uitbreiding van het legaal aanbod, de mogelijkheden en wenselijkheden om het aantal casino’s al dan niet uit te breiden, en de daaraan te verbinden voorwaarden. Dit onderzoek faciliteert de besluitvorming over eventuele uitbreiding van het aantal casino’s.

+ Het uitwerken van voorwaarden voor een beperkte uitbreiding van het aantal vergunningen voor goede doelen loterijen.

+ Het uitwerken van voorstellen ter harmonisering en verruiming van de vergunningsvoorwaarden voor landelijke kansspelen.

+ Het uitwerken van voorstellen ter vergroting van de toegankelijkheid tot de opbrengsten van loterijen voor nieuwe begunstigden.

+ Het voorbereiden van certificering van goede doelen die begunstigd worden door kansspelorganisaties en van organisaties die als intermediair fungeren.

+ Het invullen van randvoorwaarden voor het toestaan van twee internetplaza’s voor Nederlandse vergunninghouders voor landelijke kansspelen en voor exploitanten van speelautomaten. Hiermee zal vooruitlopend op wijziging van de Wet op de kansspelen in de vorm van een «pilot» worden gestart.

+ Het in gang zetten van het traject tot wijziging van de Wet op de kansspelen. Daartoe behoort naast de hiervoor vermelde activiteiten het uitwerken van voorstellen voor het onderbrengen van beleid en uitvoering met betrekking tot kansspelen bij het ministerie van Justitie, het opheffen van het verbod op het aanbieden van gratis kansspelen en de inrichting van een nieuw orgaan voor toezicht op en advisering van vergunninghouders.

Daarnaast zal het toezicht op de naleving van de regelgeving en handhaving van het kansspelbeleid geïntensiveerd worden. Hiervoor is in 2001 al een eerste aanzet gegeven.

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

Operationele doelstelling – 3.1.9

 

uitgaven

– programma-uitgaven Waarvan: bijdragen

ontvangsten verplichtingen

432 432 432

529 529 529

478 478 478

478 478 478

480 480 480

480 480 480

480

31

30

45

45

45

45

45

485

535

478

478

480

480

480

Beleidsartikel 3.2 Slachtofferzorg

Slachtoffer worden van een misdrijf is een ingrijpende ervaring, die het vertrouwen van betrokkenen in de samenleving aantast. Goede slachtofferopvang en -bejegening bevordert een herstel van dit vertrouwen en is voorts van belang voor het gevoel van rechtvaardigheid bij de burger in het algemeen.

Beleidsdoelstelling 3.2

Bijdragen aan een goede bejegening van slachtoffers van strafbare feiten ter bevordering van het rechtvaardigheidsgevoel in Nederland.

Slachtofferzorg is een onderdeel van de rechtshandhaving. Het biedt degenen die slachtoffer worden van een misdrijf opvang en emotionele ondersteuning en het informeert hen over de voortgang van de strafzaak. In voorkomende gevallen worden slachtoffers geholpen bij het innen van de door de rechter opgelegde schadevergoeding. Ook het Schadefonds Geweldsmisdrijven, dat een tegemoetkoming in de schade geeft aan slachtoffers met ernstig letsel, behoort tot de slachtofferzorg.

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

 

Beleidsdoelstelling 3.2. uitgaven ontvangsten verplichtingen

 

9 518

11 244

14 295

14 454

14 468

14 470

14 470

0

0

0

0

0

0

0

10 217

11 399

14 295

14 454

14 468

14 470

14 470

Operationele doelstelling 3.2.1

Zorgen dat slachtoffers van misdrijven een voorziening hebben die laagdrempelige eerste praktische en emotionele hulp biedt.

Een goede slachtofferbejegening begint met laagdrempelige eerste praktische en emotionele hulp. Het ministerie van Justitie draagt bij aan deze bejegening door het in standhouden van Slachtofferhulp Nederland als instelling die deze laagdrempelige hulp biedt. In 2002 zal de aandacht gericht zijn op het verbeteren van de efficiëntie en effectiviteit van de organisatie onder andere door de uitvoering van output financiering.

Volumegegevens

Aantallen

Realisatie Verm. Uitk.Begroting 2000             2001          2002

 

Aantal geholpen slachtoffers

Aantal zaken (een zaak betreft een incident/delict waarbij meerdere slachtoffers kunnen zijn betrokken)

82000 96 200 96 200 81 140 81 140

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

 

Operationele doelstelling – 3.2.1 uitgaven

 

4 430

5 355

6 653

6 656

6 663

6 665

6 665

– programma-uitgaven

4 355

5 264

6 540

6 543

6 550

6 552

 

Waarvan: subsidies

4 355

4 992

6 540

6 543

6 550

6 552

 

– apparaatsuitgaven

75

91

113

113

113

113

 

ontvangsten verplichtingen

0

0

0

0

0

0

0

4 756

5 199

6 653

6 656

6 663

6 665

6 665

Groeiparagraaf

Ten aanzien van de bij deze operationele doelstelling geformuleerde volumegegevens wordt opgemerkt dat Justitie de gegevens van derden betrekt (25 stichtingen Slachtofferhulp). De registratie van de gegevens op het terrein van de slachtofferzorg is op dit moment te veel versnipperd om goede prestatiegegevens op te baseren. In de groei naar de komende VBTB begrotingen staat de ontwikkeling van (betrouwbare) prestatiegegevens centraal.

Operationele doelstelling 3.2.2

Bevorderen dat slachtoffers van strafbare feiten goed worden bejegend vanaf het eerste contact met de politie tot en met de inning van de schade en dat er een voorziening is voor schadeverhaal op de dader.

In 2002 wordt doorgegaan met de implementatie van de actiepunten (te weten het genereren van kengetallen, slachtofferzorg en snelrecht) die voortvloeien uit de eindevaluatie slachtofferzorg, die zijn weergegeven in de brief van 29 juni 2001 van de minister van Justitie aan de Tweede Kamer (TK 27 213, nr. 2).

Op deze wijze wordt optimalisering van de slachtofferzorg die door de betrokken instanties wordt geboden nagestreefd. Subsidies zijn bestemd voor pilot projecten en tevredenheidsonderzoeken.

 

Budgettaire gevolgen van

het beleid

         

bedragen x € 1 000

   

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Operationele doelstelling –

3.2.2

279

203

203

75

0

323

236

236

87

0

418 305 305 113

0

577 464 464 113

0

579 466 466 113

0

579 466 466 113

0

579 0

   

uitgaven

– programma-uitgaven Waarvan: subsidies

 

– apparaatsuitgaven

   

ontvangsten

verplichtingen

299

327

418

577

579

579

579

Evaluatieonderzoek

Vanaf 2002 wordt verdere monitoring van slachtofferzorg uitgevoerd met de meetmethode slachtofferzorg en een periodiek onderzoek onder slachtoffers van misdrijven die met het Openbaar Ministerie in aanraking komen.

Operationele doelstelling 3.2.3

Zorgen dat slachtoffers van ernstige geweldsmisdrijven een voorziening hebben die een tegemoetkoming in de schade verstrekt aan die slachtoffers van ernstige geweldsmisdrijven die hun schade niet elders kunnen verhalen.

In 2002 wordt doorgegaan met het verstrekken van tegemoetkomingen in de schade van slachtoffers van geweldsmisdrijven met ernstig letsel. In het kader daarvan wordt het beleid om het Schadefonds Geweldsmisdrijven grotere bekendheid te geven voortgezet.

In 2001 is een onderzoek naar de doelgroep en het bereik van het Schadefonds Geweldsmisdrijven afgerond (TK 27 400 VI, nr. 59). Aan de hand van de uitkomsten van dit onderzoek zal de komende jaren het doelbereik van het fonds worden geoptimaliseerd.

Gezien de autonome groei van het aantal verzoeken is het budget vanaf 2002 structuureel verhoogd met 0,9 miljoen.

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

Operationele doelstelling – 3.2.3

 

uitgaven

– programma-uitgaven – apparaatsuitgaven

ontvangsten verplichtingen

4 810

4 799

10

5 567

5 555

12

7 223

7 208

15

7 221

7 206

15

7 225

7 210

15

7 226

7 210

15

7 226

0

0

0

0

0

0

0

5 163

5 645

7 223

7 221

7 225

7 226

7 226

Prestatiegegevens

 
 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Beslissingen op verzoeken tot tegemoetkoming

(aantallen)

Bezwaarschriften n.a.v. een beslissing (%)

3 580

3 580 7,5

4 118 7,5

4 118 7,5

4 118 7,5

4 118 7,5

4 118 7,5

Beleidsartikel 3.3 Rechtshandhaving

Justitie staat voor een rechtvaardige en veilige samenleving. Een belangrijk element van die veiligheid is dat wetten worden nageleefd. De meeste burgers doen dat doorgaans ook. Justitie bevestigt hen daarin door op wetsovertredingen te reageren met het opsporen van de overtreders en het sanctioneren van de overtredingen.

Beleidsdoelstelling 3.3

Bijdragen aan de handhaving van wet- en regelgeving ten behoeve van een veilige Nederlandse samenleving.

Justitie wil de komende jaren investeren in een «zichtbare overheid». De wijze waarop dit gestalte moet krijgen, is neergelegd in de nota «Criminaliteitsbeheersing. Investeren in een zichtbare overheid» die door de ministers van Justitie en BZK op 26 juni 2001 aan de Tweede Kamer is aangeboden (TK 27 834, nrs. 1–2). In de nota wordt een stand van zaken geschetst ten aanzien van de criminaliteitsbeheersing, vanuit een strafrechtelijke invalshoek bezien. De nota concentreert zich op een aantal tekorten in de sfeer van de strafrechtelijke handhaving. In de nota wordt beschreven hoe de rechtshandhaving op een viertal punten verbeterd dient te worden:

+ opheffing van een tekort aan toezicht in het publieke domein; + verhoging van de pakkans; + vermindering van te lange doorlooptijden in de afhandeling van strafzaken; + het ontwikkelen van een meer persoonlijke aanpak in de vorm van begeleiding van en toezicht op (ex-)gedetineerden ter verhoging van de effectiviteit van sancties.

Rechtshandhaving heeft vele internationale aspecten. Niet alleen de criminaliteit zelf wordt internationaler, ook de aanpak ervan en de beleidsontwikkeling vinden in toenemende mate plaats in samenwerking met andere landen en dus via internationale gremia. Alle betrokken organisatie-onderdelen binnen het domein van Justitie leveren daaraan hun bijdrage, in nauwe samenwerking met de betrokken vakdepartementen.

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

Beleidsdoelstelling 3.3 uitgaven ontvangsten verplichtingen

364 082 414 339 453 322 458 087 470 599 472 755 472 755

67 289          56 995          58 674          58 674          58 674          58 674 58 674

369 783 414 339 453 322 458 087 470 599 472 755 472 755

Operationele doelstelling 3.3.1

Het verzorgen van tijdige en adequate strafrechtelijke reactie op daders van strafbare feiten, rekening houdend met de slachtoffers van die feiten.

Met de komst van vier Bijzondere Opsporingsdiensten (BOD-en) nieuwe stijl heeft de Tweede Kamer nadrukkelijk aan de minister van Justitie gevraagd hoe het gezag over deze diensten kan worden versterkt. Daartoe wordt een landelijke organisatorische eenheid binnen het Openbaar Ministerie (OM) opgericht, die zich concentreert op de handhavings-terreinen waarop de BOD-en werkzaam zijn en waarin kennis op het gebied van de bijzondere handhaving is gebundeld: het «Functioneel OM». Dit zal leiden tot een kwaliteitsverbetering die valt te meten via de sanctiezekerheid, -snelheid en -toepasselijkheid. Vanuit het Functioneel OM wordt gericht assistentie verleend als zich bij de parketten van het OM zaken voordoen waarbij extra deskundigheid nodig is. De gespecialiseerde Officieren van Justitie spelen een belangrijke rol bij de afhandeling van dergelijke complexe zaken.

Vanaf 2004 is structureel ca. 3,6 miljoen toegekend voor het Functioneel OM. In het kader van de stapsgewijze opbouw van dit organisatieonderdeel wordt in 2002 ca. 2,3 miljoen en in 2003 ca. 2,7 miljoen gereserveerd voor het Functioneel OM.

De aan het OM toegekende gelden in het kader van de verbetering van de ICT worden vooral geïnvesteerd in de nieuwbouw van het systeem «Compas» en de daaraan gerelateerde vervanging van de infrastructuur. De nieuwbouw van dit systeem, dat het Geïntegreerd Proces Systeem (GPS) gaat heten, moet leiden tot verkorting van doorlooptijden en verbetering van de productiviteit. Het eerste deelsysteem (art. 8 Wegenverkeerswet) wordt in 2001 opgeleverd, terwijl de oplevering van het laatste systeem voor 2003 staat gepland. De totale ontwikkeling van GPS (exclusief infrastructuur) is begroot op 23 miljoen.

Voorts is geld toegekend voor de versterking van het OM. Hiermee kan een aantal ontwikkelingen worden gefinancierd die de kwaliteit van de rechtshandhaving bevorderen. Grondslag daarvoor vormt de nota Criminaliteitsbeheersing: investeren in een zichtbare overheid (TK 27 834, nrs. 1-2).

Naast de zaken die aan de orde worden gesteld in de nota Criminaliteitsbeheersing verdient de positie van het slachtoffer in het strafproces nadere versterking. Doel is een intensief en gestructureerd informatiebeleid ten behoeve van slachtoffers uit te voeren. Uiteindelijk zal de verruiming van de mededelingsplicht aan slachtoffers leiden tot een verbetering van het oordeel van deze slachtoffers over de rol van Justitie in het strafproces.

Voorts worden voor de verbetering van de verkeersveiligheid middelen toegevoegd voor de intensivering van de verkeershandhaving. Totaal wordt in 2002 25,9 miljoen toegevoegd. Hiermee wordt het aantal regioplannen verkeershandhaving uitgebreid met acht. Financiering vindt plaats uit hogere opbrengsten uit boeten en transacties.

In het onderstaand overzicht zijn het aantal in- en uitstroomzaken bij ressortparketten en arrondissementsparketten opgenomen.

Volumegegevens

Overzicht instroom en uitstroom zaken Openbaar Ministerie

Realisatie Verm. Uitk.Begroting

2000

2001

2002

 

Instroom

     

Ressortsparket

13 800

14 100

17 200

w.v. Rechtbankappellen

13 000

13 500

13 500

w.v. Kantongerechtappellen

0

0

3 000

w.v. Administratief recht

500

600

700

Arrondissementsparket

687 400

677 900

700 000

w.v. Rechtbankzaken

238 500

232 300

240 000

w.v. In eerste aanleg

234 100

228 400

240 000

w.v. Minderjarigen

27 400

27 100

27 500

w.v. Geweld tegen personen

37 300

37 400

37 500

w.v. Kantongerechtappellen

4 400

3 900

0

w.v. Kantonzaken

191 400

160 000

160 000

w.v. Administratief recht

257 500

285 600

300 000

Totaal

701 200

692000

717 200

Uitstroom

     

Ressortsparket

12 842

14 000

17 100

w.v. Rechtbankappellen

12 600

13 500

13 500

w.v. Kantongerechtappellen

0

0

3 000

w.v. Administratief recht

242

500

600

Arrondissementsparket

732 680

740 000

700 000

w.v. Rechtbankzaken

253 380

244 400

240 000

w.v.In eerste aanleg

248 600

240 000

240 000

Onvoorwaardelijke sepots (%)

13

12

10

Dagvaarden (%)

52

56

58

Dagvaarden

129 600

135 800

138 000

Meervoudige kamer

13 500

14 300

15 000

Politierechter

106 500

111 400

112000

Kantonrechter

9 600

10 100

11 000

w.v. Kantongerechtappellen

4 780

4 400

0

w.v. Kantonzaken

218 300

208 100

160 000

w.v. Administratief recht

261 000

287 500

300 000

Totaal

745 522 754 000 717 100

De instroom van rechtbankappellen bij de ressortsparketten schommelt rond de 13 500 strafzaken. Wel blijken de zaken ingewikkelder en bewerkelijker te zijn geworden.

Het aantal hoger beroepen in Mulderzaken («administratief recht») komt hoger uit dan het aantal van 500 waarvan aanvankelijk werd uitgegaan. Een verdere toename wordt, mede gezien de verdere intensivering van het verkeerstoezicht, niet uitgesloten.

Per 1 januari 2002 worden de kantongerechtsappellen niet meer behandeld door de rechtbanken maar door de gerechtshoven. Ondanks de verhoging van de appelgrens van 22 naar 45 euro, waardoor het aantal kantongerechtsappellen met ongeveer 15 procent zal verminderen, zullen de ressortsparketten 20 tot 40 procent meer zaken te verwerken krijgen.

De instroom van rechtbankzaken in eerste aanleg (misdrijven en economische delicten) is de afgelopen jaren gedaald. Voor 2002 wordt niettemin een lichte toename verwacht op grond van de investeringen die worden gedaan om de veiligheid in de samenleving te vergroten en door de extra aandacht voor jeugd en geweld. Ook mag worden verwacht dat de totstandkoming van het «Functioneel OM» zal leiden tot een vergroting van het zaaksaanbod.

Het aantal zaken dat voor de rechter wordt gebracht, stijgt voortdurend. De snelheid van afdoening heeft hoge prioriteit. Er wordt naar gestreefd een fors deel, mogelijk zelfs het merendeel, van de strafzaken binnen tien weken nadat het proces-verbaal tegen de verdachte is opgemaakt, op de zitting te brengen.

In verkorting van de doorloopsnelheid van zaken tegen minderjarige verdachten wordt ook in 2002 fors geïnvesteerd, conform het plan van aanpak dat door de staatssecretaris van Justitie aan de Tweede Kamer is aangeboden (TK 27 400, VI nr. 60).

De instroom van kantonzaken is gedaald van 243 000 in 1997 tot 191 400 in 2000. In het jaar 2001 zet deze dalende lijn zich voort tot naar verwachting niet meer dan 160 000 zaken. Dit komt doordat zaken niet meer bij het OM worden ingeschreven indien de verdachte is ingegaan op het transactieaanbod dat namens het OM door het CJIB is gedaan (de «trias-procedure»). Dit effect zal in 2002 zijn uitgewerkt.

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

Operationele doelstelling – 3.3.1

 

uitgaven

– programma-uitgaven

ontvangsten verplichtingen

246 804 246 804

280 872 280 872

307 299 307 299

309 867 309 867

313 001 313 001

311 971 311 971

311 971

7 442

6 303

6 489

6 489

6 489

6 489

6 489

250 670

280 872

307 299

309 867

313 001

311 971

311 971

Groeiparagraaf

In 2002 gaat het OM verder met het ontwikkelen van een set kengetallen en prestatiegegevens. In de begroting 2004 zullen deze naar verwachting operationeel zijn. Het te ontwikkelen instrumentarium zal betrekking hebben op onderwerpen als selectiviteit, sanctiesnelheid, sanctiezekerheid en sanctietoepasselijkheid.

Vooralsnog wordt geëxperimenteerd met kengetallen inzake de doorloopsnelheid van zaken en het percentage sepots. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende eenheden: snelheid binnen arrondissementsparketten en ressortparketten, afdoening van rechtbankzaken en kantonzaken en sepotpercentages bij jeugdcriminaliteit en geweldscriminaliteit.

Operationele doelstelling 3.3.2

Het uitvoering geven aan de taken van het ministerie van Justitie bij de opsporing van strafbare feiten en het uitvoeren van onderzoek op technisch, medisch-biologisch en natuurwetenschappelijkgebiedten behoeve vanwaarheidsvinding.

Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) voert onderzoek uit op overwegend technisch, medisch-biologisch en natuurwetenschappelijk gebied op verzoek van de Zittende Magistratuur (ZM), Openbaar Ministerie, politie en overige opsporingsinstanties.

Van de totale formatie van het NFI is circa 80 procent beschikbaar voor de uitvoering van de drie kerntaken. Deze 80 procent is als volgt verdeeld: forensisch zaakonderzoek (70 procent), research & development (15 procent) en kennis- en expertisecentrum (15 procent).

Binnen deze operationele doelstelling voert het ministerie van Justitie vergunningverlening uit met betrekking tot wapens en munitie, particuliere beveiligingsorganisaties (PBO’s) en buitengewone opsporingsambtenaren (BOA).

De Wet Wapens en Munitie (WWM) heeft ten doel het tegengaan van het illegale bezit van wapens en het zoveel mogelijk beheersen van het legale bezit daarvan. Voor de uitvoering van de wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus geeft Justitie vergunningen af, waarmee wordt beoogd de betrouwbaarheid en kwaliteit van (het personeel van) beveiligingsorganisatie en recherchebureaus te garanderen. Justitie verleent tevens ontheffingen voor speciale waardetransporten bij de voorbereidingen van de omwisseling van de gulden in de Euro in 2001 en 2002. In het kader van het Besluit Buitengewoon Opsporingsambtenaar wordt beoogd de veiligheid in de samenleving te garanderen door het toekennen van opsporingsbevoegdheden aan betrouwbare en bekwame buitengewoon opsporingsambtenaren.

 

Volumegegevens

       
 

Realisatie

Realisatie

Verm. Uitk.

Begroting

 

1999

2000

2001

2002

Particuliere beveiliging (PBO.

       

Verzoeken PBO (aantal)

550

800

800

800

Toewijzingen verzoek PBO (%)

95

95

95

95

Verzoeken ontheffing opleidingseis (aantal)

18

50

50

50

Toewijzingen verzoeken ontheffing opleidingseis (%)

Bijzondere opsporings ambtenaren (BOA)

Verzoeken BOA (aantal)

95

95

95

95

 

3 953

4 699

5 500

7 000

Toewijzingen veroeken BOA (%)

98

98

98

98

Wet wapens en munitie/ Jachtwet

       

Administratieve beroepen (aantal)

109

95

100

95

Toewijzingen administratieve beroepen (%)

29

29

30

30

Verzoeken om ontheffing (aantal)

105

68

80

80

Toewijzingen beroepen om ontheffing (%)

95

94

95

95

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

Operationele doelstelling – 3.3.2

 

uitgaven

– programma-uitgaven – apparaatsuitgaven

ontvangsten verplichtingen

35 407

35 126

280

40 294

39 975

319

44 085

43 736

349

47 697

47 348

349

57 091

56 740

351

48 067

47 715

351

48 067

0

0

0

0

0

0

0

35 961

40 294

44 085

47 697

57 091

48 067

48 067

Prestatiegegevens

Aantal aanvragen

2001

2002

2003

2004

2005          2006

 

Medisch biologisch onderzoek

12000

25 000

25 000

25 000

25 000

25 000

Waarvan DNA-analyses

6 800

20 000

20 000

20 000

20 000

20 000

Waarvan alcoholonderzoeken

Chemisch onderzoek

3 500

3 500

3 500

3 500

3 500

3 500

5 800

5 800

5 800

5 800

5 800

5 800

Waarvan verdovende middelenonderzoeken

4 000

4 000

4 000

4 000

4 000

4 000

Fysisch-elektronisch onderzoek

2000

2000

2000

2000

2000

2000

Aantal dagen

2001

2002

2003

2004

2005          2006

 

Doorlooptijden (excl. DNA en alcohol)

           

Medisch biologisch onderzoek

87

87

87

87

87

87

Chemisch onderzoek

52

52

52

52

52

52

Fysisch-elektronisch onderzoek

69

69

69

69

69

69

NFI-breed

65

65

65

65

65

65

Specifieke doorlooptijden uit medisch-biologisch onderzoek zijn bekend op het gebied van: DNA High Volume Crime

Alcohol onderzoeken

Verdovende middelen per 1 mei 2001 is gestart met de uitvoering.

De gemiddelde doorlooptijd wordt geschat op 14 dagen per aanvraag de gemiddelde doorlooptijd bedraagt 7

dagen per aanvraag de gemiddelde doorlooptijd bedraagt 28

dagen per aanvraag

Operationele doelstelling 3.3.3

Ontwikkelen van beleids- en uitvoeringskaders ten behoeve van opsporing van strafbaar gedrag en de bevordering van de naleving van het recht en het nemen van initiatieven op het terrein van ordenings- en strafrecht ter bevordering van de naleving van wetten en regelgeving.

Toezicht en opsporing van strafbare feiten worden in 2002 versterkt langs de lijnen die zijn uitgezet in de nota «Criminaliteitsbeheersing. Investeren in een zichtbare overheid« (TK 27 834, nrs. 1–2). Binnen de planning- en controlcyclus van politie en OM zal door de ministeries van BZK en Justitie meer worden gestuurd op resultaat. Wat de opsporing betreft, gaat het vooral om verhoging van de pakkans. In het kader van de versterking van de recherchefunctie worden in 2002 de diverse ABRIO-projecten afgerond. Tenslotte wordt een aanvang gemaakt met de uitvoering van het Nationaal Aktie Plan digitaal rechercheren, dat de opsporing in staat moet stellen om adequaat tegen alle vormen van digitale criminaliteit op te treden.

Het Nationaal Actieplan aanpak seksueel misbruik van kinderen (NAPS) beoogt een interdepartementale aanpak tot stand te brengen en beschrijft daartoe 86 activiteiten. Veel daarvan zijn al in gang gezet, al dan niet in projectvorm. Het project loopt tot het einde van 2002 en wordt afgesloten met een evaluatie.

Aanbevelingen inzake de particuliere recherche, gericht op kwaliteitsverhoging mede door een evenwichtige verdeling van de handhavingsin-spanning tussen publieke en private opsporing, worden geïmplementeerd en het instrument Bijzondere Opsporings Ambtenaren (BOA’s) wordt geëvalueerd.

Op het terrein van de fraude en financieel-economische criminaliteit verschijnt in de eerste helft van 2002 de kabinetsnota «Fraude en financieel-economische criminaliteit», waarin het kabinet zijn plannen voor de periode 2002–2006 zal ontvouwen. Ook wordt de implementatie van de gewijzigde EU-richtlijn afgerond en de evaluatie van de meldketen ongebruikelijke transacties ter hand genomen.

Inzake de zware georganiseerde criminaliteit is de implementatie van de uitkomsten van de evaluatie van de kernteams van groot belang evenals de totstandkoming van de wet BIBOB (Bevordering Integriteits-beoordelingen door het Openbaar Bestuur).

Deze operationele doelstelling heeft tevens betrekking op de uitgaven die worden gemaakt voor de inhuur van particuliere bedrijven die zijn belast met de beveiliging van burgerluchthavens. Tegenover deze uitgaven staan tot een gelijk bedrag ontvangsten geraamd.

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

Operationele doelstelling – 3.3.3

uitgaven

– programma-uitgaven – apparaatsuitgaven

ontvangsten verplichtingen

 

72 088

82 038

89 757

88 106

88 026

88 348

88 348

67 926

77 302

84 576

82 935

82 814

83 136

 

4 162

4 736

5 182

5 171

5 212

5 212

 

59 847

50 691

52 185

52 185

52 185

52 185

52 185

73 217

82 038

89 757

88 106

88 026

88 348

88 348

Systeem- of resultaatverantwoordelijk

De minister van Justitie is systeem- en resultaatverantwoordelijk voor die organisaties en organisatie-onderdelen die op de Justitie-begroting staan. Voor de inspanningen van de politie op dit vlak is de minister van BZK systeem- en resultaatverantwoordlijk en de minister van Justitie mederesultaatverantwoordelijk. Voor de inspanningen van de Bijzondere Opsporingsdiensten is de minister van BZK systeem- en resultaatverantwoordelijk en is de minister van Justitie mede-resultaatverantwoordelijk.

Evaluatieonderzoek

Er worden evaluatieonderzoek op het terrein van de beleidsthema’s opheffing bordeelverbod, Nationaal Actieplan aanpak seksueel misbruik van kinderen (NAPS) en BOA’s uitgevoerd.

Operationele doelstelling 3.3.4

Het verzorgen van aansluiting van Nederlands beleid en regelgeving waar het de rechtshandhaving betreft op de internationale ontwikkelingen, het beïnvloeden van deze ontwikkelingen en het terugvertalen van deze ontwikkelingen naar nationaal beleid en regelgeving.

Afhankelijk van het tempo van de besluitvorming in de Europese Unie zal in de loop van 2002 het definitieve Eurojust van start kunnen gaan.

Daarmee wordt een belangrijke impuls gegeven aan een verdere verbetering van de coördinatie en samenwerking bij de opsporing en vervolging van georganiseerde, grensoverschrijdende criminaliteit. Dit moet leiden tot een toename van het aantal Eurojust-zaken waarbij Nederland betrokken is.

Nederland blijft zich, ook in EU-verband, inzetten voor een verdere verbetering en versterking van de aanpak van EU-fraude, onder andere door een actieve inzet in de relevante EU-gremia. Ook de operationele samenwerking tussen het Nederlandse OM en OLAF, de fraudebestrijdingsdienst van de Europese Commissie, wordt verder uitgebouwd. Naar verwachting treedt het EU-rechtshulpverdrag in 2002 gedeeltelijk in werking. Daarmee is een formeel juridische basis gelegd voor de vorming van «joint teams» met de opsporings- en vervolgingsdiensten uit de verdragslanden. Hiermee wordt het instrumentarium voor de bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit verder uitgebreid. Daaraan voorafgaand zal Nederland met name met Frankrijk binnen de huidige wettelijke en verdragsrechtelijke mogelijkheden reeds proberen te experimenteren met gemeenschappelijke onderzoeksteams. De verbetering van de internationale rechtshulpverlening door Nederlandse autoriteiten aan buitenlandse collega’s zal in een nieuwe fase komen door de implementatie van een nieuwe versie van het Landelijke Uniform Registratiesysteem van internationale rechtshulpverzoeken (Luris). Samen met de verdere uitbouw van het landelijk netwerk van Internationale Coördinatie Centra (ICC) moet dit leiden tot een gestandaardiseerde registratie, voortgangs- en kwaliteitsbewaking van de afdoening van rechtshulpverzoeken.

Met de komst van de ICC’s en de toenemende verdragsrechtelijke mogelijkheden tussen landen om rechtshulpverlening direct tussen opsporings- en vervolgingsinstanties te laten plaatsvinden, ondergaat de rol van het ministerie van Justitie als centrale autoriteit op het terrein van de internationale rechtshulp een geleidelijke wijziging. De kernactiviteiten verschuiven steeds meer van de behandeling van concrete verzoeken naar het zorgdragen voor een juiste behandeling van concrete verzoeken door de rechterlijke macht en politie.

De samenwerking met Duitsland wordt geïntensiveerd, zowel op Länderniveau als op Bundesniveau. Dit betreft met name de problematiek rond de grensstreek en een nauwere samenwerking op het gebied van de bestrijding van drugscriminaliteit.

Ter bestrijding van de zware georganiseerde drugscriminaliteit gaan Spanje en Nederland nauwer afstemmen. Ook op de overige Justitie-Binnenlandse Zaken (JBZ)-onderwerpen neemt Spanje een plaats in op de internationale agenda.

Ten aanzien van de activiteiten in Midden- en Oost-Europa geldt dat deze meer en meer een multilateraal karakter kennen, waarbij het Nederlands Centrum voor Internationale Samenwerking (NCIPS) een steeds belangrijker rol in de uitvoering zal spelen.

De rechtshandhaving met betrekking tot de productie, teelt, handel en verkoop van drugs vergt aanhoudende inspanningen. Dit hangt mede samen met de omstandigheid dat de teelt van inheemse cannabis («nederwiet») en de productie van synthetische drugs de laatste jaren in Nederland vaste grond onder de voeten heeft gekregen. Aanwijzingen daarvoor vormen groeiende aantallen in beslaggenomen cannabisplanten en XTC-pillen. Het plan «Samenspannen tegen XTC» (TK 23 760, nr. 14) voorziet in een brede en samenhangende aanpak gericht op terugdringing van de productie, handel en distributie van synthetische drugs. In 2002 zal de eerste fase van dit plan worden uitgevoerd door een geleidelijke versterking van betrokken organisaties. Dit houdt onder meer in dat een nulmeting beschikbaar komt, dat minimaal drie nieuwe XTC-teams (BRT’s) worden opgericht, dat het functioneren van de Unit Synthetische Drugs (USD) kwalitatief en kwantitatief wordt verbeterd, dat meer XTC-laboratoria worden ontmanteld en dat meer pillen aan de buitengrens inbeslaggenomen worden. Hiervoor wordt in 2002 4,5 miljoen toegevoegd aan de Justitie begroting. In latere jaren 6,8 miljoen. Via het Internet worden drugs geafficheerd en te koop aangeboden. Medio 2001 is een pilot gestart naar de mogelijkheden om aard en omvang van betreffende fenomenen in beeld te brengen. Doel is om na te gaan of, en zo ja, welke mogelijkheden er zijn om tot daadwerkelijke handhaving te kunnen overgaan. De resultaten hiervan zullen - met de daarbij behorende beleidsvoornemens - in 2002 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Aan de gemeente Venlo is een subsidie van 1,4 miljoen voor een periode van vier jaar toegekend voor een speciaal drugshandhavings-project. Het doel ervan is onder meer het terugdringen van sterk opgelopen overlast. Na 4 jaar dienen drugsoverlast en criminaliteit met 35%, vermogens- en geweldscriminaliteit met 25% en sociale onveiligheid met 35% te zijn teruggedrongen. De resultaten van dit project zullen worden onderzocht door middel van een evaluatiestudie van het WODC. Via een beperkte rapportage wordt de jaarlijkse voortgang gevolgd. De eerste zal begin 2002 beschikbaar zijn.

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

Operationele doelstelling – 3.3.4

 

uitgaven

– programma-uitgaven – apparaatsuitgaven

ontvangsten verplichtingen

9 783

9 736

47

11 133

11 080

53

12 181

12 123

58

12 417

12 359

58

12 481

12 422

59

24 370

24 311

59

24 370

0

 

0

0

0

0

0

0

9 936

11

133

12 181

12 417

12 481

24 370

24 370

Beleidsartikel 3.4 Jeugdbescherming

Eén van de functies van het recht is het beschermen van de zwakkeren in de samenleving. Het ministerie van Justitie heeft bij die bescherming een bijzondere, want naast voorwaarden scheppende ook direct uitvoerende, verantwoordelijkheid ten aanzien van de rechten van het kind.

Beleidsdoelstelling 3.4

Het waarborgen van de rechten van het kind bij een (dreigende) schending van de ontwikkeling van het kind.

Ten aanzien van het waarborgen van de rechten van het kind zijn twee wezenlijk verschillende invalshoeken te onderscheiden. In de eerste plaats is er de situatie waarin het kind geschaad wordt of dreigt te worden door omstandigheden in zijn of haar omgeving. Het ministerie van Justitie heeft dan een aantal wettelijke verplichtingen en bevoegdheden om in te grijpen. De andere invalshoek is die van de minderjarige als pleger van strafbare feiten, al dan niet onder invloed van de omgeving. Het ministerie van Justitie heeft dan, vanuit haar verantwoordelijkheid om te reageren op die feiten, de plicht om dat op een zodanige wijze te doen dat het de ontwikkeling van het kind bevordert, of tenminste niet schaadt. In het kader van de nadere uitwerking van de nota Criminaliteitsbeheersing verdient de jeugdcriminaliteit, zowel in de ernstige verschijningsvormen als in de vorm van baldadigheid en overlast, een aparte benadering. Voortbouwend op de resultaten van de commissie Van Montfrans wordt in 2002 een perspectievennota Toekomstverkenning Jeugdcriminaliteit uitgebracht. Bijzondere aandacht daarbij krijgt de verkorting van de doorlooptijden in de jeugdstrafketen. Er worden nieuwe normen voor de verschillende processtappen bij de onderscheiden organisaties in de keten opgesteld. In 2002 wordt de Tweede Kamer over de implementatie hiervan geïnformeerd.

Het voornemen is dat per 1 januari 2003 de nieuwe Wet op de Jeugdzorg van kracht wordt. Het wetsvoorstel hiertoe wordt eind 2001 bij de Tweede Kamer ingediend.

Speciale aandacht bij de invoering van de wet vergen de bureaus jeugdzorg die in de afgelopen jaren over het hele land zijn ingericht. Bij inwerkingtreding van de Wet op de Jeugdzorg wordt de uitvoering van de maatregelen van kinderbescherming en de jeugdreclassering een taak van het bureau jeugdzorg. De gezinsvoogdij-instellingen worden dan geïntegreerd in de bureaus jeugdzorg. De planning en financiering van de uitvoering van de jeugdbeschermingsmaatregelen en de jeugdreclassering wordt gedecentraliseerd naar de provincies en grootstedelijke regio’s. Justitie zal de voor de uitvoering van jeugdbeschermings-maatregelen en jeugdreclassering benodigde middelen hiertoe via de provincies en grootstedelijke regio’s aan de bureaus jeugdzorg ter beschikking stellen. De relatie van Justitie met de gezinsvoogdijinstellingen wijzigt hierdoor en er ontstaat een nieuwe relatie met de provincies.

Een laatste punt van algemene aandacht betreft de wacht- en doorlooptijden. Over de hele linie wordt ingezet op het terugdringen daarvan. In een aantal gevallen wordt dat nagestreefd door organisatorische maatregelen (efficiencyverbetering), in andere kan alleen capaciteitsuitbreiding soelaas bieden.

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

Beleidsdoelstelling 3.4 uitgaven ontvangsten verplichtingen

362 413 421441 504 402 500 812 477 424 461173 458 132 114 787          69 892            5 098            5 098            5 098            4 281         4 281

390 644 445 316 504 398 500 812 477 424 461 173 458 132

Operationele doelstelling 3.4.1

Rekwestreren van maatregelen van kinderbescherming en het adviseren van Justitiële autoriteiten inzake beslissingen over kinderen.

Bescherming van minderjarigen tegen schadelijke invloeden in hun omgeving vindt in belangrijke mate plaats via maatregelen van kinderbescherming. Deze worden opgelegd door de rechter, op vordering van het ministerie van Justitie, in het bijzonder de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK). Bij andere beslissingen van justitiële autoriteiten, aangaande gezagsvoorzieningen en omgangsregeling bij scheiding, draagt het ministerie van Justitie bij aan de waarborging van de rechten van het kind door die autoriteiten te adviseren. Ten behoeve van deze twee taken verricht het ministerie van Justitie onderzoek in situaties waarin het recht van kinderen op een gezonde en evenwichtige ontwikkeling ernstig dreigt te worden geschonden.

De RvdK hanteert voor haar onderzoeken de volgende kostprijzen: Bescherming                                                            4366,-

Scheiding en omgang                                              2935,-

Adoptie en naamswijziging                                    €1473,-

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

Operationele doelstelling – 3.4.1

uitgaven

– programma-uitgaven – apparaatsuitgaven

ontvangsten verplichtingen

 

44 851

52 156

62 422

61 671

61 419

60 612

60 612

44 723

52 007

62 245

61 494

61 241

60 434

 

128

149

178

178

178

178

 

18 389

11 197

817

817

817

   

48 344

55 111

62 422

61 671

61 419

60 612

60 612

Prestatiegegevens

 
 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Beschermingsonderzoek

             

Wachtijden (dagen)

17

<30

<30

<30

<30

<30

<30

Doorlooptijden (dagen)

120

<117

<117

<117

<117

<117

<117

Afgedane zaken (aantal)

8 385

8 100

8 100

8 100

8 100

8 100

8 100

Gegrond verklaarde klachten (%)

1

1

1

1

1

1

1

Scheidings- en omgangsonderzoek

             

Wachtijden (dagen)

28

<30

<30

<30

<30

<30

<30

Doorlooptijden (dagen)

152

<155

<120

<120

<120

<120

<120

Afgedane zaken (aantal)

3 676

4 100

4 100

4 100

4 100

4 100

4 100

Gegrond verklaarde klachten (%)

1

1

1

1

1

1

1

Adoptie-, naamswijzigingsonderzoek

             

Wachtijden (dagen)

30

<30

<30

<30

<30

<30

<30

Doorlooptijden (dagen)

106

<120

<120

<120

<120

<120

<120

Afgedane zaken (aantal)

2 400

2 400

2 400

2 400

2 400

2 400

2 400

Gegrond verklaarde klachten (%)

1

1

1

1

1

1

1

Evaluatieonderzoek

Om de effecten van het beleid in kaart te brengen voert de Raad voor de Kinderbescherming tweejaarlijks een onderzoek uit naar de mate van klanttevredenheid. Voor de thema’s beschermingsonderzoek, scheidings- en omgangsonderzoek en adoptie- en naamswijzigingsonderzoek worden in 2002, 2004 en 2006 klanttevredenheidsonderzoeken uitgevoerd.

De snelheid waarmee een interventie kan plaatsvinden is op het terrein van de jeugdbescherming van groot belang. In de eerste helft van 2001 wordt daarom een groot onderzoek uitgevoerd naar de doorlooptijden bij de RvdK. Dit onderzoek leidt tot een voorstel van te hanteren normen per kerntaak. Daarbij wordt gekeken naar de eisen die gesteld worden vanuit het rapport Normen 2000. Tevens is de bestaande situatie per vestiging in kaart gebracht. Het voorstel wordt in 2002 aan de Kamer aangeboden. De wachttijden maken onderdeel uit van de doorlooptijden. Met de herziening van de doorlooptijden zullen de wachttijden eveneens opnieuw worden vastgesteld. Hetzelfde geldt voor de werkvoorraad, waarvoor op dit moment geen norm bestaat en het percentage behaalde termijnen overeenkomstig Normen 2000.

Operationele doelstelling 3.4.2

Zorgdragen voor de uitvoering van de opgelegde maatregelen van jeugdbescherming en het faciliteren van de rechten en de zorg voor kinderen.

De uitvoering van door de rechter opgelegde maatregelen van jeugdbescherming vindt plaats door of onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Justitie, in het bijzonder de instellingen voor voogdij en gezinsvoogdij. Deze bevinden zich in een sterk in ontwikkeling zijnde (beleids)omgeving.

De evaluatie van de in 1995 gewijzigde wetgeving met betrekking tot de ondertoezichtstelling (TK, nr. 27 400 VI, nr. 52) stelt de vraag aan de orde of er aanleiding is te komen tot een fundamentele bezinning op het huidige maatregelpakket. Deze vraag wordt in het najaar van 2001 beantwoord, gegeven de verschillende onderzoeken die thans nog lopen of recent afgerond zijn en de visie-ontwikkeling op de pleegzorg die thans plaatsvindt met de staatssecretaris van VWS.

Vermeld is reeds dat de nieuwe Wet op de jeugdzorg tot consequentie heeft dat de uitvoering van de jeugdbeschermingsmaatregelen en de jeugdreclassering in de bureaus jeugdzorg plaats gaat vinden, aangestuurd door de provincies doch onder verantwoordelijkheid van de minister van Justitie. Voordat de definitieve overdracht aan provincies en grootstedelijke overheden plaatsvindt, worden besluiten gemaakt waarin de vereisten aan de uitvoering voor wat betreft kwaliteit, uniformiteit en rechtsbescherming worden neergelegd.

Vooruitlopend daarop wordt een aantal maatregelen genomen om de kwaliteit van de uitvoering door de instellingen voor voogdij en gezinsvoogdij te verbeteren.

Vanaf 2001 zijn extra middelen toegevoegd aan de begroting ten behoeve van het uitvoerend werk van de gezinsvoogdij, die tot resultaat zullen hebben dat er meer gezinsvoogden aangesteld worden. Als gevolg hiervan zal de contacttijd van de gezinsvoogd met zijn cliënten fasegewijs worden verhoogd van gemiddeld 6 uur per week (2001) naar gemiddeld 15 uur per week (2003).

Nog in 2001 wordt gestart met experimenten om de uitvoering van de ondertoezichtstelling te verbeteren, onder meer door werkwijzen die door sommige instellingen gehanteerd worden, zoals het werken in basisteams en de invulling van taakspecialisatie breder uit te zetten. Ook zal met verdere uitbreiding van cliëntcontacttijd worden geëxperimenteerd in relatie tot de invulling van het casemanagement in het bureau jeugdzorg en de rol van de (gezins)voogd en jeugdreclasseerder daarbij. Beoogd wordt te komen tot een zo goed en efficiënt mogelijke inzet van de uitvoering van jeugdbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering binnen de bureaus jeugdzorg.

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

Operationele doelstelling – 3.4.2

 

uitgaven

141 256

164 263

196 599

196 382

196 706

196 711

196 711

– programma-uitgaven

140 335

163193

195 317

195 100

195 425

195 429

 

Waarvan: subsidies

140 335

163193

195 317

195 100

195 425

195 429

 

– apparaatsuitgaven

ontvangsten verplichtingen

921

1 071

1 282

1 282

1 282

1 282

 

16 701

10 169

742

606

606

606

606

152 258

173 568

196 596

196 382

196 706

196 711

196 711

Prestatiegegevens

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Ondertoezichtstelling

Maatregelen begin kalenderjaar (aantal)

Instroom (aantal)

Uitstroom op grond van:

– Geen verlenging maatregel (aantal)

– Bereiken leeftijd meerderjarigheid (aantal)

– Overgang andere maatregel (aantal)

– Anders (aantal)

Gemiddelde duur maatregel (jaren)

Verlengde Ondertoezichtstellingen (aantal)

Voorlopige voogdij

Maatregelen begin kalenderjaar (aantal)

Instroom (aantal)

Uitstroom op grond van (aantal):

– Einde maatregel

– Overgang andere maatregel

Gemiddelde duur maatregel (maanden)

Voogdij

Maatregelen begin kalenderjaar (aantal)

Instroom (aantal)

Uitstroom op grond van (aantal):

– Bereiken meerderjarigheid (aantal)

– Anders

Landelijk pleegzorg

Capaciteit pleegzorg (aantal) Instroom (aantal) Bezettingsgraad (%)

 

20 588

20 700

20 700

20 700

20 700

20 700

20 700

5 497

5 500

5 500

5 500

5 500

5 500

5 500

 

4 340

4 340

4 340

4 340

4 340

4 340

 

800

800

800

800

800

800

 

350

350

350

350

350

350

 

10

10

10

10

10

10

3

3

3

3

3

3

3

15 091

15 200

15 200

15 200

15 200

15 200

15 200

63

80

80

80

80

80

80

63

80

80

80

80

80

80

   

30

30

30

30

30

   

50

50

50

50

50

   

5

5

5

5

5

4 782

4 750

4 750

4 750

4 750

4 750

4 750

 

800

800

800

800

800

800

 

750

750

750

750

750

750

 

50

50

50

50

50

50

1 255

1 538

1 538

1 538

1 538

1 538

1 538

 

1 000

1 000

1 000

1 000

1 000

1 000

 

98

98

98

98

98

98

Adoptie

Aanvragen om voorlichting door adoptieouders (aantal)

Voorgelichte adoptieouders (aantal) Gemiddelde wachttijd (maanden) Aanvragen opvoedingsondersteuning (aantal) Ouders op cursus opvoedingsondersteuning (aantal)

2 500

2 500

2 500

2 500

2 500

 

960

960

960

960

960

18

18

18

18

18

120

120

120

120

120

82

82

82

82

82

Toelichting prestatie-indicator kinderbeschermingsmaatregelen (ondertoezichtstelling en (voorlopige) voogdij. Aan de maatregel ligt altijd een uitspraak van de kinderrechter ten grondslag.

Evaluatieonderzoek

Inmiddels is een start gemaakt met de evaluatie van het voorlichtingsprogramma Bureau Voorlichting Adoptie buitenlandse kinderen. Deze evaluatie wordt in 2002 afgerond.

Derdeninformatie

Gegevens inzake adoptie betreffen derdengegevens (gezinsvoogdijinstellingen).

Operationele doelstelling 3.4.3

(Gedwongen) innen van wettelijke onderhoudsbijdragen tegen zo laag mogelijke kosten.

Als ouders gescheiden zijn, betaalt de ouder die de kinderen niet opvoedt en verzorgt mee aan de kosten voor opvoeding en verzorging. Lukt het de ouders niet de betaling van deze kinderalimentatie onderling te regelen, dan kan één van hen een beroep doen op het ministerie van Justitie. De alimentatie wordt dan door het Landelijk Bureau Inning Ouderbijdragen (LBIO) geïnd en aan de rechthebbende ouder doorbetaald.

Prijs- en volumegegevens

Realisatie Verm.Uitk.Begroting

1999

2000

2001           2002

 

Kinderalimentatie

       

Geïnd bedrag ten opzichte van lopende

       

vordering (%)

69,80

69,50

69,50

70,00

Kosten per geïnde euro (x€ 1,-)

0,15

0,15

0,16

0,10

Verzoeken dat tot inning leidt (%)

Ouderbijdragen

Geïnd bedrag ten opzichte van lopende

35,00

36,90

35,00

40,00

       

vordering Justitie (%)

43,07

54,50

55,00

55,00

Kosten per geïnde euro (x€ 1,-)

0,10

0,09

0,10

0,09

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

Operationele doelstelling – 3.4.3

 

uitgaven

– programma-uitgaven – apparaatsuitgaven

ontvangsten verplichtingen

2 132

2 091

40

2 479

2 432

47

2 967

2 911

56

3 027

2 971

56

3 034

2 978

56

3 036

2 980

56

3 036

79 697

48 526

3 539

3 676

3 676

3 676

3 676

2 298

2 619

2 967

3 027

3 034

3 036

3 036

Prestatiegegevens

2001           2002

 

Kinderalimentatie

Mate van klanttevredenheid (%)

Ouderbijdragen

Mate van klanttevredenheid (%)

60,00 75,00 78,00 75,00

Derdengegevens

Het LBIO heeft een informatieplicht via een convenant bestuursovereenkomst.

Operationele doelstelling 3.4.4

Zorgdragen voor de uitvoering van de voogdijmaatregel en de opvang ten behoeve van alleenstaande minderjarige asielzoekers.

De toestroom van alleenstaande minderjarige asielzoekers (ama’s) is de laatste jaren sterk gestegen. Zolang de minderjarige in Nederland verblijft, is het ministerie van Justitie verantwoordelijk voor de uitvoering van de voogdijmaatregel en de vervolgopvang. Voogdij en opvang zullen beter aansluiten bij het perspectief van de minderjarigen. Er wordt een zichtbare scheiding aangebracht in de opvangmodaliteiten, zowel in formeel opzicht als in materieel opzicht; opvang gericht op terugkeer en opvang gericht op integratie. Het uitgangspunt daarbij is dat iemand van wie mag worden verwacht dat hij langer dan drie jaar in Nederland verblijft, in aanmerking komt voor de integratievariant en dat iemand van wie mag worden verwacht dat hij korter dan drie jaar in Nederland verblijft, in aanmerking komt voor de terugkeervariant.

Vooralsnog zijn zowel de kosten van de terugkeer als van de integratie op deze operationele doelstelling ondergebracht. Zodra de terugkeervariant bij het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) geoperationaliseerd is, zullen de budgetten voor de terugkeervariant worden ondergebracht bij operationele doelstelling 6.2.1 (opvang COA).

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

Operationele doelstelling – 3.4.4

 

uitgaven

174 174

202 543

242 413

239 732

216 264

200 815

197 774

– programma-uitgaven

174 023

202 367

242 204

239 522

216 055

200 605

 

waarvan: subsidies

174 023

202 367

242 204

239 522

216 055

200 605

 

– apparaatsuitgaven

ontvangsten verplichtingen

151

175

210

210

210

210

 

0

0

0

0

0

0

0

187 743

214 019

242 413

239 732

216 264

200 815

197 774

Evaluatieonderzoek

Door middel van het evaluatieonderzoek «Trajecten van alleenstaande minderjarige asielzoekers» wordt inzicht verkregen in de ontwikkeling van de instroom van ama’s in Nederland en in de aansluiting op het gebied van onderwijs. De evaluatie komt in 2002 beschikbaar.

4 – RECHTSPLEGING EN RECHTSBIJSTAND

Beleidsartikel 4.1 Rechtspleging

Een kerntaak van de Staat is het onderhouden van een hoogwaardig justitieel bestel d.w.z. een stelsel van goed functionerende, onafhankelijke rechtspraak.

Beleidsdoelstelling 4.1

Het scheppen van voorwaarden voor het optimaal functioneren van het stelsel van rechtspraak.

Met ingang van 2002 wijzigen de taken en bevoegdheden op het terrein van de rechtspleging ingrijpend. De Minister van Justitie blijft verantwoordelijk voor het justitiële bestel en het kunnen functioneren van de rechterlijke organisatie in dat bestel. De wijze waarop de algemene doelstellingen op het terrein van de rechtspraak – zoals goede kwaliteit, vlotte afhandeling van zaken en goede toegankelijkheid voor de burger – worden bereikt, is echter een zaak van de rechterlijke macht zelf. Deze taakverdeling is neergelegd in de nieuwe wetgeving inzake de modernisering van de rechterlijke organisatie, die naar verwachting met ingang van 2002 van kracht wordt. In de nieuwe verhouding tussen de Minister van Justitie en de rechtsprekende macht ligt de verantwoordelijkheid van de minister bij het in stand houden van een adequaat wettelijk kader, het verstrekken van de middelen die nodig zijn om goede rechtspraak te kunnen realiseren en het verkrijgen van inzicht in het functioneren van de rechtspraak om de effecten van de inzet van de verstrekte middelen te kunnen beoordelen.

De rechterlijke macht is, op basis van de Grondwet en de Wet op de rechterlijke organisatie, bevoegd om geschillen op het vlak van burgerlijke rechten en schuldvorderingen, administratieve geschillen en strafbare feiten te berechten. Aan een goed functionerende rechtspraak worden verschillende eisen gesteld. De belangrijkste hiervan zijn ontleend aan artikel 6 Europees Verdrag van de Rechten voor de Mens (EVRM). Dit artikel bepaalt dat eenieder bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging, recht heeft op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld. Wanneer bovengenoemd artikel wordt vertaald in concrete kwaliteitsgebieden, dan geldt voor de rechtspraak dat door de Minister aan de Raad voor de Rechtspraak eisen gesteld zullen worden met betrekking tot de lengte van de procedures, de toegankelijkheid van de rechtspraak, de eenheid en de mate waarin de rechterlijke organisatie extern is georiënteerd.

Met ingang van 2002 wordt de Raad voor de Rechtspraak verantwoordelijk voor het ondersteunen van de gerechten bij de bedrijfsvoering en het houden van toezicht op de gerechten. Daarnaast is de Raad belast met de voorbereiding van de begroting voor de Raad en de gerechten gezamenlijk, evenals het toekennen van bijdragen ten laste van de rijksbegroting aan de gerechten en het houden van toezicht op de uitvoering van de begroting door de gerechten. Voorts kan de Raad activiteiten op het gebied van uniforme rechtstoepassing initiëren en heeft zij een adviserende taak bij wetgeving op het terrein van de rechtspleging. De Raad krijgt voorts een taak ten aanzien van landelijke activiteiten op het gebied van werving, selectie, aanstelling, benoeming en opleiding van personeel bij de gerechten (artikel 2.6.2.1, eerste lid onderdeel f wetsvoorstel Raad voor de Rechtspraak). De nieuwe verhouding Minister – Raad voor de Rechtspraak komt mede tot uitdrukking in het gegeven dat het begrotingsvoorstel van de Raad moet worden ingediend bij de Minister, evenals een meerjarenraming (artikel 2.6.3.2 derde lid wetsvoorstel Raad voor de Rechtspraak). Tevens heeft de Minister de mogelijkheid om nadere regels te stellen met betrekking tot de voorbereiding en de inrichting van het begrotingsvoorstel van de Raad en de meerjarenraming (artikel 2.6.3.2 vierde lid wetsvoorstel Raad voor de Rechtspraak). Ook heeft de Minister toezichthoudende taken inzake de bedrijfsvoering van de Raad voor de Rechtspraak (zie artikelen 2.6.4.1. tot en met 2.6.4.3 wetsvoorstel Raad voor de Rechtspraak). De wijze waarop dit wettelijk kader in de praktijk wordt ingevuld is in ontwikkeling.

Naast de instelling van de Raad voor de Rechtspraak wordt binnen het ministerie van Justitie een nieuwe directie Strategie Rechtspleging (dSR) geformeerd, getypeerd als een «relatiedirectie», omdat zij vooral faciliterend zal zijn ten opzichte van de Raad voor de Rechtspraak en daarnaast richting de Hoge Raad, de Commissie gelijke behandeling en de Registratiekamer. De primaire taak van de directie Strategie Rechtspleging is het ondersteunen van de Minister bij het kunnen waarmaken van zijn politieke verantwoordelijkheid in het verkeer met de Staten-Generaal. De directie krijgt in dit kader een voorname rol bij de ontwikkeling van de strategie van de regering inzake de rechtspleging. Tegen deze achtergrond wordt komend jaar een aantal brede beleidsverkenningen uitgevoerd, waarbij de bestaande situatie in beeld wordt gebracht, het beleid wordt beoordeeld, trends worden geanalyseerd en beleidsopties worden geformuleerd. Waar nodig gebeurt dit in samenwerking met de Raad voor de Rechtspraak- zonder dat dit afdoet aan de eigen bestelverantwoorde-lijkheid van de Minister. Deze verkenningen bieden de bouwstenen voor een nader te bepalen meerjarige beleidsagenda en onderzoeksprogrammering op het gebied van de rechtspleging.

Met de komst van de Raad voor de Rechtspraak, de invoering van integraal management en een nieuwe bestuursvorm bij de gerechten en de vernieuwing van de departementale organisatie op dit vlak zullen nieuwe bestuurlijke omgangsvormen en verhoudingen ontstaan tussen de Minister en de rechtsprekende macht. De Minister komt op een aanzienlijk grotere afstand te staan van de wijze waarop de rechtspraak haar taak tot uitvoering brengt. Zijn verantwoordelijkheid brengt met zich mee dat hij zich met deze uitvoering niet bemoeit en met de effecten van de uitvoering uitsluitend voorzover deze risico’s kunnen opleveren voor de algemene doelstellingen van het rechterlijk bestel; zorgen voor onafhankelijke, toegankelijke, tijdige en kwalitatief goede rechtspraak. Verwacht mag daarom worden dat de Minister niet op de details van het functioneren van de rechtspraak zal worden aangesproken maar eerst, indien er aanleiding is, te stellen dat de middelen die aan de rechtsprekende macht ter beschikking worden gesteld of het wettelijk kader waarbinnen deze moet optreden de rechtsprekende macht onvoldoende in staat stelt te voldoen aan bovengenoemde eisen. Daarnaast brengt de verantwoordelijkheid van de Minister voor dit deel van de Justitiebegroting uiteraard mee dat hij aan de Raad voor de Rechtspraak de daarbij behorende eisen met betrekking tot rechtmatige en doelmatige besteding van middelen stelt en ook een goed inzicht verwerft in de besteding van die middelen.

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

Beleidsdoelstelling 4.1 uitgaven ontvangsten verplichtingen

621683 729 127 710 734 720 943 722 962 717 925 717 920

11340 110019 110019 115011 115011 115011 115011

630 847 729 127 710 734 720 944 722 963 717 925 717 920

Bij begrotingsvoorbereiding zijn extra middelen toegevoegd voor de rechterlijke organisatie. De extra ter beschikking gestelde middelen zijn toegevoegd om de rechterlijke organisatie in staat te stellen de doorlooptijden te bekorten, de voorraden te verkleinen en de hoge werkdruk te verlagen. Met deze middelen zijn investeringen in extra rechters, ondersteunend personeel en ICT mogelijk. Hiervoor is ca. 29,5 miljoen structureel aan de begroting toegevoegd. Daarnaast wordt er specifiek ten behoeve van de verdere uitbreiding van de vreemdelingenkamers 8 miljoen in 2002 oplopend naar€ 13 miljoen structureel aan de begroting toegevoegd. Deze middelen zijn nodig om de noodzakelijke uitbreiding van tien naar vijftien vreemdelingenkamers te financieren. Met de hierboven vermelde middelen kan de rechterlijke organisatie een uitbreiding van het aantal rechters in 2004 ten opzichte van het jaar 2000 met ca. 140 fte (met de daarbij behorende ondersteuning) bewerkstelligen.

Operationele doelstelling 4.1.1

Het zorgen voor voldoende financiële middelen, een toereikend wettelijk kader en een adequaat inzicht in het functioneren van de rechtsprekende organisatie onder verantwoordelijkheid van de Raad voor de Rechtspraak.

In een brief aan de Tweede Kamer (TK 26 352, nr. 43) is een beeld geschetst van de capaciteitsbehoefte van de gerechten tot en met het jaar 2010. De in deze brief vermelde capaciteitsbehoefte is de resultante van het beleid dat gericht is op het wegwerken van de achterstanden, de vermindering van werkdruk en het kunnen verwerken van de instroom van zaken bij ongewijzigd beleid.

Met het aanvaarden van de Wet op de Raad voor de Rechtspraak en de Wet organisatie bestuur gerechten is het wettelijk kader inzake het functioneren van de rechtspraak in belangrijke mate bij de tijd gebracht. Justitie past hiertoe nu bestaande wetten op het terrein van de rechtspraak aan. Het belangrijkst zijn op dit moment de studie naar de derde fase herziening rechterlijke organisatie, de beoogde fundamentele herziening van het burgerlijk procesrecht en de opzet van een nieuwe structuur voor het wetboek van strafvordering, het project Strafvordering 2001.

Een eerste, globaal inzicht in het functioneren van de rechterlijke macht wordt verkregen door het bezien van de instroom- en uitstroom gegevens van de rechterlijke organisatie. Daarnaast worden hier ook de personele aantallen opgenomen.

Volumegegevens

Aantallen

Realisatie 1999                 2000

Verm. uitk. Begroting 2001              2002

 

Instroom

       

Gerechtshoven

34 400

45 439

51 565

51 565

Rechtbanken

392000

718 906

660 601

660 601

Kantongerechten

599 000

614 653

592 112

592 112

Totaal

1 025 400

1 378 998

1 304 278

1 304 278

Uitstroom

       

Gerechtshoven

36 600

44 141

49 873

49 873

Rechtbanken

399 000

668 963

655 267

655 267

Kantongerechten

590 000

587 348

591 209

591 209

Totaal

1 025 600

1 300 452

1 296 349

1 296 349

Figuur 1 Overzicht aantallen fte’s gerechten

 

4.500 4.000 3.500

 
   

r~\

n

   

n

               
 

~|

1

                 

2.500 2.000 1.500 1.000 500

 

1

                     
 

1

                     
 

1

                             
                                         
                                         
                                         
 

1998

1999 2000 2001 2002

2003 2004

 

Ondersteunend personeel Rechterlijk personeel

 

Groeiparagraaf

Op dit moment bevindt de rechterlijke organisatie zich in een omvangrijk veranderingsproces. Daarvan maakt deel uit, dat de registratie en rapportage van de in- en uitstroomgegevens op nieuwe leest wordt geschoeid, in het bijzonder om deze gegevens voldoende hard te maken als basis voor de bekostiging. Deze wijzigingen werken door in de gegevens over de jaren 2000 en daarna. De cijfers over deze jaren zijn niet zonder meer te vergelijken met die over eerdere jaren. Ook onderling zijn de jaren 2000, 2001 en 2002 door voortschrijdende verbeteringen in de registratie niet geheel vergelijkbaar. Om deze reden is de prognose voor 2002 cijfermatig gelijk gehouden aan de verwachting voor 2001, hoewel in werkelijkheid, door toegenomen capaciteit, de productie hoger zal kunnen liggen. Vanaf 2002 zullen de cijfers op basis van het nieuwe registratiesysteem wel vergelijkbaar zijn met de realisatie in 2002. Uiteraard zal de (verwachte) realisatie 2002 worden opgenomen in de begroting 2003.

Belangrijk voor het inzicht in het maatschappelijk functioneren van het stelsel van rechtspleging is een systeem van kwaliteitszorg. Daarmee wordt inzichtelijk gemaakt in welke mate wordt voldaan aan relevante professionele vereisten. Hiervoor is het van belang dat de rechtsprekende macht zelf aangeeft aan welke kwaliteitseisen een goed systeem van rechtspraak dient te voldoen en aangeeft in welke mate dat op een bepaald moment het geval is. Een dergelijk systeem is thans nog niet beschikbaar voor de Nederlandse rechtsprekende macht. De ontwikkeling daarvan is ter hand genomen in het kader van het Project Versterking Rechtelijke Organisatie (PVRO) Kwaliteitszorg.

Met het inwerkingtreden van de Raad voor de Rechtspraak in 2002 wordt ook een nieuwe bekostigingssystematiek voor de gerechten geïntroduceerd. Deze bekostigingssystematiek is gebaseerd op het Interdepartementaal Beleidsonderzoeksrapport Rechtspraak waarover een positief kabinetsstandpunt is ingenomen. Uitgangspunt van deze bekostiging is een directe relatie tussen aantallen zaken en benodigde middelen.

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

Operationele doelstelling – 4.1.1

uitgaven

– programma-uitgaven Waarvan: subsidies – apparaatsuitgaven

 

601 679

705 665

687 864

698 106

700 088

695 044

695 039

596 553

699 654

682 004

692 245

694 227

689 184

 

1 792

2 101

2 048

2 048

2 048

2 048

 

5 126

6 012

5 860

5 861

5 861

5 860

 

ontvangsten

11 340

110 019

110 019

115 011

115 011

115 011

115 011

verplichtingen

610 548

705 665

687 864

698 107

700 089

695 044

695 039

De hier opgenomen budgetten bevatten nog een deel dat moet worden ontvlochten naar de Hoge Raad, de bijzondere colleges en het Openbaar Ministerie. Deze ontvlechting bevindt zich in de afrondende fase en zal bij voorjaarsnota 2002 worden verwerkt. Indicatief zal het budget voor de Raad in 2002 circa 0,6 miljard bedragen.

Systeem- of resultaatverantwoordelijkheid

De minister van Justitie is systeemverantwoordelijk.

Evaluatieonderzoek

De commissie Leemhuis constateerde in 1998 al dat over de meeste beleidsmatig gezien interessante aspecten van de rechtspraak geen systematische informatie beschikbaar is. Met het ter hand nemen van het evaluatieprogramma van de Contourennota is een belangrijke stap gezet om relevante beleidsinformatie op een meer systematisch en betrouwbare wijze te verzamelen. Tegen deze achtergrond zullen in de komende jaren actief verbanden worden gelegd tussen het evaluatieprogramma van de Contourennota, de ontwikkeling van een kwaliteitszorgsysteem voor de rechtspraak en de ontwikkelactiviteiten in het kader van VBTB.

Operationele doelstelling 4.1.2

Het scheppen van voorwaarden voor het optimaal functioneren van de cassatierechtspraak, waarbij de Hoge Raad, naast het bevorderen van de rechtsbescherming en het leiding geven aan de rechtsvorming, de rechtseenheid in het civiele recht en het strafrecht in Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba bewaakt, alsmede in Nederland de rechtseenheid in het belastingrecht.

De eenheid van recht en rechtspraak dient te worden gehandhaafd. Voorwaarde daartoe is, dat één hoogste rechter de lagere rechtspraak en de vorming van nieuw recht controleert. Aan die voorwaarde is voldaan: de Hoge Raad is bevoegd beslissingen van lagere rechters te vernietigen als die rechters de procesregels niet in acht hebben genomen of als hun beslissingen niet in overeenstemming zijn met het recht. Bovendien moet aan twee verdere voorwaarden zijn voldaan: – de hoogste rechter moet liefst niet van standpunt veranderen (men noemt dit de eis van «stare decises») – de andere rechters moeten zijn rechtspraak in gelijksoortige gevallen volgen; zij moeten acht slaan op de voorafgaande beslissingen van de hoogste rechter: op de precedenten.

Geen van beide regels is in de Nederlandse, Nederlands Antilliaanse of Arubaanse wetgeving neergelegd. Toch gedragen de Nederlandse rechters en hun collegae in de Nederlandse Antillen en Aruba zich daar wel na: – de Hoge Raad, omdat bij hem het belang van de rechtszekerheid zwaar weegt en ook het besef dat in een democratie verandering van recht zoveel mogelijk aan de wetgever moet worden overgelaten, – de lagere rechters mede in het belang van partijen, omdat zij immers, wijken zij af van de rechtspraak van de Hoge Raad, de verliezer nopen tot hoger beroep of cassatie.

De rechtsprekende taken zijn de belangrijkste. Zij betreffen voornamelijk de berechting in hoogste instantie van gewone burgerlijke, straf- en belastingzaken.

Ook, maar in veel mindere mate, de berechting van militaire strafzaken en van door de Centrale Raad van Beroep behandelde sociale verzekeringszaken. Al deze gedingen tezamen eisen verreweg het grootste deel van het werkvermogen van de Hoge Raad op.

De Hoge Raad is voorts belast met de afdoening van een aantal zelden of nooit voortkomende rechtsgedingen die in de westerse rechtscultuur aan de hoogste rechter van een land worden toevertrouwd.

De hierna opgenomen gegevens over de in- en uitstroomcijfers geven een indicatie van de werklast van de Hoge Raad.

Volumegegevens

Overzicht instroom en uitstroom zaken Hoge Raad

Aantallen

Realisatie              Verm. uitk. Begroting

1999                 2000                 2001              2002

Instroom

Civiele zaken

Strafzaken

Belastingzaken

Totaal

Uitstroom

Civiele zaken

Strafzaken

Belastingzaken

Totaal

594

4 356 857

5 807

498

4 274 1 089

5 861

522

4 085 975

5 582

530

4 346 966

5 842

 

620

620

3 375

3 375

950

950

4 945

4 945

595

595

3 402

3 402

1 128

1 128

5 125

5 125

Opvallend is de sterke daling van de in- en uitstroom van strafzaken vanaf 2001. Dit is vooral het gevolg van de vervanging van de mogelijkheid van beroep in cassatie door de mogelijkheid van hoger beroep in Mulderzaken, die op 1 januari 2000 heeft plaatsgevonden.

Figuur 2 Overzicht aantallen fte’s Hoge Raad

 

100

 
     

80 60 40 20

                   
                                         
                                           
                                           
                                           
                                       

-

   

Ondersteunend personeel            Rechterlijk personeel

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x1 000

 
   

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Operationele doelstelling

  • 4.1.2

11 320

11 232

88

0

11 487

13 276

13 172

104

0

13 276

12 941

12 840

101

0

12 941

12 921

12 821

100

0

12 921

12 940

12 840

100

0

12 940

12 950

12 849

101

0

12 950

12 950

0 12 950

   

uitgaven

– programma-uitgaven – apparaatsuitgaven

 

ontvangsten

   

verplichtingen

1998

1999

2000

2001

2002

2003

2004

Aan de begroting van de Hoge Raad is structureel 0,5 miljoen toegevoegd. Deze extra middelen zijn voor de voltooiing van de implementatie van het formatieplan dat op 22 november 1999 is vastgesteld en voor een aanvullende formatieve versterking van met name de stafadministratie en de staforganisatie van de Directeur Beheer.

Systeem- of resultaatverantwoordelijkheid

De minister van Justitie is systeemverantwoordelijk.

Operationele doelstelling 4.1.3

Het scheppen van voorwaarden voor een doelmatige inzet van middelen in de Registratiekamer en de Commissie gelijke behandeling, met inachtneming van de eisen die gesteld worden aan de professionele kwaliteit.

Het ministerie van Justitie is verantwoordelijk voor het faciliteren van de Registratiekamer en de Commissie gelijke behandeling teneinde te kunnen garanderen dat de werkzaamheden bij deze colleges op een adequate wijze kunnen worden verricht.

Onderstaand is de personele strekte van beide commissies weergegeven.

Figuur 3 Personele aantallen fte’s Registratiekamer en Commissie Gelijke Behandeling

 
                                             

50

                 
                         

40 30

       
                               
                                 

20 10

                       
                                           
                                           

Registratiekamer           Commissie Gelijke Behandeling

 

Budgettaire gevolgen van het beleid

         

bedragen x € 1 000

 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Operationele doelstelling – 4.1.3

             

uitgaven

7 522

8 821

8 599

8 586

8 614

8 612

8 612

– programma-uitgaven

7 485

8 778

8 557

8 544

8 572

8 570

 

– apparaatsuitgaven

37

43

42

42

42

42

 

ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

verplichtingen

7 633

8 821

8 599

8 586

8 614

8 612

8 612

1998

1999

2000

2001

2002

2003

2004

Systeem- of resultaatverantwoordelijkheid

De minister van Justitie is systeemverantwoordelijk.

Operationele doelstelling 4.1.4

Het faciliteren van ontwikkelingen op het gebied van internationalisering en rechtspraak.

In 2002 worden activiteiten ontwikkeld die betrekking hebben op het vergroten van de toegankelijkheid van Europeesrechtelijke kennisbronnen ten behoeve van de rechterlijke organisatie. In het kader van het project EURINFRA wordt gewerkt aan de bouw van een infrastructuur, bestaande uit een intranet en een helpdesk. Dit project moet worden gezien als één van de instrumenten waarmee de toegangelijkheid van Europees-rechtelijke kennisbronnen vergroot wordt. In aanvulling hierop worden beleidsinitiatieven ondernomen om de samenwerking tussen lidstaten op het gebied van de rechtspraak of tussen een internationaal straftribunaal en Nederlandse opsporings- en vervolgingsinstanties te vergroten. Zo worden alle relevante opsporings- en vervolgingsinstanties voorgelicht over het International Criminal Court. Daarnaast wordt in 2002 gewerkt aan de verdere uitbouw van een Europees Justitieel Netwerk (EJN). In het komende jaar wordt vooral bezien hoe het functioneren van dit netwerk zich gaat verhouden met het op te richten Eurojust. Nationaal worden procedures ontwikkeld om de relatie tussen het EJN en de Internationale Coördinatie Centra inzake rechtshulpverlening in Nederland verder gestalte te geven. In aanvulling op beleidsactiviteiten die gericht zijn op toegankelijkheid en samenwerken zal de vestiging van het International Criminal Court in Den Haag in het komende jaar bijzondere aandacht vereisen.

 

Budgettaire gevolgen van

het beleid

         

bedragen x € 1 000

   

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Operationele doelstelling –

4.1.4

1 163 917 246

0

1 180

1 364

1 075

289

0

1 364

1 330

1 048

281

0

1 330

1 330

1 048

281

0

1 330

1 319

1 049

270

0

1 319

1 319

1 048

271

0

1 319

1 319

0 1 319

uitgaven

– programma-uitgaven

 

– apparaatsuitgaven

   

ontvangsten

   

verplichtingen

Evaluatieonderzoek

Ten aanzien van het project EURINFRA zal een (proces)evaluatie worden uitgevoerd. De resultaten hiervan zullen worden vermeld in de begroting

2003.

Beleidsartikel 4.2 Rechtsbijstand

De toegang tot het recht dient mede op grond van Verdragsrechtelijke- en Grondwettelijke verplichtingen te worden gewaarborgd. Om aan die verantwoordelijkheid inhoud te geven is een stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand ontwikkeld, dat voor rechtzoekenden die niet over voldoende financiële middelen beschikken en deskundige juridische bijstand nodig hebben de toegang tot het recht waarborgt.

Beleidsdoelstelling 4.2

Waarborgen van de toegang tot het recht voor rechtzoekenden die niet over voldoende financiële middelen beschikken en die deskundige juridische bijstand nodig hebben.

Budgettaire gevolgen van het beleid

Het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand is wettelijk geregeld in de Wet op de rechtsbijstand (Wrb). De uitvoering is opgedragen aan de vijf raden voor rechtsbijstand. Op grond van de Wrb kunnen burgers met een inkomen en vermogen beneden een wettelijk vastgestelde grens tegen betaling van een eigen bijdrage een beroep doen op een advocaat.

bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

Beleidsdoelstelling 4.2 uitgaven ontvangsten verplichtingen

235 414 283 958 307 723 313 838 316 272 316 841 316 841

4 574            4 129            4 129            4 129            4 129            4 129         4 129

268 180 283 958 307 723 313 838 316 272 316 841 316 841

Operationele doelstelling 4.2.1

Het onderhouden van een adequaat en toegankelijk stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand.

Het te verwachten beroep op het stelsel wordt jaarlijks zo goed mogelijk geraamd. Bedacht moet worden dat het hierbij gaat om het voorspellen van menselijk gedrag in omstandigheden die kunnen wijzigen door externe en autonome ontwikkelingen, zoals de conjunctuur en veranderingen in wet- en regelgeving.

Gezien de huidige marktontwikkelingen wordt het uurtarief op grond van de Wrb verhoogd tot 83, inclusief indexering 2001, indien de rechtsbijstandverlener voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen. Daarnaast worden advocatenkantoren die nog niet voldoen aan de gestelde criteria, door middel van flankerende maatregelen alsnog in de gelegenheid gesteld om te kunnen voldoen aan de criteria. Over de exacte voorwaarden om voor die verhoging van de vergoeding respectievelijk de flankerende maatregelen in aanmerking te komen, wordt met de beroepsgroep overleg gevoerd. De kosten van deze verhoging worden geraamd op€ 17 miljoen.

In het najaar van 2001 zal een interdepartementaal beleidsonderzoek worden gestart met als doel voorstellen te doen omtrent verbeteringen met betrekking tot de toegang tot en het gebruik van de rechtsbijstand. Daarbij zal met name de mogelijkheid en wijze van inrichting van een stelsel van tariefdifferentiatie (invoeren van resultaatgerelateerde vergoedingen) nader worden uitgewerkt. Daarbij wordt tevens aandacht besteed aan de gewenste hoogte van de vergoeding in combinatie met een kwaliteitsverbetering en de effecten van tariefsdifferentiatie voor de vraag, aanbod en kwaliteit van rechtsbijstand.

Het kabinet heeft het standpunt ingenomen dat alle inkomensafhankelijke regelingen het belastbaar inkomen als draagkrachtbegrip dienen te hanteren. Dit standpunt is door de Tweede Kamer overgenomen. De gesubsidieerde rechtsbijstand hanteert op dit moment het netto inkomen als draagkrachtbegrip.

Naar aanleiding van bovengenoemd kabinetsstandpunt en de wens om de administratieve lasten rond de toevoegingsaanvraag te verminderen, gaat de gesubsidieerde rechtsbijstand over op het belastbaar inkomen als draagkrachtbegrip. Deze overgang wordt in projectverband (VIValt) voorbereid. Gelet op de noodzakelijke aanpassingen van wet- en regelgeving en de uitvoeringsorganisatie (inclusief ICT) wordt verwacht dat de overgang per 1 januari 2004 gerealiseerd kan worden.

Tenslotte zijn onder deze operationele doelstelling de hieraan gerelateerde kosten voor tolken en vertalers opgenomen.

Volume- en prijsgegevens

Met de onderstaande tabellen wordt beoogd inzicht te geven in de omvang van de aanspraak op de gesubsidieerde rechtsbijstand. Het betreffen de verplichtingen die door de raden voor rechtsbijstand worden aangegaan.

Verm. Uitk. Begroting 2001                  2002

Uitvoeringslasten

Apparaatsuitgaven raden voor Rechtsbijstand

Variabele prijs (x€. 1,-)

Volume (afgegeven toevoegingen en gewogen producten)

Variabele kosten raden

Vaste kosten raden (incl. automatisering)

Programma-uitgaven

Strafzaken

Prijs (x€ 1,-)

Volume (aantal afgegeven toevoegingen)

Civiel-/bestuursrechtelijke zaken (excl. Asiel)

Prijs (x€ 1,-)

Volume (aantal afgegeven toevoegingen)

Inverzekeringsstelling

Prijs (x€ 1,-)

Volume (aantal afgegeven toevoegingen)

Stichtingen rechtsbijstand

Prijs (x€ 1,-)

Volume (aantal afgehandelde zaken rechtsbijstand- functie)

Rechtsbijstand aan asielzoekers

Prijs (x€ 1,-)

Volume (aantal asielzoekers)

30,8

30,8

 

331 703

349 471

10 220

10 768

6 683

6 924

723

760

94 554

95 315

570

621

162 800

153 841

181

186

65 445

66 395

93

105

217 065

217 065

869

1 169

54 900

50 000

Bij de bekostiging van de door de raden gesubsidieerde organisatie, te weten de bureaus rechtshulp, de stichtingen rechtsbijstand asiel en de stichting IRIS wordt per 1 januari 2002 een directere relatie gelegd tussen de geleverde prestaties en de daarvoor vastgestelde prijzen. De verbetering van de bekostigingssystematiek brengt met zich dat deze organisaties verplicht zijn om over de ontvangen subsidie BTW af te dragen aan de Belastingdienst. Aan de begroting is hiervoor een bedrag van circa 4 miljoen toegevoegd. Met dit bedrag kunnen de stichtingen worden gecompenseerd voor de extra lasten.

De inrichting van de organisatie conform het Behandelkantoren-model (zie ook artikel 6.1) betekent een verhoging van de kosten van rechtsbijstand. Deze verhoging wordt vooral veroorzaakt doordat de rechtsbijstand zich moet vestigen in de buurt van de Behandelkantoren van de IND. Voorheen waren zij kosteloos gehuisvest in de opvangcentra.

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

Operationele doelstelling – 4.2.1

uitgaven

– programma-uitgaven

Waarvan: subsidies – apparaatsuitgaven

 

235 414

283 958

307 723

313 838

316 272

316 841

316 841

234 879

282 312

307 023

313 098

315 532

316105

 

234 879

283 312

307 023

313 098

315 532

316105

 

535

646

700

740

740

736

 

ontvangsten

5 574

4 129

4 129

4 129

4 129

4 129

4 129

verplichtingen

268 180

283 958

307 723

313 838

316 272

316 841

316 841

Evaluatieonderzoek

De verantwoordelijkheid voor het onderhouden van een adequaat stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand brengt met zich dat aan de hand van informatie over het functioneren van het stelsel de relevante ontwikkelingen en trends worden gevolgd. Op basis daarvan wordt beoordeeld of het stelsel nog steeds aan zijn doelstelling beantwoordt. In 2002 wordt begonnen met het meer systematisch verzamelen van informatie over de verhouding tussen de vraag naar en het aanbod van gesubsidieerde rechtsbijstand. Hiermee wordt beoogd meer pro-actief relevante trends voor het beleid in kaart te brengen. Verwacht wordt dat deze monitor, waarbij onderstaande vragen in hun samenhang worden beantwoord eerst in 2003 operationeel wordt. + In hoeverre sluit het aantal beschikbare rechtsbijstandverleners

(ingeschreven advocaten bij de raden voor rechtsbijstand) aan bij het aantal rechthebbenden dat gebruik maakt van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand (publieksfunctie, spreekuurfunctie en toevoegingen)? + In hoeverre wordt ten onrechte toegang verleend tot het stelsel. Dit onderdeel van de monitor is reeds functioneel en betreft de jaarlijkse steekproef van inkomensgegevens van rechtzoekenden bij de Belastingdienst. Bij gelegenheid van de jaarlijkse verantwoording is verslag gedaan van de (gunstige) bevindingen uit deze steekproef. + Hoe groot is de klanttevredenheid bij rechtzoekenden en rechtsbijstandverleners?

+ Wat is de werking van het kwaliteitszorgsysteem van rechtsbijstandverleners en raden voor rechtsbijstand en wat zijn de effecten daarvan?

Parallel aan de ontwikkeling van deze instrumenten zullen in het kader van de toetsing of het stelsel adequaat functioneert normen worden ontwikkeld waaraan het stelstel van gesubsidieerde rechtsbijstand ten minste moet voldoen.

Systeem- of resultaatverantwoordelijkheid

De minister van Justitie is systeemverantwoordelijk.

Beleidsartikel 4.3 Schuldsanering natuurlijke personen

Het stelsel van wettelijke schuldsanering is geregeld in de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp), in casu Wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de sanering van schulden van natuurlijke personen. Volgens die wet kan de rechter op verzoek van een schuldenaar, van wie de gemeente heeft beoordeeld dat in zijn geval niet tot een minnelijke schuldenregeling kan worden gekomen, een wettelijke schuldsaneringsregeling vaststellen. Op deze wijze wordt individuele burgers, die in ernstige financiële problemen zijn geraakt en die niet op minnelijke wijze met de schuldeisers tot een schikking kunnen komen, een extra mogelijkheid geboden om op termijn (maximaal drie jaar) met een schone lei te beginnen. Bij toewijzing van het verzoek van de schuldenaar wordt door de rechter een bewindvoerder benoemd, die toeziet op de naleving van de (wettelijke) schuldsaneringsregeling.

Beleidsdoelstelling 4.3

Aanbieden van wettelijke mogelijkheden om schulden te saneren van burgers in een problematische schuldensituatie die minnelijk niet oplosbaar is.

De Wsnp fungeert als «stok achter de deur» voor schuldeisers die een vrijwillige saneringsregeling in de weg staan en maakt daarmee onderdeel uit van het armoede-beleid van de regering. De Wsnp is complementair aan minnelijke vormen van schuldsanering (het minnelijk traject), waarbij al dan niet bijgestaan door een derde partij, schuldenaar en schuldeiser(s) tot een vergelijk komen over de afwikkeling van openstaande schulden. Belangrijke uitvoerende organisaties in het minnelijk traject zijn de gemeenten en de (gemeentelijke) kredietbanken. Hun werkzaamheden monden uit in een verklaring op grond van artikel 285 Faillissementswet dat geen minnelijke regeling van de schulden mogelijk is. Die verklaring is de basis voor de beoordeling van het verzoek aan de rechter om toelating tot de saneringsregeling. Bij een positief oordeel daarover benoemt de rechter een bewindvoerder, die erop toeziet dat de burger de voorwaarden van de saneringsregeling naleeft. Door de bewindvoerder wordt over de naleving van de regeling gerapporteerd aan de rechter, die op basis daarvan besluit over het al dan niet verlenen van een «schone lei».

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

Beleidsdoelstelling 4.3 uitgaven ontvangsten verplichtingen

 

8 285

11 761

10 367

10 369

10 370

10 370

10 370

0

0

0

0

0

0

0

18 060

11 761

10 367

10 369

10 370

10 370

10 370

Operationele doelstelling 4.3.1

Het onderhouden van een adequaat stelsel van wettelijke schuldsanering.

De uitvoering van de Wsnp is opgedragen aan de raad voor rechtsbijstand Den Bosch. De raad draagt zorg voor een kwalitatief en kwantitatief voldoende aanbod van bewindvoerders. Voorts draagt zij zorg (op basis van een subsidieregeling) voor de vaststelling van declaraties van bewindvoerders.

Gelet op haar verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de Wsnp stimuleren Justitie en de raad voor rechtsbijstand Den Bosch door het voeren van overleg met bewindvoerdersorganisaties, waaronder de advocatuur, dat genoeg bewindvoerders beschikbaar zijn om te voldoen aan de vraag. Voorts bevordert Justitie door het voeren van overleg met gemeenten over de ontwikkelingen in het stelsel, in het bijzonder dat zij hun verantwoordelijk nemen voor de integrale schuldhulpverlening waaronder het minnelijk traject. Een goede aansluiting van het minnelijk en wettelijk traject valt – in het kader van het armoedebeleid – onder de coördinerende verantwoordelijkheid van de minister van SZW.

Volumegegevens

Met de onderstaande tabellen wordt beoogd inzicht te geven in de omvang van de aanspraak op de wettelijke schuldhulpverlening.

Overzicht zaken gesubsidieerde rechtsbijstand

Verm. Uitk.

Begroting

2001

2002

Uitvoeringslasten

Apparaatsuitgaven raden voor Rechtsbijstand

Variabele prijs (x€ 1,-)

Volume

39 7 500

39 7 500

 

Programma-uitgaven

   

Schuldsaneringszaken

   

Prijs (x€ 1,-)

1 314

1 314

Volume

7 500

7 500

Compensatieregeling

2 900

 

Gelet op de ontwikkeling in het aantal zaken in de periode vanaf de inwerkingtreding van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (december 1998) voorziet de begroting in middelen voor 7500 zaken. Naar aanleiding van het advies van de Commissie Monitor bewindvoerdersubsidie Wsnp zijn de vergoedingen aan de bewindvoerders per 1 december 2000 verhoogd.

 

Budgettaire gevolgen van

het beleid

         

bedragen

x € 1 000

   

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Operationele doelstelling –

4.3.1

8 285

8 109

8 109

176

0

18 060

11 761

11 512

11 512

249

0

11 761

10 367

10 147

10 147

220

0

10 367

10 369

10 149

10 149

220

0

10 369

10 370

10 151

10 151

220

0

10 370

10 370

10 150

10 150

220

0

10 370

10 370

0 10 370

   

uitgaven

– programma-uitgaven

Waarvan: subsidies – apparaatsuitgaven

 

ontvangsten

   

verplichtingen

Evaluatieonderzoek

De verantwoordelijkheid voor het onderhouden van een adequaat stelsel van wettelijke schuldsanering brengt met zich dat aan de hand van informatie over het functioneren van het stelsel de relevante ontwikkelingen en trends worden gevolgd. Op basis daarvan wordt beoordeeld of het stelsel aan zijn doel beantwoordt. Zo nodig kan op basis daarvan besloten worden tot maatregelen leidend tot wijzigingen binnen het stelsel of zelfs tot stelselwijziging. In 2002 wordt begonnen met het meer systematisch verzamelen van informatie over het functioneren van het stelsel. Hiermee wordt beoogd meer pro-actief relevante trends voor het te voeren beleid te voorzien.

Systeem- of resultaatverantwoordelijkheid

De minister van Justitie is systeemverantwoordelijk.

Beleidsartikel 4.4 Juridische dienstverlening

In het Nederlandse rechtsbestel moet iedereen in staat zijn om – als dat nodig is – gebruik te kunnen maken van de diensten van notarissen, advocaten en van gerechtsdeurwaarders om zijn/haar rechten zeker te stellen en om juridische geschillen op te lossen.

Beleidsdoelstelling 4.4

Waarborgen van adequate juridische dienstverlening van de gereglementeerde vrije juridische beroepen alsmede het bevorderen, waar dat adequaat is gebleken, van alternatieve vormen van geschillenbeslechting binnen het rechtssysteem.

Het beleid van Justitie is erop gericht dat in de dienstverlening de «markt zijn werk doet». Dit brengt mee dat terughoudendheid is geboden in de regelgeving ten aanzien van de beroepen en dat waar nodig voorwaarden worden geschapen voor een marktwerking. Anderzijds dienen in het belang van een goede rechtspleging en rechtsbedeling (indien nodig door

Budgettaire gevolgen van het beleid

middel van regelgeving) de toegang tot de juridische diensten en de vereiste (minimum) kwaliteit van die diensten gewaarborgd te zijn.

bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

Beleidsdoelstelling 4.4 uitgaven ontvangsten verplichtingen

 

6 594

8 037

8 277

7 987

7 988

7 988

7 988

0

0

0

0

0

0

0

7 574

8 037

8 277

7 987

7 988

7 988

7 988

Operationele doelstelling 4.4.1

Onderhouden van een adequaat stelsel van vrije juridische beroepen.

Centraal staan voor Justitie de kernfuncties van het notariaat, de advocatuur en de gerechtsdeurwaarders, dat wil zeggen: die functies, die in het belang zijn van de rechtspleging en rechtsbedeling en om die reden bij wet zijn gereglementeerd. Tegen de achtergrond van de toenemende complexiteit van regelgeving en van rechtsverhoudingen, speelt ook consumentenbescherming een rol. De kernfuncties waarop het beleid gericht is, zijn:

– de regeling van rechtsbetrekkingen door middel van notariële akten;

– rechtsbijstand buiten en in rechte bij juridische geschillen;

– de inleiding tot de procedure bij de civiele rechter en de executie van vonnissen en dwangbevelen. Andere juridische diensten die door de beroepsbeoefenaren naast of in combinatie met de kernfuncties in de markt worden aangeboden vormen onderdeel van het beleid, voor zover zulke activiteiten risico’s kunnen opleveren voor de beschikbaarheid, de kwaliteit en de integriteit van deze functies.

De bevordering van een op de vraag afgestemd aanbod van diensten krijgt gestalte in beleid dat de marktontwikkeling volgt. Met behulp van gegevens uit de markt zal ook moeten blijken of de prijsontwikkeling in de dienstverlening een beroep op de diensten in de weg staat. Gegeven de reglementering van de beroepen is geen sprake van een volledig vrije markt. Bewaakt zal moeten worden dat hierdoor geen buitensporige tariefstijgingen ontstaan die niet door concurrentie kunnen worden gecorrigeerd.

Op het terrein van de vakbekwaamheid, kwaliteit en integriteit in de dienstverlening is primair een wettelijke taak weggelegd voor de beroepsorganisaties, de organen voor toezicht en het tuchtrecht. Het beleid van Justitie is op deze terreinen voorwaardenscheppend, stimulerend en volgend. Dit beleid krijgt gestalte aan de hand van de uitkomsten van het kwaliteitsbeleid van de beroepsorganisaties en de praktijk van het toezicht en het tuchtrecht.

Om te beoordelen of het aanbod in de kernfuncties van de beroepen voldoende aansluit op de vraag naar juridische dienstverlening, wordt de ontwikkeling van juridische dienstverlening op drie aspecten systematisch gevolgd:

+ de trends in het aanbod (aantal, spreiding, omvang, specialisatie en doelgroepen van kantoren) ten opzichte van (te ontwikkelen) vraag-indicatoren;

+ de beoordeling van de prijs en de kwaliteit van de dienstverlening door consumenten;

+ de trends in de kwaliteit en integriteit (uitkomsten kwaliteitsborging van beroepsorganisaties, klachten en klachtbehandeling) en rapportages van organen van toezicht en tuchtrecht (analyses aantal en typen zaken).

 

Budgettaire gevolgen van

het beleid

         

bedragen

x1 000

   

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Operationele doelstelling –

4.4.1

2 596

2 122

2 122

474

0

2 982

3 164 2 587

2 587 577

0

3 164

3 259 2 664

2 664 594

0

3 259

2 923

2 329

2 329

594

0

2 923

2 924

2 329

2 329

594

0

2 924

2 924

2 329

2 329

594

0

2 924

2 924

0 2 924

   

uitgaven

– programma-uitgaven

Waarvan: subsidies – apparaatsuitgaven

 

ontvangsten

   

verplichtingen

Groeiparagraaf

De informatie over de hierboven aangegeven aspecten van de dienstverlening zal vanaf 2001 worden ontwikkeld in samenwerking met de beroepsorganisaties in de vorm van trendrapportages en/of monitoren. Voorzien is het opleveren van een model voor trendrapportage in 2002. In 2002 zullen ook nulmetingen plaatsvinden. Afhankelijk van de te kiezen systematiek volgen in 2003 de eerste trendrapportages.

Operationele doelstelling 4.4.2

Binnen de rechterlijke macht, de gesubsidieerde rechtsbijstand (en «overige overheden») worden projecten met mediation ontwikkeld en uitgevoerd en daarmee samenhangende investeringen in de justitiële infrastructuur gedaan.

Dat het recht toegankelijk moet zijn betekent niet dat elk geschil tussen partijen per definitie tot geschilbeslechting via het «officiële» recht moet leiden. De rechterlijke macht is er voor iedereen, maar moet niet méér belast worden dan strikt noodzakelijk. Daarom bevordert Justitie alternatieve vormen van geschilafdoening, samengevat onder de term «alternative dispute resolution» (ADR). Het bevorderen van ADR valt samen met de doelstelling uit de Contourennota geschilafdoening op maat. Het kader voor die beleidsvoornemens wordt gevormd door de Beleidsbrief ADR 2000–2002 (TK 26 352, nr. 22).

De hoofddoelstelling van de projecten ADR is na te gaan of structurele voorzieningen bij de rechterlijke macht en binnen het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand voor doorverwijzing naar mediators,

bestaansrecht hebben. Daartoe zijn bij vijf rechtbanken en drie stichtingen rechtsbijstand deelprojecten gestart. Deze projecten lopen tot 1 januari 2003. De projecten worden door het WODC geëvalueerd. In samenhang met deze projecten worden initiatieven van andere instanties ondersteund, zoals de inbedding van mediation in de reguliere opleidingen voor rechtswetenschappen (op initiatief van de Universiteiten Leiden en Tilburg), de kwaliteit van de beroepsgroep (op initiatief van het Nederlands Mediation Instituut).

Voorts komen er drie onderzoeken. Allereerst wordt onderzoek gedaan naar de praktijk van mediation in vergelijkbare rechtssystemen, zoals in Frankrijk en Duitsland. De eerste resultaten daarvan komen in 2002 beschikbaar. In de tweede plaats komt er een inventarisatie van de aard en omvang van de praktijk van arbitrage en bindend advies en de mate waarin deze praktijk leidt tot een vermindering van de druk op de rechtspraak. Tenslotte zal er een nadere studie inzake het verschoningsrecht van de mediator worden benaderd.

 

Budgettaire gevolgen van

het beleid

         

bedragen

x1 000

   

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Operationele doelstelling –

4.4.2

3 998 3 888

3 888 110

0

4 593

4 873

4 739

4 739

134

0

4 873

5 019 4 881

4 881 138

0

5 019

5 064 4 926

4 926 138

0

5 064

5 064 4 926

4 926 138

0

5 064

5 064 4 926

4 926 138

0

5 064

5 064

0 5 064

   

uitgaven

– programma-uitgaven

Waarvan: subsidies – apparaatsuitgaven

 

ontvangsten

   

verplichtingen

Evaluatieonderzoek

Van de eind 1998 gestarte experimenten echtscheidings- en omgangsbemiddeling zijn in het voorjaar van 2000 twee voortgangsrapportages aan de Tweede Kamer gezonden. Een evaluatie van de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek naar deze experimenten wordt nog in het najaar van 2001 verwacht. Aan de hand van die evaluatie zal vervolgens besluitvorming plaatsvinden over het aanbieden van scheidings- en omgangsbemiddeling als structurele voorziening. De eerste resultaten uit de experimenten duiden er op dat mediation, vooral gezien de achterliggende belangen van partijen in onderhavige geschillen, een welkome aanvulling is op de bestaande rechtsmiddelen. In afwachting van de besluitvorming daarover worden activiteiten op het terrein van scheidings- en omgangsbemiddeling, ter behoud van de kennis en de infrastructuur, op het bestaande niveau gehandhaafd. Sinds 1997 ontvangt de Stichting Geschillencommissies Consumentenzaken een subsidie als bijdrage in de kosten. Het beleid is vastgelegd in de brief aan de Tweede Kamer van 14 november 1997 (TK 25 754, nr.1). In 2002 wordt het functioneren van de Stichting Geschillencommissies Consumentenzaken geëvalueerd.

Systeem- of resultaatverantwoordelijkheid

De minister van Justitie is systeemverantwoordelijk voor de vrije beroepen.

5 – SANCTIETOEPASSING

Beleidsartikel 5.1 Tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties

Het ministerie van Justitie levert een bijdrage aan de veiligheid van de samenleving door tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen en door de aan haar zorg toevertrouwde personen de kans te bieden een maatschappelijk bestaan op te bouwen.

Beleidsdoelstelling 5.1

Bijdragen aan de veiligheid van de maatschappij en aan het rechtsgevoel van burgers door een effectieve tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende en vrijheidsbeperkende straffen en maatregelen, in aansluiting op de karakteristieken van de onderscheiden categorieën justitiabelen en van de hen opgelegde sancties, mede met het oog op hun reïntegratie.

De wettelijke grondslag vloeit in het bijzonder voort uit het Wetboek van strafrecht, de Penitentiaire beginselenwet, de Wet op de Jeugdhulpverlening, de Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichting en de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, alsmede het Burgerlijk Wetboek (3e afdeling van titel 14 van boek 1) en de bij voornoemde wetten behorende nadere regelgeving.

 

Budgettaire gevolgen van het beleid

         

bedragen x € 1 000

 

2000

2001

2002

2003

2004

2005 2006

Beleidsdoelstelling 5.1

           

uitgaven

1 165 993

1 320 882

1 264 254

1 271 367

1 265 945

1 252 005 1 253 944

ontvangsten

0

0

0

0

0

0 0

verplichtingen

1 182 166

1 324 571

1 264 254

1 271 367

1 265 945

1 252 005 1 253 944

Groeiparagraaf recidive

Systematisch inzicht in recidivecijfers over grote aantallen justitiabelen ontbreekt tot dusver. Hiervoor ontwikkelt het WODC de recidivemonitor. In de komende vier jaar worden indicatoren met betrekking tot grotere aantallen justitiabelen ontwikkeld, te beginnen met de justitiële inrichtingen met ingang van 2002.

Operationele doelstelling 5.1.1

Ontwikkelen van een bij de behoeften van de samenleving aansluitend effectief en efficiënt stelsel van straffen en maatregelen.

Als uitvloeisel van de nota Sancties in Perspectief worden in 2002 diverse wetsvoorstellen bij de Tweede Kamer ingediend (zie ook 2.1.1). Breed samengestelde commissies bestaande uit DJI, OM, ZM, SRN, advocatuur en wetenschap onder voorzitterschap van de DGPJS werken de meest ingrijpende voorstellen uit. Primair gaat het om de herziening van de regeling voor vervroegde invrijheidstelling naar een vrijheid- stelling onder voorwaarden en een nieuwe vrijheidsbeperkende straf. De rapportages van de commissies worden opgesteld en in het jaar 2002 gepresenteerd.

Op basis van onderzoek van het WODC en rekening houdend met de capacitaire effecten van nieuwe beleidsvoornemens, is in 2001 de behoefte aan sanctiecapaciteit bepaald. De prognoses van de intra- en extramurale capaciteitsbehoefte zijn bij brief van 7 mei 2001 aan de Tweede Kamer (TK 24 587, nr. 63) gemeld. Deze prognoses lopen tot en met 2005. De volgende behoefteprognoses worden in 2002 uitgebracht.

Totale behoefte-ontwikkeling

aantallen

2001

2002

2003

2004

2005          2006

 

Extramuraal

           

Halt-afdoeningen

22 900

25 600

27 300

27 000

27 900

 

Taakstraffen

           

minderjarigen

13 900

15 300

16 700

18 200

19 500

 

Taakstraffen

           

meerderjarigen

21 800

22 400

22 900

23 200

23 600

 

Intramuraal

           

Gevangeniswezen

           

regulier

11 392

11 558

11 379

11 090

10 966

10 895

Justitiële

           

Jeugdinrichtingen

2 154

2 347

2 554

2 757

2 948

3 044

TBS

1 298

1 356

1 343

1 322

1 312

1 304

Vreemdelingen-

           

bewaring

1 390

1 526

1 601

1 683

1 766

1 807

Budgettaire gevolgen van

het beleid

         

bedragen x1 000

   

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Operationele doelstelling –

5.1.1

2 433 769

1 664

0

2 466

2 773 877

1 896

0

2 781

898 284 614

0

898

885 291 594

0

885

885 355 530

0

885

885 363 522

0

885

885

0 885

uitgaven

– programma-uitgaven

 

– apparaatsuitgaven

   

ontvangsten

   

verplichtingen

Evaluatieonderzoek

In 2002 wordt de (meta-)evaluatie van de effectiviteit van sanctieprogramma’s afgerond. Voorts worden de volgende onderzoeken uitgevoerd:

+ Evaluatie Strafrechtelijke Opvang Verslaafden (SOV): In-, door- en uitstroom: proces- en effectevaluatie gedurende gehele experimentperiode. Eerste procesevaluatie in 2003. + Evaluatie EBI: effect van de EBI op het psychisch functioneren van de gedetineerden. Eindresultaat: 2003.

  • • 
    Gok- en alcoholverslaving en criminaliteit: inventarisatie: Presentatie eind 2003.
  • • 
    Evaluatie beginselenwet JJI: wetevaluatie: presentatie eind 2003, begin 2004.
  • • 
    Herijking effectiviteit bestaande leerstraffen: Presentatie eind 2002.
  • • 
    Evaluatie jeugdreclassering: Presentatie eind 2002.
  • • 
    Uitbouw recidivemonitor WODC: recidive na detentie, na SOV, na intramurale /extramurale programma’s - doorlopend.

Operationele doelstelling 5.1.2

Zorgdragen voor de tijdige, volledige en ongestoorde tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen binnen het gevangeniswezen, mede ter bevordering van de maatschappelijke integratie van (ex)justitiabelen.

Het ministerie van Justitie verzorgt de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen betreffende volwassenen en jong volwassenen. Onderscheiden worden plaatsen in huizen van bewaring (regulier en sober), in gesloten gevangenissen en in (half) open gevangenissen. Voorts worden bijzonder beveiligde plaatsen en bijzondere opvangplaatsen in gesloten inrichtingen onderscheiden. Vanaf 2001 wordt de capaciteit voor Strafrechtelijke Opvang van Verslaafden (SOV)-dwangvariant in gebruik genomen. Tot de niet reguliere sanctiecapaciteit worden gerekend de VN-cellen, de capaciteit op politiebureaus en de penitentiaire programma’s.

De prognose van de sanctiecapaciteit (zie 5.1.1) voorziet een lichte daling van de behoefte aan capaciteit, voornamelijk als gevolg van de te verwachten beleidseffecten vanaf 2003.

Het groeiend aantal penitentiaire programma’s (PP’s) is verdisconteerd al dan niet in combinatie met de toepassing van electronisch toezicht (ET). De consultatieronde over het concept-wetsvoorstel tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet in verband met het penitentiair programma en elektronisch toezicht is onlangs afgesloten. Het voorstel omvat onder meer de verruiming van de criteria voor deelname aan een penitentiair programma naar vrijheidsstraffen van minder dan één jaar en de wettelijke verankering van elektronisch toezicht.

Zowel de consultatieronde als het eerste overleg met de Tweede Kamer op dit punt wijzen in de richting van een aanpassing van het wetsvoorstel in de richting van een ondergrens voor deelname aan een penitentiair programma, namelijk voor vrijheidsstraffen vanaf zes maanden. Het uiteindelijke effect wordt betrokken bij de nieuwe prognoses voor de behoefte aan sanctiecapaciteit begin 2002.

Op grond van de nieuwe behoefteprognoses zijn aan de Justitiebegroting 2001 extra budgetten toegevoegd:

  • • 
    Voor de financiering van de intensivering van preklinische interventie heeft het kabinet structureel 1,7 miljoen (waarvan 0,7 miljoen TBS en 1,0 miljoen Gevangeniswezen) beschikbaar gesteld. Met pre-klinische interventie wordt een gunstiger uitgangspositie beoogd voor de TBS-behandeling.
  • • 
    Voor de financiering van de sanctiecapaciteit is 1,4 miljoen begrepen voor de uitbreiding van intramurale begeleidingsprogramma’s. Hiermee wordt een vermindering van de recidive beoogd.
 

Budgettaire gevolgen van het beleid

         

bedragen

x € 1 000

 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Operationele doelstelling – 5.1.2

             

uitgaven

665 068

749 760

717 365

706 599

692 049

689 279

693 899

– programma-uitgaven

665 039

749 726

717 333

706 567

692 017

689 246

 

waarvan: bijdragen

665 039

749 726

717 333

706 567

692 017

689 246

 

– apparaatsuitgaven

29

34

32

32

32

32

 

ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

verplichtingen

674 293

751 864

717 365

706 599

692 049

689 279

693 899

Totaal programma-uitgaven t.b.v. uitvoering

             

vrijheidsstraffen

             

– bijdrage ministerie van Justitie

   

717 333

706 567

692 017

689 246

 

– uitgaven gefinancierd met opbrengsten derden

   

24 925

24 215

24 147

24 147

 

(Awbz, opbrengsten gedetineerden arbeid)

             

Totaal

   

742 258

730 782

716 164

713 393

 

Prestatiegegevens

Gemiddelde bezetting Penitentiaire Programma’s (aantal)

Realisatie Verm.Uitk. Begroting 2000             2001             2002

2003

2004

Meerjarenraming 2005          2006

 

Formele capaciteit (aantal)

             

– Gesloten

10 334

10 298

10 459

10 456

10 146

10 102

10 097

– (Half) open

1 141

1 069

1 074

881

821

773

773

Bruikbare capaciteit (%)

             

– Gesloten

98,0

98,0

98,0

98,0

98,0

98,0

98,0

– (Half) open

96,6

98,0

98,0

98,0

98,0

98,0

98,0

Bezettingsgraad (%)

             

– Gesloten

95,0

96,2

96,2

96,2

96,2

96,2

96,2

– (Half) open

89,5

96,2

96,2

96,2

96,2

96,2

96,2

184

187

197

207

217

227            232

De formele gemiddelde capaciteit betreft het aantal capaciteitsplaatsen op jaarbasis waarover bouwkundig in optimale situatie kan worden beschikt.

De bruikbare gemiddelde capaciteit betreft het aantal plaatsen als percentage van de formele capaciteit. De bruikbare capaciteit is lager dan de formele capaciteit omdat er rekening mee wordt gehouden dat tijdens het jaar capaciteit buiten gebruik wordt gesteld wegens onderhoud e.d..

De bezettingsgraad betreft het aantal bezette plaatsen als % van de formele capaciteit.

De gemiddelde bezetting PP’s betreft het gemiddeld aantal deelnemers dat op jaarbasis deelneemt aan een PP. De gemiddelde duur van een PP is gesteld op circa 3,5 maand.

Operationele doelstelling 5.1.3

Zorgdragen voor de tijdige, volledige en ongestoorde tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen binnen de justitiële jeugdinrichtingen, mede ter bevordering van de maatschappelijke integratie van jeugdige (ex-)justitiabelen. Het borgen van voldoende opvangcapaciteit in justitiële jeugdinrichtingen ten behoeve van de uitvoering van civielrechtelijke maatregelen.

Het ministerie van Justitie verzorgt de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen betreffende jeugdigen. Dit gebeurt in gesloten en open opvang- en behandelinrichtingen. Daarnaast wordt onderscheid gemaakt tussen gesloten plaatsen voor forensische observatie en begeleiding (FOBA) en intensieve behandeling (very intensive care). Voorts worden plaatsingsafspraken gemaakt met niet-Justitiële particuliere inrichtingen.

De behoefteprognose (zie 5.1.1) geeft een groeiende behoefte aan plaatsen aan. Rekening houdend met de beschikbare capaciteit ontstaat een tekort oplopend tot circa 700 plaatsen in 2006. Daarin is het effect van de per 2001 nieuw ingevoerde scholing- en trainingsprogramma’s (STP) en proefverloven verdisconteerd, dat geraamd wordt op 51 plaatsen in 2002, oplopend tot 93 in 2006. Omdat de Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen pas op 1 september 2001 in werking is getreden, blijft de capaciteitsbesparing voor 2001 beperkt tot 20 plaatsen. Voor de uitvoeringskosten van de STP’s zijn in de begroting middelen opgenomen. Het realiseren van dit substitutie-effect maakt derhalve deel uit van de te leveren prestaties van DJI en de betrokken ketenpartners.

Aanvullende uitbreidingen moeten worden gevonden in de vorm van nieuw te bouwen inrichtingen. Hiervoor worden thans, vooruitlopend op de beslissing al dan niet over te gaan op nieuwbouw, een aantal voorbereidende maatregelen getroffen, zoals planvorming en het verwerven van bouwlocaties. Hiermee is een bedrag gemoeid oplopend tot 3 miljoen structureel per 2004 voor de aankoop van grond en de start van bouwprocedures. Het betreft circa 500 nieuwe plaatsen.

Het Kabinet heeft voor de volgende zaken extra middelen toegevoegd:

  • • 
    circa 20 miljoen structureel voor het treffen van (tijdelijk) uitbreidingen bij bestaande inrichtingen en de financiering van extra inkoop-plaatsen;
  • • 
    circa 3,6 miljoen ter financiering van de uitvoeringskosten scholings-en trainingsprogramma’s;
  • • 
    circa 3,2 miljoen voor de aankoop van grond en de voorbereiding van de bouw van een capaciteitsuitbreiding van in totaal 500 plaatsen.

Voorts wordt rekening gehouden met de financiering van circa 20 plaatsen van minderjarigen op politiebureaus gedurende de jaren 2001-2004.

 

Budgettaire gevolgen van het beleid

         

bedragen

x € 1 000

 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Operationele doelstelling – 5.1.3

             

uitgaven

231 763

265 734

253 834

271 682

285 188

273 252

269 862

-programma-uitgaven

231 716

265 680

253 782

271 630

285 136

273 200

 

waarvan: bijdragen

231 716

265 680

253 782

271 630

285 136

273 200

 

– apparaatsuitgaven

48

54

52

52

52

52

 

ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

verplichtingen

234 978

266 467

253 834

271 682

285 188

273 252

269 862

Totaal programma-uitgaven t.b.v. uitvoering

             

vrijheidsstraffen jeugdigen

             

– bijdrage ministerie van Justitie

   

253 782

271 630

285 136

273 200

 

– uitgaven gefinancierd met opbrengsten derden

   

1 611

1 604

1 604

1 604

 

(Awbz, opbrengsten gedetineerden arbeid)

             

Totaal

   

255 393

273 234

286 740

274 803

 

Prestatiegegevens

Realisatie Verm. Uitk. Begroting 2000             2001             2002

Meerjarenraming 2003             2004             2005          2006

Formele capaciteit (aantal)

– Gesloten opvang

– Gesloten en open behandeling

Bruikbare capaciteit (%)

– Gesloten opvang

– Gesloten en open behandeling

Bezettingsgraad (%) – Gesloten opvang – Gesloten en open behandeling

Scholings- en trainingsprogramma’s en proefverlofen (aantal)

 

687

864

962

1 024

1 064

975

934

1 083

1 158

1 343

1 500

1 554

1 558

1 594

96,1

97,5

97,5

97,5

97,5

97,5

97,5

98,8

97,5

97,5

97,5

97,5

97,5

97,5

93,1

95,0

95,0

95,0

95,0

95,0

95,0

92,8

95,0

95,0

95,0

95,0

95,0

95,0

20

51

64

74

87

93

De formele gemiddelde capaciteit betreft het aantal capaciteitsplaatsen op jaarbasis waarover bouwkundig in optimale situatie kan worden beschikt.

De bruikbare gemiddelde capaciteit betreft het aantal plaatsen als percentage van de formele capaciteit. De bruikbare capaciteit is lager dan de formele capaciteit omdat er rekening mee wordt gehouden dat tijdens het jaar capaciteit buiten gebruik wordt gesteld wegens onderhoud e.d.. Een extra risico vormt de huidige arbeidsmarktproblematiek.

De bezettingsgraad betreft het aantal bezette plaatsen als % van de formele capaciteit.

Operationele doelstelling 5.1.4

Zorgdragen voor de tijdige, volledige en ongestoorde tenuitvoerlegging van de TBS-maatregel, mede ter bevordering van de maatschappelijke integratie van (ex)TBS justitiabelen.

Het ministerie van Justitie verzorgt de tenuitvoerlegging van de maatregel TBS met verpleging. Onderscheiden worden behandel-, resocialisatie- en basis en intensieve long-stay plaatsen. Binnen de differentiatie behandel-plaatsen wordt voor de categorie extreem beheers- en/of vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden een beveiligingstoeslag toegekend. Capaciteit ten behoeve van klinische pro-justitia rapportage staat ter beschikking in het Pieter Baan Centrum. Voorts worden plaatsingsafspraken gemaakt met niet-justitiële particuliere inrichtingen.

De behoefteprognoses (zie 5.1.1) geven voor de sector TBS een groei in met name 2002 en 2003 aan. Gezien de huidige capaciteit betekent dit een tekort dat oploopt tot circa 81 plaatsen in 2003 en vervolgens afneemt tot 42 plaatsen in 2006. Na het treffen van capacitaire maatregelen resteert een tekort van 14 plaatsen per 2006.

Onder 5.1.2. is reeds eerder opgemerkt dat voor preklinische interventie structureel 1,7 miljoen (nader verdeeld TBS 0,7 miljoen en gevangeniswezen 1,0 miljoen) beschikbaar is gesteld. Preklinische interventie zorgt voor een gunstiger uitgangspositie bij de start van intramurale behandeling en draagt naar verwachting bij aan een verkorting van de intramurale behandelduur. Afhankelijk van het aantal passanten en Fokkens-wachtenden en hun wachttijd zal een nadere verdeling van het aantal interventies over vorengenoemde categorieën kunnen plaatsen. Naar verwachting zullen op basis van de beschikbare capaciteit en gegeven een wachttijd van circa 4 maanden per jaar circa 225 personen in aanmerking kunnen komen voor preklinische interventie.

 

Budgettaire gevolgen van het beleid

         

bedragen

x € 1 000

 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Operationele doelstelling – 5.1.4

             

uitgaven

78 297

87 800

83 800

81 188

76 243

75 008

75 695

– programma-uitgaven

78 267

87 766

83 768

81 156

76 211

74 976

 

waarvan: bijdragen

78 267

87 766

83 768

81 156

76 211

74 976

 

– apparaatsuitgaven

29

34

32

32

32

32

 

ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

verplichtingen

79 383

88 047

83 800

81 188

76 243

75 008

75 695

Totaal programma-uitgaven t.b.v. uitvoering ter

             

beschikking stelling

             

– bijdrage ministerie van Justitie

   

83 768

81 156

76 211

74 976

 

– uitgaven gefinancierd met opbrengsten derden

   

118 475

115 653

115 776

115 776

 

(Awbz, opbrengsten gedetineerden arbeid)

             

Totaal

   

202 243

196 809

191 987

190 752

 

Prestatiegegevens

Realisatie Verm. Uitk. Begroting 2000             2001             2002

2003

2004

Meerjarenraming 2005          2006

 

Formele capaciteit (aantal excl.

             

Geestelijke Gezondheidszorg*)

1 046

1 055

1 137

1 142

1 108

1111

1 136

Bruikbare capaciteit (%)

92,9

94,6

95,5

98,0

98,0

98,0

98,0

Bezettingsgraad (%)

92,0

94,0

95,3

96,2

96,2

96,2

96,2

Aantal passanten

140

76

52

47

60

47

14

  • M.i.v. 2003 worden van deze reeks 8 plaatsen overgeheveld naar VWS/GGZ

In de prestatiegegevens is geen rekening gehouden met de krapte op de arbeidsmarkt in het algemeen en de krapte op de arbeidsmarkt in de Gezondheidszorg in het bijzonder. Dit kan leiden tot steeds groter wordende problemen met het vinden van voldoende personeel in een aantal functies binnen de sector TBS.

De formele gemiddelde capaciteit betreft het aantal capaciteitsplaatsen op jaarbasis waarover bouwkundig in optimale situatie kan worden beschikt.

De bruikbare gemiddelde capaciteit betreft het aantal plaatsen als percentage van de formele capaciteit. De bruikbare capaciteit is lager dan de formele capaciteit omdat er rekening mee wordt gehouden dat tijdens het jaar capaciteit buiten gebruik wordt gesteld wegens onderhoud e.d..

De bezettingsgraad betreft het aantal bezette plaatsen als % van de formele capaciteit.

Het aantal passanten betreft wachtenden, van wie de TBS-termijn loopt, die in een penitentiaire inrichting verblijven en die voorafgaand aan de TBS-termijn nog niet eerder zijn opgenomen in een TBS-kliniek. Op basis van de meest recente brutoprognoses, gecorrigeerd voor beleidseffecten zoals de IBO-TBS (resulterend in de nettoprognoses) en gecorrigeerd voor ingezette maatregelen ter lediging van het tekort (zoals continuering van de noodplaatsen), is gekomen tot bovenstaande verwachting van het aantal passanten TBS.

Operationele doelstelling 5.1.5

Zorgdragen voor de tijdige, volledige en ongestoorde tenuitvoerlegging van extramurale sancties ten aanzien van strafrechtelijk meerderjarigen mede ter bevordering van de maatschappelijke integratie vanuit reclasseringsoptiek.

In opdracht van het ministerie van Justitie levert de Stichting Reclassering Nederland (SRN) een bijdrage aan de herinpassing van de justitiabele in de samenleving. Daarmee wordt tegelijk beoogd herhaling van strafbaar gedrag te voorkomen.

De sanctieprognose van het WODC (zie 5.1.1) laat zien dat er een groeiende behoefte aan taakstraffen voor meerderjarigen is. De afgelopen jaren is het aantal mislukte taakstraffen en in het bijzonder de niet- gestarte gestegen tot boven de 20%. Gestreefd wordt naar een percentage van minimaal 80% afgeronde taakstraffen.

In de afgelopen jaren is vaker door de Tweede Kamer aandacht gevraagd voor nazorg-activiteiten na detentie. Met de implementatie van het in 2001

gepresenteerde integraal plan van aanpak zal in 2002 een aanvang worden gemaakt.

De activiteiten in het kader van het project «Effectiviteit van Sancties»

zullen in nauwe samenhang met het plan van aanpak «Nazorg» worden uitgevoerd.

Er wordt gewerkt aan de verbetering van het reïntegratie-traject (ontwikkeling diagnose-instrumenten, introductie of aanpassing van interventies, ontwikkeling risk-assessment) en aan de effectiviteit (toetsingskader e.d.) daarvan. Te behalen doelstellingen worden als volgt geformuleerd: + Verbetering samenwerking SRN en DJI leidend tot veranderingen in het detentietraject; + Het opzetten van reïntegratie-trajecten t.b.v. verschillende doelgroepen, die vroegtijdig starten in de detentie en een naadloze overgang kennen naar de fase van toezicht/nazorg door de reclassering; + Het gezamenlijk opzetten van een diagnose/assessment-instrument en dit instrument implementeren; + Het ontwikkelen en introduceren van (onder meer buitenlandse) programma’s die voldoen aan de voorwaarden voor effectiviteit; + Het (verder) ontwikkelen van toezicht/nazorg arrangement aan het eind of na TBS (in het bijzonder voor pedoseksuelen); + Het ten behoeve van effectiviteit (verder) ontwikkelen van een toetsingkader; + Intensiveren van de samenwerking met de ministeries van VWS en SZW (goede doorgeleiding van ex-gedetineerden naar VWS-circuit, resp. arbeidstoeleiding).

Het in 2001 afgeronde project «Outputsturing», dat in 2002 wordt geïmplementeerd, geeft een model waarin de afspraken rond de financiering van de SRN zijn vastgelegd en is mede gericht op het inzichtelijk maken van de kernactiviteiten van de reclassering.

 

Budgettaire gevolgen van

het beleid

         

bedragen

x1 000

   

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Operationele doelstelling –

5.1.5

110 057 109 910 109 910

147

0

111 584

125 466

125 298

125 298

168

0

125 814

120 661

120 500

120 500

162

0

120 661

121 128 120 967

120 967 162

0

121 128

121 321

121 159

121 159

162

0

121 321

121 864

121 702

121 702

162

0

121 864

121 887

0 121 887

   

uitgaven

– programma-uitgaven

waarvan: subsidies – apparaatsuitgaven

 

ontvangsten

   

verplichtingen

Prestatiegegevens

Realisatie Verm. Uitk. Begroting 2000             2001             2002

2003

2004

Meerjarenraming 2005          2006

 

Taakstraffen (aantal)

18 103

21 800

22 400

22 900

23 200

23 600

23 600

Leerstraffen (aantal)

0

2000

2000

2000

2000

2000

2000

Afgeronde taakstraffen (%)

77

77

80

80

80

80

80

Operationele doelstelling 5.1.6

Waarborgen dat bij de strafrechtelijke bejegening van minderjarigen de pedagogische invalshoek wordt gerealiseerd door het adviseren van justitiële instanties, het coördineren van taakstraffen en het uitvoeren van casusregie.

Budgettaire gevolgen van het beleid

Een belangrijke taak van de Raad voor de Kinderbescherming is het waarborgen van voldoende aanbod voor de uitvoering van onderzoeken en taakstraffen tegen aanvaardbare kosten. Daarbij voert de Raad in 2002 22 000 basisonderzoeken, 3 700 vervolgonderzoeken en 15 300 taakstraffen uit. Op basis van de resultaten van het kostprijsonderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming is het tarief per basisonderzoek 467, per vervolgonderzoek 3 989 en per taakstraf 857. Voor casusregie wordt vooralsnog projectfinanciering toegepast.

In het kader van de aanpak van de verkorting doorlooptijden in de jeugdstrafrechtsketen zijn streefcijfers geformiteerd voor de duur van drie verschillende afdoeningstrajecten. De Raad voor de Kinderbescherming valt binnen het zogenoemde «OM-traject». Dit betekent dat de Raad zijn onderzoek- en adviestaak binnen de drie maanden die tussen het eerste verhoor door de politie en de afdoening door het OM liggen, vervuld moet hebben. Over de details hiervan heb ik u in per afzonderlijke brief van 23 april 2001 (TK 27 400 VI, nr. 60) geïnformeerd. Momenteel wordt ten behoeve van de implementatie van deze termijnen, de bestaande situatie per vestiging in kaart gebracht.

bedragen x € 1 000

 
   

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Operationele doelstelling –

5.1.6

42 624

42 467 156

0

43 215

48 591

48 413

178

0

48 726

48 499

48 321

177

0

48 499

50 582

50 405

177

0

50 582

51 099

50 922 177

0

51 099

52 332

52 155

177

0

52 332

52 332

0 52 332

   

uitgaven

– programma-uitgaven

– apparaatsuitgaven

   

ontvangsten

   

verplichtingen

Prestatiegegevens

Realisatie Verm. Uitk. Begroting 2000             2001             2002

2003

2004

Meerjarenraming 2005          2006

 

Basisonderzoek

             

– Aantal afgedane zaken (uitstroom)

18 444

22000

22000

22000

22000

22000

22000

– Wachttijden (dagen)

34

<30

<30

<30

<30

<30

<30

– Doorlooptijden (dagen)

65

<38

<38

<38

<38

<38

<38

Vervolgonderzoek

             

– Aantal afgedane zaken (uitstroom)

3 022

3 700

3 700

3 700

3 700

3 700

3 700

– Wachttijden (dagen)

41

<30

<30

<30

<30

<30

<30

– Doorlooptijden (dagen)

128

<73

<73

<73

<73

<73

<73

Taakstraffen

             

– Aantal afgedane zaken (uitstroom)

11 764

13 900

15 300

16 700

18 200

18 500

19 500

– Wachttijden (dagen)

33

<30

<30

<30

<30

<30

<30

Casusregie

             

-Aantal zaken

 

22000

22000

22000

22000

22000

22000

Operationele doelstelling 5.1.7

Bieden van voldoende gedifferentieerde capaciteit t.b.v. een tijdige, pedagogisch verantwoorde tenuitvoerlegging van ambulante straffen voor minderjarigen en leveren van een bijdrage aan het verminderen van recidive.

De jeugdreclassering blijft volop in ontwikkeling. In de afgelopen periode zijn er nieuwe modaliteiten bijgekomen – individuele trajectbegeleiding (ITB) voor de minderjarige harde kernjongeren en voor de zogenaamde CRIEM-jongeren, en vervroegde aanvang van nazorg in geval van detentie. In 2002 vergt de verdere implementatie van genoemde nieuwe modaliteiten extra aandacht.

De prestatiegegevens zijn thans nog uitsluitend gericht op (kwantitatieve) output. Voor wat betreft de ITB is, gelet op de zeer recente landelijke invoering ervan, thans nog niet aan te geven wat reële streefwaarden zijn voor 2002. ITB maakt deel uit van het programma CRIEM en vormt tevens één van «producten in natura» van Justitie in het Grote Stedenbeleid. Nadat in de afgelopen jaren door de sterke groei van het aantal jeugd-reclasseringszaken de aandacht vooral gericht is geweest op het hiervoor voldoende outilleren van de uitvoeringsorganisaties, zal de komende jaren de aandacht meer worden verlegd naar de vraag hoe de verschillende modaliteiten voldoen. Hiermee is onder meer een aanvang gemaakt met het onderzoek naar de uitvoering en de resultaten van de jeugdreclas-seringsbegeleidingen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door het WODC; de resultaten zijn in de loop van 2002 gereed. Op basis hiervan zal samen met de uitvoeringsorganisaties een aanvang worden gemaakt met het ontwikkelen van kwaliteitscriteria, zoals bijvoorbeeld standaardisering van processen en methodieken.

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

 
 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Operationele doelstelling – 5.1.7

             

uitgaven

22 034

25 119

24 157

24 166

24 194

24 199

24 199

– programma-uitgaven

21 872

24 935

23 980

23 989

24 016

24 021

 

waarvan: subsidies

21 872

24 935

23 980

23 989

24 016

24 021

 

– apparaatsuitgaven

162

185

177

177

177

177

 

ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

verplichtingen

22 340

25 189

24 157

24 166

24 194

24 199

24 199

Prestatiegegevens

aantallen

Verm. Uitk. Begroting 2001             2002

2003

2004

Meerjarenraming 2005          2006

 

Hulp en steunverlening

2 800

2 800

2 800

2 800

2 800

2 800

Begeleiding tijdens en na taakstraf

40

40

40

40

40

40

Verzoek toezicht/begeleiding vooraf strafzaak

900

900

900

900

900

900

Begeleiding bij schorsing voorlopige hechtenis

500

500

500

500

500

500

Evaluatieonderzoek

Het evaluatieonderzoek naar de uitbreiding van de jeugdreclassering wordt begin 2002 afgerond. Ook de intensieve trajectbegeleiding wordt geëvalueerd. Deze evaluatie neemt meerdere jaren in beslag en kent een gefaseerde aanpak. In de eerste fase wordt gekeken naar de bereikte doelgroep en de toegepaste modaliteiten en in de tweede fase naar de effecten op de betrokken jongeren.

Operationele doelstelling 5.1.8

Vormgeven en permanent evalueren van wettelijke- en beleidskaders waarbinnen de Halt-afdoeningen landelijk eenduidig kunnen worden uitgevoerd, een bijdrage leveren aan samenwerking tussen de partners en een adequate doorverwijzing van minderjarigen naar andere (hulpverlenings)instanties en het bijbrengen van verantwoordelijkheidsbesef bij de dader t.a.v. aangerichte schade.

In 2002 wordt een plan van aanpak opgesteld op basis waarvan in 2003 een uitgebreide recidivemeting plaatsvindt. In de AMvB voor de Halt-afdoening is de mogelijkheid voor het OM om in incidentele gevallen een Halt-afdoening aan te bieden voor niet Halt-waardige feiten. Naar aanleiding van geluiden uit de praktijk dat deze uitzondering bijna structureel wordt toegepast is een onderzoek opgezet, dat in het najaar 2001 wordt afgerond, naar welke delicten Halt-bureaus Halt-afdoeningen aanbieden. Daarna zal worden geformuleerd een standpunt over het aanbieden van Halt-afdoeningen voor niet Halt-waardige feiten. Halt Nederland stelt dit jaar een kwaliteitsplan op met kwaliteitscriteria betreffende de bevordering van doorloopsnelheid, standaardisering van processen en methodieken, klanttevredenheid en doorverwijzingsbeleid.

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

 
 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Operationele doelstelling – 5.1.8

             

uitgaven

9 620

10 967

10 547

11 141

11 062

11 336

11 336

– programma-uitgaven

9 539

10 875

10 459

11 052

10 973

11 248

 

waarvan: subsidies

9 539

10 875

10 459

11 052

10 973

11 248

 

– apparaatsuitgaven

81

92

88

88

88

88

 

ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

verplichtingen

9 754

10 998

10 547

11 141

11 062

11 336

11 336

Prestatiegegevens

 
 

Realisatie Verm. Uitk.

Begroting

   

Meerjarenraming

 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Verwijzingen naar Halt (aantal)

23 226

24 980

26 910

28 722

28 403

29 345

29 345

Doorlooptijd (verwijzing/afronding Halt-afdoening) in

             

dagen

84

84

84

84

84

84

84

Gerealiseerde Halt-afdoeningen (aantal)

22 120

22 900

25 600

27 300

27 000

27 900

27 900

– waarvan stop reactie

   

1 500

2 000

500

500

500

Mislukte Halt-afdoeningen (max. %)

5

5

5

5

5

5

5

Niet in behandeling genomen verwijzingen (max %)

5

5

5

5

5

5

5

Operationele doelstelling 5.1.9

Instandhouden en faciliteren van (een) orga(a)n(en) belast met wettelijk opgedragen onafhankelijke advies-, toezicht- en rechtspraaktaken op terrein van de tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen.

Met de Tijdelijke instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming is op 1 april 2001 de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming in het leven geroepen, als voortzetting van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing en het College van Advies voor de Justitiële Kinderbescherming. De Raad vormt een onafhankelijk college dat de minister van Justitie desgevraagd of uit eigen beweging adviseert over de toepassing van beleid en regelgeving op de terreinen van strafrechtstoepassing en jeugdbescherming. Naast advisering houdt de Raad algemeen toezicht op de wijze van tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen, vrijheidsbeperkende straffen, vrijheidsbenemende maatregelen en vrijheidsbeperkende maatregelen door inrichtingen en instellingen die onder verantwoordelijkheid van de minister van Justitie een taak uitoefenen in het kader van die tenuitvoerlegging. De Raad slaat daarbij in het bijzonder acht op de toepassing van het bij of krachtens de wet bepaalde omtrent de rechtspositie van personen aan wie een dergelijke straf of maatregel is opgelegd. Verder is de Raad belast met beroepsrechtspraak in het kader van bij wet geregelde beklag- en beroepsprocedures voor ingeslotenen in de justitiële inrichtingen.

Deze drie taken zijn gebaseerd op de Penitentiaire beginselenwet, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, de Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen en de Wet op de jeugdhulpverlening.

De in de instellingswet neergelegde onafhankelijke positie van de Raad heeft als gevolg dat de minister enkel verantwoordelijk is voor de instelling, inrichting en facilitering van de Raad. De onafhankelijke positie komt ook tot uitdrukking in de prestatiegegevens, die slechts ingaan op de geprognosticeerde productiegegevens verbonden met de drie wettelijke taken van de Raad.

 

Budgettaire gevolgen van

het beleid

         

bedragen x € 1 000

   

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Operationele doelstelling –

5.1.9

2 562 2 562

0

2 597

2 921 2 921

0

2 929

2 809 2 809

0

2 809

2 809 2 809

0

2 809

2 809 2 809

0

2 809

2 809 2 809

0

2 809

2 809

0 2 809

uitgaven

– apparaatsuitgaven

 

ontvangsten

   

verplichtingen

Systeem- of resultaatverantwoordelijkheid

De minister is systeemverantwoordelijk.

Prestatiegegevens

De Raad doet jaarlijks verslag van zijn adviserende, toezichthoudende en rechtsprekende werkzaamheden. Voor 2002 zijn de volgende aantallen afgesproken:

aantallen

2002

Adviezen

Toezichtbezoeken

Beroepen

Behandeling algemene klachtbrieven

30

65

2 550

750

Operationele doelstelling 5.1.10

Het uitvoeren van het gratiebeleid.

Het ministerie van Justitie stelt zich ten doel het aantal gratieverzoeken te verlagen en de behandeling ervan snel en goed te laten verlopen met gebruikmaking van relevante informatie.

Volumegegevens

Aantallen

 
 

Realisatie 1999 2000

Verm. uitk. 2001

Begroting

 

2002

Gratieverzoeken voorwaardelijke verleningen onvoorwaardelijke verleningen afwijzingen

5 700

1 932 353

2 700

5 800

2 344

312

2 376

5 000

2000

310

2 450

4 000

1 700 300

2 100

Wijzigingen in wet- en regelgeving moeten leiden tot verlaging van het aantal gratieverzoeken. Om dit proces te stroomlijnen is het project redesign gratie gestart: knel- en verbeterpunten zijn opgesteld en met ketenpartners zijn werkafspraken over doorlooptijden en resultaat gemaakt. Dit heeft tot een nieuw ingericht proces geleid. In 2002 wordt het Bureau Gratie – dat het proces gaat uitvoeren- operationeel.

 

Budgettaire gevolgen van het beleid

         

bedragen

x1 000

 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Operationele doelstelling – 5.1.10

             

uitgaven

1 535

1 750

1 683

1 186

1 095

1 041

1 041

– programma-uitgaven

1 528

1 742

1 675

1 178

1 088

1 033

 

– apparaatsuitgaven

788888

 

ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

verplichtingen

1 556

1 755

1 683

1 186

1 095

1 041

1 041

Beleidsartikel 5.2 Ontvangsten uit boeten en transacties

Het ministerie van Justitie draagt bij aan een veilige samenleving door een rechtvaardige, effectieve en efficiënte uitvoering van opgelegde straffen, administratieve sancties, transacties en maatregelen. Door goed te communiceren met en integer te handelen naar publiek, ketenpartners en medewerkers wordt de geloofwaardigheid van de Justitie-organisatie versterkt.

Beleidsdoelstelling 5.2

Innen van opgelegde of toegepaste financiële sancties, geldboetes en geaccepteerde transacties naar aanleiding van een wetsovertreding.

Het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) staat voor het afhandelen, innen en coördineren van opgelegde straffen, administratieve sancties, transacties en maatregelen en zet zich in voor een continue verbetering van al die processen waarin zij een uitvoerende taak heeft.

Het CJIB maakt deel uit van de Justitieketen en stemt af en werkt samen met haar partners. Zij heeft daarbinnen een coördinerende rol op basis van de bij haar beschikbare gegevens, waarbij zij streeft naar de uitbrei-

Budgettaire gevolgen van het beleid

ding van die taken die voor een goede uitvoering van het executieproces of de geloofwaardigheid van Justitie noodzakelijk of gewenst zijn.

Het CJIB streeft naar een zo effectief mogelijke toepassing van de bij haar beschikbare gegevens en informatie door deze, in de vorm van beleids-, management- en sturingsinformatie en executiedocumentatie aan haar partners te verstrekken.

bedragen x1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

Beleidsdoelstelling 5.2 uitgaven ontvangsten verplichtingen

41 153          50 300          51 139          49 056          44 957          44 975 44 975 419 686 448 752 476 914 474 827 484 174 484 174 484 174

42 670          50 300          51 139          49 056          44 957          44 975 44 975

Operationele doelstellingen 5.2.1

Een adequate uitvoering van de inning.

Het CJIB heeft inmiddels veel ervaring op het gebied van inning en executie opgedaan. De inrichting en procesvoering van de tenuitvoerlegging van administratieve sancties die zijn opgelegd op grond van de Wet administratief rechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften) zijn geheel gericht op dergelijke taken. De werkzaamheden in het kader van transacties sluiten daar goed bij aan. Het CJIB is belast met de ondersteuning van de verwerking van OM- en politietransacties. Dit betekent dat het CJIB namens het OM of de bevoegde opsporingsambtenaar de acceptgirokaart verzendt en de daarop ontvangen betaling bestemt en verwerkt. Voorop staat dat de bevoegdheden daar zijn gebleven waar ze lagen. Het OM dan wel de transactiebevoegde opsporingsambtenaar is en blijft verantwoordelijk voor de beslissing of al dan niet een transactie wordt aangeboden. De aldus gezette stap heeft allereerst tot gevolg dat de burger die financiële verplichtingen heeft aan Justitie in toenemende mate alleen met het CJIB krijgt te maken. Deze zogenaamde één-loketgedachte vergroot de duidelijkheid en zal naar verwacht wordt de betalingsbereidheid verder stimuleren.

Voor de verbetering van de kwaliteit van de informatievoorziening in de strafrechtketen is aan de begroting structureel een bedrag van 4 miljoen toegevoegd. Dit is één van de maatregelen die genomen zijn naar aanleiding van de Dover-zaak zoals vermeld in de brief aan de Tweede Kamer (TK 27 204 nr. 9).

Het toegewezen bedrag wordt door het ministerie van Justitie aangewend ter versterking van de samenhang in de justitiële keten met name door de verdere ontwikkeling van VIP (Verwijs Index Personen) en voor het versterken van de executie.

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

Operationele doelstelling – 5.2.1

uitgaven

– programma-uitgaven waarvan: bijdragen

ontvangsten verplichtingen

 

41 153

50 300

51 139

49 056

44 957

44 975

44 975

41 153

50 300

51 139

49 056

44 957

44 975

 

41 153

50 300

51 139

49 056

44 957

44 975

 

419 686

448 752

476 914

474 827

484 174

484 174

484 174

42 670

50 300

51 139

49 056

44 957

44 975

44 975

Prestatiegegevens

percentages

Realisatie Verm. Uitk.Begroting 2000             2001          2002

WAHV-sancties

– geïnde zaken binnen 1 jaar

Boeten

– afgedane OM-zaken binnen 1 jaar

Transacties

– geïnde zaken, aangeboden door OM/Politie

95,1

63,6

94              94

65              65

70              70

Voor de productie- en kwaliteitsdoelstellingen wordt verwezen naar de begroting van het CJIB.

6 – ASIEL EN MIGRATIE

Beleidsartikel 6.1: Toelating asiel en regulier

De minister van Justitie is belast met de behandeling van verzoeken om toelating en verblijf en de behandeling van verzoeken om naturalisatie. Een van de belangrijkste uitgangspunten bij toelating is het tijdig nemen van kwalitatief verantwoorde beslissingen. De wet is normstellend ten aanzien van de tijdigheid, omdat de wet de beslistermijnen bepaalt.

Beleidsdoelstelling 6.1

Het zorgdragen voor een gereguleerde toelating van vreemdelingen tot Nederland, op een maatschappelijk verantwoorde wijze, die mede recht doet aan de belangen van vreemdelingen die hier tijdelijk of definitief willen verblijven.

De grondslag van het artikel vormt de Vreemdelingenwet 2000 en voor het behandelen van verzoeken tot naturalisatie de Rijkswet op het Nederlanderschap. De basis voor de ontvangsten in verband met het wijzigen en verlengen van visa is de Wet tot nadere regeling van de heffing en bestemming van de kanselarijleges (Stb. 80) en het legesbesluit visa.

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

 

Beleidsdoelstelling 6.1 uitgaven ontvangsten verplichtingen

252 147

263 305

262 857

262 046

262 222

262 269

262 269

0

0

0

0

0

0

0

253 883

264 041

262 857

262 046

262 222

262 269

262 269

Operationele doelstelling 6.1.1

Het binnen de gestelde termijn(en) verstrekken of onthouden van verblijfsvergunningen of het nemen van een besluit inzake naturalisatie of het verstrekken van visa binnen de wettelijke kaders en internationale verplichtingen, op basis van een geraamd aantal te behandelen aanvragen.

De begroting 2002 is gebaseerd op het verwerken van nieuwe asielaanvragen, de daaruit voortvloeiende beroepsprocedures en het wegwerken van een deel van de voorraad bezwaarschriften gebaseerd op de vorige Vreemdelingenwet.

Tevens zijn onder deze operationele doelstelling de hieraan gerelateerde kosten voor tolken en vertalers opgenomen.

Aan het begin van de vreemdelingenketen bevinden zich de werkzaamheden in het aanmeldcentrum (AC). Een kwalitatief goede en snelle afweging aan het begin van de keten leidt tot besparingen in het vervolg van het proces. Gestreefd wordt naar verhoging van het afdoeningpercentage met gemiddeld 17% in 2001 en naar 18% in 2002 en latere jaren.

Hiervoor wordt geïnvesteerd in de vestiging van een vierde aanmeldcentrum in Ter Apel. Per 1 april 2001 is dit AC in Ter Apel volledig operationeel.

Om de behandeling van asielaanvragen efficiënter en daarmee sneller te laten verlopen, zijn de behandelkantoren geïntroduceerd. Hiermee wordt een gezamenlijke planning en betere afstemming tussen de ketenpartners bevorderd.

Binnen het behandelkantoor werken de Immigratie- en Naturalisatiedienst

(IND), de Stichting Rechtsbijstand Asiel (SRA), Vluchtelingenwerk

Nederland (VWN) en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA)

samen aan een gemeenschappelijke planning ter voorbereiding op de nadere gehoren en de nabespreking daarvan.

Door de werkwijze op de behandelkantoren vallen minder geplande gehoren uit.

Introductie van de behandelkantoren brengt extra uitgaven met zich mee,

maar daar staan besparingen tegenover. De besparingen worden vooral gevonden in een verwachte verlaging van de uitvalpercentages van nader gehoor en als gevolg daarvan kortere doorlooptijden en lagere kosten van de opvang.

In de brief aan de Tweede Kamer van 1 mei 2001, waarin de beleidsnota alleenstaande minderjarige asielzoekers (ama’s) van 24 maart 2001 is uitgewerkt, is gemeld dat een aantal maatregelen zal worden getroffen die zijn gericht op de toelating van ama’s en op het tegengaan van mensensmokkel. De maatregelen zijn erop gericht om de instroom van ama’s te beperken en de terugkeer te bevorderen. Terugkeer wordt een vast onderdeel bij de begeleiding van het kind (zie ook 3.3.4). Op deze wijze worden «dubbele boodschappen» gedurende de (tijdelijke) periode dat ama’s in Nederland verblijven zoveel mogelijk vermeden. In dit verband zal de organisatie van de IND worden versterkt ter verbetering van de informatiepositie en wordt het aantal Immigration Liaison Officers (ILO’s) uitgebreid. Daarnaast wordt de IND versterkt voor de intensivering van het leeftijdsonderzoek en het horen van kinderen onder de 12 jaar, waarvoor ook gehoormedewerkers opgeleid moeten worden.

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

 

Operationele doelstelling 6.1.1 uitgaven

 

250 690

261 794

261 349

260 538

260 714

260 761

260 761

– programma-uitgaven

250 690

261 794

261 349

260 538

260 714

260 761

 

waarvan: bijdragen

250 514

261 611

261 166

260 333

260 509

260 556

 

waarvan: subsidies

ontvangsten verplichtingen

176

184

183

206

205

205

 

0

0

0

0

0

0

0

252 426

262 526

261 349

260 538

260 714

260 761

260 761

Prestatiegegevens

 
 

Realisatie Verm. Uitk.

     

Meerjarenraming

 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Doorlooptijden (in weken)

             

Asiel gehoor

12

7

6

6

6

6

6

Asiel beslis

21

11

10

10

10

10

10

Asiel eerste aanleg

 

24

24

24

24

24

24

Asiel bezwaar

39

-

-

-

-

-

-

MVV (v.a. aanvraagdatum)

-

20

20

20

20

20

20

VTV (v.a. aanvraagdatum)

-

50

40

30

20

20

20

MVV bezwaar

34

35

30

20

10

10

10

VTV bezwaar

-

45

40

30

10

10

10

Naturalisatie

17

20

20

20

20

20

20

Visum (v.a. opvoerdatum)

7

7

7

7

7

7

7

Streefwaarden

         

Aantallen

Beslissingen asiel 1a

58 011

41 700

37 550

37 300

37 100

37 100

37 100

Beslissingen asiel bezwaar

23 354

34 000

37 000

       

Statusverleningen asiel

9 726

11 000

10 000

8 000

8 000

8 000

8 000

Beslissingen asiel 1a + bezwaar, niet leidend tot een

             

status

71 639

64 700

59 550

29 300

29 100

29 100

29 100

Beslissingen VTV 1a

20 218

14 000

14 000

14 000

14 000

14 000

14 000

Beslissingen VTV bezwaar

16 216

21 000

21 000

21 000

21 000

21 000

21 000

Verleende VTV

3 127

3 000

3 000

3 000

3 000

3 000

3 000

Beslissingen VTV, niet leidend tot vergunninglening

33 307

32000

32000

32000

32000

32000

32000

Beslissingen MVV

48 637

45 500

45 500

45 500

45 500

45 500

45 500

Beslissingen MVV bezwaar

4 642

7 000

7 000

7 000

7 000

7 000

7 000

Verleende MVV

36 201

36 000

36 000

36 000

36 000

36 000

36 000

Besissingen MVV, niet leidend tot vergunning-

             

verlening

17 078

16 500

16 500

16 500

16 500

16 500

16 500

Behandelde naturalisatieverzoeken

36 449

45 000

35 000

35 000

35 000

35 000

35 000

Verleende naturalisaties

33 833

35 000

30 000

30 000

30 000

30 000

30 000

Behandelde visumaanvragen

30 353

36 500

29 000

29 000

29 000

29 000

29 000

Verleende visa

Kwaliteit

Vernietigingspercentage beroep asiel

16 848 25

17 000 25

17 000 25

17 000 20

17 000

17 000

17 000

 

percentages

20

20

20

Vernietigingspercentage beroep regulier

23

25

25

20

20

20

20

Evaluatieonderzoek

In 2002 zal de (tweede fase) evaluatie van de baten-lastendienststatus van de IND aan de Tweede Kamer worden toegezonden.

Operationele doelstelling 6.1.2

Het permanent evalueren en zonodig aanpassen van de wettelijke en internationale kaders.

De Nederlandse vreemdelingenwetgeving en het Nederlandse vreemdelingenbeleid worden in toenemende mate bepaald door de beleidsvoornemens die in het Verdrag van Amsterdam, in het Actieplan van Wenen en in de conclusies van de Europese Raad van Tampere zijn neergelegd.

Het streven van de Nederlandse regering is in 2002 ook gericht op een verdergaande harmonisatie van het Europese asiel- en migratiebeleid. Daarnaast gaat de aandacht uit naar een versterking van het geïntegreerd asiel- en migratiebeleid, waarbij de verschillende aspecten van dit beleid in onderlinge samenhang worden beschouwd. Nederland zal zich inzetten om de maatregelen op het gebied van asiel en migratie, zoals neergelegd in het Verdrag van Amsterdam en het Actieplan van Wenen, binnen de gestelde termijnen af te ronden.

Op basis van het Verdrag van Amsterdam heeft de Europese Commissie al een aantal voorstellen voor richtlijnen uitgebracht, zoals de richtlijn inzake tijdelijke bescherming waarop een politiek akkoord is bereikt, de richtlijn inzake minimumnormen voor de asielprocedure, de richtlijn inzake gezinshereniging en de richtlijn inzake langdurig verblijvende derdelanders. Op de korte termijn zullen meer ontwerprichtlijnen volgen, zoals de richtlijn inzake de vluchtelingendefinitie, de richtlijn aanvullende vormen van bescherming en de richtlijn inzake de herziening van de Overeenkomst van Dublin. Aangezien deze richtlijnen resulteren in bindende regelgeving op het gebied van het asiel- en vreemdelingenbeleid, zal Nederland zich tijdens het onderhandelingsproces over deze ontwerp-richtlijnen inzetten voor een coherent geheel aan Europese regelgeving, waarin zowel de belangen van de Nederlandse overheid als de noodzakelijke, uit internationale verplichtingen voortvloeiende, waarborgen voor vreemdelingen geïncorporeerd zijn.

De implementatie van de Nieuwe Vreemdelingenwet (NVW) krijgt in 2002 verder gestalte. Verwezen wordt hierbij naar de brieven en rapportages over het groot project. De Tweede Kamer heeft op 14 december 2000 besloten de voorbereiding op en de invoering van de nieuwe vreemdelingenwet als groot project aan te wijzen. Jaarlijks wordt vijf keer gerapporteerd aan de Tweede Kamer over de voortgang van het groot project NVW. In dat kader vindt een onderzoek plaats naar de cijfers die door de diverse ketenpartners worden verstrekt op het aspect betrouwbaarheid van de totstandkoming en juiste en volledige weergave in de rapportages. De uitkomsten van het onderzoek worden eind 2001 kenbaar gemaakt aan de Tweede Kamer gebracht.

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

Operationele doelstelling 6.1.2

uitgaven

– apparaatsuitgaven

ontvangsten verplichtingen

 

1 457

1 511

1 508

1 508

1 508

1 508

1 508

1 457

1 511

1 508

1 508

1 508

1 508

 

0

0

0

0

0

0

0

1 457

1 515

1 508

1 508

1 508

1 508

1 508

Beleidsartikel 6.2: Asielopvang

De belangrijkste doelstelling bij de opvang van asielzoekers is het hebben van voldoende opvangcapaciteit, die aan de voorwaarden van sober doch humaan voldoet. De spreiding over het land dient ertoe te waarborgen dat er steeds binnen ieder district van de IND voldoende bij afhandeling van de asielaanvraag betrokken ambtenaren zijn.

Beleidsdoelstelling 6.2

Het zorgdragen voor een sober doch humane opvang van vreemdelingen die daar recht op hebben, rekening houdend met ruimtelijke en maatschappelijke inpasbaarheid en met het in EU-verband gevoerde opvangbeleid.

Budgettaire gevolgen van het beleid

De grondslag van dit artikel vormt de Wet COA, het Subsidiebesluit COA, het Faciliteitenbesluit opvangcentra, de ROA en de Wet Justitiesubsidies. Voor het Europees Vluchtelingenfonds wordt de basis gevonden in de Beschikking van de Raad tot instelling van een EVF, Beschikking nr. 2000/596 i/EC van de Raad wat betreft de subsidiabiliteit van de uitgaven en Verzoek om medefinanciering voor de jaren 2000 en 2001.

bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

Beleidsdoelstelling 6.2. uitgaven ontvangsten verplichtingen

964 667 1 066 252 896 687 639 877 455 387 370 578 370 578 214 840 263 211 167 917 163 379 163 379 163 379 163 379 996 511 1066 252 896 687 639 877 455 387 370 578 370 578

Operationele doelstelling 6.2.1

Het bieden van voldoende sobere doch humane, immateriële en materiële opvang-faciliteiten aan vreemdelingen die daar recht op hebben, welke zijn afgestemd op de toelatingsprocedures en op basis van een geraamd aantal op te vangen asielzoekers.

Budgettaire gevolgen van het beleid

De op deze operationele doelstelling geraamde uitgaven zijn bestemd voor de bekostiging van de materiële en immateriële opvang van asielzoekers door het COA. Tevens zijn onder deze operationele doelstelling de hieraan gerelateerde kosten voor tolken en vertalers opgenomen.

In 2000 is het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) gestart dat tot doel heeft voorstellen te doen voor een volwaardig resultaatgericht besturingsmodel met een baten- en lastenstelsel bij het COA. De implementatie van de resultaten uit het IBO wordt op zo kort mogelijke termijn verwacht. Na afloop van het IBO kunnen integrale kostprijzen worden bepaald en zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd.

bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

Operationele doelstelling 6.2.1

uitgaven

– programma-uitgaven waarvan: bijdragen waarvan: subsidies – apparaatsuitgaven

 

955 882

1 056 541

888 521

631 711

447 221

362 412

362 412

955 675

1 056 313

888 329

631 518

447 028

362 220

 

948 342

1 048 207

881 513

624 720

440 245

355 445

 

7 333

8 105

6 816

6 799

6 784

6 774

 

207

229

192

192

192

192

 

ontvangsten

214 090

262 293

167 327

162 789

162 789

162 789

162 789

verplichtingen

987 436

1 056 541

888 521

631 711

447 221

362 412

362 412

Prestatiegegevens

 
 

2002

2003

2004

2005

2006

Aantal capaciteitsplaatsen per 1 januari Gemiddelde bezettingsgraad (%)*

83 956 95

64 473 95

49 352 95

36 089 95

31 198 95

  • Vanuit beheersmatige overwegingen wordt gestreefd naar een bezetting van 95%. Dit biedt onder meer ruimte voor het plegen van onderhoud.

Systeem- of resultaat verantwoordelijk

De minister van Justitie is systeemverantwoordelijk.

Operationele doelstelling 6.2.2

Het ondersteunen van activiteiten die verband houden met belangenbehartiging van asielzoekers en andere groepen vreemdelingen (= de opvanggerelateerde subsidies).

Bij de opvang van de asielzoekers zijn naast het COA verschillende organisaties betrokken die hiervoor een subsidie ontvangen. Dit zijn met name Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) en het Nederlandse Rode Kruis (NRK).

Volumegegevens

Bedragen (x € 1 mln)

 
 

2001

2002

2003

2004

2005

2006

NRK (Nederlandse Rode Kruis) VWN (Vluchtelingenwerk Nederland)

0,5 4

0,5 4

0,5 4

0,5 4

0,5 4

0,5 4

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

Operationele doelstelling 6.2.2

uitgaven

– programma-uitgaven Waarvan: subsidies – apparaatsuitgaven

ontvangsten verplichtingen

 

8 371

9 253

7 781

7 781

7 781

7 781

7 781

8 164

9 024

7 589

7 589

7 589

7 589

 

8 164

9 024

7 589

7 589

7 589

7 589

 

207

229

192

192

192

192

 

749

918

590

590

590

590

590

8 647

9 253

7 781

7 781

7 781

7 781

7 781

Budgetflexibiliteit

De subsidiebijdragen aan onder meer VWN en NRK worden aangemerkt als programma-uitgaven en kunnen in principe na een jaar worden gestopt met inachtneming van de randvoorwaarden van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Systeem- of resultaat verantwoordelijk

De minister van Justitie is systeemverantwoordelijk.

Operationele doelstelling 6.2.3

Het evalueren en ontwikkelen van opvangbeleid en daaraan gerelateerde wet- en regelgeving.

Het betreft hier beleidsontwikkeling van het ministerie van Justitie, zowel nationaal als internationaal, op het terrein van de opvang van asielzoekers. Hierbij moet gedacht worden aan het deelnemen aan (inter)natio-nale conferenties en het aanpassen of opstellen van wettelijke regelingen en kaders.

Budgettaire gevolgen van het beleid bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

Operationele doelstelling 6.2.3

uitgaven

– apparaatsuitgaven

ontvangsten verplichtingen

 

207

229

193

193

193

193

193

207

229

193

193

193

193

 

0

0

0

0

0

0

0

214

229

193

193

193

193

193

Operationele doelstelling 6.2.4

Het zorgvuldig behandelen van projectaanvragen die worden ingediend in het kader van het Europees Vluchtelingenfonds (EVF) en het adequaat beheren van de (voor Nederland) beschikbareEVF-middelen.

Instanties en overheidsinstellingen kunnen projecten op het terrein van opvang, integratie en vrijwillige terugkeer indienen bij het ministerie van Justitie (als beheer- en controlautoriteit van het EVF) om in aanmerking te komen voor mede- of co-financiering tot maximaal 50%. Voor 2000 en 2001 is er een bedrag van circa 6 mln. beschikbaar hiervoor. Over de omvang van het bedrag voor 2002 moet door de Europese Commissie nog een beslissing worden genomen.

Volumegegevens

Budgettaire gevolgen van het beleid

Aantallen

2000

2001

Ingediende projectaanvragen per 30 juni 2001 Goedgekeurde projectaanvragen

13 7

19 5

bedragen x € 1 000

2000             2001             2002             2003

2004

2005          2006

Operationele doelstelling 6.2.4

uitgaven

– apparaatsuitgaven

ontvangsten verplichtingen

 

207

229

192

192

192

192

192

207

229

192

192

192

192

 

0

0

0

0

0

0

0

214

229

192

192

192

192

192

Beleidsartikel 6.3 Toezicht en terugkeer vreemdelingen

In het kader van het tegengaan van illegaal verblijf ligt een grote nadruk op het terugkeerbeleid. Het gaat hierbij concreet om het inzicht bieden in het beëindigen van opvangvoorzieningen, het aantal fysieke verwijderingen, het vertrek onder toezicht en het aantal adrescontroles.

Beleidsdoelstelling 6.3

Het tegengaan van illegaal verblijf in Nederland en het bevorderen van terugkeer, teneinde negatieve maatschappelijke en sociale effecten te voorkomen.

Met de publicatie van het Stappenplan 2000 op 10 februari 2000 (Staatscourant, nr. 29) is het vernieuwde terugkeerbeleid van kracht geworden. Voor de implementatie van het (vernieuwde) terugkeerbeleid is een projectorganisatie ingesteld waarin de uitvoerende diensten intensief samenwerken en zijn de Regionale Integrale Terugkeerteams gestart. De Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) heeft haar organisatie aangepast, waardoor zij door middel van een regionale structuur beter in staat is haar taken op het gebied van terugkeer en doormigratie uit te voeren.

In samenwerking met de politie en de Koninklijke Marechaussee zorgt het ministerie van Justitie voor de juiste uitvoering van en het toezicht op de grensbewaking, de controle op legaal verblijf van vreemdelingen en het uitzetten van illegalen. Tevens is het ministerie van Justitie beheers-verantwoordelijk voor zover het gaat om het beschikbaar stellen van voldoende bruikbare capaciteit voor vreemdelingenbewaring.

 

Budgettaire gevolgen van het beleid

         

bedragen

x € 1 000

 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Beleidsdoelstelling 6.3

             

uitgaven

116 528

126 657

127 859

130 737

136 840

145 995

144 072

ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

verplichtingen

116 741

126 885

127 859

130 737

136 840

145 995

144 072

Operationele doelstelling 6.3.1

Het tegengaan van illegale toegangsverschaffing tot Nederland.

Het ministerie van Justitie werkt samen met het ministerie van Defensie om de illegale toegangsverschaffing tot Nederland tegen te gaan. De samenwerking wordt vastgelegd in afspraken, convenanten en de Grensbewakingscirculaire. De dagelijkse werkzaamheden op Schiphol worden door de KMAR uitgevoerd. Hiermee wordt bereikt dat binnen de asielketen afstemming van beleid en uitvoering plaatsvindt en een eenduidig en krachtig gezicht naar buiten toe wordt getoond. Tevens wordt gestreefd naar rechtsgelijkheid bij de toegangverlening in Nederland. De bij deze operationele doelstelling behorende prestatieindicatoren zijn afkomstig van de KMAR (zie ook de overzichtsconstructie Asiel en migratie).

 

Budgettaire gevolgen van

het beleid

         

bedragen x

€ 1 000

   

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Operationele doelstelling 6.3.1

672 672 672

0

673

731 731 731

0

733

707 707 707

0

707

707 707 707

0

707

707 707 707

0

707

707 707 707

0

707

707

0 707

uitgaven

– programma-uitgaven

 

waarvan bijdragen

   

ontvangsten

   

verplichtingen

Operationele doelstelling 6.3.2

Het opsporen van vreemdelingen–en in voorkomend geval het in bewaring nemen van vreemdelingen–die illegaal in Nederland verblijven, met als prioriteiten criminele vreemdelingen en vreemdelingen die illegaal in Nederland verblijven en overlast veroorzaken (inclusief grenslogies).

Met betrekking tot deze operationele doelstelling stuurt het ministerie van Justitie de vreemdelingendienst operationeel aan en monitort de uitvoering ervan. Met de doelstelling wordt beoogd dat zo min mogelijk illegale en criminele vreemdelingen zich in Nederland bevinden. Tevens is het ministerie van Justitie beheersverantwoordelijk voor zover het gaat om het beschikbaar stellen van voldoende (bruikbare) capaciteit voor de vreemdelingenbewaring. Onder deze operationele doelstelling zijn voorts de gerelateerde kosten voor tolken en vertalers opgenomen.

In de prognoses (zie 5.1.1) wordt voor het onderdeel vreemdelingenbewaring van het Gevangeniswezen een behoeftegroei vastgesteld. Rekening houdend met de huidige capaciteit zal dit tot een tekort aan plaatsen leiden dat oploopt tot ruim 600 plaatsen in 2006. Gegeven dit tekort wordt een belangrijk deel van het verwachte overschot aan plaatsen in de overige (penitentiaire) inrichtingen bestemd voor uitbreiding van de capaciteit voor vreemdelingen.

Voor de medefinanciering van de herbestemming van een deel van de reguliere bewaringscapaciteit tot vreemdelingenbewaringscapaciteit zijn extra middelen beschikbaar gesteld. Daarnaast worden middelen, benodigd voor de exploitatie van het totaal van de 426 herbestemde plaatsen verkregen door reallocatie van de middelen die vrijvallen wegens de overcapaciteit van het reguliere Gevangeniswezen. In het onderstaande wordt de financiering van de extra vreemdelingenplaatsen inzichtelijk gemaakt.

bedragen x € 1,0 mln.

2001

2002

2003

2004

2005          2006

 

Exogeen beschikbaar gestelde middelen

Verkregen door reallocatie gevangeniswezen regulier

Beschikbaar voor extra plaatsen vreemdelingen-bewaring

2,3 6,6 9,7

6,8

4,0

17,5

9,1 12,7 21,8

9,1 20,6 29,7

9,1 30,3 39,3

9,1 27,7 36,8

Budgettaire gevolgen van

het beleid

         

bedragen

x1 000

   

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Operationele doelstelling 6.3.2

94 983 94 983

94 787 196

0

95 156

103 182 103 182

102 969 214

0

103 369

105 170 105 170

104 964 206

0

105 170

107 932

107 932

107 727

206

0

107 932

114 026 114 026

113 821 205

0

114 026

123 181 123 181

122 976 205

0

123 181

121 258

0 121 258

   

uitgaven

– programma-uitgaven

waarvan bijdragen waarvan subsidies

 

ontvangsten

   

verplichtingen

Prestatiegegevens

Bij de presentatie van de prestatiegegevens wordt in het onderstaande onderscheid gemaakt naar:

– vreemdelingen waarop vrijheidsbeneming ex art. 6 Vw is toegepast;

– vreemdelingen in vreemdelingenbewaring ex. Art. 59 Vw.

Dit onderscheid is nodig omdat voor deze categorieën verschillende regiems en productprijzen gelden en ook in relatie tot vraag naar en aanbod van capaciteit beide in de prognosesystematiek een eigen plaats kennen.

RealisatieVerm. Uitk. 2000             2001

2002

2003

2004

Meerjarenraming 2005          2006

Vrijheidsbeneming (ex Art.6Vreemdelingenwet):

 

– Formele gemiddelde capaciteit (aantal)

179

180

196

208

223

236

238

– Bruikbare gemiddelde capaciteit (%)

86,7

98,0

98,0

98,0

98,0

98,0

98

– Bezettingsgraad (%)

72,0

96,2

96,2

96,2

96,2

96,2

96,2

Vreemdelingenbewaring (ex Art. 59 Vreemdelingen-

             

wet):

             

– Formele gemiddelde capaciteit (aantal)

1 015

1 019

1 109

1 178

1 266

1 340

1 346

– Bruikbare gemiddelde bezettingsgraad (%)

99,7

98,0

98,0

98,0

98,0

98,0

98

– Bezettingsgraad (%)

96,9

96,2

96,2

96,2

96,2

96,2

96,2

Formele capaciteit

De formele gemiddelde capaciteit betreft het aantal capaciteitsplaatsen op jaarbasis waarover bouwkundig in optimale situatie kan worden beschikt.

De bruikbare gemiddelde capaciteit betreft het aantal plaatsen als percentage van de formele capaciteit. De bruikbare capaciteit is lager dan de formele capaciteit omdat er rekening mee wordt gehouden dat tijdens het jaar capaciteit buiten gebruik wordt gesteld wegens onderhoud e.d.

De bezettingsgraad betreft het aantal bezette plaatsen als % van de formele capaciteit. Het realiseren van een bepaalde bezettingsgraad is uiteraard afhankelijk van het aanbod aan in te sluiten vreemdelingen. Dit prestatiegegeven doet niets af aan de opdracht op bepaalde momenten een hogere bezetting te kunnen realiseren; per differentiatie tot aan het niveau van de bruikbare capaciteit en incidenteel daarboven.

Operationele doelstelling 6.3.3

Het bevorderen van (vrijwillig) vertrek van vreemdelingen die illegaal in Nederland verblijven en van uitgeprocedeerden.

Het betreft hier de gelden voor de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM). De IOM speelt een belangrijke rol bij het bevorderen van vrijwillige terugkeer van (uitgeprocedeerde) asielzoekers. Doelstelling is dat het IOM in staat is om allen die daarvoor in aanmerking komen te benaderen om hen te stimuleren terug te keren. Het ministerie van Justitie subsidieert en werkt met IOM samen ter bevordering van (vrijwillig) vertrek. Het ministerie van Justitie initieert maatregelen ter ondersteuning van vertrek en initieert contacten tussen uitgeprocedeerden en de IOM ter voorkoming van illegaliteit. Doel hiervan is ervoor te zorgen dat degene die terug wil naar het land van herkomst daartoe in de gelegenheid wordt gesteld.

 

Budgettaire gevolgen van

het beleid

         

bedragen x € 1 000

   

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Operationele doelstelling 6.3.3

13 522 13 522 13 522

0

13 547

14 733 14 733 14 733

0

14 759

14 240 14 240 14 240

0

14 240

14 356 14 356 14 356

0

14 356

14 362 14 362 14 362

0

14 362

14 362 14 362 14 362

0

14 362

14 362

0 14 362

   

uitgaven

– programma-uitgaven waarvan bijdragen

 

ontvangsten

   

verplichtingen

Groeiparagraaf

De te ontwikkelen prestatiegegevens die uiterlijk in 2003 gereed zullen zijn, zullen inzicht geven in het aantal vrijwillig vertrokkenen na bemiddeling van de IOM.

Gedacht wordt aan het aantal vrijwillig vertrokkenen na bemiddeling door de IOM, gerelateerd aan het aantal personen in de IOM-procedure.

Budgetflexibiliteit

De subsidie aan de IOM kan in beginsel worden gestopt met inachtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Operationele doelstelling 6.3.4

Het verwijderen van vreemdelingen die illegaal in Nederland verblijven en van uitgeproce-deerden.

Het ministerie van Justitie stuurt operationeel de KMAR en de Vreemdelingendienst aan. De kosten hebben betrekking op aansturing en overleg met de ketenpartners en de kosten van vervoer in het kader van terugkeer naar het land van herkomst. De uitgaven hebben betrekking op personele en materiële kosten voor het uitvoeren van deze taak. Hiervoor wordt verwezen naar de overzichtsconstructie Asiel en migratie.

 

Budgettaire gevolgen van

het beleid

         

bedragen x

€ 1 000

   

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Operationele doelstelling 6.3.4

6 783 6 783 6 783

0

6 795

7 390 7 390 7 390

0

7 403

7 143 7 143 7 143

0

7 143

7 143 7 143 7 143

0

7 143

7 145 7 145 7 145

0

7 145

7 145 7 145 7 145

0

7 145

7 145

0 7 145

   

uitgaven

– programma-uitgaven

waarvan bijdragen

   

ontvangsten

   

verplichtingen

Operationele doelstelling 6.3.5

Het–op basis van internationale verdragen–ontwikkelen van wet- en regelgeving en het vormgeven van beleidskaders waarbinnen de uitvoeringsorganisaties illegaal verblijf in Nederland kunnen tegengaan en een bijdrage leveren aan de totstandkoming van een verdergaande harmonisatie van het beleid op het vlak van tegengaan illegaal verblijf.

Het betreft hier beleidsontwikkelingen van het ministerie van Justitie, zowel nationaal als internationaal, op het terrein van het tegengaan van illegaal verblijf. Hierbij moet gedacht worden aan het deelnemen aan (inter)nationale conferenties en het aanpassen of opstellen van wettelijke regelingen en kaders.

Tevens speelt het ministerie van Buitenlandse Zaken een rol bij het onderhandelen over terug- en overnameverdragen, in verschillende internationale fora (UNHCR, IOM) en bilaterale overleggen met herkomstlanden.

 

Budgettaire gevolgen

van het beleid

         

bedragen x

€ 1 000

   

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Operationele doelstelling 6.3.5

569 569

0

570

620 620

0

621

599 599

0

599

599 599

0

599

599 599

0

599

599 599

0

599

599

0 599

uitgaven

 

– apparaatsuitgaven

   

ontvangsten

   

verplichtingen

Evaluatieonderzoek

In 2002 zal het terugkeerbeleid geëvalueerd worden. Momenteel wordt gewerkt aan een eerste tussentijdse evaluatie (met name gericht op de wijze waarop het beleid is geïmplementeerd). Het onderzoek in 2002 zal zich met name richten op kwalitatieve vragen.

HOOFDSTUK 4 – NIET-BELEIDSARTIKELEN Niet-beleidsartikel 7.1 Algemeen

Zorgdragen voor een effectieve organisatie van het bestuursdepartement.

Het ministerie van Justitie heeft er voor gekozen om de uitgaven die niet direct toerekenbaar zijn aan de in deze begroting opgenomen operationele doelstellingen op te nemen in dit niet-beleidsartikel. Het betreft hier voornamelijk uitgaven van stafdiensten die werkzaamheden verrichten voor de gehele Justitie-organisatie.

Het gehele proces van de interne sturing van de Justitie-organisatie is mede afhankelijk van de kwaliteit van de stafdiensten. Concreet betekent dit dat, abstract geformuleerd, de kwaliteit van de interne sturing, het (financieel) beheer, de bedrijfvoering en de voorlichting afhankelijk zijn van de stafdiensten die onder dit niet-beleidsartikel vallen.

Budgettaire gevolgen van het beleid

Naast de stafdiensten vallen onder dit beleidsartikel ook enkele uitgaven die verantwoord worden op de begroting van het ministerie van Justitie doch die niet neerslaan op de Justitie-organisatie. Concreet kan hierbij worden gedacht aan uitgaven voor tolken die werkzaamheden verrichten voor andere departementen.

bedragen x € 1 000

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

Operationele doelstelling 7.1.1

uitgaven

– programma-uitgaven waarvan subsidies – apparaatsuitgaven

 

118 711

149 275

141 096

130 946

133 640

135 702

135 277

6 569

16 448

16 248

7 545

7 575

7 520

 

6 569

16 448

16 248

7 545

7 575

7 520

 

112 142

132 827

124 848

123 401

126 065

128 181

 

ontvangsten

15 630

16 711

2 661

2 661

2 661

2 661

2 661

verplichtingen

138 522

152 344

138 964

127 886

127 406

129 831

129 406

Niet-beleidsartikel 7.2 Nominaal en onvoorzien

+ Loonbijstelling + Prijsbijstelling + Onvoorzien

Onder dit artikel wordt de loonbijstelling verwerkt in het kader van algemene salarismaatregelen, de incidentele loonbijstelling en de overige loon- en prijsbijstellingen.

Voorts worden onder dit artikel bedragen opgenomen voortvloeiend uit artikel 5, lid 6 van de Comptabiliteitswet, waar de mogelijkheid is geopend om onvoorziene uitgaven in de begroting op te nemen.

 

Budgettaire gevolgen van het beleid

         

bedragen x € 1 000

 

2000

2001

2002

2003

2004

2005 2006

Operationele doelstelling 7.2.1

           

uitgaven

0

0

0

0

0

0 0

ontvangsten

0

0

0

0

0

0 0

verplichtingen

0

0

0

0

0

0 0

Niet-beleidsartikel 7.3 Geheime uitgaven

Geheime uitgaven

De grondslag voor het in de begroting opnemen van geheime uitgaven staat in artikel 5, lid 6 van de Comptabiliteitswet.

 

Budgettaire gevolgen van

het beleid

         

bedragen x

€ 1 000

   

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Operationele doelstelling 7.3.1

1 644

1 595 49

0

1 655

1 962

1 903 59

0

1 964

1 954

1 895 58

0

1 954

1 954

1 895 58

0

1 954

1 954

1 895 59

0

1 954

1 954

1 895 59

0

1 954

1 954

0 1 954

uitgaven

– programma-uitgaven

 

bijdragen

– apparaatsuitgaven

   

ontvangsten

   

verplichtingen

HOOFDSTUK 5 BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Algemeen

In de begroting en verantwoording wordt in de bedrijfsvoeringsparagraaf ingegaan op de sturing en beheersing van de bedrijfsvoering binnen het ministerie van Justitie. De focus in deze paragraaf ligt op bijzonderheden; in de verantwoording 2002 zal uitgebreider op de bedrijfvoering worden ingegaan.

De bedrijfsvoeringsparagraaf heeft betrekking op het ministerie als organisatie, dus inclusief de drie baten-lastendiensten (Dienst Justitiële Inrichtingen, Immigratie en Naturalisatiedienst en het Centraal Justitieel Incassobureau) die onder de verantwoordelijkheid van de minister van Justitie vallen.

Stichting Studiedienst Rechtspleging

De Stichting Studiedienst Rechtspleging (SSR) is het opleidings- en scholingsinstituut voor de rechterlijke organisatie. De stichtingsvorm wordt met ingang van 1 januari 2002 opgeheven. De activiteiten van de SSR gaan over naar een dienst die onder verantwoordelijkheid van de Raad voor de Rechtspraak en het Parket Generaal valt. De bestuursstructuur is hiervoor aangepast.

In afwachting van de omvorming van de gehele rijksoverheid in een baten-lastendienst wordt momenteel onderzocht of het tot die tijd een tijdelijke baten- en lastendienst kan worden. Dit zou mogelijk moeten zijn omdat de SSR al ver gevorderd is met de productdefiniëring en kostprijsberekening.

Inkoop

In 2001 zijn verbeteracties uitgevoerd om de (Europese) inkoop bij Justitie te verbeteren. Ter ondersteuning daarvan is het Handboek Inkoop uit 1994 grondig herzien en geactualiseerd aan de huidige stand van zaken. Het financiële systeem (Jurist 2002) dat met ingang van 2002 in een vernieuwde versie wordt ingevoerd, bevat functionaliteiten voor de inkoop, waaronder een contractenregister. Dit moet een doelmatige en rechtmatige uitvoering van de (Europese) inkoop borgen. Zo kan met het contractenregister een effectiever contractbeheer worden uitgevoerd waarbij uitgaven en verplichtingen aan de contracten kunnen worden gerelateerd. Op basis van een voorstudie en een vervolgonderzoek (inclusief een pilot) dat eind 2001 heeft plaatsgevonden, wordt tevens gekeken naar de mogelijkheden van het invoeren van E-procurement oplossingen (elektronisch wijze van bestellen). Begin 2002 zal hierover een besluit worden genomen.

In het verlengde van het Actieplan Professioneel Inkopen en Aanbesteden (TK 26 966, nr. 1) zal begin 2002 worden gestart met een coördinerende eenheid inkoop. Taak van deze eenheid is het zorgdragen voor de coördinatie van de gezamenlijke Europese aanbestedingen binnen Justitie dan wel de coördinatie met het oog op de interdepartementale aanbestedingen, alsmede het ontwikkelen van kaderstelling op het gebied van het inkopen en aanbesteden. Verder zal het eind 1999 opgerichte platform Europees Aanbesteden in dit verband in 2002 verder worden uitgebouwd tot een kenniscentrum dat de aanbestedende diensten van Justitie zal adviseren over de toepassing van de Europese aanbestedingsvoorschriften en een professionele inkoop zal bevorderen door onder andere het organiseren van seminars.

Raad voor de Rechtspraak

Met ingang van 1 januari 2002 wordt de Raad voor de Rechtspraak verantwoordelijk voor het ondersteunen van de gerechten bij de bedrijfsvoering en het houden van toezicht op de gerechten. Daarnaast is de Raad belast met de voorbereiding van de begroting voor de Raad en de gerechten gezamenlijk, evenals het toekennen van bijdragen ten laste van de rijksbegroting aan de gerechten en het houden van toezicht op de uitvoering van de begroting door de gerechten. Voorts kan de Raad activiteiten op het gebied van uniforme rechtstoepassing initiëren en heeft zij een adviserende taak bij wetgeving op het terrein van de rechtspleging. De Raad krijgt voorts een taak ten aanzien van landelijke activiteiten op het gebied van werving, selectie, aanstelling, benoeming en opleiding van personeel bij de gerechten (artikel 2.6.2.1, eerste lid onderdeel f wetsvoorstel Raad voor de Rechtspraak). De nieuwe verhouding minister – Raad voor de Rechtspraak komt mede tot uitdrukking in het gegeven dat het begrotingsvoorstel van de Raad moet worden ingediend bij de minister, evenals een meerjarenraming (artikel 2.6.3.2 derde lid wetsvoorstel Raad voor de Rechtspraak). Tevens heeft de minister de mogelijkheid om nadere regels te stellen met betrekking tot de voorbereiding en de inrichting van het begrotingsvoorstel van de Raad en de meerjarenraming (artikel 2.6.3.2 vierde lid wetsvoorstel Raad voor de Rechtspraak). Ook heeft de minister toezichthoudende taken inzake de bedrijfsvoering van de Raad voor de Rechtspraak (zie artikelen 2.6.4.1. tot en met 2.6.4.3 wetsvoorstel Raad voor de Rechtspraak). De wijze waarop dit wettelijk kader in de praktijk wordt ingevuld is in ontwikkeling.

HOOFDSTUK 6 DE BATEN-LASTEN DIENSTEN

TOELICHTING BIJ DE BATEN-LASTENDIENSTEN

01 IMMIGRATIE- EN NATURALISATIEDIENST (IND)

De Immigratie- en Naturalisatiedienst onderzoekt, beoordeelt en beslist welke vreemdelingen in aanmerking komen voor toelating en verblijf in Nederland; zij behandelt visumaanvragen en verzoeken tot naturalisatie. In samenwerking met politie en Koninklijke Marechaussee zorgt de Immigratie- en Naturalisatiedienst voor de juiste uitvoering van en het toezicht op de grensbewaking, de controle op legaal verblijf van vreemdelingen en het uitzetten van illegalen.

De grondslag van het wetsartikel

De grondslag van het artikel vormt de Vreemdelingenwet 2000 en voor het behandelen van verzoeken om naturalisatie de Rijkswet op het Nederlanderschap. Basis voor de ontvangsten in verband met het wijzigen en verlengen van visa is de Wet van 9 mei 1890 tot nadere regeling van de heffing en bestemming van de kanselarijleges (Stb. 80) en het legesbesluit visa laatstelijk gewijzigd op 1 september 1990.

Aanbod, productie en voorraad in 2002

Voor 2002 wordt rekening gehouden met het instandhouden van een capaciteit van 60 000 nieuwe asielverzoeken, 59 500 reguliere verzoeken om toelating, 29 000 visaverstrekkingen en 35 000 naturalisatieverzoeken. De begroting 2002 is gebaseerd op het verwerken van deze nieuwe aanvragen, de daaruit voortvloeiende beroepsprocedures en het wegwerken van een deel van de voorraad bezwaar gebaseerd op de vorige Vreemdelingenwet.

Buffercapaciteit

Vanaf 2001 is de behandelcapaciteit van de Immigratie- en Naturalisatiedienst afgestemd op 60 000 asielzoekers. Zolang de instroom hieronder blijft is er buffercapaciteit aanwezig.

Besturingsrelatie en kwaliteitsborging

De Immigratie- en Naturalisatiedienst is als baten-lastendienst een intern verzelfstandigde dienst van het ministerie van Justitie. De aansturing – vanuit het kerndepartement – vindt plaats op basis van onder andere managementafspraken. Verantwoording over de bereikte resultaten en over de inzet van middelen vindt achteraf plaats door middel van periodieke rapportages en besprekingen. Deze rapportages zijn er op gericht inzicht te geven in de kritische succesfactoren met betrekking tot het beleidsterrein van de IND. De periodiek te verstrekken informatie bevat onder meer de ontwikkeling van de instroom, de productie en de voorraad alsmede de beschikbare middelen.

De interne planning en control van de IND wordt op hoofdlijnen centraal, middels managementcontracten, gestuurd.

Binnen de IND vindt momenteel een heroverweging plaats van de tot op heden gehanteerde kostprijssystematiek. De oorzaak hiervan is gelegen in de implementatie van de nieuwe Vreemdelingenwet 2000 en de activitei- ten rondom de introductie van VBTB. In 2002 zal een begin worden gemaakt met de uitvoering van deze systematiek.

Meerjarige begroting van baten en lasten

 
 

Realisatie Verm. Uitk. 2000 2001

Begroting 2002

Meerjarenraming

(bedragen x 1000)

2003

2004

2005

2006

Baten

             

opbrengst moederdepartement

279 309

289 262

290 398

289 681

289 868

289 916

289 916

opbrengst derden

7 781

12 915

26 755

26 755

26 755

26 755

26 755

naturalisatie

3 070

2 723

5445

5445

5445

5445

5445

leges

3 011

9 348

20 465

20 465

20 465

20 465

20 465

overig

1 699

844

844

844

844

844

844

rentebaten

418

           

exploitatiebijdrage

6 581

           

Totaal baten

294 088

302176

317 152

316 436

316 623

316 671

316 671

Lasten

             

personele kosten

135 328

141 485

140 799

140 734

140 735

140 735

140 735

materiele kosten

128 912

143 816

151 735

151 084

151 270

151 318

151 318

subsidies

5 810

5 899

5 899

5 899

5 899

5 899

5 899

afschrijvingskosten

12 413

16 336

16 336

16 336

16 336

16 336

16 336

rentelasten

1 617

1 702

1 702

1 702

1 702

1 702

1 702

buitengewone lasten

2 265

681

681

681

681

681

681

Totaal lasten

286 345

309 919

317 152

316 436

316 623

316 671

316 671

Saldo van baten en lasten

7 742

  • 7 742

0

0

0

0

0

Baten

Opbrengsten departement

De post opbrengsten departement betreft de bijdrage van het kerndepartement aan de IND om het gedifferentieerd aanbod van asielnaturalisatie- en reguliere verzoeken om toelating alsmede visa-verstrekkingen te behandelen.

Opbrengsten derden

De opbrengsten derden bestaan uit de opbrengsten uit naturalisatie, leges voor toelating regulier en overige opbrengsten.

De opbrengsten uit naturalisatie en leges voor toelating regulier zijn met ingang van 2001 oplopend taakstellend verhoogd. Een voorstel tot wijziging van de hoogte van de bijdragen is in voorbereiding.

Bij de overige opbrengsten gaat het vooral om personeelsgebonden inhoudingen. Deze ontvangsten hebben een directe relatie met de uitgaven.

Rente

Over een positief saldo op de rekening-courant met het ministerie van Financiën wordt een rentevergoeding gegeven. Vanaf 2002 wordt geen rentebaten verwacht. Het positieve saldo op de rekening courant neemt in 2002 af als gevolg van een betaling van 17,0 miljoen aan BTW-compensatie.

Lasten

Personele kosten

De afname van de personele lasten in 2002 wordt vooral veroorzaakt door de omzetting van tijdelijk naar vaste contracten en het wegvallen van eenmalige kosten in verband met de implementatie van de Vreemdelingenwet 2000.

Materiële kosten

Deze post bevat alle reguliere exploitatiekosten van de IND. Deze hebben onder meer betrekking op de automatisering, huisvesting, de personeelsgebonden materiële kosten en de programmakosten ter uitvoering van de nieuwe Vreemdelingenwet 2000. Daarnaast zijn eveneens de kosten opgenomen voor de exploitatie van de 4 aanmeldcentra t.w. Zevenaar, Rijsbergen, Schiphol en Ter Apel en de introductie van de behandel-kantoren.

Met als doel inzicht te geven in de nadere verdeling en ontwikkelingen van de realisatie en raming van de personele - en de materiële kosten alsmede de aantallen fte’s, wordt verwezen naar het overzicht «personele -en materiële kengetallen naar categorie».

Subsidies

Deze post bevat onder meer de bijdrage in het kader van de Terugkeerregeling IOM van 5,2 miljoen.

Afschrijvingen

Inventarisatie van de vaste activa heeft geresulteerd in deze reeks van afschrijvingen voor 2001 en volgende jaren. De afschrijvingen vinden stelselmatig plaats, op lineaire basis en op basis van de geschatte levensduur rekeninghoudend met een eventuele restwaarde.

Rente

In de plaats van een bestemmingsreserve (bedoeld voor het doen van (vervangings)investeringen) is de leenfaciliteit gecreëerd, waaruit de eventueel benodigde middelen ten behoeve van (vervangingsinvesteringen van het ministerie van Financiën kunnen worden geleend. De in dit kader te betalen rente wordt zichtbaar op de staat van baten en lasten en is verdisconteerd in de kostprijs. De opgenomen reeks betreft de te betalen rente uit hoofde van het beroep op de leenfaciliteit.

Buitengewone lasten

De post buitengewone lasten heeft betrekking op lasten die, in tegenstelling tot gewone lasten, voortvloeien uit handelingen en gebeurtenissen die in principe van incidentele aard zijn en die niet direct betrekking hebben op de reguliere activiteiten van het agentschap (bijv. restwaarde van een activum bij afstoting). Er worden de komende jaren in beperkte mate buitengewone lasten voorzien.

Kasstroomoverzicht

(bedragen x € 1000)

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Rekening courant RHB 1 januari

Totaal operationele kasstroom

-/- totaal investeringen

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

Totaal investeringskasstroom

-/- eenmalige uitkering aan moederdepartement +/+ eenmalige storting door moederdepartement -/- aflossingen op leningen +/+ beroep op leenfaciliteit Totaal financieringskasstroom

Rekening courant RHB 31 december

 

38 311

33 619

25 284

29 745

29 669

29 895

28 080

20 975

8 594

16 336

16 336

16 336

16 336

16 336

20 980

  • 9 591
  • 18 151
  • 19058
  • 16 416
  • 9 591
  • 12 713

2 651

           

18 330

  • 9 591
  • 18 151
  • 19058
  • 16 416
  • 9 591
  • 12 713

-7 337

  • 7 337
  • 11 875
  • 16 413
  • 16 109
 
  • 18 151
   

18 151

19058

16 416

9 591

12 713

-7 337

  • 7 337

6 276

2 645

307

  • 8 560
  • 5 439

33 619

25 284

29 745

29 669

29 895

28 080

26 265

Per 1 januari 2000 is een belangrijk deel van het eigen vermogen omgezet in een langlopende lening. Het betreft een bedrag van 32,4 miljoen. Dit bedrag komt overeen met de boekwaarde van de vaste activa op 31 december 1999. De lening is aangegaan met het ministerie van Financiën en wordt in 5 jaren afgelost. Daarnaast wordt voorzien, dat de investeringen in de komende jaren zullen worden gefinancierd door middel van een beroep op de leenfaciliteit. De investeringskasstroom wordt bepaald door de geraamde (vervangings) investeringen. De daling/fluctuatie tot 2004 wordt verklaard door het nog incidentele karakter van de uitgaven voor eerste inrichting bij capaciteitsuitbreidingen en herhuisvesting als gevolg van de introductie van behandelkantoren. Vanaf 2005 wordt een minder grote fluctuatie per jaar geprognosticeerd. De opgenomen reeks heeft vooral betrekking op de vervanging van automatiseringsapparatuur aangevuld met investeringen voor gebouwelijke voorzieningen, meubilair en overige kapitaalgoederen.

Overzicht personele- en materiële kengetallen naar categorie

Ambtelijk personeel

-   ultimo bezetting (in aantal fte)*

  • gemiddelde loonsom (x€ 1,-)
  • begrotingsbeslag
  • aantal niet actief (in aantal fte)*
  • begrotingsbeslag

Overig personeel

-   niet-regulier

  • uitzendkrachten
  • opleiding en vorming

Post-actief personeel

- begrotingsbeslag

 

Realisatie V

erm. Uitk. 2001

     

Meerjarenraming

2000

2002

2003

2004

2005

2006

2 965

3 471

3 521

3 521

3 521

3 521

3 521

40 901

37 044

37 068

37 050

37 050

37 050

37 050

121 396

128 581

130 518

130 452

130 454

130 454

130 454

pm

pm

pm

pm

pm

pm

pm

1 207

1 180

1 180

1 180

1 180

1 180

1 180

240

342

318

318

318

318

318

7 884

6 807

4 538

4 538

4 538

4 538

4 538

3 810

3 841

3 511

3 511

3 511

3 511

3 511

792

735

735

735

735

735            735

Sub-totaal personele kosten

135 328 141485 140 799 140 734 140 735 140 735 140 735

Materieel

programmakosten:

– tolken

– procesvertegenwoordiging

– verwijderingen

– proceskosten

– operationele kosten opvang aanmeldcentra

apparaatskosten:

– huisvesting

– automatisering

– overige exploitatie

17 044 7 735 7 234 4 385 6 112

29 321 20 237 36 843

20 220

19 478

7 578 3 971

8 849

29 496

20 284 40 382

19 762 21 555

7 714 4 311

8 849

31 765

20 420 41 845

17 017 21 555

7 714 4 311

8 849

31 765 20 420 42 333

17 017 21 555

7 714 4 311

8 849

31 765 20 420 41 976

17 017       17 017

21 555       21 555

7 714         7 714 4 311         4 311

8 849         8 849

31 765 20 420 43 615

31 765 20 420 44 065

Sub-totaal materiële kosten

128 912 150 258 156 220 153 963 153 606 155 245 155 695

 

Subsidies

Afschrijvingskosten Rentelasten Buitengewone lasten

5 810 12 413

1  617

2  265

5 899

11 006

1 271

5 899

12 649

1 585

5 899

14 123

1 717

5 899

14 651

1 732

5 899

13 487

1 304

5 899

13 309

1 032

Sub-totaal overige

22 105

18 176

20 133

21 739

22 282

20 690

20 240

Totaal

286 345

309 919

317 152

316 436

316 623

316 671

316 671

Bovenstaand overzicht geeft een nadere specificatie van de – in het overzicht meerjarige begroting van baten en lasten. De stijging van de materiele kosten wordt onder meer verklaard door de kosten van implementatie Vreemdelingenwet 2000, de kosten in verband met het ama-beleid, het gewijzigde doorstroompercentage regulier en de kosten van DNA-onderzoek bij gezinshereniging.

Volume- en prijsindicatoren per activiteit

realisatie 2000

verm. uitkomsten 2001

ontwerp-begroting 2002

prijs (x 1,-)

bedrag volume (x 1 mln.)

prijs                              bedrag           prijs                              bedrag

(x€1,-) volume (x 1 mln.) (x€1,-)           volume (x 1 mln.)

 

asiel (totaal)

   

156,7

   

183,4

   

204,7

– aanmeldcentra

737

39 224

28,9

848

41 700

35,3

897

37 550

33,7

– gehoor

815

47 279

38,6

938

48 000

45,0

992

42 500

42,2

– beslissing

683

58 011

39,7

786

41 700

32,8

831

37 550

31,2

– herziening en bezwaar

918

23 354

21,4

1055

34 000

35,9

1117

31 000

34,6

– beroep

679

8 619

5,9

781

17 280

13,5

826

32000

26,4

– voorlopige voorziening

637

10 489

6,7

733

13 920

10,2

775

3 600

2,8

– hoger beroep

   

15,7

669

8 000

5,4

703

24 000

16,9

– voorlopige voorz. hoger

                 

beroep

     

669

8 000

5,4

703

24 000

16,9

– overige kosten regulier

                 

(totaal)

   

62,3

   

70,1

   

74,1

– eerste aanleg

412

68 855

28,4

473

59 500

28,2

501

59 500

29,8

– bezwaar

804

21 618

17,4

925

28 000

25,9

978

28 000

27,4

– beroep

1048

6 687

7,0

1206

7 200

8,7

1276

7 200

9,2

– voorlopige voorziening

841

9 692

8,2

967

7 600

7,4

1024

7 600

7,8

– overige kosten

   

1,5

           

visa

91

25 243

2,3

104

29 000

3,0

110

29 000

3,2

naturalisatie

165

36 449

6,0

190

35 000

6,7

201

35 000

7,0

terugkeer

295

49 094

14,5

340

53 000

18,0

359

53 000

19,1

conservatoire maatregelen

623

8 565

5,4

717

9 500

6,8

758

9 500

7,2

overig

   

39,1

   

22,0

   

1,9

286,3

309,9

317,1

De basis voor de productprijzen 2002 wordt gevormd door de prijzen zoals opgenomen in de begroting 2000 die gebaseerd waren op de nacalculato-rische prijs 1998, gecorrigeerd met het inflatiepercentage. In afwachting van de nieuwe kostprijsmethodiek blijft deze systematiek voorlopig gehandhaafd.

Vanaf 2001 is rekening gehouden met de invoering van de Vreemdelingenwet 2000 en de afwerking van de voorraad bezwaar uit de oude Vreemdelingenwet.

De kosten voor o.a. subsidies alsmede een aantal overige activiteiten zijn met ingang van 2002 integraal in de berekening van de productprijzen opgenomen. Tot en met 2001 zijn deze opgenomen onder de post «overig». Hierdoor stijgen de productprijzen in 2002. De kosten voor het ama-beleid en DNA-tests zijn integraal bij de betreffende activiteit opgenomen.

De kostprijs en verwachte aantallen bij «hoger beroep» en «voorlopige voorzieningen hoger beroep» betreft een aanname. Na 1 april 2001 wordt empirisch onderzocht hoe groot de werkelijke inzet van middelen op deze producten is, die ingevoerd zijn bij de inwerkingtreding van de Vreemdelingenwet 2000.

Volume- en prijsindicatoren leges en naturalisatiedienst

realisatie 2000

verm. uitkomsten 2001

ontwerp-begroting 2002

prijs

(x€ 1,-) volume bedrag              prijs

(x€ 1 mln.) (x€ 1,-)

volume bedrag           prijs

(x€ 1 mln.) (x€ 1,-)

bedrag

(x€ 1

volume         mln.)

 

leges aanvragen om toelating

46

64 706

3,0

46

62000

2,9

133

154 000

20,5

naturalisatie

76

31 732

3,0

76

30 000

2,3

182

30 000

5,4

diversen

   

1,7

   

0,9

   

0,9

tekort

         

6,9

     

7,8

12,9

26,8

In bovenstaande tabel is de taakstelling op de opbrengsten uit naturalisatie en leges voor toelating regulier vanaf 2001 op hoofdlijnen inzichtelijk gemaakt.

Vermogensontwikkeling

 

(bedrag x € 1 mln.)

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Eigen Vermogen per 1-1

saldo van baten en lasten directe mutaties in het eigen vermogen uitkering aan kerndepartement storting door kerndepartement overige mutaties

44 932

7 742

-32 344 - 10 122

10 208

  • 7 742

2466

0

2466

0

2466

0

2466

0

2466

0

Eigen Vermogen per 31-12

10 208

2466

2466

2466

2466

2466

2466

Per 1 januari 2000 heeft een conversie eigen vermogen naar een initiële lening plaatsgevonden. Hierdoor is de bestemmingsreserve volledig afgeroomd en zijn de algemene reserves verlaagd naar 2,5 miljoen. Het positieve resultaat over 2000 is opgenomen onder saldo exploitatie boekjaar.

02 DIENST JUSTITIËLE INRICHTINGEN (DJI)

De Dienst Justitiële Inrichtingen levert een bijdrage aan de veiligheid van de samenleving door tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen en door de aan onze zorg toevertrouwde personen de kans te bieden een maatschappelijk bestaan op te bouwen. Met het voldoen aan deze opdracht draagt de DJI bij aan de veiligheid van de samenleving.

In begrotingstechnische zin worden onderscheiden:

+ penitentiare inrichtingen, inclusief de vreemdelingenbewaring en strafrechtelijke opvang verslaafden; + de justitiële jeugdinrichtingen; + de justitiële TBS-inrichtingen; + de Landelijke diensten; + het hoofdkantoor DJI.

Globaal de helft van de justitiële jeugd- en TBS-capaciteit bestaat uit plaatsen in particuliere inrichtingen. Financiering van deze inrichtingen geschiedt door middel van (volledige) subsidiëring.

De DJI is ondergebracht in beleidsartikel 5.1 Tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties en 6.3 Toezicht en terugkeer vreemdelingen. Binnen deze artikelen zijn de operationele doelstellingen betreffende de DJI geformuleerd onder 5.1.2. t/m 5.1.4 en 6.3.2.

De grondslag van het wetsartikel

De wettelijke grondslag voor de verplichtingen vloeit in het bijzonder voort uit het Wetboek van Strafrecht, de Penitentiaire beginselenwet, de Wet op de jeugdhulpverlening en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen die op 1 september 2001 in werking is getreden en de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, alsmede het Burgerlijk Wetboek (3e afdeling van titel 14 van boek I) en de – per 1 april 2001 in werking getreden – Vreemdelingenwet (artt. 6 en 59) en de bij voornoemde wetten behorende nadere regelgeving.

De kosten van de verpleging van ter beschikking gestelden komen ten laste van de Justitiebegroting op grond van artikel 37e van het Wetboek van Strafrecht. Dit is deels nader uitgewerkt in artikel 79 van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden.

De formele grondslag voor de subsidiëring van de particuliere justitiële jeugdinrichtingen is te vinden in artikel 65 van de Wet op de jeugdhulpverlening en artikel 77 ff van het Wetboek van Strafrecht. In het Subsidiebesluit Justitiële jeugdinrichtingen is deze subsidiëring nader uitgewerkt, met inachtneming van het bepaalde in de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht.

Besturingsrelatie en kwaliteitsborging

De DJI is als agentschap een intern verzelfstandigde dienst van het ministerie van Justitie. Aansturing – vanuit het kerndepartement – vindt plaats op basis van managementafspraken. Verantwoording over de bereikte resultaten en over de inzet van middelen vindt achteraf en gestructureerd plaats door middel van periodieke rapportages en besprekingen. Deze rapportages zijn er op gericht inzicht te geven in de door de DJI behaalde resultaten op het niveau van prestatie-indicatoren of kengetallen op de resultaatgebieden van het INK (Instituut Nederlandse Kwaliteit) o.a. betreffende de ontwikkeling van de beschikbare capaciteit en de desbetreffende bestemming, de bezettingsgraad, het aantal ontvluchtingen vanuit gesloten inrichtingen, het aantal onttrekkingen aan detentie of behandeling anders dan door vlucht, en vanzelfsprekend de ontwikkeling van de kostprijs per productdifferentiatie, c.q. per productgroep.

De interne planning en control van de DJI is een instrument waarmee de besturing van de DJI-inrichtingen en -diensten wordt ondersteund. Deze sturing vindt plaats met inachtneming van gegeven mandaten aan de decentrale manager, waarbij het hoofdkantoor DJI (centraal) stuurt op hoofdlijnen. Op basis van de ingediende jaarplannen worden de beoogde resultaten en de personele en financiële kaders waarbinnen deze resultaten moeten worden behaald in de vorm van jaarafspraken definitief vastgesteld. De interne planning en controlcyclus 2002 zal in belangrijke mate in het kader van «outputsturing» worden gebracht door niet langer te werken met een toets op «procesinformatie» inzake bedrijfsvoering en producten.

Verantwoording en decharge wordt verleend aan de hand van de jaarverslaglegging van de betrokken inrichtingen en diensten en de op basis hiervan gevoerde besprekingen.

Over 2000 verkreeg het Agentschap DJI net als de voorgaande jaren (1997 t/m 1999) een goedkeurende accountantsverklaring.

Het zichtbaar maken van kosten en de toerekening van deze kosten aan producten kan bijdragen aan het doelmatiger aanwenden van middelen. Via het volgen van de kostenontwikkeling per productdifferentiatie in de tijd of het afzetten van die ontwikkeling tegen de kostenontwikkeling bij onderling vergelijkbare inrichtingen, wordt het bedrijfsproces transparanter.

De DJI zal de komende jaren een verdere doelmatigheid bevorderen via de reeds in gang gezette ontwikkelingen zoals de clustering binnen het Gevangeniswezen, schaalvergroting van de justitiële jeugdinrichtingen en interne verzelfstandiging van de landelijke diensten. Deze laatste ontwikkeling zou er toe moeten leiden dat de overhead benodigd om het primaire product tot stand te brengen (nog) doelmatiger wordt. Overigens vormen genoemde ontwikkelingen reeds een onderdeel van de Master-plan maatregelen.

Meerjarige begroting van baten en lasten bedragen x € 1 000

Realisatie Vermoed. Ontwerp Uitkomst Begroting

 

Omschrijving

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Baten

             

– opbrengst departement

991 488

1 155 730

1 152 704

1 159 942

1 160 043

1 153 257

1 153 239

– opbrengsten derden

154 357

147 789

145 758

142 247

142 302

142 302

142 135

– rente

1 870

454

         

– buitengewone baten

-

           

Totaal baten

1 147 716

1 303 973

1 298 462

1 302 189

1 302 346

1 295 560

1 295 375

Lasten

             

– personeel

586 844

667 424

660 644

655 340

644 982

645 674

649 147

– materieel

506 041

594 144

593 711

606 802

616 523

609 045

605 388

+ huisvesting

169 706

223 747

230 151

233 091

242 828

248 014

250 941

+ overig

165 007

189 686

159 487

157 385

152 249

146 979

146 951

+ subsidies

171 327

180 711

204 072

216 326

221 447

214 052

207 496

– rente

4 604

6 466

6 807

7 147

7 260

7 260

7 260

– afschrijvingen

27 711

29 949

31 311

32 899

33 580

33 580

33 580

+ materieel

27 711

29 949

31 311

32 899

33 580

33 580

33 580

– buitengewone lasten

193

           

– dotatie aan voorzieningen

13 204

5 990

5 990

       

Totaal lasten

1 138 597

1 303 973

1 298 462

1 302 189

1 302 346

1 295 560

1 295 375

Saldo baten en lasten

9 119

000000

Toelichting

De fluctuaties in de meerjarige raming van de lasten worden veroorzaakt door meerdere factoren. De voornaamste zijn:

  • de uitvoering van de maatregelen betreffende het Regeerakkoord 1998-2002 (de taakstelling van 52 mln. en de capaciteitsuitbreidingen van 77 mln.).
  • de aanpassing van de sanctiecapaciteit uit hoofde van de behoefteprognoses 2001.

Relatie tussen de kosten en de opbrengsten

De kosten voor grondstoffen, arbeidsuren e.d., welke worden aangewend ten behoeve van de arbeid in de Rijksinrichtingen, worden doorberekend aan de opdrachtgevers. De desbetreffende opbrengsten worden begroot op het onderdeel «Opbrengsten arbeid».

De verpleegkosten van TBS-gestelden en overige ten laste van Justitie komende verpleegden kunnen voor een belangrijk gedeelte uit hoofde van de Algemene wet bijzondere ziektekosten worden gedeclareerd bij het AFBZ (algemene fonds bijzondere ziektekosten). De desbetreffende opbrengsten worden begroot op het artikelonderdeel «Opbrengsten AWBZ». De «Diverse opbrengsten» betreffen voornamelijk de kantineopbrengsten, personeelsgebonden inhoudingen zoals bijdrage ouderschapsverlof en kinderopvang, alsmede afrekeningen van (subsidie-)-

voorschotten aan particuliere inrichtingen. In het algemeen kan gesteld worden dat deze opbrengsten een directe relatie hebben met de kosten.

Baten

Opbrengst departement

De post opbrengst departement betreft de exploitatiebijdrage van het kerndepartement Justitie aan het agentschap DJI. Uitvoering van de kerntaak van DJI betekent het tegen kostprijzen leveren van een gedifferentieerd aanbod van detentie-, behandel- en opvangplaatsen. In de jaarafspraken tussen kerndepartement en DJI worden onder meer afspraken gemaakt over de omvang en kwaliteit van de door DJI te leveren producten, tegen welke kostprijzen en daarmee ook over de bijdrage van het kerndepartement.

Opbrengsten derden

De opbrengsten derden bestaan uit arbeidsopbrengsten, opbrengsten AWBZ en diverse opbrengsten. De verdeling is als volgt:

(bedragen x € 1000)

Realisatie          Verm. Ontwerp

Uitkomst Begroting

 

Omschrijving

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Opbrengsten arbeid Opbrengsten AWBZ Diverse opbrengsten

19 330

111 533

23 494

18 535

113 099

16 155

18 451

117 747

9 560

17 723

114 963

9 560

17 633

115 110

9 560

17 633

115 110

9 560

17 633

114 943

9 560

Totaal ontvangsten

154 357

147 789

145 758

142 247

142 302

142 302

142 135

Opbrengsten arbeid

Het betreft hier de opbrengsten uit de (als regime-activiteit) verrichte arbeid, zoals die in de Rijksinrichtingen plaatsvindt. Aan externe opdrachtgevers wordt geleverd tegen marktprijzen. De daling in de raming houdt verband met de afname van de penitentiaire capaciteit.

OpbrengstenAWBZ

Bij het AFBZ worden voor een belangrijk gedeelte de verpleegkosten gedeclareerd van daarvoor in aanmerking komende TBS-gestelden en overige ten laste van Justitie komende verpleegden. De desbetreffende TBS-uitgaven zijn begrepen in de raming van de DJI. De te declareren kosten bij het AFBZ (= opbrengsten) zijn geraamd op ca. 80% van de te verwachten verpleegkosten voor TBS-gestelden en overige ten laste van Justitie komende verpleegden. De fluctuatie in de raming wordt veroorzaakt door de kostenontwikkeling in de sector TBS.

Diverse opbrengsten

De diverse opbrengsten hebben betrekking op verschillende exploitatiebaten en op verrekeningen in verband met te veel verstrekte voorschotten aan gesubsidieerde inrichtingen in voorgaande jaren. De meerjarenraming is in 2001 incidenteel hoger. Dit wordt vooral veroorzaakt door een incidentele ontvangst, zijnde de gemeentelijke bijdrage van circa 7,0 miljoen (25% van de investeringskosten voor de SOV-plaatsen), welke eerder in 2000 zou worden ontvangen.

De hogere opbrengsten in 2000 vloeien voornamelijk voort uit - ten behoeve van justitiële ketenpartners -verrichte werkzaamheden en de bijdragen van de VN inzake de bewaring van personen in het kader van het VN-tribunaal.

Rente

Over een positief saldo op de rekening-courant met het ministerie van Financiën wordt een rentevergoeding gegeven ter hoogte van de het tarief van de call-euribor, verminderd met een afslag van 1%. De DJI zal zoveel mogelijk gebruik maken van de mogelijkheid om tijdelijk overtollige liquide middelen op deposito bij het ministerie van Financien te plaatsen. De depositorente wordt vastgesteld op basis van de euribor waarop een afslag van 0,25% wordt toegepast.

Buitengewone baten

De post buitengewone baten heeft betrekking op baten die, in tegenstelling tot gewone baten voortvloeien uit handelingen en gebeurtenissen die in principe van incidentele aard zijn en die niet direct betrekking hebben op de reguliere activiteiten van het agentschap (bijv. opbrengst boven de boekwaarde) van de verkoop van materiële vaste activa). Er worden de komende jaren geen buitengewone baten voorzien.

Lasten

Personele kosten

De fluctuaties van de personele lasten worden in belangrijke mate veroorzaakt door de toe-/afname van het personeelsbestand als gevolg van capaciteitsaanpassingen, het tijdelijke karakter van enkele noodmaatregelen en de doorwerking van de loonbijstellingen.

Materiële kosten

Onder deze post zijn alle reguliere exploitatiekosten van het agentschap begrepen. De fluctuaties van de kosten houden mede verband met de onder de personele kosten genoemde factoren.

De opgenomen reeks voor huisvesting heeft betrekking op de aan de

Rijksgebouwendienst te betalen kosten van huur en de kosten van serviceovereenkomsten.

De stijging op dit onderdeel wordt vooral veroorzaakt door:

  • • 
    investeringen in verband met lopende capaciteitsuitbreidingen;
  • • 
    investeringen oude gebouwenproblematiek (met ingang van 2003 16,0 mln. extra beschikbaar);
  • • 
    functionele verbeteringen aan de bestaande gebouwenvoorraad.

De bekostiging van de particuliere justitiële jeugd- en TBS-inrichtingen is opgenomen onder de reeks subsidies. De stijging van de lasten zoals opgenomen in de meerjarenraming wordt verklaard doordat een deel van de capaciteitsuitbreidingen in de TBS- en JJI-sector in particuliere inrichtingen wordt gerealiseerd. De piek in 2004 ontstaat door het ultimo dat jaar afstoten van de noodcapaciteit in de JJI-sector.

Rente

Als gevolg van de gewijzigde regelgeving is het niet meer mogelijk om een bestemmingsreserve (bedoeld voor het doen van (vervangingsinvesteringen) te vormen. Hiervoor geldt de leenfaciliteit, waaruit de benodigde middelen ten behoeve van de (vervangings)investeringen van het ministerie van Financiën kunnen worden geleend. De in dit kader te betalen rente wordt zichtbaar op de staat van baten en lasten en is verdisconteerd in de kostprijs. Uitgegaan is van een gemiddelde rente van 5% over de gemiddelde stand van de leningen per jaar.

Afschrijvingen

De afschrijvingsreeks is gebaseerd op de actuele omvang van de vaste activa, rekening houdend met vervangings- en uitbreidingsinvesteringen volgend uit de capaciteitsuitbreidingen. De afschrijvingen vinden stelselmatig plaats, op lineaire basis en voorgeschreven termijnen per activagroep en op basis van de aanname dat de restwaarde (afgezien van uitzonderingen) nul is. De gehanteerde afschrijvingspercentages gaan in beginsel van de volgende gemiddelde levensduren uit:

  • • 
    installaties en materieel                                                                  5-10 jaar
  • • 
    automatisering en kantoormachines                                               4-5 jaar
  • • 
    inventaris                                                                                            5-8 jaar
  • • 
    vervoermiddelen                                                                                    5 jaar
  • • 
    levende have, wapens en toebehoren                                           5-10 jaar
  • • 
    overige machines en installaties                                                          5 jaar

Buitengewone lasten

De post buitengewone lasten heeft betrekking op lasten die, in tegenstelling tot gewone lasten, voortvloeien uit handelingen en gebeurtenissen die in principe van incidentele aard zijn en die niet direct betrekking hebben op de reguliere activiteiten van het agentschap (bijv. restwaarde van een activum bij de buiten gebruikstelling daarvan).

Dotatie aan voorzieningen

Voor de jaren 2001 en 2002 is rekening gehouden met een bedrag van ca. 6 miljoen op jaarbasis voor het treffen van een voorziening ter financiering van een meerjarig investeringsprogramma. Dit programma betreft de renovatie, vervanging van particuliere jeugdinrichtingen. De structurele doorverwerking wordt betrokken bij de begrotingsvoorbereiding 2003 e.v

Naar verwachting zal de DJI in 2002 conform voorliggende jaren voorzieningen kennen voor reorganisatie, functioneel leeftijdsontslag en groot onderhoud. Het bedrag van de dotatie en/of onttrekking aan deze voorzieningen wordt tijdens het uitvoeringsjaar bepaald.

Kasstroomoverzicht

 

(bedragen x1000)

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Rekening courant RHB 1 januari

121 384

117 539

50 016

40 978

38 922

37 028

45 552

Totaal operationele kasstroom

90 353

  • 55 937

22 871

31 084

32 672

33 580

33 580

-/- totale investeringen

+ totaal boekwaarde desinvesteringen

  • 58 194 790
  • 40 840
  • 41748
  • 42 655
  • 40 840
  • 40 840
  • 40 840

Totaal investeringskasstroom

  • 57 403
  • 40 840
  • 41748
  • 42 655
  • 40 840
  • 40 840
  • 40 840

-/- eenmalige uitkering aan departement + eenmalige uitkering door departement -/- aflossing op leningen + beroep op leenfaciliteit

  • 113 523
  • 15 345 92 074
  • 8 040
  • 15 345 52 639
  • 24 194 34 034

29 056 38 571

-34 566 40 840

  • 25 055 40 840
  • 30 889 40 840

Totaal financieringskasstroom

-36 795

29 253

9 839

9 515

6 274

15 785

9 951

Rekening courant RHB 31 december

117 539

50 016

40 978

38 922

37 028

45 552

48 243

Toelichting op het overzicht

Op basis van de financiële verantwoording over 2000 is overeengekomen dat de in de balans per ultimo 2000 opgenomen vooruitontvangen bijdrage ten behoeve van investeringen in vaste activa in 2001 zal worden omgezet in een lening van het ministerie van Financiën. Met de omzetting is een bedrag gemoeid van ca. 52,6 mln. De afroming van dit bedrag is begrepen in het totaal van de operationele kasstroom. Voor de te betalen rente op de lening van ca. 52,6 mln. is de DJI gecompenseerd middels een verhoging van de bijdrage van het moederdepartement.

Het geraamde bedrag van de investeringskasstroom wijkt t/m 2003 af van het voorziene beroep op de leenfaciliteit. Dit betekent dat gedurende deze jaren een deel van de investeringen met eigen middelen worden gefinancierd. Omdat de DJI het noodzakelijk acht dat de - aan de exploitatie reserve gekoppelde - liquiditeit in zekere mate in evenwicht blijft, worden de overige investeringen gefinancierd door middel van een beroep op de leenfaciliteit.

Overzicht meerjarige vermogenontwikkeling

 

(bedragen x1000)

2000 2001 2002 2003 2004 2005

2006

Eigen vermogen per 1/1

169 829 65 425 57 385 57 385 57 385 57 385

57 385

Saldo baten en lasten

9 119 0 0 0 0 0

 

Mutaties eigen vermogen:

   

– uitkering aan departement

-113 523 -8 040 0

 

– storting door departement

   

– overige mutaties

   

Eigen vermogen per 31/12

65 425

57 385

57 385

57 385

57 385

57 385 57 385

Kengetallen per beleidsterrein

Capaciteiten per beleidsterrein

Als belangrijkste indicator voor zowel de rijks- als de particuliere inrichtingen geldt de capaciteitseenheid (cel, plaats, bed) ten behoeve van gedetineerden, pupillen en TBS-gestelden.

Prijzen

Bij de DJI zijn voorcalculatorische dagprijzen per type plaats berekend. Het betreft hier een integrale kostprijs waarin – met uitzondering van de prijzen voor penitentiaire programma’s en arrestanten op politiebureaus – rekening is gehouden met zowel een opslag voor de toerekening van kosten voor de Landelijke diensten (opleidingen, vervoer, systeembeheer, geestelijke en geneeskundige verzorging, etc.) en het Hoofdkantoor DJI, als de toerekening van enkele centraal beheerde kosten. De in de onderstaande tabellen opgenomen tarieven zijn samengesteld uit circa 60 tarieven die binnen de DJI voor even zoveel producten worden gehanteerd. In de prijzen is rekening gehouden met inrichtingsspecifieke bovennormatieve toevoegingen en toeslagen, nog toe te delen sectorale loon- en prijsbijstellingen en overige incidentele posten. Deze kostenposten komen ook in de realisatiecijfers op productniveau tot uitdrukking. Bedoelde posten, uitgedrukt in een afhankelijk van het beleidsterrein berekende opslag per productdifferentiatie, maken deel uit van de in de begroting gepresenteerde voorcalculatorische kostprijs. In de eindafrekening over het begrotingsjaar worden de voorcalculatorische en gerealiseerde kostprijzen met elkaar vergeleken en worden verschillen geanalyseerd en toegelicht.

Toelichting op de (gemiddelde) dagprijzen

Ter toelichting op de fluctuaties van de – in onderstaande tabellen – opgenomen (gemiddelde) dagprijzen geldt dat incidentele effecten optreden als gevolg van de toerekening van voorwervingsen aanloopkosten betreffende de voorgenomen capaciteitsuitbreidingen. Voorts geldt dat de (gemiddelde) dagprijzen stijgen als gevolg van de toegenomen huisvestingskosten (zie toelichting onderdeel «lasten» post «materiële kosten») en de wijziging van de omvang productdifferentiaties. Als gevolg van de uitkomsten van de capaciteitsprognoses heeft een verschuiving plaatsgevonden van een relatief goedkope vorm van regime naar een duurdere vorm. Tenslotte stijgen de (gemiddelde) dagprijzen als gevolg van de doorwerking van loon- en prijsbijstellingen.

Overzicht gemiddelde capaciteit en prijs – sector Gevangeniswezen

Overzicht reguliere en vreemdelingen capaciteit

Realisatie Vermoed. Ontwerp Uitkomst Begroting

Omschrijving

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

 

Stand ontwerpbegroting 2000*

– bijstelling op grond van behoefteprognoses

– uitvoeringsverschillen

– nog te treffen maatregelen**

12 773 - 104

12 672 - 106

12 681 157

12 737 3

  • 17

12 737 - 183

  • 98

12 737 - 220

  • 66

12 737 - 283

Stand ontwerpbegroting 2002

12 669

12 566

12 838

12 723

12 456

12 451

12 454

Gem. prijs per cap.eenheid/per dag (x 1,-)

158,66

171,29

173,50

184,79

186,27

186,55

186,73

Totaal kader p x q (x 1 mln.)

733,7

785,8

813,0

858,1

846,9

847,8

848,8

  • stand excl. VN-cellen en arrestanten op politiebureau’s

** De maatregelen houden verband met de afstemming van de capaciteitsontwikkeling op het beschikbaar financieel kader.

Overzicht overige capaciteit

 
 

Realisatie

Vermoed. uitkomst

Ontwerp Begroting

       

Omschrijving

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Arrestanten op politiebureau’s*** VN-cellen

65 46

287 48

50 48

50 48

50 48

50 48

50 48

Stand ontwerpbegroting 2002

111

335

98

98

98

98

98

Dagprijs arrestanten (x€ 1,-)

Dagprijs VN-cellen per plaats/per dag x 1,-

80,09 191,67

80,09 220,64

80,09 222,75

80,09 228,04

80,09 229,18

80,09 229,23

80,09 229,31

Totaal kader p x q (x 1 mln.)

5,1

12,3

5,4

5,4

5,4

5,4

5,4

*** regulier en vreemdelingen

Overzicht penitentiaire programma’s en elektronisch toezicht (PP/ET’s)

 
 

Realisatie

Vermoed. Uitkomst

Ontwerp Begroting

       

Omschrijving

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Stand ontwerpbegroting 2001

– bijstelling op grond van behoefteprognoses

– verlenging PP 0,5 tot 1 jaar

– ET ipv korte vrijheidsstraf

– ET bij piekaanbod gedetineerden

473

  • 195

-8

  • 50
  • 38

610

  • 187
  • 26
  • 150
  • 55

780 - 179

  • 44 -300
  • 55

780

  • 171
  • 42

780

  • 163
  • 40

780

  • 155

-38

780

  • 155
  • 38

Stand ontwerpbegroting 2002 ultimo

182

192

202

567

577

587

587

Stand ontwerpbegroting 2002 gemiddeld

184

187

197

460

572

582

587

Verdeeld naar:

             

PP ET

184

187

197

207 253

217 355

227 355

232 355

 

Dagprijs PP (x€ 1,-)

62,62

62,62

62,62

62,62

62,62

62,62

62,62

Dagprijs ET (x€ 1,-)

     

19,76

19,76

19,76

19,76

Totaal kader p x q (x € 1 mln.)

4,2

4,3

4,5

6,5

7,5

7,8

7,9

Overzicht gemiddelde capaciteit en prijs – sector Jeugd

 

Rijks justitiële jeugdinrichtingen

Realisatie

Verm. Uitkomst

Ontw. Begroting

       
 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Stand ontwerpbegroting 2001

769

908

1 122

1 172

1 172

1 172

1 172

bijst. o.g.v. behoefteprognoses c.q. uitvoeringsverschillen nog te treffen maatregelen*

13

61

13 10

60 58

  • 4 39

Stand ontwerpbegroting 2002

756

969

1 131

1 175

1 174

1 129

1 172

aantallen:

Opvang plaatsen

Behandel-gesloten plaatsen

Behandel-open plaatsen

FOBA (V)IC

Nog te treffen maatregelen*

426

172

118

40

593

217

119

40

643

322

126

40

636 376 133 40 -10

645 405 142 40 -58

bedragen (x€ 1,-): Opvang plaatsen Behandel-gesloten plaatsen Behandel-open plaatsen FOBA (V)IC

568 418 142 40 -39

563

418

142

49

 

Totaal

756

969

1 131

1 175

1 174

1 129

1 172

Scholing- en trainingsprogramma’s/proefverlof**

 

20

51

64

74

87

93

278,27

278,21

281,76

293,15

298,37

303,12

302,59

317,35

304,34

307,89

319,28

324,49

329,24

328,72

283,06

292,03

295,58

306,96

312,18

316,93

316,41

452,71

444,33

447,88

459,27

464,48

469,24

468,71

Gemiddelde dagprijs

297,39

292,62

296,61

308,60

313,94

319,84

320,53

Totaal kader p x q (x 1 mln.)

82,0

103,5

122,4

132,4

134,6

131,8

137,1

  • De maatregelen houden verband met de afstemming van de capaciteitsontwikkeling op het beschikbaar financieel kader.

** Deze plaats-equivalenten worden in de uitvoering verdeeld over de Rijks- en particuliere sector en tellen niet mee in de p x q-berekening.

9

Part. Justitiële jeugdinrichtingen

Realisatie          Verm.          Ontw.

Uitkomst Begroting

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

 

Stand ontwerpbegroting 2001

1 032

1 048

1 123

1 159

1 159

1 159

1 159

– bijst. o.g.v. behoefteprognoses c.q. verschillen

uitvoerings-

  • 18

5

51

190

285

245

197

Stand ontwerpbegroting 2002

1 014

1 053

1 174

1 349

1 444

1 404

1 356

Aantallen:

261

269

428

56

271

284

440

58

319 274 467 114

388 337 485 139

419 409 482 134

407 441 425 131

 

Opvang plaatsen Behandel-gesloten plaatsen

 

371 442

Behandel-open plaatsen

420

Inkoopplaatsen*

123

Capaciteit incl. inkoopplaatsen

1 014

1 053

1 174

1 349

1 444

1 404

1 356

Capaciteit excl. Inkoopplaatsen

958

995

1 060

1 210

1 310

1 273

1 233

Bedragen (x€ 1,-):

 

214,04 234,79 221,46

218,81 239,57 226,23

228,46 249,22 235,88

227,79 248,54 235,21

224,30 245,06 231,72

 

Opvang plaatsen

231,59

Behandel-gesloten plaatsen

252,35

Behandel-open plaatsen

239,01

Gemiddelde dagprijs

210,79

223,25

227,44

237,22

237,00

233,97

241,56

Totaal kader p x q (x 1 mln.)

73,7

81,1

88,0

104,8

113,3

108,7

108,7

  • De inkoopplaatsen tellen niet mee in de PxQ-berekening

De gemiddelde dagprijzen van de particuliere jeugdinrichtingen zijn exclusief de onderwijskosten. Deze worden verantwoord bij het ministerie van OC&W. Voorts zijn de normprijzen exclusief de huisvestingslasten van de in het verleden a fonds perdu gefinancierde gebouwen. De toepassing van de CAO Jeugdhulpverlening leidt in vergelijking met de CAO Rijk tot lagere personeelslasten.

Overzicht gemiddelde capaciteit en prijs – sector TBS

 

Rijks TBS-inrichtingen

Realisatie

Verm. Uitkomst

Ontw. Begroting

       
 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Stand ontwerpbegroting 2001

489

492

519

526

526

526

526

– bijst. o.g.v. behoefteprognoses c.q. uitvoerings-

             

verschillen

1

3

  • 19
  • 20
  • 21
  • 25
  • 27

– overheveling naar VWS

     

-8

-8

-8

-8

– nog te treffen maatregelen*

     

-7

-40

-27

 

Stand ontwerpbegroting 2002

490

495

500

491

457

466

491

Aantallen gespecificeerd

             

Long stay basis

 

82

82

82

82

82

82

Long stay intensief

 

-

-

-

-

-

-

Resocialisatie

 

67

72

72

72

72

72

Behandeling

 

314

314

312

311

307

305

Pieter Baan Centrum

32

32

32

32

32

32

32

Meijers Instituut

64

           

Basis-gesloten plaatsen

352

           

Open plaatsen

42

           

Nog te treffen maatregelen*

     

-7

-40

-27

 

Totaal

490

495

500

491

457

466

491

Bedragen (x€ 1,-)

             

Long stay basis

 

351,98

351,60

352,83

349,03

350,06

350,14

Resocialisatie

 

409,42

409,03

410,27

406,47

407,49

407,58

Behandeling

 

477,72

477,34

478,57

474,77

475,80

475,88

Pieter Baan Centrum

710,81

692,06

691,68

692,91

689,12

690,14

690,22

Meijers Instituut

486,76

           

Basis-gesloten plaatsen

411,97

           

Open plaatsen

292,91

           

Gemiddelde dagprijs

430,82

461,50

460,60

461,76

457,93

458,82

458,84

Totaal kader p x q (x 1 mln.)

77,1

83,4

84,0

82,8

76,4

78,1

82,2

  • De maatregelen houden verband met de afstemming van de capaciteitsontwikkeling op het beschikbaar financieel kader.
 

Particuliere TBS-inrichtingen

Realisatie

Verm. Uitkomst

Ontw. Begroting

       
 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Stand ontwerpbegroting 2001

588

613

583

583

583

583

583

– bijst. o.g.v. behoefteprognoses c.q. uitvoeringsverschillen Stand ontwerpbegroting 2002

  • 32 556
  • 53 560

54 637

60 643

60 643

54 637

54 637

Aantallen gespecificeerd: Long stay basis Long stay intensief Resocialisatie Behandeling Basis-gesloten plaatsen Open plaatsen

488 68

50

102 408

77

125 435

79

126 438

79

126 438

79

126 432

79

126 432

Totaal

556

560

637

643

643

637

637

Bedragen (x€ 1,-) Long stay basis Resocialisatie Behandeling

 

305,15 364,88 435,89

285,09 344,81 415,83

271,94 331,66 402,68

274,16 333,88 404,89

274,86 334,58 405,60

274,93 334,65 405,67

Gemiddelde dagprijs

346,45

411,28

386,09

372,70

374,91

375,34

375,41

Totaal kader p x q (x 1 mln.)

70,3

84,1

89,8

87,5

88,0

87,3

87,3

In de gemiddelde dagprijzen van de Rijks TBS-inrichtingen wordt rekening gehouden met een norm voor de gemiddelde huisvestingslasten per capaciteitseenheid van 51,-. De particuliere TBS-inrichtingen zijn daarentegen deels a fonds perdu gefinancierd en deels via leningen. Alleen kapitaallasten uit de leningen maken voor wat betreft de huisvestingscomponent onderdeel uit van de dagprijs. De verschillen tussen Rijks en particuliere dagprijzen in de TBS-sector worden voornamelijk hierdoor verklaard.

Overzicht contractplaatsen TBS in GGZ-inrichtingen

Realisatie Vermoed. Ontwerp Uitkomst Begroting

Omschrijving

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

 

GGZ – intramuraal Ramingsbijstelling: – Uitbreiding via VWS/GGZ-intramuraal*

199

199

199

186 8

186 8

186 8

186 8

Sub-totaal; intramuraal GGZ-beschermd wonen, extramuraal

199 40

199

199

194

194

194

194

Stand ontwerpbegroting 2002

239

199

199

194

194

194

194

  • nog over te hevelen

Opbouw baten en lasten volgensPxQ-benadering

Vermenigvuldiging van de dagprijs (inclusief toe te rekenen overhaed) («P») en de gemiddelde capaciteit («Q») per product(categorie) levert voor de DJI in vergelijking met de meerjarenraming baten en lasten, het volgende beeld op:

Overzicht opbouw baten en lasten volgens P x Q-benadering

 

(bedragen x 1000,-)

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Totaal inrichtingen en diensten

– Gevangeniswezen

– Rijks jeugdinrichtingen

– Particuliere jeugdinrichtingen

– Inkoopplaatsen jeugdinrichtingen

– Rijks TBS-inrichtingen

– Particuliere TBS-inrichtingen

750 722 80 976 73 707 3 440 77 094 70 309

802 291

103 493

81 076

4 430

83 382

84 067

822 845

122 447

87 998

8 364

84 059

89 768

870 168

132 350

104 767

8 364

82 755

87 470

859 882

134 529

113 320

8 364

76 385

87 991

861 035

131 800

108 713

8 364

78 041

87 267

862 135

137 116

108 713

7 565

82 230

87 285

Sub-totaal volgens p x q

1 056 248

1 158 739

1 215 481

1 285 874

1 280 470

1 275 220

1 285 043

Nog te verwerken/niet toe te rekenen

82 349

145 234

82 981

16 315

21 875

20 339

10 332

Totaal lasten

1 138 597

1 303 973

1 298 462

1 302 189

1 302 346

1 295 560

1 295 375

In bovenstaande tabel is per organisatie-eenheid de uitkomst volgens de PxQ-systematiek gepresenteerd. De per organisatie-eenheid gepresenteerde reeks loopt min of meer parallel aan de groei van de capaciteit. Voor het Gevangeniswezen geldt dat de reeks is samengesteld uit de reguliere capaciteit zoals verwoord onder beleidsartikel 5.1.2. alsmede het deel dat betrekking heeft op vreemdelingenbewaring (beleidsartikel 6.3.2.). Onder de reeks nog te verwerken/niet toe te rekenen zijn de middelen opgenomen die resteren nadat zoveel mogelijk posten met een structureel karakter als opslag meegenomen zijn in de voorcalculatorische dagprijzen. De relatief hoge posten in 2001 en 2002 hangen nauw samen met toeslagen voor bovennormatieve toevoegingen als gevolg van inrichtingsspecifieke situaties en overige incidentele posten.

De toerekening van de DJI-brede overheadposten vindt plaats op basis van de omvang van de capaciteiten per onderscheiden sector, waarbij rekening wordt gehouden met een bepaalde wegingsfactorvoor de capaciteit van de rijks en particuliere inrichtingen. Per de begroting 2002 vindt in het kader van de VBTB-indeling de toerekening van de opslag plaats naar rato van het primaire begrotingsbeslag per sector. Als gevolg hiervan treden verschillen op tussen de – in de agentschapsbegroting 2002opgenomen secorale uitkomsten en de uitkomsten opgenomen onder de operationele doelstellingen volgens de VBTB artikelen 5.1.2, 5.1.3, 5.1.4 en 6.3.2.

Garanties

(bedragen x€ 1000,-)

 
 

2000

2001

2002

2003

2004 e.v.

Garantieplafond

         

uitstaand risico per 1-1

44 610

44 247

43 858

43 440

43 003

Vervallen of te vervallen garanties

-363

-389

  • 418
  • 437
  • 435

Verleende of te verlenen garanties

0

0

0

0

0

uitstaand risico per 31-12

44 247

43 858

43 440

43 003

42 568

Het betreft hier de bankgarantie voor hypothecaire leningen aan particuliere jeugdinrichtingen. Het feitelijke risico bestaat uit de openstaande saldi van de hypothecaire leningen. Voor 2002 en verder zijn geen nieuwe bankgaranties voorzien.

03 CENTRAAL JUSTITIEEL INCASSO BUREAU (CJIB)

Algemeen

Het CJIB maakt onderdeel uit van het ministerie van Justitie en wordt langs twee lijnen aangestuurd. De door de minister van Justitie benoemde Raad van Toezicht, waarin onder andere het Openbaar Ministerie en de Dienst Wetgeving, Rechtshandhaving en Rechtspleging (WRR) zijn vertegenwoordigd, toetst het (innings)beleid van het CJIB en de uitvoering daarvan. Aldus wordt gewaarborgd dat de inning in de pas loopt met het executiebeleid van het Openbaar Ministerie. Het ministerie van Justitie voorziet het CJIB van de benodigde middelen en houdt daarnaast toezicht op een binnen de gestelde kaders doelmatige aanwending van die middelen.

Aan het hoofd van het CJIB staat een algemeen directeur die eindverantwoordelijk is voor zowel het gevoerde inningsbeleid als voor het beheer. De inhoudelijke en beheersmatige sturing komen samen in de zogenaamde planning en controlcyclus. Op basis van een gefiatteerd jaarplan en begroting worden – na beoordeling en goedkeuring door het ministerie van Justitie – op basis van outputfinanciering middelen aan het CJIB beschikbaar gesteld. Voor het plegen van investeringen wordt, conform de rijksbrede regelgeving voor baten-lasten-diensten, een beroep gedaan op de Leenfaciliteit bij het ministerie van Financiën. Het verantwoordingsproces loopt langs dezelfde structuur.

Het CJIB is ondergebracht in beleidsartikel5.2: Sanctietoepassing – Boeten en Transacties. Binnen dit beleidsartikel is de volgende beleidsdoelstellinggeformuleerd: «Inning van opgelegde of toegepaste financiële sancties, geldboetes en geaccepteerde transacties naar aanleiding van een wetsovertreding».

Hiertoe is de volgende operationele doelstellingvoor het CJIB opgesteld: «Een adequate uitvoering van de inning».

Sturing

Sturing van het CJIB geschiedt onder andere op basis van een prestatiebegroting waarin kengetallen een vooraanstaande rol spelen. Deze kengetallen geven inzicht in de instroom van zaken, de interne verwerking daarvan, de daaraan verbonden kosten en de uitstroom van zaken. Het gaat hierbij om de onderstaande bedrijfsprocessen:

+   Sancties opgelegd op grond van de Wet Administratiefrechtelijke

Handhaving Verkeersvoorschriften (WAHV);

+   Geldboetes, opgelegd door de strafrechter;

+   Transacties ter voorkoming van verdere strafvervolging;

+   Ontnemingsmaatregelen (Plukze);

+   Schadevergoedingsmaatregelen (Terwee);

+   Coördinatie van Vrijheidsstraffen.

Ten behoeve van een transparante sturing, zowel door het departement (extern) als binnen het CJIB (intern), wordt gebruik gemaakt van de van de Balanced Scorecard (BSC). Met de BSC is het mogelijk om de strategie van het CJIB te vertalen in concrete meetbare doelstellingen. Bij de bepaling van deze doelstellingen worden de kritieke succesfactoren van het CJIB sterk in het oog gehouden. Het CJIB heeft de BSC opgenomen in haar planning & control-cyclus.

Productiedoelstellingen

Het CJIB staat voor een effectieve, efficiënte en rechtmatige inning en executie van opgelegde of toegepaste financiële sancties, geldboetes en geaccepteerde transacties naar aanleiding van een wetsovertreding. Hiervoor zijn onderstaande doelstellingen geformuleerd.

Voor 2002 gaat het om de onderstaande productie-aantallen. Hierbij wordt het volgende opgemerkt:

+ Het CJIB heeft in de executieketen geen directe invloed op de instroom van het aantal zaken; + De vermelde aantallen vormen de basis voor de financiering van het

CJIB. Het CJIB wordt sinds 1 januari 2000 gefinancierd op basis van output (P*Q).

WAHV-sancties (aantallen)

1999 (realisatie) 2000 (realisatie)

2001

2002

 

de beginvoorraad

2 103 489

2 588 221

2 762 058

2 762 058

de instroom van nieuwe zaken

6 368 005

7 794 025

8 932 304

8 932 928

de uitstroom van afgedane zaken

5 793 273

7 620 188

8 932 304

8 932 928

de eindvoorraad

2 588 221

2 762 058

2 762 058

2 762 058

In bovenstaande productiecijfers is nog nietmeegenomen de extra instroom als gevolg van de Klimaatnota (voor 2001: 300 000 WAHV-sancties en vanaf 2002 naar verwachting 500 000 WAHV-sancties jaarlijks (bron: BVOM)) en van de regioplannen, welke per 1 september 2001 van start zullen gaan, alsmede gebiedsgebonden projecten die worden «opgewaardeerd» tot regioplannen.

Boeten (aantallen)

1999 (realisatie) 2000 (realisatie)

2001

2002

 

De beginvoorraad

197 568

191 294

196 317

196 317

De instroom van nieuwe zaken

117 840

128 591

122 334

122 334

De uitstroom van afgedane zaken

124 114

123 568

122 334

122 334

De eindvoorraad

191 294

196 317

196 317

196 317

Transacties (aantallen)

1999 (realisatie)

2000 (realisatie)

2001

2002

De beginvoorraad

9 168

6 352

42 991

42 991

De instroom van nieuwe zaken

39 208

415 558

569 623

555 508

De uitstroom van afgedane zaken

42 024

378 919

569 623

555 508

De eindvoorraad

6 352

42 991

42 991

42 991

Vrijheidsstraffen (aantallen)

1999 (realisatie)

2000 (realisatie)

2001

2002

De beginvoorraad

19 201

19 042

18 196

18 196

De instroom van nieuwe zaken

18 516

17 065

18 000

18 000

De uitstroom van afgedane zaken

18 675

17 911

18 000

18 000

De eindvoorraad

19 042

18 196

181.96

18 196

Schadevergoedingsmaatregelen (aantallen)

1999 (realisatie) 2000 (realisatie)

2001

2002

 

De beginvoorraad

6 378

9 196

11 656

14 856

De instroom van nieuwe zaken

6 335

7 322

7 500

7 500

De uitstroom van afgedane zaken

3 517

4 862

4 300

4 300

De eindvoorraad

9 196

11 656

14 856

18 056

productie is 50% instroom + 50% uitstroom; begroting derhalve: 5900 zaken.

 

Ontnemingsmaatregelen (aantallen)

1999 (realisatie)

2000 (realisatie)

2001

2002

De beginvoorraad De instroom van nieuwe zaken De uitstroom van afgedane zaken De eindvoorraad

1 572 853 342

2 083

2 083 823 525

2 381

2 381 980 500

2 861

2 861 980 500

3 341

productie is 50% instroom + 50% uitstroom; begroting derhalve: 740 zaken.

Kwaliteitsdoelstellingen

Onderstaand overzicht bevat de doelstellingen omtrent kwaliteit voor de diverse producten:

WAHV-sancties

2000 (realisatie)

2001

2002

2003

2004

2005

% afgedane zaken binnen 1 jaar

% geïnde zaken binnen 1 jaar

% gegronde klachten bij Nationale Ombudsman

95,9%              95%              95%              95%              95%           95%

95,1%              94%              94%              94%              94%           94%

< 0,005% < 0,005% < 0,005% < 0,005% < 0,005% < 0,005%

 
 

Boeten

2000 (realisatie)

2001

2002

2003

2004

2005

% afgedane OH-zaken binnen 1 jaar

% gegronde verzetten tegen dwangbevel

63,6% 35,1%

65% < 35%

65%

< 35%

65% < 35%

65% < 35%

65% < 35%

Transacties

2000 (realisatie)

2001

2002

2003

2004

2005

% afgedane zaken binnen 1 jaar

% geïnde zaken, aangeboden door OM/politie

61,3%

100% 70%

100%

70%

100% 70%

100% 70%

100% 70%

 

Vrijheidsstraffen

2000 (realisatie)

2001

2002

2003

2004

2005

% heenzendingen

0,6%

< 1%

< 1%

< 1%

< 1%

< 1%

 

Schadevergoedingsmaatregelen

2000 (realisatie)

2001

2002

2003

2004

2005

% uitstroom zaken t.o.v. instroom

66,4%

58%

58%

58%

58%

58%

 

Ontnemingsmaatregelen

2000 (realisatie)

2001

2002

2003

2004

2005

% uitstroom zaken t.o.v. instroom

63,8%

43,5%

43,5%

43,5%

43,5%

43,5%

(in € 1,-)

Kostprijs per produkt

Gelet op de sturingsrelatie met het departement heeft het CJIB voor al haar producten kostprijzen ontwikkeld.

2000

2001

2002-2004

 

WAHV-sancties

3,80

3,88

3,88

Boetevonnissen

35,98

36,90

37,22

Transacties

4,81

4,74

4,76

Vrijheidsstraffen

41,87

41,29

41,73

Schadevergoedingsmaatregelen

162,60

160,84

161,23

Ontnemingsmaatregelen

379,03

385,11

387,43

Bovenstaande kostprijzen zijn bepaald volgens de door het ministerie van Justitie geaccordeerde methodiek. De kosten worden hierbij zoveel mogelijk rechtstreeks aan de producten toegerekend. Kosten die niet direct aan de producten kunnen worden toegerekend worden op basis van een opslag aan de producten toegerekend. Het betreft hier een integrale kostprijs.

Bijdragen loonontwikkeling (incidentele loonontwikkeling, CAOwijzigingen) en prijsbijstellingen (inflatie, marktfactoren, etc.) zijn niet in de kostprijs opgenomen. Deze bedragen worden door het ministerie van Justitie afzonderlijk gefinancierd.

Vanaf 2000 wordt het CJIB op basis van output (P *Q) gefinancierd voor de producten WAHV-sancties, boetevonnissen en Transacties. Vanaf 2001 geldt deze vorm van financiering ook voor de Schadevergoedingsmaatregelen. Voor de overige producten geldt (nog) een vorm van inputfinanciering.

Voor het product Transacties zal in 2002 een nieuw kostprijsonderzoek worden uitgevoerd. De uitkomsten hiervan zullen bij Voorjaarsnota 2002/Begrotingsvoorbereiding 2003 worden betrokken.

In de kostprijzen is nog niet meegenomen de structrele bijdrage van 3,6 miljoen die het CJIB ontvangt ten behoeve van de doorontwikkeling van VIP en versterking van de executie.

In de Staat van Baten en Lasten is de «vertaling» van bovenstaande kostprijzen en productiedoelstellingen op de exploitatie inzichtelijk gemaakt.

Meerjarige begroting van baten en lasten

 
 

realisatie

verm.uitk.

begroting

       

(bedragen x € 1000)

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Baten

             

opbrengst moederdepartement

40 085

50 300

51 139

49 056

44 957

44 975

44 975

opbrengst derden

133

83

91

91

91

91

91

rentebaten

362

227

227

227

227

227

227

buitengewone baten

22

           

exploitatiebijdrage projecten

2 642

           

Totaal baten

43 244

50 610

51 456

49 374

45 275

45 293

45 293

Lasten

             

apparaatskosten

36 857

40 715

39 375

37 595

33 865

33 939

33 939

personele kosten

15 569

18 781

18 549

18 143

16 505

16 505

16 505

materiele kosten

14 504

12 395

11 803

10 729

9 973

10 048

10 048

bijzonder (deurwaarder)

4 742

7 032

6 515

6 277

5 156

5 156

5 156

bijzonder (ICT)

2 042

2 508

2 508

2 445

2 230

2 230

2 230

rentelasten

176

310

463

350

284

227

227

gebruikersvergoeding

1 980

3 420

3 546

3 481

3 179

3 179

3 179

afschrijvingskosten

1 705

2 987

3 746

3 746

3 746

3 746

3 746

buitengewone lasten

             

fraudeplan

381

276

617

617

617

617

617

projecten

 

633

124

       

VIP

 

2 269

3 585

3 585

3 585

3 585

3 585

Totaal lasten

41 100

50 610

51 456

49 374

45 275

45 293

45 293

Saldo van baten en lasten

2 145

0

0

0

0

0

0

Lasten 2002

Apparaatskosten

Zoals uit de begroting van baten en lasten kan worden opgemerkt stijgen de apparaatskosten van het CJIB wederom. De stijging doet zich het sterkst voor vanaf 2000 naar 2001. Deze wordt voornamelijk veroorzaakt door een toename van het aantal te verwerken zaken(zie kengetallen). In de staat van baten en lasten zijn nog niet de gevolgen van de invoering van de Klimaatnota en de nieuwe regioplannen verwerkt, waardoor de apparaatskosten verder zullen stijgen. De daling van de apparaatskosten vanaf 2004 houdt verband met feit dat het CJIB tot 2003 voor de regioplannen financiering toegezegd heeft gekregen. De kosten van de regioplannen vanaf 2004 zijn derhalve nog niet in de begroting verwerkt.

Rente

Dit betreft de te betalen rente als gevolg van het beroep op de Leen-faciliteit ten behoeve van investeringen in vaste activa.

Gebruikersvergoeding

De opgenomen kosten betreffen de aan de RGD te betalen gebruikersvergoeding voor de huur van de tijdelijke huisvesting. Vanaf 2002 betreft de gebruikersvergoeding de huur van de nieuwbouw.

Afschrijvingen materieel

De afschrijvingsbedragen zijn bepaald volgens een consistente gedragslijn (zelfde termijnen als voorgaande jaren). De afschrijvingstermijnen sluiten aan op de richtlijnen welke zijn vastgelegd in het Handboek Financiële Informatie en Administratie Rijksoverheid. Het CJIB maakt gebruik van de onderstaande termijnen:

–    grote computerconfiguraties                                                              5jaar;

–    overige hardware                                                                                 3jaar;

–    standaard software                                                                              3jaar;

–    inventarissen                                                                                     7,5 jaar;

–    apparatuur                                                                                3resp.5jaar.

–    verbouwingen                                                                                     10jaar.

Buitengewone lasten

Er wordt voor 2002 niet rekening gehouden met buitengewone lasten.

Fraudeplan

In het kader van het Fraudeplan is 0,62 miljoen aan het CJIB ter beschikking gesteld. Het CJIB stelt jaarlijks het Fraudeplan op en stemt het met het ministerie van Justitie af welke intensiveringen op termijn worden opgepakt. Hierbij moet worden gedacht aan fraudebestrijding in de brede zin.

Baten

Opbrengst derden

Voor 2002 verwacht het CJIB een vergoeding van 0,1 miljoen voor de inning van door de gemeente opgelegde naheffingsaanslagen ter zake van gefiscaliseerde parkeerovertredingen, alsmede voro de inning van Bestuurlijke Boetes voor de Keuringsdienst van Waren, De Nederlandsche Bank en de Pensioen- en Verzekeringskamer.

Opbrengst departement

Voor 2002 wordt een bijdrage van 51,1 miljoen van het ministerie van Justitie ontvangen. De bijdrage is op basis van P*Q bepaald:

WAHV-sancties                Boeten Transacties            Vrijheids- Schadever- Ontnemings-          Algemeen/               Totaal straffen goedingsmtr. maatregelen            projecten

P Q P*Q

3,88

8 932 928

34 637 291

37,22

122 334

4 553 551

4,76

555 508

2 644 276

41,73

18 000

751 222

161,23

5 900

951 275

387,43

740

286 701

7 314 483 51 138 799

Het bedrag genoemd onder «Algemeen/projecten» bestaat uit de volgende posten:

 

Fraudeplan

585 376

VIP/versterken executie

3 584 864

VIP

211 915

Euro

123 882

2e lijnsbeheer

862 182 (eenmalig in 2002)

loon- en prijsbijstellingen

1 946 263

Verwijs Index Personen

In het kader van de Nota Criminaliteitsbeheersing (onderdeel informatieverbetering) is het CJIB structureel gecompenseerd voor een bedrag van 3,6 miljoen (in 2001 incidenteel 2,3 miljoen). Dit bedrag is bestemd voor de versterking van de samenhang in de Justitiële keten (met name voor de doorontwikkeling van het VIP en voor het versterken van de executie).

Ten aanzien van de output-financiering is met het ministerie van Justitie overeengekomen dat:

  • • 
    het CJIB loopt geen financieel risico indien minder zaken worden aangeleverd dan met opdrachtgever is afgesproken;
  • • 
    de vaste component van de kostprijs wordt afgerekend op basis van de begrote productie;
  • • 
    de variabele component van de kostprijs wordt afgerekend op basis van de werkelijke productie;
  • • 
    de verhouding vast-variabel is vastgesteld op 50%-50%.

Medio 2001 zal een evaluatie van de output-financiering plaatsvinden.

Rente

Voor het jaar 2002 wordt rekening gehouden met een rente-opbrengst van 0,2 miljoen.

Buitengewone baten

Buitengewone baten zijn voor het boekjaar 2002 niet voorzien.

Kasstroomoverzicht

(bedragen x € 1000)

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Rekening courant RHB 1 januari

Totaal operationele kasstroom

-/- totaal investeringen

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

Totaal investeringskasstroom

-/- eenmalige uitkering aan moederdepartement +/+ eenmalige storting door moederdepartement -/- aflossingen op leningen +/+ beroep op leenfaciliteit Totaal financieringskasstroom

Rekening courant RHB 31 december

 

8 349

10 504

5 605

4 831

4 727

4 623

4 518

4 961

  • 1 324

5 107

5 107

5 107

5 107

5 107

2 940

  • 11 345
  • 14 294
       

2 940

  • 11 345 - 1 154
  • 14 294 -862
       
  • 1 385

1 520

135

10 504

  • 1 968

10 891

8 269

5 605

  • 4 928 14 203 10 692

4 831

5211

3 288

4 727

5 211

3 288

4 623

5 211 - 5 211

3 288 - 3 288

4 518         4 414

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom wordt veroorzaakt door de mutaties die zich in de loop van de jaren voordoen in het werkkapitaal als gevolg van de normale bedrijfsvoering. Onder werkkapitaal wordt verstaan het verschil tussen de vlottende activa en vlottende passiva.

Investeringskasstroom

Het betreffen hier investeringen die worden gepleegd in de vaste activa. De verhoogde investeringen in 2001 en 2002 worden veroorzaakt door het betrekken van de nieuwbouw, de herbouw van de primaire systemen en de systeem aanpassingen die noodzakelijk in het kader van VIP. De overige investeringenhebben betrekking op reguliere investeringen en herinvesteringen. Doordat voor bovenstaande investeringen een langere afschrijvingsperiode geldt bestaat de verwachting dat herinvesteringen van deze zaken na 2006 zullen plaatsvinden. Dit betekent dat dan tevens voor deze zaken weer een beroep op de leenfaciliteit zal worden gedaan.

Financieringskasstroom

Dit betreffen de kasstromen in het kader van het verplichte beroep op de leenfaciliteit van het ministerie van Financiën ten behoeve van investeringen en de aflossingen op de leenfaciliteit.

Overzicht vermogensontwikkeling

 

(bedragen x € 1000)

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Eigen vermogen per 1/1

4 631

4 083

2 930

2 067

2 067

2 067

2 067

saldo van baten en lasten

2 145

0

0

0

0

0

0

directe mutaties in het eigen vermogen uitkering aan moederdepartement exploitatiebijdrage moederdepartement overige mutaties

0

0

  • 2 693
  • 1 154

-862

       

Eigen vermogen per 31/12

4 083

2 930

2 067

2 067

2 067

2 067

2 067

HOOFDSTUK 7 VERDIEPINGSBIJLAGE

In de onderstaande tabel wordt een aansluiting gegeven tussen de stand begroting 2001 en de stand ontwerp-begroting 2002.

Opbouw uitgaven bedragen x1 000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Totaal begroting 2001

Mutaties 1e suppletore begroting

Stand 1e suppletore begroting

Nog niet eerder opgenomen mutaties

Groei Schadefonds geweldsmisdrijven

Openbaar Ministerie

Ama-maatregelen

Aanscherping ama-beleid

Opvang ama’s

BTW-stichtingen

Zittende magistratuur

Vreemdelingenkamers

Rechtsbijstand

Sanctiecapaciteit

IND

Aanmeldcentra

Behandelkantoren

IND-leges

AC-Zevenaar

Opvang reguliere asielzoekers

Vreemdelingenbewaring

Doelmatigheid OM/ZM

XTC-beleid

Tolkenkosten

Harmonisatie jeugdhulpverlening

Implementatie VBTB

Traineeproject BZK

Totaal bovengenoemde mutaties

Totaal overige mutaties

Totaal stand ontwerp-begroting 2002

4 402 760 4 233 557 4 020 501 3 845 390 3 847 012

483 155 499 094 488 939 487 723 420 182

4 885 915 4 732 650 4 509 440 4 333 113 4 267 194

 

862

862

862

862

8 622

10 891

10 891

10 891

4 719

4 719

4 719

4 719

  • 33 126
  • 64 891
  • 102 554

-131 188

49 462

78 504

92 571

105 731

3 630

3 630

3 630

3 630

6 807

6 807

6 807

6 807

7 714

11 345

12 706

12 706

4 538

4 538

4 538

4 538

4 538

9 076

9 076

9 076

2 269

2 269

2 269

2 269

  • 2 723
  • 4 992
  • 4 992
  • 4 992

4 629

-3 086

-3 086

  • 3 086
  • 4 538
  • 4 538
  • 4 538
  • 4 538

1 199 1 308

1 308

1 308

1 308

27 681

5445

10 437

  • 13 160

4 538

6 807

6 807

6 807

  • 4 538
  • 4 538
  • 4 538
  • 4 538

4 084

6 353

6 353

6 353

1 361

     

2 723

4 084

5 899

5 899

1 588

424

424

424

323

     

1 199 96 471

75 018

59 590

20 519

31 107 - 19 517

  • 17 893
  • 17 893
  • 18 709

4 918 222 4 809 605 4 566 565 4 374 810 4 269 003 4 265 849

Opbouw ontvangsten bedragen x1 000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

Totaal begroting 2001

Mutaties 1e suppletore begroting

Stand 1e suppletore begroting

Totaal mutaties sinds 1e suppletore begroting

Totaal stand 2002

 

818 444

806 151

811188

835 919

827 751

 

92 887

33 169

29 357

14 201

22 369

 

911 331

839 321

840 546

850 120

850 120

 

59 589

34

-828

-828

-1 645

 

970 920

839 355

839 718

849 292

848 476

848 476

1: Strategie

Beleidsartikel 1.1: Strategie

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand begroting 2001

(x € 1 000,-)

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

 

Stand ontwerp-begroting 2001

 

10 729

10 609

10 605

10 606

10 606

1e suppletore wet 2001

 

264

86

84

88

88

niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen

           

mutaties

           

interne overhevelingen

           

Loonbijstelling

 

242

240

239

239

239

Eindejaarsmarge SG sector

 

227

       

Verdeling XTC-gelden

   

340

227

227

227

Technische correctie

 

39

       

Onderzoeksbudget WODC

 

771

908

908

908

908

ILO, W&S, opleiding en vorming

   

173

173

173

173

Prijsbijstelling

 

239

235

236

238

238

Stand ontwerp-begroting 2002

11 400

12 510

12 591

12 471

12 478

12 479 12 479

(11103) (11870) (11910) (11791) (11797) (11798) (11798)

Beleidsartikel 1.1: Strategie

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand begroting 2001

(x € 1 000,-)

 
 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Stand ontwerp-begroting 2001

 

161

91

91

91

91

91

1e suppletore wet 2001

 

– 5

0

0

0

0

0

Stand ontwerp-begroting 2002

285

158

91

91

91

91

91

2: Regelgeving

Beleidsartikel 2.1: Wetgeving

niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties

interne overhevelingen

Justitiebrede compensatie

Technische correctie

ILO,W&S, opleiding & vorming

Loonbijstelling

Overhead Directie Wetgeving

 

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand begroting

2001

     

(x € 1 000,-)

2000 2001

 

2002

2003

2004

2005 2006

Stand ontwerp-begroting 2001

7 196

 

6 546

6 530

6 504

6 504

1e suppletore wet 2001

1 232

 

454

454

454

454

 

159

318

318

318

318

 
 

133

         
   

182

182

182

182

 
 

360

429

429

429

429

 
   
  • 52
  • 52
  • 52
  • 52
 

7 201

9 080

7 878

7 862

7 836

7 836

7 836

(8 686)

(9 080)

(7 878)

(7 862)

(7 836)

(7 836)

(7 836)

Stand ontwerp-begroting 2002

Beleidsartikel 2.2: Wetgevingskwaliteitsbeleid

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand begroting 2001

niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties

interne overhevelingen

Justitiebrede compensatie

Technische correctie

ILO, W&S, opleiding & vorming

Loonbijstelling

interdepartementale overboekingen

Gunning basiswettenbest. SDU

(x € 1 000,-)

 
 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Stand ontwerp-begroting 2001

 

3 739

3 166

3 156

3 156

3 156

 

1e suppletore wet 2001

 

641

349

349

349

349

 

272

545

545

545

545

  • 40
       
 

77

77

77

77

108

108

108

108

108

54

54

54

Stand ontwerp-begroting 2002

3 746

(4 520)

4 719

(4 719)

4 244

(4 244)

4 180

(4 180)

4 180

(4 180)

4180         4 480

(4 180) (4 480)

0

3: Preventie en rechtshandhaving

Beleidsartikel 3.1: Criminaliteitspreventie

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand begroting 2001

(x € 1 000,-)

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

 

Stand ontwerp-begroting 2001

25 600

26 115

26 646

26 813

26 949

1e suppletore wet 2001

5 784

735

747

735

805

niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen

         

mutaties

         

interne overhevelingen

         

Justitiebrede compensatie

681

1 361

454

0

0

Prijsbijstelling

94

63

70

91

95

VOG/ BIBOB

1 906

       

Technische correcties

  • 400

0

10

0

10

Informatieverbetering

408

408

408

408

408

ILO, W&S, opleiding & vorming

 

235

235

235

235

Loonbijstelling

967

997

997

997

997

desaldering

         

Aanpassing bibob/insolv/vog

  • 1 895

11

11

11

11

Stand ontwerp-begroting 2002

27 038 33 145

29 925

29 579

29 289

29 510 29 510

(30 354) (33 529) (29 925) (29 579) (29 289) (29 510) (29 510)

Informatieverbetering

Om de kwaliteit van de informatievoorziening in de strafrechtketen te verbeteren, de doorlooptijden van het afdoen van rechtshulpverzoeken en uitleveringsbeschikkingen te verkorten wordt structureel 4 miljoen aan de justitiebegroting toegevoegd. Deze toevoeging is zichtbaar onder de beleidsartikelen 3.1, 3.3, 5.2 en 6.3.

Beleidsartikel 3.2: Slachtofferzorg

 

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand begroting

2001

   

(x € 1 000,-)

2000 2001

2002

2003

2004

2005 2006

Stand ontwerp-begroting 2001

8 457

13 050

13 200

13 203

13 203

1e suppletore wet 2001

3 066

30

29

30

30

niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen

         

mutaties

         

interne overhevelingen

         

ILO, W&S, opleiding & vorming

 

4444

Technische correctie

  • 232
       

Prijsbijstelling 47

29

33

43

45

Loonbijstelling 324

320

325

325

325

beleidsmatige mutatie

         

Schadefonds geweldsmisdrijven –980

862

862

862

862

desalderingen

       

Toevoeging i.v.m. afroming CJIB

590

       

Stand ontwerp-begroting 2002

9 518 11 244

14 295

14 454

14 468

14 470 14 470

(10 217) (11399) (14 295) (14 454) (14 468) (14 470) (14 470)

Schadefonds geweldsmisdrijven (SGM)

Het aantal verzoeken om tegemoetkoming in de schade verstrekt aan slachtoffers van ernstige geweldsmisdrijven, die hun schade niet elders kunnen verhalen, is sterk toegenomen. Om deze autonome groei op te kunnen vangen is ingaande 2002 structureel 0,1 miljoen voor apparaatskosten SGM en 0,7 miljoen voor de uitkeringen toegevoegd aan de Justitiebegroting.

Beleidsartikel 3.3: Rechtshandhaving

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand begroting 2001

(x € 1 000,-)

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

 

Stand ontwerp-begroting 2001

 

385 462

391 611

393 869

400 380

410 354

1e suppletore wet 2001

 

13 494

8 972

10 627

19 362

10 740

niet eerder in een begrotingsstuk

           

opgenomen mutaties

           

interne overhevelingen

           

Justitiebrede compensatie

 

386

771

2 178

1 271

590

Klimaatnota

   

590

  • 1 497
  • 1 361
 

Regioplannen

   

25 911

23 324

20 057

20 057

Technische correctie

 
  • 231
       

XTC-gelden

 

45

3 517

4 992

4 992

4 992

Doelmatigheidstaakstelling OM

   

613

613

613

613

Schadevergoedingsmaatregelen

           

CJIB

 
  • 214
  • 214
  • 214
  • 214
  • 214

Kantonrechtsappellen

   

227

227

227

227

Prijsbijstelling

 

3 946

1 888

2 295

3 440

3 544

Bijdrage rapport mensenhandel

   

91

91

   

Drugsbeleid Venlo

   
  • 1 361
  • 1 361
  • 1 361
  • 1 361

Expertisecentrum opsporings-

           

methode

 

408

522

522

522

522

Europol

 

227

227

227

227

227

Loonbijstelling

 

10 987

11 263

11 233

11 481

11 502

Informatieverbetering

 

91

91

91

91

91

ILO, W&S, opleiding & vorming

   

246

246

246

246

beleidsmatige mutaties

           

Ramingsbijstelling OM/ZM

 
  • 1 361
  • 1 361
  • 1 361
  • 1 361
  • 1 361

OM

   

8 622

10 891

10 891

10 891

interdepartementale overboeking

           

Wam/RWD

 

1 098

1 098

1 098

1 098

1 098

Stand ontwerp-begroting 2002

364 082

414 339

453 322

458 087

470 599

472 755 472 755

 

(369 783)

(414 339)

(453 322)

(458 087)

(470 599)

(472 755) (472 755)

Regioplannen

Voor de verbetering van de verkeersveiligheid wordt de verkeershandhaving geïntensiveerd. Hiervoor wordt het aantal regioplannen verkeersveiligheid uitgebreid met 8. Hiermee ontstaat een landelijk dekkend netwerk van regioplannen verkeersveiligheid. De benodigde middelen worden gefinancierd uit de extra inkomsten boeten en transacties.

XTC-gelden

Internationaal is er een grote toename in de productie van en handel in synthetische drugs, met name XTC. Om de bestrijding van de invoer, productie, handel en uitvoer te intensiveren worden extra middelen toegevoegd aan de begroting van Justitie. De middelen van Justitie zijn toegedeeld aan de beleidsartikelen 1.1, 3.3 en 4.1.

OM

Van het Openbaar Ministerie (OM) wordt verwacht dat zij beschikt over een adequaat kennisniveau. Via scholings- en ontwikkelingstrajecten wordt de juiste specialistische kennis binnen het OM opgebouwd, uitgebreid en behouden. Waar nodig wordt daarbij een beroep gedaan op externe deskundigen. Om het relatieve aandeel van opleidingen in het totale budget te verhogen worden extra middelen toegevoegd aan dit artikel.

Om de handhaving van beleidsinstrumentele wetgeving te verbeteren is een functioneel OM gevestigd. Bovendien wordt het gezag van de Bijzondere Opsporings Diensten nieuwe stijl versterkt. Hiervoor is binnen het OM voorzien in een landelijke eenheid die zich concentreert op de handhavingsterreinen waarop de Bijzondere Opsporings Diensten werkzaam zijn. Doel van dit zogenaamde functioneel OM is het bundelen van kennis op het gebied van bijzondere handhaving. Voor het aanstellen van personeel en het aanpassen van de huisvesting zijn extra middelen toegevoegd aan dit artikel.

Voor de verbetering van slachtoffers in het strafproces en het terugdringen van de doorlooptijden binnen het OM worden bij het OM speciale functionarissen aangesteld en wordt de capaciteit van het OM uitgebreid. Voor deze kwaliteitsverbetering van het OM zijn extra middelen toegevoegd aan dit artikel.

Beleidsartikel 3.4: Jeugdbescherming

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand begroting 2001

(x € 1 000,-)

 
 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Stand ontwerp-begroting 2001

 

342 869

340 938

340 659

340 817

340 817

 

1e suppletore wet 2001

 

76 986

146 365

146 347

146 383

146 387

 

niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties interne overhevelingen Justitiebrede compensatie Strafrechtelijke opvang verslaafden

ILO, W&S, opleiding & vorming Prijsbijstelling Loonbijstelling Sancties DBZ apparaat Correctie voorschot Jeugd Amendement Dittrich – Centrale autoriteit

Technische correctie beleidsmatige mutaties Ama-maatregelen Aanscherping ama-beleid Opvang ama’s desaldering Wet op de Jeugdzorg

 
 

590

1 180

454

0

0

 
 
  • 681
         
   

25

25

25

25

 
 

2 206

1 383

1 522

1 962

2 002

 
 

12 192

11 887

11 907

11 932

11 932

 
   
  • 2 269
  • 2 269
  • 2 269
  • 2 269
 
   

-8

  • 8

-8

-8

 
   
  • 13 613
  • 13 613
  • 13 613
  • 13 613
 
   

227

227

227

227

 
 

-379

0

  • 4

0

  • 4
 
   

1 134

1 134

1 134

1 134

 
 
  • 13 160

-33 126

  • 64 891
  • 102 554
  • 131 188
 
   

49 462

78 504

92 571

105 731

 
 

817

817

817

817

0

 

362 413

421 441

504 402

500 812

477 424

461 173

458 132

(390 644)

(445 316)

(504 444)

(500 812)

(477 424)

(461 173)

(458 132)

Stand ontwerp-begroting 2002

Ama’s

Als gevolg van een tegenvallende hoge instroom van ama’s, waarvan de opvang duurder is dan reguliere opvang, worden voor het ama-beleid middelen toegevoegd. Het artikel is bovendien (neerwaarts) bijgesteld voor de aanscherping van het ama-beleid. Dit ama-beleid is opgenomen in de zogenaamde ama-notitie die 1 mei jl. naar de Tweede Kamer is gestuurd. (TK 27 062, nr. 14). Deze middelen worden toegevoegd aan de beleidsartikelen 3.4, 5.1 en 6.3.

Beleidsartikel 3.1: Criminaliteitspreventie

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand begroting 2001

(x € 1 000,-)

 
 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Stand ontwerp-begroting 2001

 

10 618

13 296

15 292

15 519

15 519

 

1e suppletore wet 2001

 

363

545

545

545

545

 

niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutatie

desaldering

Aanpassing BIBOB/insolv/vog

 
  • 1 895

11

11

11

11

 

Stand ontwerp-begroting 2002

9 555

9 087

13 852

15 848

16 075

16 075

16 075

Beleidsartikel 3.3: Rechtshandhaving

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand begroting 2001

(x € 1 000,-)

 
 

2000

2001 2002 2003 2004 2005

2006

Stand ontwerp-begroting 2001

58 674 58 674 58 674 58 674 58 674

1e suppletore wet 2001

00000

Stand ontwerp-begroting 2002

67 289

56 995 58 674 58 674 58 674 58 674

58 674

Beleidsartikel 3.4: Jeugdbescherming

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand begroting 2001

2000

2001

2002

2003

2004

(x € 1 000,-)

2005          2006

 

Stand ontwerp-begroting 2001

13 254 4 281 4 281 4 281 4 281

1e suppletore wet 2001

00000

niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutatie

desaldering

Implementatie Wet op de Jeugdzorg

817 817 817 817

Stand ontwerp-begroting 2002

114 787

69 892 5 098 5 098 5 098 4 281

4 281

4: Rechtspleging en rechtsbijstand

Beleidsartikel 4.1: Rechtspleging

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand begroting 2001

niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties

interne overhevelingen

Justitiebrede compensatie

XTC-gelden

Doelmatigheidstaakstelling OM

Telehoren

Keteneffecten sanctiecapaciteit

Kantongerechtsappellen

Prijsbijstelling

Kenniscentrum europese RM

ILO, W&S, opleiding & vorming

Loonbijstelling

beleidsmatige mutaties

Ramingsbijstelling OM/ZM

Vreemdelingenkamers

ZM

interdepartementale overboeking

Huursubsidiewet

(x € 1 000,-)

 
 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Stand ontwerp-begroting 2001

 

655 784

646 518

650 862

651 158

646 166

 

1e suppletore wet 2001

 

49 119

28 419

28 441

28 624

28 624

 
 

91

182

1 089

182

0

 
 

136

681

1 588

1 588

1 588

 
   
  • 613
  • 613
  • 613
  • 613
 
   

280

99

96

119

 
   

9

5

  • 5
  • 14
 
   
  • 227
  • 227
  • 227
  • 227
 
 

8 334

5 821

6 331

7 426

7 344

 
   
  • 1 048
  • 1 048
  • 1 048
  • 1 048
 
   

143

143

143

143

 
 

19 520

19 905

19 978

19 982

20 187

 
 

-3 176

-3 176

-3 176

-3 176

-3 176

 
   

7 714

11 345

12 706

12 706

 
   

6 807

6 807

6 807

6 807

 
 
  • 681
  • 681
  • 681
  • 681
  • 681
 

621 683

729 127

710 734

720 943

722 962

717 925

717 920

(630 847)

(729 127)

(710 734)

(720 944)

(722 963)

(717 925)

(717 920)

Stand ontwerp-begroting 2002

Vreemdelingenkamers

Door een verhoogde instroom van asielzoekers en een verhoogd aantal asielzoekers dat tegen een beslissing in beroep gaat, is de druk op de vreemdelingenkamers toegenomen. Om de doorlooptijden te verkorten en de achterstanden niet verder te laten oplopen wordt het aantal vreemdelingenkamers uitgebreid van 10 naar 15.

ZM

De rechtbanken, gerechtshoven en de Hoge Raad hebben te kampen met capaciteitstekorten waardoor de doorlooptijden oplopen en er achterstanden ontstaan. Om de doorlooptijden van strafzaken tot 9 maanden en van belastingzaken tot 6 maanden te verkorten en de achterstanden niet verder te laten oplopen is extra capaciteit nodig en wordt geïnvesteerd in ICT. Om de doelstellingen uit de Contourennota te realiseren zijn ook hiervoor extra middelen toegevoegd.

Beleidsartikel 4.2: Rechtsbijstand

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand begroting 2001

(x € 1 000,-)

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

 

Stand ontwerp-begroting 2001

264 587

278 084

283 568

285 857

286 397

1e suppletore wet 2001

6 492

6 580

6 807

6 807

6 807

niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen

         

mutaties

         

interne overhevelingen

         

Behandelkantoren

846

1 488

1 488

1 488

1 488

Verdeling DBZ

 

-851

-897

-912

  • 916

Telehoren

 

234

407

430

430

BTW Stichtingen DRJB

 

3 630

3 630

3 630

3 630

Technische correctie

43

       

ILO, W&S, opleiding & vorming

 

44

44

44

44

Prijsbijstelling

357

134

136

177

179

Loonbijstelling

11 634

12 362

12 674

12 801

12 832

Inhaalslag loonontwikkeling

 

27

27

27

27

Subsidie tolkencentra

 

1 453

1 442

1 442

1 442

beleidsmatige mutatie

         

Keteneffecten sanctiecapaciteit

 

0

  • 27
  • 59
  • 59

Rechtsbijstand

 

4 538

4 538

4 538

4 538

Stand ontwerp-begroting 2002

235 414 283 958

307 723

313 838

316 272

316 841 316 841

(268 180) (283 958) (307 723) (313 838) (316 272) (316 841) (316 841)

Rechtsbijstand

Doordat het bestand sociale advocaten in hoog tempo vergrijst en steeds minder jonge advocaten kiezen voor de sociale advocatuur hebben steeds meer rechtzoekenden moeite met het vinden van goede rechtbijstand. Bovendien bestaat de wens de kwaliteit van de sociale advocatuur te verhogen. Om de sociale advocatuur voor jonge advocaten aantrekkelijker te maken, wordt per 1 januari het tarief verhoogd van 76 naar 83 per uur mits de rechtsbijstandverlener voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen. Voor deze maatregelen zijn extra middelen toegevoegd aan dit artikel.

Beleidsartikel 4.3: Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand begroting 2001                                                                     (x € 1 000,-)

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

 

Stand ontwerp-begroting 2001

9 951 9 890 9 890 9 890 9 890

1e suppletore wet 2001

1 350 0 0 0 0

niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties

interne overhevelingen

ILO, W&S, opleiding & vorming

Technische correctie

Prijsbijstelling

Loonbijstelling

Inhaalslag loonontwikkeling

14 14 14 14 5

30111 452 452 453 454 453

11 11 11 11

Stand ontwerp-begroting 2002

8 285

11761 10 367 10 369 10 370 10 370 10 370

(18060) (11761) (10367) (10369) (10370) (10370) (10370)

Beleidsartikel 4.4: Juridische dienstverlening

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand begroting 2001

(x € 1 000,-)

 
 

2000

2001 2002 2003 2004 2005

2006

Stand ontwerp-begroting 2001

7 372 339 242 242 242

1e suppletore wet 2001

279 0 0 0 0

niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties

interne overhevelingen

Samenvoeging artikelen

Technische correctie

ILO, W&S, opleiding & vorming

Prijsbijstelling

Loonbijstelling

Inhaalslag loonontwikkeling

7 544

7 356

7 356

7 356

141

 
   

46

46

46

46

 
 

38

49

49

49

49

 
 

208

260

256

256

256

 
   

39

39

39

39

 

6 594

8 037

8 277

7 987

7 988

7 988

7 988

(7 574)

(8 037)

(8 277)

(7 987)

(7 988)

(7 988)

(7 988)

Stand ontwerp-begroting 2002

Beleidsartikel 4.1: Rechtspleging

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand begroting 2001

(x € 1 000,-)

 
 

2000

2001

2002 2003 2004 2005

2006

Stand ontwerp-begroting 2001

 

110 019

110019 115011 115011 115011

 

1e suppletore wet 2001

0000

Stand ontwerp-begroting 2002

11 340

110 019

110019 115011 115011 115011

115 011

Beleidsartikel 4.2: Rechtsbijstand

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand begroting 2001

(x € 1 000,-)

 
 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Stand ontwerp-begroting 2001

4 574

4 129

4 129

4 129

4 129

4 129

4 129

1e suppletore wet 2001

 

Stand ontwerp-begroting 2002

4 574

4 129

4 129

4 129

4 129

4 129

4 129

5: Sanctietoepassing

Beleidsartikel 5.1: Strafrechtelijke sancties

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand begroting 2001

(x € 1 000,-)

 
 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Stand ontwerp-begroting 2001

 

1 236 621

1 192 795

1 185 612

1 184 676

1 180 276

 

1e suppletore wet 2001

 

47 003

52 865

52 133

51 938

51 945

 

niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties

interne overhevelingen

Rentecompensatie

Stichting Exodus

Technische correctie DJI

SOV

Loonbijstelling

Technische correctie

Ramingsbijstelling

Aanpassing DBZ apparaat

interdepartementale overboeking

Naar VWS: AWBZ

desalderingen

Toevoeging i.v.m. afroming DJI

Keteneffecten sanctiecapaciteit

Sancties

ILO, W&S, opleiding & vorming

Prijsbijstelling

908 -8 363

681 37 675

13 750 8 032

12 076

-883

14 048

39 666

366

336

  • 566

19 966

-9 4 077

152 9 504

874

38 975 282 354

  • 1 140

17 425

23

3 122

152

10 132

870

38 720 220 354

  • 1 231

17 425

64

  • 2 619

152

11 885

869

38 607 291 354

  • 1 276

17 425

73

12 170

152

12 046

Stand ontwerp-begroting 2002

1 165 993          1 320 882 1 264 2348          1 271 367          1 265 945          1 252 005 1 253 944

(1182 166) (1324 571) (1264 254) (1271367) (1265 945) (1252 005) (1253 944)

Sancties

Uit de capaciteitsprognoses blijkt dat de capaciteitsbehoefte fors toeneemt. Om enerzijds bij bestaande instellingen de capaciteit tijdelijk uit te breiden en anderzijds op korte termijn plaatsen in te kunnen kopen zijn extra middelen toegevoegd aan de justitiebegroting. Bovendien wordt de noodcapaciteit TBS-inrichtingen uitgebreid. Met de beschikbare middelen is het tevens mogelijk om in de behoefte aan extramurale sancties (taakstraffen en Halt) te voorzien. Deze middelen zijn verdeeld over de beleidsartikelen 3.4, 5.1 en 6.3.

Beleidsartikel 5.2: Boeten en transacties

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand begroting 2001

2000

2001

2002

2003

2004

(x € 1 000,-)

2005

2006

 

Stand ontwerp-begroting 2001

 

44 694

44 188

42 953

38 817

38 817

1e suppletore wet 2001

 
  • 1 418

651

644

657

657

niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen

           

mutaties

           

interne overhevelingen

           

Informatieverbetering

 

3 585

3 585

3 585

3 585

3 585

Technische correctie

 

1 085

       

Schadevergoedingsmaatregelen CJIB

 

214

214

214

214

214

Prijsbijstelling

 

749

416

457

559

577

Loonbijstelling

 

827

837

818

740

740

desaldering

           

Wijziging GBA-regelgeving

   

386

386

386

386

Toevoeging i.v.m. afroming CJIB

 

564

862 0 0 0

Stand ontwerp-begroting 2002

41 153

50 300

51 139

49 056

44 957

44 975 44 975

(42 670) (50 300) (51139) (49 056) (44 957) (44 975) (44 975)

Beleidsartikel 5.2: Ontvangsten uit boeten en transacties

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand begroting 2001

(x € 1 000,-)

 
 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Stand ontwerp-begroting 2001

 

440 311

442 756

445 342

461 678

461 678

 

1e suppletore wet 2001

 

7 288

32 910

29 099

22 110

22 110

 

niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties

desalderingen

 

Wijziging GBA-regelgeving Afroming CJIB

 

1 154

386 386 386 386 862 0 0 0

 

Stand ontwerp-begroting 2002

419 686

448 752

476 914 474 827 484 174 484 174

484 174

6: Asiel en migratie

Beleidsartikel 6.1: Toelating asiel en regulier

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand begroting 2001

(x € 1 000,-)

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

 

Stand ontwerp-begroting 2001

227 661

225 200

226 160

226 252

226 297

1e suppletore wet 2001

16 420

14 031

13 987

14 071

14 071

niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen

         

mutaties

         

interne overhevelingen

         

Aanmeldcentra

2 269

6 353

8 622

8 622

8 622

Behandelkantoren

424

5 153

12 670

12 670

12 670

Medicalisering migratie

 

-30

     

Correctie VBTB

 

3 857

3 857

3 857

3 857

Aanpassing basisstand DBZ

 

6555

Telehoren

 
  • 621

-762

-762

  • 761

ILO, W&S, opleiding & vorming

 

19

19

19

19

Prijsbijstelling

4 444

4 491

4 522

4 526

4 527

Loonbijstelling

5441

5 270

5 261

5 258

5 258

correctie subsidie tolkencentra

 
  • 4 561
  • 4 527
  • 4 527
  • 4 527

beleidsmatige mutaties

         

Uitbreiding IND

 

2 269

2 269

2 269

2 269

IND leges

 
  • 4 538
  • 4 538
  • 4 538
  • 4 538

AC Zevenaar

1 199

1 308

1 308

1 308

1 308

Aanmeldcentra

 
  • 2 723
  • 4 992
  • 4 992
  • 4 992

Behandelkantoren

 

4 629

-3 086

-3 086

  • 3 086

Ama-maatregelen

5445

1 384

1 271

1 271

1 271

Tolkenkosten

 

1 361

     

Stand ontwerp-begroting 2002

252 136 263 305

262 857

262 046

262 222

262 269 262 269

(253 883) (264 041) (262 857) (262 046) (262 222) (262 269) (262 269)

IND

In verband met maatregelen gericht op het terugdringen van de instroom van ama’s en het bevorderen van de uitstroom wordt de organisatie van de IND versterkt ter verbetering van de informatiepositie. De versterking van de IND wordt bovendien aangewend voor het intensiveren van het leeftijdsonderzoek van kinderen onder de twaalf jaar.

Beleidsartikel 6.2: Asielopvang

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand begroting 2001

(x € 1 000,-)

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

 

Stand ontwerp-begroting 2001

959 615

786 758

568 854

385 282

385 282

1e suppletore wet 2001

69 250

62 787

64 073

65 237

3 838

niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen

         

mutaties

         

interne overhevelingen

         

Behandelkantoren

  • 1 271
  • 6 641
  • 14 158
  • 14 158
  • 14 158

Aanmeldcentra

  • 2 269
  • 6 353

-8 622

-8 622

  • 8 622

Medicalisering migratie

 

30 0 0 0

Aanpassing basisstand DBZ

 

192

186

171

162

Technische correctie

2 847

       

ILO, W&S, opleiding & vorming

 

22

22

22

22

Prijsbijstelling

27 200

20 606

15 243

10 458

10 654

Loonbijstelling

10 878

10 075

7 314

5 042

5 042

correctie subsidies tolkencentra

 

1 530

1 519

1 519

1 519

beleidsmatige mutatie

         

Opvang reguliere asielzoekers

 

27 681

5445

10 437

  • 13 160

Interdepartementale overboekingen

         

Opvang vluchtelingen

1180

       

Stand ontwerp-begroting 2002

964 667 1 066 252

896 687

639 877

455 387

370 578 370 578

(996 511) (1 066 252) (896 687) (639 877) (455 387) (370 578) (370 578)

Opvang asielzoekers

Het strengere landenbeleid heeft er toegeleid dat het inwilligingspercentage de laatste jaren is gedaald. De huidige raming is gebaseerd op een inwilligingspercentage van 20%. De daling van het inwilligingspercentage leidt tot een extra druk op de opvang, omdat de afgewezen asielzoekers doorprocederen. Daarnaast leidt de achterblijvende terugkeer tot een hoger bezetting.

Beleidsartikel 6.3: Tegengaan illegaal verblijf

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand begroting 2001

(x € 1 000,-)

Vreemdelingenbewaring Ama-maatregelen

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

 

Stand ontwerp-begroting 2001

114 338

109 083

109 036

109 258

108 885

1e suppletore wet 2001

1 903

7 913

7 816

7 862

7 862

niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen

         

mutaties

         

interne overhevelingen

         

Correctie VBTB

 

-3 857

-3 857

-3 857

  • 3 857

Vreemdelingenbewaring

2 269

  • 6 807

-9 076

-9 076

  • 9 076

Informatieverbetering

  • 4 084
  • 4 084
  • 4 084
  • 4 084
  • 4 084

Technische correctie

944

       

Rentecompensatie

 

574

570

568

569

Technische correctie DJI

  • 304

5 149

     

Telehoren

 

108

256

236

212

Sancties

 

9 536

17 298

23 039

32 590

ILO, W&S, opleiding & vorming

 

11

11

11

11

Prijsbijstelling

1 551

1 299

1 336

1 469

1 479

Loonbijstelling

2 325

2 195

2 310

2 292

2 282

beleidsmatige mutaties

         

7 714

4 538 2 201

6 807 2 314

6 807 2 314

6 807 2 314

Stand ontwerp-begroting 2002

116 528 126 657 127 859 130 737 136 840 145 995 144 072

(116 741) (126 885) (127 859) (130 737) (136 840) (145 995) (144 072)

Vreemdelingenbewaring

Door een hoger aantal illegaal in Nederland verblijvende en criminele en overlast veroorzakende vreemdelingen worden extra middelen toegevoegd voor de uitbreiding van de capaciteit vreemdelingenbewaring.

Beleidsartikel 6.2: Asielopvang

 

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand begroting 2001

 

(x € 1 000,-)

2000

2001

2002 2003 2004 2005 2006

Stand ontwerp-begroting 2001

 

171 849

167 917 163 379 163 379 163 379

1e suppletore wet 2001

 

90 437

0000

Stand ontwerp-begroting 2002

214 085

262 286

167 917 163 379 163 379 163 379 163 379

Beleidsartikel 6.3: Tegengaan illegaal verblijf

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand begroting 2001

(x € 1 000,-)

2000

2001

2002

2003

2004

2005          2006

Stand ontwerp-begroting 2001

606                   0                   0                   0                   0

1e suppletore wet 2001

319                   0                   0                   0                   0

Stand ontwerp-begroting 2002

755

925

7: Algemeen

Beleidsartikel 7.1: Algemeen

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand begroting 2001

(x € 1 000,-)

 
 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Stand ontwerp-begroting 2001

 

121 420

108 088

109 050

111 960

112 051

 

1e suppletore wet 2001

 

9 793

11 079

6 163

2 640

5 951

 

niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties

interne overhevelingen

Justitiebrede compensatie

Technische correctie DJI

Stichting Exodus

XTC

Correctie voorschot Jeugd

Klimaatnota

Regioplannen

VOG/BIBOB

Vreemdelingenbewaring

Bijdrage rapport mensenhandel

Eindejaarsmarge SG sector

Vergoeding beheersdossiers

Uitbreiding formatie DV

Correctie drugsbeleid Venlo

Kenniscentrum Europese RM

Expertisecentrum opsporingsmethoden

Europol

Onderzoeksbudget WODC

Technische correcties

ILO, W&S, opleiding & vorming

Prijsbijstelling

Loonbijstelling

Loonontwikkeling

Subsidie tolkencentra

Overheadmiddelen uitbreiding Dir. Wetgeving

DBZ apparaat

Amendement Dittrich – Centrale autoriteit

Overboeking naar centraal budget

beleidsmatige mutaties

XTC

Harmonisatie jeugdhulpverlening

Implementatie VBTB

desalderingen

DAD

Versleuteling prijsbijstelling

Interdepartementale overboeking Traineeproject BZK

 

6 671

13 296

11 027

8 894

8 849

8 667

8 935

     
  • 908
       
  • 227
  • 4 538
  • 6 807
  • 6 807
  • 6 807
 

13 613

13 613

13 613

13 613

 
  • 590

1 497

1 361

0

 
  • 25 911
  • 23 324
  • 20 057
  • 20 057

1 906

       

2 269

-91

-91

   
  • 227
       
 

74

74

74

74

 

227

227

227

227

 

1 361

1 361

1 361

1 361

 

1 048

1 048

1 048

1 048

  • 408
  • 522
  • 522
  • 522
  • 522
  • 227
  • 227
  • 227
  • 227
  • 227
  • 771

-908

-908

-908

  • 908
 
  • 298
  • 298
  • 66
  • 66
 
  • 1 468
  • 1 468
  • 1 700
  • 1 468

2 616

1 688

1 793

2 119

2 085

2 325

2 438

2 425

2 498

2 339

 

-77

-77

  • 77

-77

 

6 317

6 305

6 305

6 305

52

52

52

52

52

 

574

932

962

908

 
  • 227
  • 227
  • 227
  • 227
 

486

507

480

562

 

4 084

6 353

6 353

6 353

 

2 723

4 084

5 899

5 899

 

1 588

424

424

424

136

       
 
  • 2 042
  • 2 042
  • 2 042
  • 2 042
 

323

     

Stand ontwerp-begroting 2002

118 711 149 275 141096 130 946 133 640 135 702 135 277

(138 522) (152 344) (138 964) (127 886) (127 406) (129 831) (129 406)

HarmonisatieCAO Jeugdhulpverlening

Omdat de salariëring binnen de jeugdbescherming en de jeugdhulpverlening is achtergebleven bij de salarisontwikkeling in de marktsector zijn extra middelen toegevoegd om de achterstanden in te lopen. Justitie is in deze volgend aan het ministerie van VWS, dat deze CAO afsluit. Daarom ontvangt Justitie een evenredige vergoeding van het budget van VWS. De middelen zullen bij 1e suppletore begroting 2002 worden overgeheveld naar de artikelen 3.4 en 5.1.

Beleidsartikel 7.2: Nominaal en onvoorzien

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand begroting 2001

(x € 1 000,-)

 
 

2000 2001

2002

2003

2004

2005 2006

Stand ontwerp-begroting 2001

28 572

27 596

27 086

28 085

28 799

1e suppletore wet 2001

162 490

157 135

149 632

141 883

140 972

niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen

         

mutaties

         

interne overhevelingen

         

Justitiebrede compensatie

 
  • 17 879
  • 16 291
  • 11 435
  • 10 528

Uitbreiding formatie DV

 
  • 227
  • 227
  • 227
  • 227

Loonbijstelling

  • 117 289
  • 118 531

-115 535

-113 382

  • 113 513

ILO, W&S, opleiding & vorming

         

Prijsbijstelling

-73 546

  • 47 606
  • 44 156
  • 44 442
  • 44 939

Loonontwikkeling

         

Overboeking centraal budget

 
  • 486
  • 507
  • 480
  • 562

interdepartementale overboeking

         

Correctie loonbijstelling

 
  • 2
  • 2
  • 2
  • 2

Stand ontwerp-begroting 2002

0 227

(227)

0

0

0

0 0

Beleidsartikel 7.3: Geheime uitgaven

niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutaties

interne overhevelingen

ILO, W&S, opleiding & vorming

Loonbijstelling

 

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand begroting

2001

     

(x € 1 000,-)

2000 2001

 

2002

2003

2004

2005 2006

Stand ontwerp-begroting 2001

1 644

 

1 643

1 643

1 643

1 643

1e suppletore wet 2001

237

 

228

228

228

228

81

1111 82                 82                 82                 82

Stand ontwerp-begroting 2002

1 644

(1 655)

1 962

(1 964)

1 954

(1 954)

1 954

(1 954)

1 954

(1 954)

1 954         1 954

(1 954) (1 954)

Beleidsartikel 7.1: Algemeen

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand begroting 2001

(x € 1 000,-)

 
 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Stand ontwerp-begroting 2001

 

8 824

4 989

4 989

4 989

4 989

 

1e suppletore wet 2001

 
  • 281
  • 286
  • 286
  • 286
  • 286
 

niet eerder in een begrotingsstuk opgenomen mutatie

desaldering

DAD

Afroming DJI

Versleuteling prijsbijstelling

 

136 8 032

  • 2 042
  • 2 042
  • 2 042
  • 2 042
 

Stand ontwerp-begroting 2002

15 630

16 711

2 661

2 661

2 661

2 661

2 661

HOOFDSTUK 8 DE BIJLAGE MOTIES EN TOEZEGGINGEN

  • 1. 
    Door de Staten-Generaal aanvaarde moties

Afgehandelde moties

2000-2001

DGIAV 1999-2000

1997-1998

1999-2000

1999-2000

1999-2000

1999-2000

1999-2000

1999-2000

1999-2000

Motie Kalsbeek-Jasperse (PvdA)

Interne communicatie verbeteren, verbeterin-           27 204, nr. 7

gen functioneren departement en OM c.q.

capaciteit vergroten, informatie-uitwisseling nodig voor effectieve opsporing op hoger peil brengen.

Motie Apostolou c.s.

Tweede Kamer verzoekt de regering te                       24 077 nr. 78

bevorderen dat – in het kader van de strafrechtelijke handhaving van de opiumwet – richtlijnen worden ontwikkeld op basis waarvan de productie van nederwiet en de toelevering daarvan wordt geregeld. Motie Rijpstra (VVD)

Over een onderzoek naar het Nederlandse                 19 637 nr. 339

aandeel in de Europese opvang. Motie Kamp (VVD) en Dittrich (D66)

Verzoekt de regering bij de verdere vormgeving 19 637 nr. 466 van het terugkeerbeleid nauw samen te werken met de autoriteiten van de omliggende landen. (Europa) Motie Middel c.s.

De Tweede Kamer verzoekt de Regering te                26 732, nr. 80

bewerkstelligen dat de in het vreemdelingen-besluit 2000 op te nemen VVTV-indicator komt te luiden: b. de activiteiten van internationale organisaties (...) t.a.v. de situatie in het land van herkomst Motie Rouvoet c.s.

Tweede Kamer verzoekt Regering zich te                   26 723, nr. 81

beraden over wijze waarop draagvlak voor concept opvang en toetsing in de regio van herkomst in internat. fora kan worden vergroot/ stappen in die richting in het verband van EU en VN kunnen worden gezet + Tweede Kamer voor 1-11 te informeren. Motie Van der Staaij c.s.

De Kamer verzoekt de regering voor houders            26 732, nr. 85

van de tijdelijke vergunning asiel serieus vorm te geven aan het onderdeel terugkeer in de inburgeringscusussen en de Kamer daarover te informeren.

Motie Albayrak c.s.

De Kamer verzoekt de regering het mogelijk te         27 111, nr. 2

maken dat vrouwen die in afwachting zijn van een vergunning tot voortgezet verblijf en een relatie hebben verbroken over een zelfstandig huisvestingsvergunning kunnen beschikken. Motie Dittrich c.s.

De Kamer verzoekt de regering een plan van             27 111, nr. 5

aanpak op te stellen, hoe de termijn van behandeling (aanvraag verblijfsvergunning) tot aanvaardbare proporties kunnen worden bekort, en dit plan van aanpak aan de Kamer toe te sturen.

Motie HoekemaenAlbayrak                                        27062, nr. 6

De Kamer verzoekt de regering uiterlijk in het najaar 2000 een operationalisering van het terugkeerbeleid voor alleenstaande minderjarige asielzoekers aan de Kamer voor te leggen.

De Tweede Kamer is in december 2000 geïnformeerd.

Op 15/9 is een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over het kabinetsstandpunt inzake de motie.

Nagekomen bij brief van 26 juli 2000, kenmerk 5038163/00/DVB.

Uitvoering van de motie maakt onderdeel uit van het continue proces in het Brusselse. Bilaterale samenwerking zal in voorkomend geval ook geschieden.

Nagekomen in het Vreemdelingenbesluit (opgenomen in artikel 3.5.1.2). Zie brief aan de Tweede Kamer van 18 augustus 2000, kenmerk 5047325/00/6.

De Tweede Kamer is tijdens het AO mensensmokkel op 10 oktober 2000 hierover geïnformeerd. De Kamer (Tweede Kamer en Eerste Kamer) zal nog nader worden geïnformeerd.

De Tweede Kamer is in de brief van 29 mei 2000, kenmerk 5030478/00/6 n.a.v. het wetgevingsoverleg Nieuwe Vw al geïnformeerd is tijdens de wekelijkse overleggen met BZK inzake de voortgangsrapportage WIN door BZK nader geïnformeerd.

De Tweede Kamer is door de Staatssecretaris van VROM geïnformeerd.

De Tweede Kamer is door de Minister van Buitenlandse Zaken geïnformeerd.

Nagekomen bij brief aan de Tweede Kamer van 1 mei 2001, kenmerk 5 092 164/01/PJS.

1999-2000

2000-2001

2000-2001

DGPJS/DJI 1999-2000

1999-2000

DGPJS/DPJS 1999-2000

1999-2000

1999-2000

1999-2000

1999-2000

1999-2000

Motie Rouvoet/Van der Staay

Bij de beoordeling van asielaanvragen behoort         19 637 nr. 546

als leidend uitgangspunt te gelden dat bekeerde moslims bij terugkeer naar Iran hun nieuwe geloof op dezelfde wijze kunnen belijden als niet-moslims.

Motie Middel (PvdA)

Maatwerk bij vestiging van asielzoekerscentra.         19 637, nr. 562

Motie Albayrak (PvdA)

Verzoekt de regering een richtlijn op te stellen          19 637, nr. 573

voor een goede informatievoorziening over vrouwen in ambtsberichten.

Motie Rouvoet (RPF)

De Kamer verzoekt de regering de nota                      26 800 VI, nr. 35

«Werkzame detentie» te evalueren en te actualiseren en daarbij te betrekken de mogelijkheid van uitbesteding van de organisatie van de arbeid in penitentiaire inrichtingen.

Motie Duijkers (PvdA)

Onderzoeken in hoeverre het mogelijk is                    26 016, nr. 13

binnen een justitiële jeugdinrichting een scheiding aan te brengen tussen jeugdigen die op civielrechtelijke titel of strafrechtelijke titel worden behandeld.

Motie Kalsbeek-Jasperse (PvdA) De Kamer verzoekt de regering de duur van de proeftijd na voorwaardelijke beëindiging van de TBS aanzienlijk te verlengen tot bijvoorbeeld 15 jaar.

Motie Halsema (GL)

De Kamer verzoekt de regering de wet zodanig aan te passen, dat de rechter ook een voorwaardelijke veroordeling kan uitspreken bij gevangenisstraffen van meer dan drie jaren, en tevens dat de proeftijd op daarbij passende wijze wordt verruimd. Motie Dittrich (D66)

De Tweede Kamer, overwegende dat de SOV            26 023, nr. 18

ultimum remedium moet zijn, verzoekt de regering het OM te stimuleren deze opvatting in het rekwireerbeleid tot uitdrukking te brengen, bijvoorbeeld door middel van een richtlijn.

Motie Albayrak (PvdA)

De Kamer verzoekt de regering z.s.m., doch              27 062, nr. 3

uiterlijk voor het NO onderwijsachterstanden op 19 juni 2000, de Kamer te informeren over mogelijkheden om zomerscholen voor alleenstaande minderjarige asielzoekers landelijk mogelijk te maken. Motie (VVD)

Een wettelijke mogelijkheid wordt gecreeerd             26 816, nr. 16

om licht-ambulante zorg aan kinderen en opvoeders te bieden, met een maximumgrens cf. aanbeveling door Projectgroep Toegang. Motie Rouvoet (RPF)

Bij totstandkoming Wet op de jeugzorg zal de           26 816, nr. 21

Minister zodanige voorzieningen treffen dat zichtbaarheid, herkenbaarheid en laagdrempelige toegang van de landelijke instellingen gewaarborgd blijft.

26 800 VI, nr. 16

26 800 VI, nrs. 21 en 25

De Staatssecretaris voert het beleid uit zoals omschreven in de motie.

Nagekomen bij brief van 9 april 2001, kenmerk 5 076 241/01/DVB.

Nagekomen in de vreemdelingenketen van 3 juli 2001, kenmerk 5104398.

Zie brief aan de Tweede Kamer van 4 september 2000, nr. 5036901/00/DJI.

Afgehandeld bij brief aan de Tweede Kamer van 18 oktober 2000, kenmerk 5057768/00/ PJS.

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 2 mei 2000.

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 21 september 2000.

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 26 oktober 2000.

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer, d.d. 15 augustus 2000.

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer door het ministerie van VWS, d.d. 5 december 2000.

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer door het ministerie van VWS d.d. 5 december 2000.

1999-2000

1999-2000

2000-2001

2000-2001

2000-2001

2000-2001

2000-2001

1999-2000

2000-2001

1999-2000

2000-2001

1998-1999

Motie Heemst, van (PvdA)

I.v.m. het inhuren van particuliere beveiliging           26 345, nr. 7

door gemeenten verzoekt de Tweede Kamer de minister de gemeenten op de hoogte stellen van het principe dat de overheid verantwoordelijk is voor toezicht in het publieke domein, te toetsen via de lokale driehoek en eventueel aanvullende regelgeving. Motie Vos (GL)

Opstellen plan van aanpak om te komen tot een 25 451, nr.6 proefproject omgangshuis. Motie Camp, van de (CDA)

Verzoekt de regering de kennis over slachtoffer- 27 400 VI, nr. 21 hulp bij politie en Justitie te vergroten door een uitbreiding van het cursusaanbod gericht op zittend personeel. Motie Kalsbeek-Jasperse (PvdA)

Plan van aanpak hoe verzekerd wordt dat                  27 400 VI, nr. 22

jeugdstrafzaken (tenminste) binnen 6 maanden berecht worden + noodvoorziening. Snel plaatsen jongeren in crisissituaties/met ernstige problemen/met strafbare feiten binnen 1 week na de beslissing worden geplaatst. Motie Santi (PvdA)

Verzoekt de regering om de huidige aangifte-            27 400 VI, nr. 24

termijn van drie jaar van het Schadefonds Geweldsmisdrijven te verruimen tot 5 jaar. Motie Santi c.s.

Verzoekt de regering om uit het criterium                  27 400 VI, nr. 25

«ernstig letsel» dat door het Schadefonds Geweldsmisdrijven gehanteerd de term «ernstig» nader te definiëren en zulks aan de Kamer voor te leggen. Motie Halsema (GL)

Verzoekt de Kamer de regering voorbereidin-            27 400 VI, nr. 27

gen te treffen om de zogenaamde Wallagecellen op te heffen, zodat voortaan alle gedetineerden in aanmerking kunnen komen voor de noodzakelijk begeleiding. Motie Arib/Ravenstein

In de motie wordt de regering verzocht binnen         26 816, nr. 7

een half jaar met een voorstel te komen tot de instelling van een «kinderombudsman». Motie Scheltema-De Nie (D66)

Stimuleren dat een advies- en meldpunt                    27 400-VII, nr. 30

Huiselijk Geweld in iedere regio wordt ingesteld en politiecoördinatoren huiselijk geweld worden benoemd en op elk Parket een coördinator huiselijk geweld wordt aangesteld. Motie Middel (PvdA)

Op korte termijn nagaan of, en zo ja, op welke          26 227 nr. 22

wijze een wettelijkebasis geboden kan worden voor het stelselmatig observeren en de inzet van informanten in het kader van handhaving openbare orde bij grootschalige evenementen. Motie Camp, van de (CDA)

Verzoekt de regering een nota «Criminaliteits-           27 400 VI, nr. 20

beheersing» aan de Kamer te doen toekomen en verzoekt de regering deze nota zo tijdig naar de Kamer te zenden dat de resultaten in de begroting voor 2002 kunnen worden verwerkt Motie Kalsbeek-Jasperse (PvdA)

Motie inzake een verbod op het inzetten van             25 403/23 251

criminele burgerinfiltranten.

Afgehandeld door het ministerie van BZK per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 10 november 2000.

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 16 maart 2001.

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer, d.d. 22 januari 2001.

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer, d.d. 23 april 2001.

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 12 april 2001 nr.: 5092167/01/PJS.

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 12 april 2001; nr. 5092167/01/PJS.

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 19 maart 2001.

Zie de brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 14-11-2000.

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 16 februari 2001. Eindrapportage door interdepartementale stuurgroep aan Tweede Kamer in april 2002. DGRh/Boz

Beantwoording van deze motie is meegenomen in de brief van het ministerie van BZK aan de Tweede Kamer, kenmerk EK2000/ U101188.

Tweede Kamer is geïnformeerd bij brief van 26 juni 2001, kenmerk 5105083/501/GBJ.

De Tweede Kamer is op 17 juni 1999 geïnformeerd.

1999-2000

1999-2000

1999-2000

1999-2000

1999-2000

2000-2001

2000-2001

2000-2001

2000-2001

2000-2001

DGWRR 2000-2001

Motie Dittrich (D66)

Verzoekt de regering op korte termijn voorstellen te doen om meer capaciteit en financiële middelen vrij te maken voor extra DNA-onderzoeken in stafzaken. Motie Schutte (GPV)

Verzoekt de regering beleid en regelgeving te ontwikkelen op basis van het commissierapport (TCEO), de uitkomsten van de debatten daarover in de Kamer en de aanbevelingen zoals door de Kamer vastgesteld. Motie Camp, van de (CDA) Verzoekt de regering de uitvoering van de door de Kamer overgenomen aanbevelingen nrs. 1 t/m 5, 7 t/m 11, 13 t/m 17, 22 t/m 24, 26 t/m 29, 31, 32, 34 t/m 38, 40, 42, 47 t/m 57, 59, 62 van de TCEO te bevorderen en de Kamer daarover uitrdrukkelijk te informeren. Motie Camp, van de (CDA) Verbijzondering (afgehandelde) motie 1718.

Motie Camp, van de (CDA) Verbijzondering motie 1718.

Motie Kalsbeek-Jasperse (PvdA) Verzoekt het kabinet de oorzaken – die gelegen kunnen zijn – in capaciteit, effectiviteit en kwaliteit van de opsporing – begin 2001 in kaart te brengen en vervolgstrategieën te ontwikkelen teneinde de ophelderingspercentages te verhogen. Motie Dittrich (D66)

Bij ernstige misdrijven in het opsporingsbeleid van het OM rekening houden dat grootschalig DNA-onderzoek gehouden kan worden, mits nut en noodzaak aangetoond/andere opsporingsmethoden geen resultaat hadden/ kring van te onderzoeken vrijwillige deelnemers niet groter is dan nodig. Motie Rietkerk (CDA) Specialisme wapens en munitie moet op herkenbare wijze binnen elk regiokorps vorm krijgen en daarover moet medio 2001 over de voortgang en begin 2002 over het eindresultaat worden gerapporteerd. Motie Rietkerk (CDA)

Zorgen voor voldoende kwaliteit en capaciteit bij de recherche-opleiding. Motie Rouvoet (RPF)

Jaarlijks kwantitatief en mogelijk kwalitatief informeren over afspraken met getuigen in strafzaken, afgewezen voornemens tot afspraken, niet rechtmatig geoordeelde afspraken en over de wijze waarop zittingsrechter afspraken heeft gedisconteerd.

Motie Oven, van (PvdA)

Verzoekt de regering een langetermijnprognose

(ter beoordeling van het verloop van de kwantitatieve bezetting van de RO) binnen vier weken aan de Tweede Kamer te doen toekomen.

26 800 VI nr.31

26 269 nr. 19

26 269 nr. 21

26 269 nr. 21

26 269 nr. 21

27 400 VI, nr. 23

27 400 VI, nr. 35

27 400-VII, nr. 21

27 400-VII, nr. 20 26 294, nr. 31

26 352, nr. 36

De Tweede Kamer is middels de begrotingsbehandeling 2000 geïnformeerd.

De Tweede Kamer zal worden geïnformeerd middels afhandeling toezegging 1718 en 1719.

De motie is uitgesplitst naar sub-moties zie voor verdere detail info motienummers: 1805, 1809, 1810, 1811, 1812, 1815, 1833, 1875.

De Tweede Kamer is bij brief van 25 april en 17 augustus 2000 (kenmerk 26 269, nr. 28 en 31) nader ingelicht.

De Tweede Kamer is in oktober 2000 geïnformeerd middels brief van het ministerie van BZK met kenmerk EA2000/U90911.

Afgedaan bij brief van 17 mei 2001, kenmerk 5083064/501/RH.

Afgedaan bij brief van 25 januari 2001, kenmerk 5075434/501/DP.

De Tweede Kamer is bij brief van 18 juli 2001, kenmerk 5108590/501/TM, geïnformeerd.

Afgedaan per brief aan Tweede Kamer d.d. 22 mei 2001, nr. 5098623/501/RQ. De Tweede kamer is bij brief van 19 juli 2001 (nr. 5110734/501) geïnformeerd.

Is afgehandeld.

DGWRR/DRP 2000-2001

2000-2001

DGWRR/DW 1997-1998

1998-1999

1999-2000

1999-2000

1999-2000

2000-2001

2000-2001

2000-2001

2000-2001

Motie Wit, de (SP)

Verzoekt de regering in overleg te treden met de rechterlijke macht over het behoud van het specialisme van de kinderrechter en meer in het bijzonder de gewenste benoemingsduur van de kinderrechter en over de uitkomsten van dit overleg de Tweede Kamer te rapporteren. Motie Dittrich (D66)

De regering wordt verzocht extra middelen aan het gerechtshof Amsterdam ter beschikking te stellen ten behoeve van een permanente tiende strafkamer.

Motie Dittrich (D66)

Verzoekt de regering zich in te zetten voor goede samenwerking en afstemming tussen Interpol en Europol. Motie Wagenaar (PvdA)

Verzoekt de regering om plannen te ontwikkelen om een virtueel kenniscentrum.

27 400 VI, nr. 32

26 352, nr. 38

25 339 nr. 19

25 880, nr. 4 (3e herdruk).

Motie Nicolai c.s.

De coördinerende taak van de MvJ bij de                   26 800-VI, nr. 24

bewaking en bevordering van de kwaliteit van wet- en regelgeving strikter en in een eerdere fase uit te voeren, door o.m het gebruik van het middel van visitatie, evaluatie MDW-projecten etc

Motie Oven, van (PvdA)

Omdat het onwenselijk is de onzekerheid en het 26 352, nr. 6 gebrek aan eenheid ten aanzien van het hoger beroep in bestuursrechtelijke zaken te doen voortduren, verzoekt de Tweede Kamer de Regering de 3e fase HRO uit de ijskast te halen. Motie Staaij, van der (SGP)

De Tweede Kamer verzoekt de minister te                  26 690, nr. 7

onderzoeken om strafbaarstelling van (bepaalde vormen van) virtuele kinderpornografie uit te breiden en bewijsvoeringsproblemen zoveel mogelijk weg te nemen. Motie O.P.G. Vos

Verzoekt het kabinet een wetsvoorstel aan de            27 400 VI, nr. 31

Tweede Kamer te sturen, overwegend dat het BW thans de mogelijkheid tot toekenning van affectieschade volledig uitsluit, maar dat regeling wel mogelijk is, met inachtneming van waarborgen ter voorkoming claimcultuur. Motie Dittrich (D66)

Verzoekt de regering ten spoedigste een notitie        26 271, nr.

te sturen over de vraag of een rechter de voorlopige hechtenis kan schorsen onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte meewerkt aan een DNA-onderzoek (art. 80 WvSv.).

Motie Nicolaï (VVD)

Verzoekt de regering directe werking toe te               27 400 VI nr. 58

kennen aan het wetsvoorstel om het ook mogelijk te maken DNA-materiaal af te nemen bij reeds veroordeelden. Motie Oven, van (PvdA)

Schriftelijk ingaan op een vraag van de heer             26 294

Van Oven over de verhouding tussen art. 219 Wetboek van Strafvordering en de voorgestelde aanvulling van art. 192 Wetboek van Strafrecht.

De Tweede Kamer is bij brief d.d. 23 mei 2001 geïnformeerd (nr. 5 086 140/801).

Brief verzonden op 12 april 2001, nr. 5091643.

Onderhandelingen over samenwerking met Interpol zijn in het eerste semester van 2000 gestart.

De Tweede Kamer is bericht op 10-4-2001 dat een stichting zal worden opgericht als juridische vorm voor Kenniscentrum IT en Recht.

De elementen zijn verwerkt in nota wetgevingskwaliteitsbeleid. Nader rapport is aangeboden aan de Koningin. Brief aan Tweede Kamer dd. 26 oktober 2000.

De Tweede Kamer is bericht over de Kabinetsplannen om in 2001 een nadere nota uit te brengen.

Wordt beantwoord in het wetsvoorstel Partiële herziening zedelijkheidswetgeving.

Brief is op 20-6-2001 naar de Tweede Kamer gezonden.

Notitie toegezonden aan de Tweede Kamer en de Eerste Kamer op 29-6-2001; zie ook wetsvoorstel DNA-onderzoek bij veroordeelden (in concept aan de Kamer gezonden).

Is afgehandeld (3 april 2001, 27 400 VI nr. 58).

Brief aan de Tweede Kamer op 12 april 2001.

Door de Staten-Generaal aanvaarde moties 1B. Openstaande Moties

2000-2001

2000-2001

1999-2000

1999-2000

2000-2001

1999-2000

1999-2000

1999-2000

1999-2000

Motie Walsem, van (D66)

Voortgangsrapportage VBTB: ingaan op de               26 573, nr. 55

activiteiten die worden ontplooid ten behoeve van de in de motie genoemde punten. Motie Apostolou c.s.

Bewerkstelligen dat het gebruik van tabletteer-         24 077, nr. 90

machines aan vergunning en registratie wordt gebonden en dat in beslag genomen tabletteer-machines worden vernietigd en dit tevens op Europees niveau te bepleiten. Motie Van der Staaij c.s.

Tweede Kamer verzoekt te worden geïnfor-               24 077, nr. 80

meerd over reikwijdte van het afficherings-verbod en de wijze waarop daarmee in de praktijk wordt omgegaan en op toegezien en zonodig te bevorderen dat de vergroting van de handhavingsinspanning ook hier op wordt gericht.

Motie Nicolai c.s.

Tweede Kamer, overwegende dat het gewenst          24 077, nr. 81

is voor het beleid o.b.v. de scheiding van harden softdrugs internationaal draagvlak te creeren, verzoekt de regering dit actief te bevorderen in bilateraal, EU en VN verband en daarover jaarlijks te rapporteren. Motie Apostolou c.s.

In voortgangsrapportage drugsbeleid 2002                24 077, nr. 89

aangeven op welke te behalen resultaten (mbt omvang productie en handel synthetische drugs/chemicalien en gevolgen gezondheid gebruiker) getoetst dient te worden bij de evaluaties van 2003 en 2006. Motie Dittrich c.s.

De Kamer verzoekt de regering te bevorderen           26 732, nr. 76

dat de Vreemdelingenwet 2000 drie jaar na inwerkingtreding zal worden geevalueerd op in ieder geval de in de motie genoemde onderdelen en vervolgens elke vijf jaar. Motie Dittrich c.s.

Bevorderen dat bij evaluatie van de Wet                    26 732, nr. 77

inburgering nieuwkomers mogelijkheid wordt betrokken voltooiing van de inburgeringscursus als voorwaarde te stellen voor verlening van een vergunning voor onbepaalde tijd en de effecten van deze maatregel onderzoeken. Motie Kamp c.s.

Tweede Kamer verzoekt te bevorderen dat                 26 732, nr. 78

onderzoek naar identiteit etc. in AC wordt voltooid, benodigde periode in AC met ten hoogste 3 weken te verlengen, dat de vreemdelingen hangende het onderzoek opvang wordt geboden, uitgangspunt z.s.m. afronding te waarborgen. Motie Kamp c.s.

De Kamer verzoekt de regering herhaalde                  26 732, nr. 79

asielaanvragen in een nader aan te wijzen AC te laten behandelen en de vreemdeling bij een dergelijke aanvraag niet langer in aanmerking te laten komen voor gratis rechtsbijstand.

Voortouw ministerie van Financiën.

De Tweede Kamer zal begin 2002 worden geïnformeerd.

De Tweede Kamer zal nog in september 2001 worden geïnformeerd, gedeeltelijk reeds bij de voortgangsrapportage drugs in september 2001.

De Tweede Kamer zal bij de eerstvolgende voortgangsrapportage in september 2001 worden geïnformeerd.

De Tweede Kamer zal worden geïnformeerd in de Voortgangsrapportage Drugs van september 2002.

Tweede Kamer zal in de tweede helft van 2004 worden geïnformeerd.

Tweede Kamer zal in 2002 worden geïnformeerd.

Tweede Kamer zal najaar 2001 worden geïnformeerd.

Tweede Kamer zal najaar 2001 worden geïnformeerd.

1999–2000               Motie Dittrich (D66)

De Tweede Kamer verzoekt de regering op                27 022, nr. 8

korte termijn een plan voor te leggen hoe de kosten van uitzetting van illegale werknemers (ter ontmoediging) kunnen worden doorberekend aan werkgevers die handelen in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen.

2000–2001               Motie Hoekema (D66)

Verzoekt te rapporteren over verbeterde aanpak 19 637, nr. 578

ev. misbruikte vrouwen, ingaand op special van opvang van vrouwen in de verschillende vormen van opvang, rol van de IND, opleiding van rechtsbijstandverleners en IND’ers,

uitzetting en mensenhandel.

2000–2001               Motie Hoekema (D66)

Verzoekt de regering met het oog op de                     19 637, nr. 591

internationale UNHCR-consultaties een visie te ontwikkelen over de versterkte functie van

UNHCR, deze aan de Kamer voor te leggen en daarover in Europees verband overleg te plegen.

1999–2000               Motie ApostolouenNiederer                                       26023, nr. 16

Bijdrage door het Rijk: (Justitie, VWS) 2/3, nog drie jaar, in de bekostiging van voortzetting van het drangexpiriment (SOV) te Ossendrecht

1999–2000               Motie Arib, Vliet, Van

Voor het brede terrein van jeugdzorg zal                    26 816, nr. 15

wetgeving worden ontwikkeld t.z.v. (vermoedens van) seksueel misbruik, inclusief meldingsplicht in de Wet op de jeugdzorg. 2000–2001               Motie Nicolaï (VVD)

Integraal plan van aanpak opstellen met                    27 400 VI, nr. 29

maatregelen ter verlaging van het recidivepercentage en bij het opstellen van het plan van aanpak mede te betrekken de voorstellen die vanuit de TK zijn gedaan en voor zomer

2001 aan TK te rapporteren. 2000–2001               Motie Beeten, vande(CDA)                                         26023, nr. 16c

  • 1. 
    Veroordeelde telkens miv een wachttijd tijdens de tenuitvoerlegging, toegang te geven tot de rechter. 2. Rechter bevoegdheid geven tot beëindiging tegen door rechter te bepalen tijdstijd 3. Verzoekt regering o/d punten een wetsvoorstel voor te bereiden. 2000–2001               Motie Dittrich (D66)

Verzoekt de regering de mogelijkheden te                  26 271, nr. 22

onderzoeken om onder redelijke voorwaarden gedetineerden op vrijwillige basis te stimuleren mee te werken aan DNA-onderzoek voor de periode dat het wetsvoorstel nog niet in werking is getreden. 2000–2001               Motie Dittrich (D66)

De regering dient de regie te nemen om de div. 27 419, nr. 2

actoren in de strafrechtsketen beter te laten samenwerken, en verzoekt de TK in de aangekondigde wetsvoorstellen en beleidsnota’s aan te geven hoe die samenwerking gestalte krijgt. 2000–2001               Motie Dittrich (D66)

Verzoekt de regering de opschorting van                   27 400-VI, nr. 73

adopties uit Guatamala in de zin van de motie te wijzigen.

Tweede Kamer zal door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelgenheid worden geïnformeerd.

Tweede Kamer wordt in het voorjaar van 2002 geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt in najaar 2001 geïnformeerd.

Bericht aan de Tweede Kamer d.d. 31 oktober 2000. De Kamer wordt over de verdere voortgang geïnformeerd in het kader van de jaarlijkse voortgangsrapportage drugsbeleid (coördinatie VWS)

Het wetsvoorstel «advies- en meldpunt kindermishandeling» is op 3 juli 2001 bij de Tweede Kamer ingediend.

De Tweede Kamer wordt in de zomer van 2001 van geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt voor april 2003 geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt voor 1 oktober 2001 geïnformeerd.

Hieraan wordt uitvoering gegeven.

De Tweede Kamer wordt eind 2001 geïnformeerd.

2000-2001

2000-2001

2000-2001

2000-2001

1999-2000

1999-2000

2000–2001               Motie Pater,de(CDA)                                                   27400 VI, nr. 74

Voor ouders die zich al gemeld hadden voor adoptie vanuit Guatamala, en voor ouders die al vanuit Guatamala geadopteerd hebben, en in aanmerking wensen te komen voor een 2e kind uit Guatamala, dient de opschortende maatregel te worden opgeheven. Motie Gent, van (GL)

Verzoekt de regering, uiterlijk bij de begroting voor 2002, voorstellen te doen over de introductie en nadere uitwerking v.e. Jeugd-effectrapportage (JEF). Motie Vliet, van

Verzoekt de regering in de nieuwe Wet op de Jeugdzorg, in zowel de betreffende wetsartikelen als in de MvT, duidelijk vast te leggen wat verstaan wordt onder crisisopvang en om welke psychische problematiek het hier gaat. Motie Arib (PvdA)

Verzoekt de regering in de nieuwe Wet op de Jeugdzorg een acceptatieplicht op te nemen. Motie Heemst, van (PvdA) Verzoekt de regering voor de aanstaande begrotingsbehandeling aan te geven welke maatregelen politie en justitie zullen treffen om bij deze groep veelplegers de kans op herhaling drastisch terug te brengen. Motie Camp, van de (CDA)

Verbijzondering motie 1718: aanbevelingen: 42 van TCEO.

Motie Scheltema-de Nie c.s. TK verzoekt de regering binnen 2 jaar na inwerkingtreding van de verruiming van de strafrechtelijke mogelijkheden tot handhaving van de openbare orde m.o.o. grootschalige ordeverstoringen (Sv) deze wet op doeltreffendheid en uitvoerbaarheid te toetsen.

1999–2000               Motie Santi en Scheltema-de Nie

TK verzoekt regering te onderzoeken of het wenselijk is de termijn voor supersnelrecht tot 2 à 3 dagen te verlengen en inverzekeringstelling tevens mogelijk te maken m.o.o. verschijning van de betrokkene voor de recht ivm een dergelijke procedure. Motie Heemst, van (PvdA)

De minister wordt verzocht periodiek te                     26 800 VI

rapporteren wat de stand van zaken is bij de totstandkoming van handhavingsplannen. Motie Dittrich (D66) Verzoekt de regering de mogelijkheid te                     27 400 VI, nr. 33

onderzoeken om een wetsvoorstel op te stellen, waarin de registratie van discriminatie en rascisme wordt geregeld en de participerende instellingen daartoe ook financieel in staat worden gesteld.

2000–2001               Motie Niederer (VVD)

Uiterlijk 1 juli 2001 binnen de instrumenten van 26 115, nr. 18 verkeershandhandhaving voorstellen doen inzake verdeelsleutels (van opbrengsten verkeersboeten en transacties), gekoppeld aan gedane investeringen en verrichte inspanningen door decentrale overheden.

De Tweede Kamer wordt eind 2001 geïnformeerd.

1999-2000

2000-2001

27 410, nr. 21

27 410, nr. 23

27 410, nr. 25

26 345, nr. 64

26 269 nr. 21

26 825, 26 735, nr. 16

26 825, 26 735, nr. 15

De Tweede Kamer wordt naar verwachting in oktober geïnformeerd (voortouw VWS).

De definiëring wordt in de nieuwe Wet op de Jeugdzorg meegenomen.

De definiëring wordt in de nieuwe Wet op de Jeugdzorg meegenomen.

De Tweede Kamer ontvangt voor 1 oktober een brief met verwijzing naar de projectgroep versterking aanpak jeugdcriminaliteit.

Tweede Kamer wordt bij de eerstkomende voortgangsrapportage geïnformeerd.

Voortouw ligt bij de minister van BZK.

De HR heeft in haar arrest over de toepassing van supersnelrecht ingestemd met de toepassing hiervan. De Tweede Kamer wordt in de zomer van 2001 geïnformeerd.

Tweede Kamer wordt in de zomer van 2001 geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt in de zomer van 2001 geïnformeerd.

Het kabinetsstandpunt wordt nog in 2001 verwacht. De Tweede Kamer zal z.s.m. daarna worden geïnformeerd.

2000-2001                Motie Niederer (VVD)

Nagaan hoe CJIB verkeersovertredingen naar           26 115, nr. 19

soort en aantal per kentekenhouder kan bijhouden en bij een nader vast te stellen mate van recidive de OvJ hiervan in kennen te doen stellen die de zaak vervolgens «op maat» kan afdoen. 2000-2001                Motie Valk (PvdA)

Een registratiesysteem uit te werken waardoor         26 115, nr. 20

het CBR notoire overtreders confronteert met een rijvaardigheidsonderzoek dat kan uitmonden in een educatieve maatregel of intrekking gedurende kortere of langere tijd van het rijbewijs. 2000-2001                Motie Rietkerk (CDA)

Verzoekt de regering uiterlijk voor behandeling         26 345, nr. 63

van de begroting 2002 aan te geven welke onderdelen van de privacy-regels gewijzigd zouden moeten worden om een integralere samenwerking tussen politie en andere instellingen mogelijk te maken. 1999-2000               Motie Camp, van de (CDA)

Verbijzondering (afgehandelde) motie 1718.               26 269, nr. 21

1999-2000               Motie Camp, van de (CDA)

Verbijzondering (afgehandelde) motie 1718.               26 269, nr. 21

2000-2001                Motie Niederer (VVD)

Onderzoek naar de veiligheidsketen ter                      27 400

verbetering van de samenwerking, inzichtelijk maken hoe het beschikbare budget over de verschillende schakels is verdeeld en om te beoordelen of deze verdeling de meest efficiënte en effectieve verdeling is. 2000-2001                Motie Heemst, van (PvdA)

Alles op alles zetten om personele problemen           27 400-VII, nr. 23

m.b.t. cybercops op te lossen en daarover

z.s.m. aan de Kamer te rapporteren. 2000-2001                Motie Kuiper (PvdA)

Verzoekt regering bij begroting 2002 uur-                   27 400-VI, nr. 75

vergoeding sociale advocatuur te bepalen op

95,-2000-2001                Motie Ross-van Dorp

Verzoekt experiment te bevorderen met                     27 400 VI, nr. 78

juridisch loket in combinatie met expiriment met de betalende praktijk, zoals neergelegd in een gezamenlijk voorstel aanbieders gefinancierde rechthulp. 1997-1998               Motie Oven (PvdA)

Inzake opheffing van immuniteiten van                       25 339, nr. 14

Europolambtenaren van Bestuur van Europol.

Van Nederlandse zijde zal daarvoor de aandacht worden gevraagd. 1997-1998               Motie Doel, van den (VVD)

Verzoekt de regering de verslagen van het                 25 339, nr. 15

Gemeenschappelijke Controle Orgaan zoals bedoeld in artikel 24 van de Europolovereenkomst aan de Kamer te overleggen. 1997-1998               Motie Doel, van den (VVD)

Verzoekt de regering ingeval een uitbreiding              25 339, nr. 16

van Europol met executieve bevoegdheden aan de orde komt, reeds in het ontwerpstadium niet mee te werken, alvorens overleg met de Kamer hieromtrent heeft plaatsgevonden.

De mogelijkheden worden in kaart gebracht. De Tweede Kamer wordt nog in 2001 geïnformeerd.

De mogelijkheden worden in kaart gebracht. De Tweede Kamer wordt nog in 2001 geïnformeerd.

In voorbereiding.

Tweede Kamer wordt in 2004 geïnformeerd.

Tweede Kamer wordt per december 2002 geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt in het kader van de nota criminaliteitsbeheersing geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt onder andere in het kader van de nota criminaliteitsbeheersing geïnformeerd.

Rapporteren in begroting 2002.

De mogelijkheden worden onderzocht. De Tweede Kamer wordt voor de begrotingsbehandeling 2002 bericht.

De evaluatie van de regeling is nog niet ter hand genomen door de Raad.

Het verslag, bedoeld in deze motie, is nog niet uitgebracht.

De vraag naar de uitbreiding is vooralsnog niet aan de orde. Zie ook de brief d.d. 5 juli 2001 aan de Tweede Kamer met nr. 5096357.

1997-1998

1998-1999

1998-1999

2000-2001

2000-2001

2000-2001

2000-2001

2000-2001

2000-2001

Motie Dittrich (D66)

Verzoekt de regering op een daarvoor geschikt moment in de toekomst uitbreiding van het takenpakket van Europol aan de orde te stellen en daarbij prioriteit te geven aan de bestrijding van financiële criminaliteit. Motie Zijlstra (PvdA)

Bij de evaluatie van de penitentiaire maatregel (en PBW) aandacht te besteden aan enkele specifiek elementen (financiële middelen, verantwoordelijheden, verhouding qua sekse, uitval, medische verzorging en positie reclassering). Motie Jurgens c.s.

In lopende regeerperiode in voorbereiding nemen van eventuele wetswijziging van procesrechtelijke aard samenhangend met invoering van beroep tegen algemeen verbindende voorschriften. Motie Nicolaï (VVD)

Verzoekt de regering te onderzoeken hoe een algemene identificatieplicht, bestaande uit een draagplicht, beperkt tot gevallen waarin een bestanande dwangbevoegdheid kan worden gehanteerd, kan voorzien in leemtes en in harmonisatie; voorstellen voor zomer 2001 aan TK.

Motie Dittrich (D66)

Verzoekt de regering op korte termijn een voorstel tot wetsaanpassing om pleging van een geweldsmisdrijf onder invloed van alcohol en/of drugs als strafverzwarende omstandigheid op te nemen, in te dienen. Motie Eurlings (CDA)

De regering wordt verzocht ook in Nederland te komen tot een expliciet verbod van het rijden onder invloed van drugs, analoog aan onze buurlanden. Motie Nicolaï (VVD)

Verzoekt de regering om een inventarisatie van alle gevallen waarin de bevoegdheden worden gerelateerd aan «ernstige bezwaren» en per bevoegdheid aan te geven wat voor-/nadelen zijn van vervanging door «redelijk vermoeden van schuld». Motie Santi en Weekers

TK informeren hoe/wanneer wordt geregeld dat rechters tijdens een procedure aan het licht gekomen feiten/omstandigheden die een ernstig vermoeden van een strafbaar feit rechtvaardigen aan het OM melden, rekening houdend met procesorde/uitvoerbaarheid. Motie Giskes (D66)

De meeropbrengsten ten opzichte van 2001 uit de belasting op schenking en successie in beginsel inzeten om de Successiewet verder te moderniseren.

25 339, nr. 18

26 200 VI , nr. 6

26 077

27 400 VI, nr. 30

27 400 VI, nr. 34

26 115, nr. 17

26 271, nr. 25

26 855, nr. 21

Een uitbreiding van het werkterrein van Europol is in 2001 nog niet aan de orde. Momenteel wordt het vraagstuk van het werkterrein van het werkterrein van Europol in algemene zin besproken.

Wordt meegenomen in het in 2001 af te ronden evaluatie-onderzoek.

Komt aan de orde bij de tweede evaluatie Awb welke is voorzien in 2001/2002.

Er is advies gevraagd aan het OM en de Raad van Hoofdcommissarissen. De Tweede Kamer wordt nog in 2001 geïnformeerd.

Komt aan de orde bij het wetsvoorstel herijking wettelijke strafmaxima waarover in september 2001 zal worden geconsulteerd.

Concept-regeling wordt i.o.m. de ministeries van V&W en VWS opgesteld; mogelijk in MR eind 2001.

Wordt meegenomen in het project Strafvordering 2001.

In afwachting van een arrest van de HR ter zake.

27 789, nr. 2

In voorbereiding.

2 A Afgehandelde toezeggingen

1999-2000 1999-2000 1999-2000 1999-2000 1999-2000 1999-2000 1999-2000 1999-2000

1999-2000 1999-2000

1999-2000

1999-2000

1999-2000 1999-2000

1999-2000

1999-2000 1999-2000

1999-2000 1999-2000 1999-2000

1999-2000 1999-2000

Omvang aantal EU aanbestedingen.

Verklaring relatie ama’s en ots.

Toelichting verschil raming en realisatie KLPD.

Oorzaak lagere instroom sectoren bestuursrecht.

Toelichting op verschil realisatie en begroting IND.

Verwijzingen tussen beleid en middelen in Financiële Verantwoording. De evaluatie van de USD zal naar de TK worden gestuurd.

Uitvoering toezeggingen debat 14/6/2000 over jaarverslag USD inzake mogelijkheden van registratie van apparatuur t.b.v. productie drugs op Europees niveau en reacties op meest opmerkelijke conclusies en aanbevelingen jaarrapport USD 1999. Toezending van het jaarverslag USD.

De Minister zal bij zijn Franse ambtgenote aandacht vragen voor de uitvoering door Frankrijk van de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Hakkar.

Kamer zal nog schriftelijk worden geïnformeerd over het verstrekken van heroïne aan heroïne-prostituees.

Er zal worden nagegaan of de vernietigde hoeveelheid van de inbeslaggenomen drugs gelijk is aan de inbeslaggenomen hoeveeheid. De Kamer schriftelijk informeren over de individuele ambtsberichten. N.a.v. vraag van Wijn (CDA) is toegezegd de gang van zaken m.b.t. toelatings- en terugkeerbeleid inzake Kosovo te evalueren teneinde lessen te trekken voor de toekomst. Problematiek rond code 18 GBA wordt opgelost in het kader van de invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet.

In kader evaluatie koppelingswet bezien hoe koppelingswet in gemeenten uitwerkt. De vergelijkende analyse van wet-, regelgeving en beleid op het gehele vreemdelingenterrein van de IGC vertrouwelijk aan de Kamer doen toekomen.

M.b.t. de afhandelingstermijn voor MVV-aanvragen wordt ernaar gestreefd deze termijn te verkorten tot 3 maanden. Medio 2000 zal de Kamer worden geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de schijnhuwelijken.

Bezien of het mogelijk is van ama’s die 16 jaar of ouder zijn te vragen dat zij hun minderjarigheid met documenten aantonen dan, als zij dat niet kunnen, hen te beschouwen als meerderjarig.

Nader onderzoek doen naar objectieve zelfstandigheidscriterium In het kader van de Nieuwe Vw verhouding tussen bestuur en rechter innemen.

TK AO op 30

1999

TK AO op 30

1999

TK AO op 30

1999

TK AO op 30

1999

TK AO op 30

1999

TK AO op 30

1999

september september september september september september

EK op 18 februari 2000

TK AO op 9 december 1999

TK AO op 9 december 1999

TK AO op 13 september

1999

TK AO op 16 decenber

1999

TK Plenair debat op 2 maart 2000

TK Plenair debat op 22 maart 2000 Nota n.a.v. verslag Vw 2000 op 18 februari 2000

TK AO op 29 maart 2000 TK AO op 27 januari 2000 TK AO op 29 mei 2000

TK AO op 29 mei 2000 TK AO op 9 mei 2000

Tweede Kamer is geïnformeerd middels brief

d.d. 26 oktober 1999.

Tweede Kamer is geïnformeerd middels brief

d.d. 26 oktober 1999.

Tweede Kamer is geïnformeerd middels brief

d.d. 26 oktober 1999.

Tweede Kamer is geïnformeerd middels brief

d.d. 26 oktober 1999.

Tweede Kamer is geïnformeerd middels brief

d.d. 26 oktober 1999.

Tweede Kamer is geïnformeerd middels brief

d.d. 26 oktober 1999.

De evaluatie is op 10 oktober 2000 naar de

Tweede Kamer gestuurd.

De Tweede Kamer is d.m.v. de notitie

«Samenspannen tegen xtc» van 9 mei 2001

geïnformeerd.

Op 6 september is de herziene versie van het jaarverslag 1999 van de USD naar de Tweede Kamer verzonden.

De minister heeft hierover in februari 2000 contact gehad met zijn Franse ambtgenote.

Tweede Kamer is bij brief van 4 april 2000 van de minister van VWS, mede namens de minister van Justitie, geïnformeerd. De Tweede Kamer is geïnformeerd bij brief d.d. 18 oktober 2000.

De Kamer is d.m.v. de rapportage asielketen geïnformeerd.

Nagekomen bij brief van 19 januari 2001,

kenmerk 506107/00/DVB

Aan deze toezegging is voldaan middels de Vreemdelingenwet 2000.

Nagekomen bij brief van 10 juli 2001, kenmerk

5098022/01/DVB.

Nagekomen bij brief van 1 november 2000,

kenmerk 5053076.

Tweede Kamer is door het ministerie van Buitenlandse Zaken geïnformeerd.

Nagekomen bij brief van 8 september 2000, kenmerk 5038169/00/DVB

Nagekomen bij brief van 1-5-2001, kenmerk 5092164/01/PJS.

Nagekomen bij brief van 1-5-2001, kenmerk

5092164/01/PJS.

Tweede Kamer is tijdens de behandeling van de Nieuwe Vreemdelingenwet (6, 7 en 8 juni

2000) hierover geïnformeerd.

1999–2000               Toezending Tussentijdsbericht Vreemdelingen- circulaire (over de praktijk van de uitvoering van het beleid inzake de vrouwennota).

1999–2000               Inzage verlenen aan de Tweede Kamer inzake het dossier (individuele ambtsbericht) van Aksoy.

2000–2001               Indien er in de komende periode indicaties zijn dat de nieuwe Vreemdelingenwet later inwerking zal treden dan 1 april 2001, TK daarover informeren.

2000–2001               TK schriftelijk informeren over vrijstelling

MVV-vereiste voor terugkeeroptanten en de vrijstelling van de vreemdeling die voor vtv op grond van tijdsverloop in aanmerking komt.

2000–2001               TK brief met nadere informatie over verbreding van de asielrapportage tot een rapportage vreemdelingenketen doen toekomen.

2000–2001               Permanente visitatieteams in EU-verband voor buitengrensbewaking.

2000–2001               TK informeren over cijfers m.b.t. terugkeer naar

Somalië.

2000–2001               Herbevestiging van toezegging dat uitwerking

AMA-notitie dit najaar de TK zal bereiken.

2000–2001               TK notitie over opvang waarin de elementen zoals door Middel aan de orde zijn gesteld aan de orde komen: kleinere centra, permanente centra versus kosten, lokatie, omzetting huidige centra in permanente centra, doen toekomen.

2000–2001               TBV staatlozen binnen enkele weken publiceren van 3 januari 2001.

2000–2001               TK nieuwe Vreemdelingenbesluit doen toekomen.

2000–2001               TK de antwoorden op de kamervragen van het lid Kamp inzake aupairs doen toekomen.

2000–2001               Nadere bestudering «horen» van de voornemenprocedure 2000.

2000–2001               Op verzoek van de heer Hoekema een overzicht van alle onderhandelingen tussen de EU en derde landen op het gebied van terug- en overname aan de TK doen toekomen.

2000–2001               EK schriftelijk informeren over de vraag van dhr. Kohnstamm inzake het 10 dagen termijn om te reageren op het verhoor.

2000–2001               In de Vc opnemen wanneer Ac-afdoening verantwoord is.

2000–2001               Afgeproken uitleg van het veilige landen van herkomst beleid neerleggen in de Vc.

2000–2001               TK een brief van de minister en het verslag van de expertmeeting over meisjesbesnijdenis doen toekomen.

2000–2001               Bekijken van individuele gevallen (die buiten hun schuld niet terug kunnen naar het land van herkomst) uit de open brief van GroenLinks.

2000–2001               Aanvangen met fouilleren op moment van maken afspraak voor indiening asielverzoek.

2000–2001               Uitwerking van de mam-beleidsnota van 24

maart 2000 (herhaling van in het AO van 15 februari 2001 gedane toezegging).

2000–2001               In samenspraak met MvJ nadere informatie verschaffen over het gebruik van vingerafdrukken.

2000–2001               Toezending brief aan TK met antwoorden op vragen die vanwege de tijd niet meer konden worden beantwoord.

2000–2001               Beleidsvoorstellen m.b.t. het UVV-beleid in de landen Angola, Sierra Leone en Tsjetsjenië.

TK VAO op 21 juni 2000

TK AO op 28 juni 2000

Brief van TK op 7 september 2000

TK AO op 13 september 2000

TK AO op 14 september 2000

Nagekomen bij brief van 18 december 2000, kenmerk 5053185/00/DVB.

Nagekomen bij brief van het ministerie van Buitenlandse Zaken van 1 september 2000.

De Vreemdelingenwet 2000 is op 1 april 2001 in werking getreden.

Nagekomen bij brief van 20 september 2000, kenmerk 5041277/00/6.

Nagekomen bij brief van 19 september 2000, kenmerk 5036288/00/DVB.

TK AO op 11 oktober 2000 Nagekomen in de rapportage asielketen sept.

t/m dec. 2000, kenmerk 5076243/01/DVB. TK AO op 12 oktober 2000 Nagekomen in de rapportage asielketen sept.

t/m dec. 2000, kenmerk 5076243/01/DVB. TK AO op 12 oktober 2000 Nagekomen bij brief van 1-5-2001, kenmerk

5092164/01/PJS. TK AO op 12 oktober 2000 Nagekomen bij brief van 23 maart 2001,

kenmerk 5076241/01/DVB.

TK AO op 12 oktober 2000 TK AO op 17 oktober 2000

TK AO op 17 oktober 2000 TK AO op 17 oktober 2000 TK AO op 3 oktober 2000

EK op 14 november 2000

EK op 14 november 2000

EK op 14 november 2000

TK AO op 6 december 2000

TBV is gepubliceerd in de Staatscourant.

Tweede Kamer is hierover bij brief geïnformeerd. Het Vreemdelingenbesluit is per 1 april 2001 in werking getreden. De Tweede Kamer is op 3 november 2000 bij brief geïnformeerd. Nagekomen bij brief van 17 november 2000.

Tweede Kamer is in de brief van 23 oktober 2000, kenmerk 5058977/00/BSG (zie vraag 59) geïnformeerd.

De toezegging is nagekomen bij brief van 17 november 2000.

De herziene Vc is in december 2000 gepubliceerd.

De herziene Vc is in december 2000 in de Staatscourant gepubliceerd. Deze toezegging is nagekomen bij brief van 6 juli 2001, kenmerk 5099779/01/DVB.

TK AO op 12 oktober 2000 Nagekomen bij brief van maart 2001.

TK AO op 12 oktober 2000 Nagekomen bij brief van 3 juli 2000, kenmerk 5104398/01/DVB.

Nagekomen bij brief van 1 mei 2001, kenmerk 5092164/01/PJS.

TK VAO op 21 februari 2001

TK AO op 7 februari 2001 TK AO op 21 maart 2001 TK AO op 31 maart 2001

Nagekomen bij brief van 20 april 2001, kenmerk 5093270/501/MM.

Nagekomen bij brief van 20 maart 2001, kenmerk 5089342/01/DVB.

Nagekomen bij brief van 1 juni 2001, kenmerk 5095506/01/DVB.

2000-2001 2000-2001 2000-2001

2000-2001 1999-2000

1999-2000

1999-2000 1999-2000 1999-2000

1999-2000

1999-2000 1999-2000

1999-2000 2000-2001

2000-2001

2000-2001 2000-2001 1999-2000

1999-2000

1999-2000

Toezending rapportage met cohortanalyse, op basis van de peildatum 1 januari 2001, aan de TK.

Kamer informeren over de vraag wie controleert of afgenomen DNA materiaal ook daadwerkelijk wordt vernietigd. Binnen 14 dagen een brief zenden aan de TK, waarin maatregelen worden beschreven om de organisatorische en logistieke problemen op te lossen. Daartoe zal overleg gevoerd worden met de betrokken ketenpartners. In overleg treden met regionaal politiekorps Amsterdam over de daar gevolgde prioriteitsstelling.

Bij brief van 13 juni 2000 ( 5033563/DBZ/00 ) is toegezegd de VCJUS in het najaar nader te informeren over het kwaliteitstraject voor tolken en vertalers.

Uitleg gevolgen wpbr voor inzet vrijwilligers bij beveiliging van evenementen.

Aangeven huidige omvang van de schadevergoeding aan TBS passanten. Aangeven hoe de laatste twee jaar de doorstroming naar de GGZ is geweest. Het berekenen en aangeven van de voor- en nadelen van plaatsing in longstay-afdeling na 4 jaar versus de zes jaar in de huidige situatie. Afbouw omtrek beveiliging FPC Veldzicht in combinatie met afbouw BIAD/geschil OR-directie

Inventarisatie van planningsproblemen rond celcapaciteit en heenzendingen. Kamer wordt geïnformeerd over uitgewerkte voorstellen en standpunt dienaangaande m.b.t. bezuinigingen en bestuurlijke inbedding van de geestelijke verzorging in de justitiële inrichtingen.

Kamer zal geïnformeerd worden over voorstellen voor aanvullende noodmaatregelen mbt het voorziene capaciteitstekort justitiële jeugdinrichtingen voor 2000 en 2001. Toezenden aan Kamer rapport «Zorg achter tralies» betreffende medische zorg, voor behandeling van de Justitiebegroting 2001, alsmede een overzicht van ondernomen acties. In later stadium rapporteren aan Kamer over inspectie-uitkomsten / stand van zaken Van Mesdagkliniek

Uitkomsten TBS-onderzoek «Verbetertraject» wordt in 2001 afgerond. Kamer krijgt overzicht van hoe inrichtingen scoren op beschikbare prestatie-indicatoren. Minister zal de kamer melden hoeveel allochtone psychiaters en psychologen werkzaam zijn in justitiële inrichtingen. De Kamer krijgt nadere informatie over de exacte besteding van de claimgelden, zowel van Justitie als van VWS.

Na evaluatie Glen Mills Project toepasbaarheid concept voor strafrechtketen bezien.

TK AO op 31 maart 2001

TK AO op 11 april 2001

TK interpellatiedebat o óp 7 juni 2001

TK interpellatiedebat op 7 juni 2001

TK AO van 6 oktober 1999 TK AO van 6 oktober 1999 TK AO van 6 oktober 1999

TK AO van 6 oktober 1999

TK AO op 24 mei 2000

TK Brief op 7 juni 2000

TK AO op 27 september 2000

TK AO op 27 september 2000

TK AO op 27 september

2000

TK AO op 27 september

2000

TK AO op 18 oktober 2000

TK AO op 18 oktober 2000

TK AO op 28 september 1999

Nagekomen bij brief van 15 mei 2001, kenmerk 508433/01/DVB.

Nagekomen bij brief van 3 juli 2001, kenmerk 5104398/01/DVB.

Nagekomen bij brief van 20 juni 2001, kenmerk 5097975/DVB/01.

Nagekomen bij brief van 20 juni 2001, kenmerk 5097975/DVB/01.

13 juni 2000 is de VCJUS over het kwaliteitstraject geïnformeerd. De implementatie van het traject zal 20 juni 2000 starten. De Kamer is bij Algemeen Overleg van 11 oktober 2000 nader geïnformeerd.

Beantwoording ( 5042743/DBZ/00 ) vragen Rietkerk over gevolgen wpbr voor de inzet van vrijwilligers bij de beveiliging van evenementen.

Afgehandeld bij brief 808769/99/DJI van 10 december 1999 (24 587 + 26 562, nr. 44). Afgehandeld bij brief 808769/99/DJI van 10 december 1999 (24 587 + 26 562, nr. 44). Afgehandeld bij brief 808769/99/DJI van 10 december 1999 (24 587 + 26 562, nr. 44).

Afgehandeld bij brief 808769/99/DJI van 10 december 1999 (24 587 + 26 562, nr. 44).

Zie brief van 10 januari 2001, kenmerk

5 070 320/00/DJI.

Zie brief van 20 juni 2001, nr. 5097470/01/DJI

Kamer is geïnformeerd tijdens AO Masterplan DJI e.a. van 27 september 2000.

Zie brief aan kamer van 3 november 2000, nr. 5058690/00/DJI.

Zie brief aan Tweede Kamer van 26 februari 2001, nr. 5081194/018/01.

Zie brief + aanbieding rapport van 23 mei

2001, nr. 5100473/01/PJS.

Zie brief van 14 december 2000, kenmerk

5067851/00/DJI.

Zie brief van 26 januari 2001, nr. 5064349/00/

DJI.

Zie brief van 26 januari 2001, nr. 5064349/00/ DJI.

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 7 mei 2001; nr. 5096690/01/PJS.

1999–2000               Een brief aan de Tweede Kamer over anonieme meldingen van geweldsincidenten, nadat het advies hierover van de Raad van Hoofdcommissarissen en het Hoofdofficierenberaad binnen is.

1999–2000               De Kamer zal worden geïnformeerd over het resultaat van onderzoek naar kansspelen op internet.

1999–2000               De minister zal een notitie over huiselijk geweld, geweld op straat en de relatie tussen beide (over een jaar) ook aan de Eerste Kamer toesturen.

1999–2000               De adviezen van externe instanties inzake

CRIEM zal de minister aan beide Kamers doen toekomen.

1999–2000               Melden van stand van zaken m.b.t. oplossen van technische en organisatorische problemen ten aanzien van levering gegevens aan Intersectoraal Informatie Systeem Jeugdzorg.

1999–2000               Na te gaan/trachten de wachttijden voor diagnostiek bij vermoedens van seksueel misbruik te bekorten.

1999–2000               Bezien of de keuze voor èèn van de twee opvangvarianten een beslissing is die wordt vastgelegd en meegedeeld aan de vreemdeling (m.b.t. AMA’s).

1999–2000               Taken en bevoegdheden reclassering inzake toezicht pedo’s.

1999–2000               In de begroting 2001 zal expliciet worden ingegaan o/d vraag waarom een verschuiving optreedt i/h minder doorverwijzen van zaken naar Halt-bureaus door de politie, het landelijk uiteenlopen van de cijfers en het structurele karakter daarvan.

1999–2000               Voortgangsrapportage NAPS aan de Tweede

Kamer, met daarin o.a. aandacht voor de integrale aanpak jeugdprostitutie.

1999–2000               Kalsbeek (PvdA): vragen over jeugd: 1. hoe groot is het probleem(omvang), 2. de oorzaken daarvan, 3. hoe snel en effectief is het sanctioneren en 4. welke methodieken worden gehanteerd.

1999–2000               Toepassing van BOPZ in relatie tot kinderbeschermingsmaatregelen in specifiek geval.

1999–2000               Notitie uitwerking financieel kader voor de

Jeugdzorg zoals afgebakend in Beleidskader Wet op de Jeugdzorg (samen met VWS).

1999–2000               Brief aan de TK over voortgang certificerings- project, waaronder: – nader onderzoek omvang kinderen, – inbouwen sancties, zoals visa inhouden? en 24-uursmeldpunt.

2000–2001               Rapportage uitkomst onderzoek Sardes over zomerscholen.

2000–2001               Inlichtingen over de mogelijkheden van rechtshulp in de verschillende verdragsstaten van het Haagse Kinderontvoeringsverdrag.

2000–2001               Minister legt voor aan werkgroep van het OM

of een verwijzing naar het Schadefonds door de politie vastgelegd kan worden in p.v.

2000–2001               De minister laat zich voorlichten over de noodzaak tot het entameren van aanvullend onderzoek over onveiligheid in kwetsbare wijken.

2000–2001               Justitie gaat JIB-bureaus met elkaar vergelijken

(Brief toegezegd door de minister van Justitie).

TK AO op 14 oktober 1999

TK AO op 1 september 1999

EK Just. begr. 2000 op 15 februari 2000

EK Just. begr. 2000 op 15 februari 2000

TK brief op 1 mei 2000

VAO Jeugdzorg op 9 mei 2000

TK AO op 29 mei 2000

TK AO op 15 mei 2000 TK AO op 7 juni 2000

TK AO op 15 mei 2000

TK AO op 7 juni 2000

TK Nota overleg op 26 juni 2000

TK Nota overleg op 26 juni 2000

TK op 14 september 2000

TK brief vaste Cie Just. Op 20 oktober 2000 TK brief vaste Cie Just. Op 9 oktober 2000

TK Just.begr. 2001 op 7 november 2000

TK Just.begr. 2001 op 7 november 2000

TK Just.begr. 2001 op 7 november 2000

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer, d.d. 8 november 2000.

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 20 november 2000.

Afgehandeld per brief aan de voorzitters van de EK en TK, d.d. 14 februari 2001.

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 2 maart 2000.

Afgehandeld per brief aan de Tweede Kamer door de ministeries van Justitie en VWS d.d. 10 en 23 april 2001.

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 20 juli 2000.

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 1 mei 2001, nr. 5092164/01/PJS.

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer, d.d. 29 december 2000. Afgehandeld. Is in de begroting 2001 opgenomen.

Afgehandeld per brief voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 29 december 2000.

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de TK, d.d.1 september 2000.

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 17 oktober.

Afgehandeld door het ministerie van VWS per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer samen met het ministerie van Justitie d.d. 15

november 2000.

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 14 mei 2001; nr.

5089532/01/PJS.

De Tweede Kamer is geïnformeerd door OCW bij brief van 6 juli 2001, VO/TAB/2001–21 687. Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Vaste Commissie voor Justitie van de Tweede Kamer d.d. 31 januari 2001. Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer, d.d. 22 januari 2001.

De minister is 8 februari 2001 per nota geïnformeerd.

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Vaste Commissie voor Justitie van de Tweede Kamer d.d. 28 december 2000.

2000–2001               De minister zal schriftelijk uitleggen dat er 18,4

mln. is bijgeplust, maar niet wordt uitgegeven.

2000–2001               De minister komt 1 mei 2001 met nieuwe prognoses sanctiecapaciteit.

2000–2001               Samenplaatsing van strafrechtelijke en civielrechtelijke jongeren in jji’s.

2000–2001               Stop-reactie: bereik, ervaringen en effecten tijdens het experimentele jaar. 2000–2001               Beslissing inzake Stopreactie.

2000–2001               Het plan van aanpak met betrekking tot het voorgenomen beleid zal in maart 2001 aan de Kamer worden toegezonden.

2000–2001               Volgens resultaten Commissie van Rijn m.b.t.

arbeidsvoorwaarden collectieve sector voor GVI’s en Justitiële Jeugdinrichtingen (aandachtpunt besluitvorming MR).

2000–2001               Nadere brief over motie Van de Camp en

Dittrich over opleiding Politie.

2000–2001               Informatie naar TK over uitvoering amende- ment Kalsbeek over noodzakelijke extra financiele middelen voor aanpak problemen gezinsvoogdij.

2000–2001               Verzoekt de Kamer de regering voorbereidin- gen te treffen om de zogenaamde Wallagecellen op te heffen, zodat voortaan alle gedetineerden in aamerking kunnen komen voor de noodzakelijke begeleiding.

2000–2001               Berichten over rondkomen financiering omgangshuis en eventuele start project.

2000–2001               Notitie met plan van aanpak Inzet: stijgende instroom, ombuigen; zonder kwanitatieve doelstelling vast te leggen.

2000–2001               Opschorting adopties Guatemala en homo- adopties.

2000–2001               Overzicht van ziekteverzuim en vacatures in het

Gevangeniswezen.

2000–2001               Er volgt opheldering sepot overtreding

Arbeidstijdenwet door PI Overmaze.

2000–2001               Er komt binnen 4 weken een plan van aanpak naar de Kamer. Minister heeft inspanningsverplichting terzake op zich genomen.

2000–2001               De minister zegt toe een brief op te stellen waarin ingegaan zal worden op de problematiek van pseudokoop in relatie tot infiltratie.

2000–2001               Minister zegt toe met College van PG’s overleg te plegen over mogelijkheden tot het jaarlijks verstrekken van een inzichtelijk kwantitatief overzicht van afspraken, die o.b.v. de regeling worden gemaakt, indien deze tot wet wordt verheven.

1999–2000               Opstellen richtlijn of instructie voor Neder- landse ambtenaren in buitenland over verstrekken informatie over oorlogsmisdrijven.

1999–2000               Voorstel van Nederland in Comité art. 36 inzake lijst van gezochte oorlogsmisdadigers.

1999–2000               De Kamer zal in de loop van het jaar 2000

geïnformeerd worden over de inhoud van de nieuwe norm van het OM, die in de plaats komt van de huidige 10-zaken norm.

1999–2000               Minister neemt met de minister van BZK de mogelijke problemen met de openbare orde rond de militaire parafernalia in Tilburg op.

TK Just.begr. 2001 op 7 november 2000 TK Just.begr. 2001 op 7 november 2000

TK Just.begr. 2001 op 7 november 2000

TK AO op 6 december

2000

TK Brief op 16 januari

2001

TK AO op 6 december 2000

TK AO op 6 december 2000

TK just. begr. 2001 op 9 november 2000

TK AO op 6 december 2000

TK brief op 12 maart 2001

TK brief op 16 maart 2001

TK AO op 4 januari 2001

TK AO op 30 mei 2001

TK AO op 28 juni 2001

TK AO op 28 juni 2001

TK Plenair debat op 16 november 2000

TK AO op 15 november 2000

TK Plenair debat op 2 april 2001

TK brief vaste Cie Just. op 2 juli 1999

TK brief vaste Cie Just. op

2 juli 1999

TK AO op 7 oktober 1999

TK Just. begr. 2000 op 3 november 1999

De Tweede Kamer is mondeling ingelicht op 6

december in het AO Beleidskader Jeugdzorg.

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 7 mei 2001, nr.

5096690/01/PJS.

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 7 mei 2001, nr.

5096690/01/PJS.

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 16 januari 2001.

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer, d.d. 3 juli 2001; 5101554/01/

PJS.

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 8 mei 2001, nr.

5092972/01/PJS.

Afgehandeld met het advies van DP&O d.d. 22

februari 2001.

De Tweede Kamer zal voor 1 juli 2001 worden geïnformeerd. Is afgehandeld 11 juni 2001,

5105642/01/PJS.

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 22 februari 2001.

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 5 juni 2001, 5098437/ 01/PJS.

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer d.d 19 juni 2001, 5100331/

01/PJS.

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 1 mei 2001, 5092164/

01/PJS.

Afgehandeld per brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer, d.d. 18 juni 2001

Zie brief van 10 juli 2001, 5107388/01/DJI.

Zie brief van 3 juli 2001, 5106907/DJI.

Bij brief van 8 december 2000, 5069257/00, is de Kamer geïnformeerd over de door Justitie genomen maatregelen. De Tweede Kamer is geïnformeerd bij brief van 19 maart 2001, 5085555/501/AZ.

De Tweede Kamer is bij brief van 19-7-2001 (5110734/501) geïnformeerd.

Tweede Kamer is per brief van 18 november 1999 geïnformeerd.

Tweede Kamer is per brief van 18 november 1999 geïnformeerd.

Mededeling tijdens het AO finec van 20 februari 2001, dat de nieuwe norm is vastgesteld door het College van PG’s en meegenomen wordt in planningsbrief. Tweede Kamer is in december 1999 geïnformeerd.

1999-2000 1999-2000

2000-2001

2000-2001

2000-2001

2000-2001

2000-2001

2000-2001

2000-2001

2000-2001 2000-2001

2000-2001

2000-2001

2000-2001

2000-2001

2000-2001

De minister zal nagaan of capaciteit OM afdoende is, gelet op visie en taken. De minister zal het rapport van de zedenpolitie Amsterdam en het rapport inzake de nulmeting na gereedkoming aan de Kamer doen toekomen.

De minister van Justitie zal er voor zorgen dat het NFI het initiatief zal nemen voor overleg met de Registratiekamer.

De minister van Justitie zal nagaan in hoeverre een landelijk telefonisch meldpunt racisme wenselijk en haalbaar is. Hiertoe zal de minister overleggen met het LBR en Vluchtelingenwerk. De minister van Justitie zal nagaan of de bezetting van het landelijk Expertisecentrum Discriminatie toereikend is voor de uitvoering van zijn taak.

De minister van Justitie zal nagaan of in het Arrondisement Amsterdam de politie voldoende uitvoering geeft aan de aanwijzing discriminatiezaken op het punt van doorgeven van discriminatiefeiten aan het OM. Minister zal de vaste commissie voor Justitie informeren over de uitwerking van het kabinetsstandpunt BOD-en waarin bepaald is dat inspecties nieuwe stijl slechts in zeer beperkte mate gebruikmaken van hun opsporingsbevoegdheid. Minister zal de vaste commissie voor Justitie informeren over de juridische en organisatorische inrichting van criminele inlichting eenheden (CIE) bij de BOD-en. Minister zal de Kamer informeren over de manier waarop hoge schikkingen tot standkomen en welke motieven daarbij een rol spelen. Duidelijkheid dient te worden verschaft over de werking van het instrument «schikking».

Minister zal de Tweede Kamer een sepot-overzicht geven.

De minister zal onderzoeken op welke bewijsproblemen het IPIT in haar rapport doelde mbt de term winstbejag en nagaan hoe in andere Europese landen met dit bestanddeel wordt omgegaan.

De minister zegt de Kamer toe dat de nota over de criminaliteitsbeheersing nog voor het zomerreces beschikbaar is. Minister zal ten behoeve van overleg met de TK, in een aparte notitie, de TK uitvoerig informeren over de ins en outs van grootschalig DNA-onderzoek. Daarin zal ook de positie van weigerachtigen en buitenlandse informatie worden meegenomen.

De minister laat zich informeren door het OM over werkwijze schikkingenbeleid Amsterdam om te komen tot een nieuwe benadering van het probleem.

De minister gaat na of het College van p.g. betrokken is geweest bij een schikkingszaak van 150 mln. gulden

De minister laat nakijken of het juist is dat mensen bij hun aanhouding valse namen opgeven.

TK AO op 11 november

1999

TK AO op 27 januari 2000

EK plenair debat op 2 juli 2001

TK Plenair debat op 5 september 2000

TK Plenair debat op 5 september 2000

TK Plenair debat op 36 774

TK AO op 7 september 2000

TK AO op 7 september 2000

TK AO op 14 september 2000

TK AO op 14 september

2000

TK AO op 10 oktober 2000

TK just. begr. 2001 op 7 november 2000

TK just. begr. 2001 op 7 november 2000

TK just. begr. 2001 op 7 november 2000

TK just. begr. 2001 op 7 november 2000

TK just. begr. 2001 op 7 november 2000

Tweede Kamer is in het kader van de begroting 2001 ingelicht (september 2000). Afgedaan bij brief van 7 mei 2001, 5096613/ 501/HS2

Afgehandeld.

Afgedaan bij brief van 25 december 2000, 5074226/501/AC.

Afgedaan bij brief van 25 december 2000, 5074226/501/AC.

Afgedaan bij brief van 25 december 2000, kenmerk 5074226/501/AC.

Afgedaan bij brief van 5 maart 2001, 5082548/501/cvl.

Afgedaan bij brief van 5 maart 2001, 5082548/501/cvl.

Tweede Kamer is geïnformeerd bij brief van 25 april 2001, kenmerk Min-00–24.

Tweede Kamer is geïnformeerd bij brief van

25 april 2001, kenmerk Min-00–24. Tweede Kamer is geïnformeerd bij brief van

26 juni 2001, kenmerk 5075374/501/wb1.

Tweede Kamer is geïnformeerd bij brief van 26 juni 2001, kenmerk 5105083/501/GBJ.

Afgehandeld bij brief van 25 januari 2001, kenmerk 5075434/501/DP.

Tweede Kamer is geïnformeerd bij brief van 25 april 2001, kenmerk Min-00–24.

Tweede Kamer is geïnformeerd bij brief van 25 april 2001, kenmerk Min-00–24.

Tweede Kamer is geïnformeerd bij brief van 25 april 2001, kenmerk Min-00–24.

1999–2000               Beantwoording feitelijke vragen die tijdens het

AO zijn gesteld. Een en ander zal met voortouw BZK gebeuren. Nadere reactie op relatie tussen regulier onderwijs en politieonderwijs en de vermaatschappelijking van het politieonderwijs.

1999–2000               Nagaan of de Rechercheschool voldoende capaciteit heeft om Recherche-opleidingen te verzorgen. Het betreft hier met name opleidingen op het terrein van zedenzorg, computercriminaliteit en de wet Bob.

1999–2000               De Kamer zal een brief ontvangen over het rapport van de commissie Koopmans. Deze commissie adviseert m.b.t. het LSOP over een nieuw bekostigingsstelsel en over de bedrijfsvoering.

1999–2000               Reactie op voorstel politie voor instelling van bovenregionale opsporingsteams (BRT’s) naar de Tweede Kamer sturen.

1999–2000               Brief typologie van bestaande arrangementen

PPS inzake toezicht in het publiek domein.

1999–2000               AO inzake minister van Justitie en minister van

Defensie zullen nauwlettend toezien op de implementatie van de aanbevelingen van het Rapport evaluatie opsporingsfunctie KMar. De ministers zullen over een jaar rapporteren over de uitvoering.

1999–2000               De minister heeft toegezegd een nieuw boa-legitimatiebewijs in te voeren. Tevens zal hij na gaan in hoeverre het mogelijk is om te komen tot een standaard boa-uniform.

1999–2000               De minister zal in samenwerking met de minister van Defensie een brief opstellen, waaruit blijkt welke van de 22 aanbevelingen al in (be)werking zijn en welke nog in werking moeten treden.

1999–2000               De minister zal zorgdragen voor de uitwerking van aanbevelingnummer 9. Dit zal gebeuren middels het instellen van een werkgroep en middels een terugrapportage over het resultaat aan de TK.

1999–2000               Minister zal nadere informatie verschaffen over generaal pardon en over de inleveractie illegale (vuur)wapens geïnformeerd.

1999–2000               De minister heeft toegezegd om de komende

EU-actie tegen illegale wapens te laten evalueren.

1999–2000               Minister van Justitie zal voorbereidingen treffen voor een controle actie op de legale wapenhandel.

1999–2000               MvJ zal met OM contact opnemen over mogelijkheden van het instellen van een zelfstandig strafrechtelijk onderzoek naar de evt. betrokkenheid van (medewerkers) vd voormalige Credit Lyonnais Bank bij strafbare feiten die zouden zijn gepleegd in Nederland.

2000–2001               De minister van Justitie zegt toe informatie te verstrekken over CIE-regeling bij RR (casui-stiek).

2000–2001               De minister zal TK informeren over de openbaarheid RR-rapporten.

2000–2001               De minister zegt toe een brief op te stellen waarin ingegaan wordt op de recherchehuishouding, meer in het bijzonder het ABRIO-traject.

TK AO op 9 september 1999

TK AO op 9 september 1999

TK AO op 9 september 1999

TK AO op 29 september 1999

TK AO op 26 oktober 1999

TK AO op 27 januari 2000

TK Nota overleg op 29 november 1999

TK AO op 27 januari 2000

TK AO op 27 januari 2000

TK Plenair debat op 21 juni 2000

TK Plenair debat op 21 juni 2000

TK brief vaste Cie Just. op 8 juni 2000

TK brief vaste Cie Just. op

8 juni 2000

TK AO op 15 november

2000

Tweede Kamer is in november 1999 geïnformeerd. Brief nr. EA99/v89315; 802547/599/GBJ

Tweede Kamer is in november 1999 geïnformeerd. Brief nr. EA99/v89315; 802547/599/ GBJ.

Tweede Kamer zal worden geïnformeerd door het ministerie van BZK (voortouw BZK).

Afgedaan bij brief van 9 oktober 2000, kenmerk EA2000/U90911.

Tweede Kamer is geïnformeerd bij brief 24

november 1999, kenmerk ea99/u95137

805930.

Afgedaan bij brief van 13 februari 2001,

kenmerk 5067117/500/TM.

Tweede Kamer is geïnformeerd bij brief van 1 mei 2001, kenmerk 5087658/501/IK.

Afgedaan bij brief van 13 februari 2001, kenmerk 5067117/500/TM.

Afgedaan bij brief van 13 februari 2001, kenmerk 5067117/500/TM.

Tweede Kamer is bij brief van 18 juli 2001, kenmerk 5108590/501/TM.

Tweede Kamer is bij brief van 18 juli 2001, kenmerk 5108590/501/TM.

Tweede Kamer is bij brief van 18 juli 2001, kenmerk 5108590/501/TM, geïnformeerd.

Tweede Kamer is geïnformeerd middels brief met kenmerk 5057708/500/ml d.d. november 2000.

Tweede Kamer is bij brief van 22 november 2000, kenmerk 5064885/500/RD, geïnformeerd.

Tweede Kamer is bij brief van 22 november 2000, kenmerk 5064885/500/RD, geïnformeerd. Afgedaan bij brief van 7 mei 2001, kenmerk 5090029/501/MM.

2000-2001 2000-2001

1999-2000

2000-2001 2000-2001

1999-2000

1999-2000 1999-2000 1999-2000

1999-2000

1999-2000

1999-2000

1999-2000 1999-2000 1999-2000

1999-2000

1999-2000

1999-2000

1999-2000 1999-2000

De minister van Justitie zal de Tweede Kamer nader informeren over zaken waarbij geweld tegen de politie is gebruikt.

De minister van Justitie informeert de TK hoe met de korpsen en korpsbeheerders tegemoet gekomen zal worden aan de groeiende vraag naar rechercheonderwijs.

Advies Commissie Van der Winkel ter informatie naar TK zenden.

Het convenant van Zeist wordt aan de Kamer aangeboden.

De minister overlegt iedere drie maanden een overzicht van de rechterlijke formatie aan de

Kamer.

Overzicht van onderzoeken van de werking van tv op generale preventie in de VS en de invloed van camera’s op procesdeelnemers naar de TK

sturen.

De TK zal nader worden geïnformeerd over de wijze waarop in de praktijk wordt omgegaan met de richtlijn, inzake camera’s in de rechtzaal.

Overzicht verschaffen van redenen van aanhoudingen bij terechtzittingen in strafzaken

(vervolg op toezegging 1537).

Inventarisatie tekorten kinderrechters.

Een brief wordt naar de TK gestuurd, waarin opgenomen is: het aantal rechters dat per 1 juni 2000 in opleiding is, uitgesplitst naar aantallen RAIO’s en buitenstaanders.

In de WSO-rapportage geeft de minister zijn visie over het (nog) niet aansluiten van de wervingsmomenten van nieuwe rechters en het moment waarop zij in opleiding kunnen. De minister geeft zijn visie over het werken met «pools» van rechters en het huidige (vermoedelijke) capaciteitstekort bij de RM tov de toekomstige benodigde capaciteit. Het rapport «Besturen is vooruitzien» wordt aan de Tweede Kamer aangeboden. De voorstudie m.b.t. de kantongerechten wordt aan de Tweede Kamer aangeboden. Het Rappport «Overheveling Kantongerechts-appellen» wordt aan de Tweede Kamer aangeboden

Brief inzake de activteiten van de Stuurgroep Raad voor de Rechtspraak wordt naar de Tweede Kamer gestuurd.

Het huidige (vermoedelijke) capaciteitstekort bij de rechterlijke macht ten opzichte van de toekomstige beoogde capaciteit wordt Aan de hand van het personeelsbudget wordt inzichtelijk gemaakt hoe het systeem van de personeelsvoorziening werkt tot Lamicie wordt ingevoerd (verzoek van de heer Van Oven). Nagegaan wordt in welke vorm een mogelijk kenniscentrum rechtspleging opgericht kan worden.

De TK ontvangt informatie inzake kenniscentrum rechtspleging.

TK Nota overleg op 20 november 2000

TK Nota overleg op 20 november 2000

TK Plenair debat op 10 mei 2000

TK AO op 2 februari 2000

TK AO op 2 februari 2000

TK AO op 21 maart 2000 TK AO op 21 maart 2000

TK AO op 7 juni 2000

TK AO op 7 juni 2000

TK AO op 7 juni 2000

TK AO op 7 juni 2000

TK AO op 14 juni 2000 TK AO op 14 juni 2000 TK AO op 14 juni 2000

TK AO op 14 juni 2000

TK AO op 7 juni 2000

TK AO op 14 juni 2000

TK AO op 14 juni 2000

TK AO op 14 september 2000

De Tweede Kamer is geïnformeerd bij brief van 30 maart 2001, kenmerk EA2001/60160.

De Kamer is geïnformeerd bij brief van 22 mei 2001, kenmerk 5098623/501/RQ.

Het rapport met als bijlage de concept-AMvB

is op 23 mei 2001 aan de Tweede Kamer toegezonden.

Verstuurd naar de Tweede Kamer (07/03/00 –

5014363/800).

Eerste overzicht is op 10 mei 2000 naar

Tweede Kamer verstuurd (brief nr. 5026574/

800).

Het overzicht van onderzoeken is 13 juli 2000

naar de Tweede Kamer gestuurd.

Evaluatie wordt voorbereid. Medio 2001 evaluatie afgerond.

Brief 27 oktober 2000 (br nr. 5057196/800) naar Tweede Kamer verstuurd.

Brief (nr. 5 065 614) is 15-11-2000 naar Tweede Kamer gestuurd (zie tevens brief DRp 14-12-2000, nr 5069764/800 en brief DPJS 03-11-2000, nr 5061579/00/PJS). 2e voortgangsrapportage WSO (nr. 5 036 084/

  • 800) 
    + aanvullende brief budgetten & capaciteitsbehoefte (nr. 5042628/800) zijn 26 juli 2000 naar Tweede Kamer verzonden. De afsluitende voortgangsrapportage (5104685/
  • 801) 
    is 19 juni 2001 naar de Tweede Kamer verzonden

De WSO-rapportage is 26 juli 2000 aan de Tweede Kamer aangeboden (brief nr. 5036084/800).

Dit onderwerp is meegenomen in de tweede voortgangsrapportage pVRO die 31 maart 2000 naar de Tweede Kamer is verstuurd (brief nr. 5020 400/800).

Rapport is 19 juli 2000 (brief nr. 5042223/800) aan de Tweede Kamer aangeboden. Rapport is 19 juli 2000 (brief nr. 5042223/800) aan de Tweede Kamer aangeboden. Rapport is 19 juli 2000 (brief nr. 5042223/800) aan de Tweede Kamer.

Brief is op 12 september 2000 naar de Tweede Kamer gestuurd (briefnr. 50445416/800).

De WSO-rapportage is 26 juli 2000 aan de

Tweede Kamer aangeboden (brief nr.

5036084/800).

De brief is 26 juli 2000 aan de Tweede Kamer verstuurd (brief nr. 5042628/800).

De brief is naar de Tweede Kamer gestuurd op 8-9-2000 (briefnr. 5046135/800).

Brief is 8 september 2000 uitgegaan naar de Tweede Kamer (brief nr. 5046135/800). Brief was al uitgegaan voor het AO (zie toezegging 1905).

1999–2000               Nagaan of het klopt dat tot het jaar 2002

vasthouden aan het extra opleidingsjaar voor RAIO’s 90 rechtersjaren kost.

2000–2001               De minister zal overleg voeren met de rechterlijke macht over het behoud van het specialisme van de kinderrechter en over de duur van de aanstelling (zie tevens motie nr 32 justitiebegroting).

2000–2001               Aan de Tweede Kamer berichten welke gerechten gebruik maken van de inzet van de vliegende brigade.

1999–2000               Twee wetsvoorstellen tot vereenvoudiging van de Awb zullen dit kalenderjaar aan de TK worden voorgelegd; twee andere dit parlementaire jaar.

1999–2000               De minister zal een handleiding WBP doen samenstellen in verband met de ingewikkelde materie en omvangrijke toelichting.

1999–2000               Onderzoeken van de mogelijkheden de WRRA

te wijzigen op het punt van nevenfuncties door leden van de ZM.

1999–2000               De minister zal zijn standpunt inzake de aangiftebevoegdheid van rechters aan de Eerste Kamer kenbaar maken.

1999–2000               Onderzoek naar mogelijkheid van ontnemen van het Nederlanderschap bij het treden in dienst van paramilitaire guerrillagroepen

1999–2000               Toezending van richtlijn OM over deals met criminelen aan TK rond september 2000.

1999–2000               De vraag op welke termijn de goedkeuring van het Statuut voor het Internationaal Strafhof in gang wordt gezet zal schriftelijk worden beantwoord.

1999–2000               In de loop van 2000 zal een wetsvoorstel tot wijziging van de ontnemingswetgeving worden ingediend, waarin ook zal worden ingegaan op de (on)mogelijkheid een defenitie van het begrip «voordeel» in de wet op te nemen.

1999–2000               Nadere informatie over de voortgang van onderhandelingen in Straatsburg over modaliteiten van strafbaarstelling van virtuele kinderporno en over de bewijspositie van het openbaar ministerie in kennelijk echte kinderporno.

1999–2000               Bezien of in het kader van de wijziging van het

Besluit politieregisters gegevens over zedendelicten langer kunnen worden bewaard.

1999–2000               Nadere informatie over inwerkingtreding van de Wet tot goedkeuring van het ILO-verdrag inzake uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid in verband met het wetsvoorstel inzake een partiële wijziging van de zedelijkheidswetgeving.

1999–2000               TK ontvangt een brief inzake mogelijkheden die de techniek biedt om massaal kopiëren tegen te gaan.

1999–2000               Binnen 3 weken ontvangt de Kamer bericht over de de vraag of het kabinet aanleiding ziet zijn standpunt inzake de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de Staat te wijzigen.

1999–2000               Een «meer inhoudelijke» evaluatie over het wetgevingskwaliteitsbeleid en de effecten daarvan over 1999 als opmaat naar een reeks van inhoudelijke evaluaties. Dit naast de (rapportages van de) visitatiecommissie.

TK AO op 14 september 2000

TK just. begr. 2000 op 9 november 1999

TK Plenair debat op 18 november 1999

EK op 18 februari 2000

EK op 18 februari 2000

TK Plenair debat op 17 februari 2000

EK Plenair debat op 7 oktober 1999

TK AO op 7 oktober 1999

TK Nota overleg op 15 mei 2000

TK Nota overleg op 25 mei 2000

TK Nota overleg op 25 mei 2000

TK AO op 11 mei 2000 TK AO op 25 mei 2000

TK AO op 7 juni 2000

Brief (nr. 5061627) is 12 januari 2001 naar de Tweede Kamer gestuurd.

Afgedaan per brief van 23 mei 2001 (kenmerk 5086140/801).

Bericht 6 april 2001 naar de Tweede Kamer gestuurd.

Met de indiening van wetsvoorstel 27 563 (rechtstreeks beroep) januari 2001 is de toezegging nagekomen.

Handleiding gereed; 5 februari 2001 aangeboden aan minister.

Onderzoek bij WODC afgerond; planning publicatie rapport zomer 2000. Naar aanleiding hiervan standpuntbepaling minister. Op 9 oktober 2000 aan Kamer toegezonden. Op 9 oktober 2000 brief aan de Kamer (5055498/00/6).

Kamer geïnformeerd bij brief van 8 septem-ber2000 (kenmerk: 5042138/00/6).

Brief aan Tweede Kamer verzonden op 15

september 2000.

Beantwoord bij brief van 15-5-00 (26 697, nr.

218a)

Het wetsvoorstel wordt nog deze zomer aan de Tweede Kamer aangeboden.

Brief aan Tweede Kamer verzonden op 21 november 2000.

Brief aan Tweede Kamer toegezonden op 14 december 2000.

Kamer geïnformeerd in de NnavV aan Tweede Kamer inzake het voorstel van wet tot goedkeuring van verdrag (27 100, nr. 5) op 3 oktober 2000.

Brief aan Tweede Kamer toegezonden op 22 januari 2001.

Tussenbericht juli 2000 aan Tweede Kamer gezonden, kenmerk: 5 038 312/00/6. Vervolgens is op 22-9-2000 (25 294, nr. 12) Tweede Kamer bericht.

Is uitgevoerd d.m.v. nota WKB, 27 475, nr. 2 (26 oktober 2000).

1999–2000               De nota n.a.v. het verslag inzake wetsvoorstel herziening burgerlijk procesrecht (26 855) wordt in de zomer van 2000 aan de Tweede Kamer aangeboden.

1999–2000               I.o.o. BZK wordt het voorstel van wet WWM en

Gem. Wet uitbreiden bevoegdheden politie fouilleren kleding en doorzoeken bagageruimte toegezonden.

1999–2000               Wetgeving van België en Frankrijk bezien. Als deze zich ook richt op de centrale overheid zal de Kamer hiervan in kennis worden gesteld.

2000–2001               De TK ontvangt een nieuw voortgangsbericht over de wetgeving rond de Awb en de andere onderwerpen die voortvloeien uit de nota Juridisering in het openbaar bestuur (gedaan door de minister van BZK mede namens de minister van Justitie).

2000–2001               In een brief aan de Kamer wordt ingegaan op het adbvies van de commissie-Michiels over de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de centrale overheid.

2000–2001               De Kamer ontvangt terugkoppeling over de informatie van Buitenlandse Zaken over consulaire bijstand bij problemen m.b.t. homohuwelijken en homoadopties in het buitenland.

2000–2001               Kamer ontvangt een brief over de problematiek rond interlandelijke adoptie in relatie tot de homoadoptie.

2000–2001               Kamer informeren over het overleg met de

VNG over de positie van de ambtenaar van de burgerlijke stand met gewetensbezwaren ten aanzien van het sluiten van homohuwelijken.

2000–2001               Kamer ontvangt in 2001 een nota inzake de realisatie van de 3e fase HRO. Verkennende en analytische nota ter voorbereiding besluitvorming volgende kabinet inzake stelsel bestuursrechtspraak.

2000–2001               De TK ontvangt een brief over het standpunt van de minister over de aanbeveling van de Raad van Europa m.b.t. het verschoningsrecht van journalisten.

2000–2001               Voorafgaand aan de indiening van het wetsvoorstel ter implementatie van de wijziging van de Richtlijn witwassen een notitie uit te brengen inzake de positie van de advocatuur met betrekking tot de melding van verdachte transacties.

2000–2001               Ontwerp van de wijziging Besluit proceskosten bestuursrecht wordt aan TK voorgelegd.

2000–2001               Concept-wetsvoorstel DNA bij veroordeelden zal ter kennisneming aan de TK worden gezonden.

2000–2001               Nagaan of afname van DNA-materiaal kan worden bevolen in het kader van de schorsing voorlopige hechtenis ex art. 80 Sv.

2000–2001               Het standpunt van de TK wordt opnieuw in het kabinet aan de orde gesteld.

2000–2001               Op korte termijn zal Kamer een overzicht worden gezonden van onderwerpen op het terrein van het burg. procestrecht waaraan thans gewerkt wordt met stand van zaken.

2000–2001               Nader ingaan op een vraag van dhr. Dittrich met betrekking tot de reikwijdte en formulering van het voorgestelde witwasartikel.

TK AO op 14 juni 2000

TK Plenair debat op 21 juni 2000

TK AO op 6 september 2000

TK op 12 september 2000

TK Plenair debat op 6 september 2000

TK Plenair debat op 6 september 2000

TK Plenair debat op 6 september 2000

TK Vragenuur op 26 september 2000

TK AO op 12 oktober 2000

TK Wetg.overleg op 4 december 2000 TK Plenair debat op 30 januari 2001

TK Plenair debat op 1 februari 2001

TK AO op 13 februari

2001

TK op 19 februari 2001

TK Plenair debat op 21 maart 2001

Afgehandeld: zie Kamerstukken II 1999–2000, 26 855, nr. 5.

Brief aan Tweede Kamer dd. 18 januari 2000.

Op 22 september 2000 (25 294, nr. 12) is de Tweede Kamer bericht.

Brief van het ministerie van BZK mede namens de minister van Justitie d.d. 27 oktober 2000.

Kabinetsstandpunt per brief van 22-9-2000 aan Tweede Kamer kenbaar gemaakt (25 295, nr. 12).

Afgedaan bij brief van 25 januari 2001 (5076897/01/06).

Kamer bij brief van 1 november 2000 (5060523/00/06) geïnformeerd.

Brief Tweede Kamer 14 nov. 2000.

Nota is op 18 mei 2001 aan Tweede Kamer aangeboden (26 352, nr. 47).

Bij brief van 9-10-2000 TK standpunt kenbaar gemaakt.

Beantwoord bij brief van 3 november 2000 (5061395/00/6).

19 juni 2001 aan de Kamers gezonden. Brief 3 april 2001, nr 5089807.

Beantwoord bij brief van 29 juni 2001, Kamerstukken II 2000/2001, 26 271, nr. 32.

Brief Tweede Kamer 17 april 2001.

Verwerkt in brief van 23-2-2001 (5082683/01/6) met het privaatrechtelijk wetgevingsprogramma.

Brief aan Tweede Kamer 23 maart 2001.

2000–2001               Overzicht betreffende de binnen de Europese

Unie geldende wettelijke strafmaxima voor feiten die vergelijkbaar zijn met het misdrijf van artikel 213 van het Wetboek van Strafrecht.

2000–2001               Brief over de regel koop breekt geen huur en het huurbeding (diss. Westrik).

2000–2001               Kamer nader berichten over a); termijnen bezien m.b.t. samenwoning in art. 267; b) relatieve competentie i.h.k.v. de invoeringswet nieuwe burgerlijk procesrecht; c) mededelingsplicht medehuurderschap in art. 266; d) toepassingsgebied huur bedrijfsruimte.

2000–2001               Toezeggingen aan getuigen in strafzaken: op een aantal punten nog schriftelijk ingaan.

2000–2001               Nota van wijziging inzake besluitvormings- procedure Raad voor de Rechtspraak (bij staken stemmen is stem voorzitter doorslaggevend).

2000–2001               Nota van wijziging i.v.m. voorhang voor amvb nevenlocaties.

2000–2001               Nota van wijziging inzake aanwijzings- bevoegdheid minister (dwingend advies van de Raad voor de Rechtspraak).

1999–2000               De overgangsregeling tarieven notariaat ex art

127 Wet op het notarisambt wordt voor 1 mei aan de TK gezonden. De bandbreedtes en categorieën zijn elementen die voordien nader worden bezien.

1999–2000               Er wordt een voorlichtingscampagne ontwik- keld met o.a. een handleiding voor registratiehouders.

1999–2000               Het WODC-onderzoek inzake achterstanden civiele zaken wordt aan de Kamer toegezonden.

2000–2001               De minister zal het WODC vragen onderzoek te doen naar de multi-etnische kant van de rechtspleging.

TK AO op 27 maart 2001

TK Wetg.overleg op 26 maart 2001 TK Wetg.overleg op 26 maart 2001

TK Wetg.overleg op 6 maart 2001 TK Wetg.overleg op 21 mei 2001

TK Wetg.overleg op 21 mei 2001 TK Wetg.overleg op 21 mei 2001

TK AO op 3 maart 1999

TK Plenair debat op 18 november 1999

TK AO op 2 februari 2000

EK Just. Begr. 1999 op 15 februari 2000

Brief aan Tweede Kamer 30 maart 2001.

Brief aan Tweede Kamer 3 april 2001. Brief aan Tweede Kamer 3 april 2001.

Brief aan Tweede Kamer 6 april 2001,

5091878/01/6.

Is eind mei 2001 aan de Tweede Kamer gezonden (27 182, nr. 37).

Is eind mei 2001 aan de Tweede Kamer gezonden (27 181, nr. 23). Is eind mei 2001 aan de Kamer gezonden (27 182, nr. 33).

Ministeriële regeling is op 3 mei 1999 aan Tweede Kamer gezonden.

Handleiding is gereed en aangeboden aan de doelgroep. Is tevens op het Internet beschikbaar.

Op 31 mei 2000 is de onderzoeksrapportage aan de Tweede Kamer aangeboden. Onderzoek zal worden opgenomen in de onderzoeksprogrammering van het WODC.

2B. Openstaande toezeggingen

2000–2001               De minister zal nog vòòr de begrotings- behandeling de Tweede Kamer een brief sturen over de kwestie van het «ne bis idem»-beginsel vs. revisie, in Europees perspectief (o.a. Law Commission Engeland)

2001–2002               De Kamer wordt geïnformeerd zodra de

Commissie een procedure start bij het Hof van Justitie tegen de Raad inzake verordeningen waarbij de Raad zich uitvoeringsbevoegdheden heeft voorbehouden.

DGIAV/DISAD

1997–1998               Tweede Kamer zal worden geïnformeerd of er bepaalde afspraken worden gemaakt n.a.v. het evaluatierapport OM-richtlijnen Opiumwet.

2000–2001               De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de uitkomsten van het overleg met het OM over: 1. analyse van aard/omvang illegale productie/ handel dopingproducten 2. opnemen van strafrechtelijke aanpak in het beleidsplan 2002 van OM (inclusief capaciteit).

2000–2001               Er zal een quick scan worden uitgevoerd naar de mate waarin jongeren onder de 18 jaar cannabis gebruiken en waar zij de cannabis vandaan halen.

2000–2001               Bij het OM zal worden nagegaan hoe een grote hennepplantage kon worden gebouwd in een oud textielbedrijf in Tilburg zonder dat het energiebedrijf heeft gemerkt dat illegaal stroom is afgetapt.

2000–2001               Kamer zal worden geïnformeerd over de resultaten van het beleid inzake het bezit en gebruik in gebruikersruimten.

2000–2001               Bekeken zal worden hoe de handel via het

Internet kan worden opgespoord en vervolgd.

2000–2001               Er zal een evaluatie plaatsvinden van het

A-team.

DGIAV/DVB*

1995–1996               Anderhalf jaar na invoering inburgeringstoets tbv naturalisatie zullen de resultaten worden beoordeeld; de evaluatie kan vervolgens binnen twee jaar na invoering met de Kamer worden besproken.

1997–1998               De werkinstructie gender-inclusieve benadering asielverzoeken zal worden geëvalueerd.

1999–2000               Schriftelijke beschouwing over binnenlands- vestigingsalternatief.

1999–2000               Uitwerken van de combinatie van klemmende redenen van humanitaire aard in een TBV (zie nr. 1883). Na formulering van dit beleid bezien of gemeten kan worden of uitvoering en beleid beter aansluiten. Kamer schriftelijk informeren over resultaat.

1999–2000               Onderzoeken hoeveel aanvragen om gezins- hereniging worden ingediend en om welke herkomstlanden het gaat.

1999–2000               Tweede Kamer schriftelijk informeren over de groep vrouwen die door de Sociale Verzekeringsbank wordt uitgesloten van kinderbijslag.

2000–2001               Onderzoek naar de aanbevelingen om te komen tot meer betekenisvolle terugkeerprogramma’s en de problemen met premies.

TK AO op 11-6-2001 TK AO

TK op 8-4-1998

TK AO op 22-2-2001

Nationaal Jeugddebat TK AO op 23-5-1901

TK AO op 23-5-2001 TK AO op 23-5-2001

TK AO Drugs

TK AO op 1-11-1995

TK AO op 9-12-1997 TK AO op 9-5-2000 TK AO op 15-6-2000

TK AO op 15-6-2000 TK AO op 15-6-2000 TK AO op 16-11-2000

Brief aan Tweede Kamer na zomerreces 2001.

Mogelijke Hofprocedure Cie vs Raad.

De Tweede Kamer zal zomer 2001 worden geïnformeerd over de resultaten van het evaluatie onderzoek.

De Tweede Kamer wordt eind 2001 geïnformeerd.

Tweede Kamer zal eind 2001 worden geïnformeerd.

In behandeling. Ambtsbericht is gevraagd aan het OM.

In behandeling. Voor 31 december 2001 ontvangt de Tweede Kamer een eerste rapportage.

Wordt meegenomen bij het project Drugs en Internet. De Tweede Kamer wordt bij de voortgangsrapportage in september 2001 tussentijds geïnformeerd. In voorbereiding.

Tweede Kamer zal hierover in 2004 worden geïnformeerd.

De Tweede Kamer zal in het voorjaar 2002

worden geïnformeerd.

Tweede Kamer zal najaar 2001 worden geïnformeerd.

Tweede Kamer zal eind 2001 worden geïnformeerd.

Tweede Kamer zal na het zomerreces 2001 worden geïnformeerd.

Tweede Kamer zal eind 2001 worden geïnformeerd.

Tweede Kamer wordt na het zomerreces in de rapportage asielketen geïnformeerd.

2000-2001

2000-2001 2000-2001

2000-2001

2000-2001

2000-2001

2000-2001

2000-2001

2000-2001

2000-2001

2000-2001

2000-2001

2000-2001

DGPJS/DBZ 2000-2001

DGPJS/DJI i.o.m. DVB 1998–1999

DGPJS/DPJS 1997-1998

1998-1999

Notitie waarin zal worden ingegaan op de strafbaarstelling van illegaliteit en de problemen van criminele illegalen (wellicht inclusief landenvergelijking). Tevens zal bezien worden hoe de voorstellen van de heer Wijn evt. hierbij betrokken kunnen worden. Notitie over uitzettingsbeleid mits mankracht op het ministerie kan worden vrijgemaakt. In nadere reactie op het VRIS-rapport specifiek ingaan op contra-indicaties en de zwakke punten van de glijdende schaal. Onderzoeken of het mogelijk is over het bedrag van de schadevergoeding die door de rechtbank is toegekend wegens onrechtmatige inbewaringstelling van in Nederland verblijvende illegalen, in mindering te brengen op de kosten voor uitzetting.

Onderzoeken of het mogelijk is asielzoekers die betaald werk verrichten een bedrag te laten sparen dat kan worden meegenomen bij terugkeer naar het land van herkomst. Indien daartoe aanleiding is rapporteren over DNA-onderzoek in de periodieke rapportages asielketen.

Tweede Kamer, na afloop van onderzoeken van inspectie gezondheidszorg, informeren over medische voorzieningen in de opvangcentra. Tweede Kamer een notitie over immigratiebeleid, n.a.v. de Mededeling van de EC over het communautair immigratiebeleid, van 22 november 2000 doen toekomen. Bevestiging van de eerdere toezegging zie nr. 2116 Tweede Kamer te informeren over het migratiebeleid EU.

Zodra de VKC de vragen doet toekomen die nog schriftelijk beantwoord moeten worden, zullen die worden beantwoord. Als er informatie is verzameld over hoe andere lidstaten gebruik maken van de bevoegdheden van artikel 3, lid 4 van de Overeenkomst van Dublin, deze informatie aan de Tweede Kamer doen toekomen.

Melden voortgang ama-beleid 3x per jaar bij de asielrapportage.

Entameren aanvullend onderzoek beleid andere Europese landen.

Voor 31-12-2001 zal de Tweede Kamer over de nadere vorderingen worden geïnformeerd (Garantstellingsregeling curatoren).

De staatssecretaris zal de Kamer in een notitie nader informeren over het regime dat zal gelden voor de vreemdelingenbewaring.

Wetsvoorstel speelautomaten wordt geëvalueerd (3 tot 5 jaar na iwtr.) Daarbij wordt uitdrukkelijk uiteen gezet welke sancties er zijn en hoe die zijn toegepast in de afgelopen periode.

Nachtdetentie en elektronisch toezicht minderjarigen.

TK AO op 16-11-2000

TK AO op 16-11-2001 TK AO op 7-2-2001

Vragenuurtje op 23-1-2001

TK AO op 31-3-2001

TK AO op 11-4-2001 TK AO op 11-4-2001 TK AO op 6-2-2001

TK AO op 23-5-2001 TK AO op 23-5-2001 TK AO op 11-4-2001

TK AO op 12-6-2001 TK AO op 12-6-2001

TK AO 3-3-1999

TK op 9-4-1998

TK Brief op 30-10-1997

Tweede Kamer zal zomer 2001 worden geïnformeerd.

Tweede Kamer zal najaar 2001 worden geïnformeerd.

Tweede Kamer zal zomer 2001 worden geïnformeerd.

Tweede Kamer zal zomer 2001 worden geïnformeerd.

Tweede Kamer zal na het zomerreces 2001 in de rapportage asielketen worden geïnformeerd.

Tweede Kamer zal indien daartoe aanleiding is over DNA-onderzoek in de rapportages asielketen worden geïnformeerd. Tweede Kamer zal na afloop van de onderzoeken van inspectie gezondheidszorg door de minister van VWS worden geïnformeerd. Tweede Kamer zal in het najaar 2001worden geïnformeerd.

Tweede Kamer zal in het najaar worden geïnformeerd.

Afhankelijk van VKC zal Tweede Kamer worden geïnformeerd.

Tweede Kamer zal in het najaar worden geïnformeerd.

Tweede Kamer zal in de rapportages Vreemdelingenketen worden geïnformeerd. (asiel en regulier rapportages) Tweede Kamer zal over het lopend onderzoek van WODC begin 2002 worden geïnformeerd. N.a.v. de resultaten van het WODC onderzoek zal worden bezien of aanvullend onderzoek nog nodig is.

De Kamer is in oktober geïnformeerd over de aanbevelingen die voort zijn gevloeid uit de evaluatie van de garantstellingsregeling (GSR) curatoren. Brief 5054311/DBZ/00.

De Tweede Kamer zal najaar 2001 nader worden geïnformeerd.

Wachten op evaluatie (2002) na iwtr. van de wet speelautomaten.

De Kamer krijgt voor 30 november 2001 de desbetreffende evaluatierapportages.

1998-1999 1999-2000 1999-2000

1999-2000

1999-2000

1999-2000

1999-2000

1999-2000 1999-2000

1999-2000 2000-2001

2000-2001 2000-2001

1999-2000 2000-2001

2000-2001

2000-2001 2000-2001

Kamer informeren over buitenlandse activiteiten van de kansspelvergunninghouders. Aard, omvang verschijnsel stalking/belaging met aandacht voor definitie en daderprofielen. Het WODC zal in de komende jaren nader onderzoek doen naar andere verslaafden in relatie tot de SOV-doelgroep. Er komt een onderzoek naar de psychische gesteldheid van EBI-gedetineerden.

Verzoek om kwaliteitsonderzoek naar de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming. (De staatssecretaris zegde toe dit verzoek te zullen doorgeleiden naar de minister)

Voortzetten debat met VWS om (jeugd) hulpverlening (AMW en/of BJZ) te activeren om taken op het terrein van scheidingsen omgangsproblematiek te vervullen. Rapportage over besteding van Intensiverings-gelden in 2000 + rapportage over doelen en resultaten voor 2001 met de Intensiverings-gelden en de DOB-gelden. Bezien of positie minderjarige asielzoekers specifieke regeling behoeft in de Wet op de Jeugdzorg.

Minister zal de kamer informeren over de voortgang van acties genoemd in brief van 15 juni 2000 (26 800 VI, nr. 75) n.a.v. de motie van 16 december 1999 aangaande de mogelijkheid van behandeling van psychisch gestoorden in detentie.

Evaluatie na 1 of 2 jaar (i.p.v. 3 jaar) nadat een certificatieschema is vastgesteld (welk traject op zich al 2 jaar vergt).

De minister is bereid bij de inwerkingtreding van het stelsel van Outputfinanciering Reclassering gelijktijdig een evaluatie te starten.

De minister zal een integraal plan voor nazorg van delinquenten bij aanstaande Voorjaarsnota gereed hebben.

Opdracht voor vervolgonderzoek «kinderombudsman», zodat de Kamer na de zomer van het volgende jaar een uitgewerkt voorstel kan worden gedaan.

De Kamer wordt voor de zomer 2001 geïnformeerd over het toezicht op zedendelinquenten door de Reclassering.

De minister streeft ernaar voor het zomerreces 2001 de Kamer op de hoogte te stellen van het regeringsstandpunt t.a.v. de twee evaluatierapporten OTS.

Standpuntbepaling inzake beslissing aanpassing wetgeving of meer fundamentele bezinning huidige pakket maatregelenpakket justitiële jeugdbescherming (met name OTS) a.g.v. evaluatieonderzoek OTS en lopende onderzoeken.

Enquête van de landen van herkomst adoptiekinderen.

Over de effectiviteit van het voorgenomen beleid (Justitieketen en opvoedingsondersteuning) zal, voor zover mogelijk, in het eindverslag worden gerapporteerd.

TK brief vaste Cie Just. op

3-6-1999

TK op 1-9-1999

TK Plenair debat op 5-4-2000

TK AO op 14-6-2000

TK AO op 14-6-2000

TK brief op 5-7-2000

TK Nota overleg op 26-6-2000

TK AO op 18-10-2000

TK AO op 14-9-2000

TK Just.begr.01 op 7-11-2000

TK just. begr. 01 op 7-11-2000

TK brief op 14-11-2000

TK AO op 15-5-2000 TK AO op 6-12-2000

TK brief op 22-2-2001 TK brief op 11-4-2001

De Kamer wordt voor 1 november 2001

geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt voor 1 september

2001 nader geïnformeerd.

De Kamer zal uiterlijk in december 2003

worden geïnformeerd.

Tussenbericht aan de Tweede Kamer d.d. 7 mei 2001 nr. 5095802/01/DJI. Onderzoeksrapport in voorjaar 2003 beschikbaar. De Tweede Kamer wordt voor 31 oktober 2001 geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt voor 31 oktober 2001 geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt voor 30 september 2001 geïnformeerd.

Het betreffende wetsvoorstel is op 17 juli 2001 voor advies aan de Raad van State voorgelegd.

De Tweede Kamer wordt voor 15 november 2001 geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt voor 31 oktober 2004 geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt voor 1 januari 2002 geïnformeerd.

Tussenbericht aan de Tweede Kamer d.d. 22 mei 2001. De Tweede Kamer wordt voor 1 oktober 2001 geïnformeerd. De Tweede Kamer wordt voor 31 december 2001 geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt voor 30 september

2001 geïnformeerd in een brief over nazorg en recidivevermindering.

De herziening van het civiele maatregelenpakket maakt deel uit van het project versterking aanpak jeugdcriminaliteit. De Tweede Kamer wordt voor 31 maart 2002 geïnformeerd.

De herziening van het civiele maatregelenpakket maakt deel uit van het project versterking aanpak jeugdcriminaliteit. De Tweede Kamer wordt voor 31 maart 2002 geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt eind 2005 geïnformeerd. De Tweede Kamer wordt voor 31 december

2002 geïnformeerd.

2000–2001               Kabinetsstandpunt rapport «Veilig en Wel» van de Commissie beleidsvisie tbs, onder voorzitterschap van mr. A. Kosto.

2000–2001               Aanbieding evaluatierapporten Penitentiaire beginselenwet en Bvt.

2000–2001               Nagaan van het aantal meldingen van gemeenten aan de Raad voor de Kinderbescherming.

2000–2001               Tweede Kamer wordt nog dit jaar geïnformeerd over standpunt MvJ inzake: 1. Afschaffing algemene voorwaarde 2. Inperking schorsings-voorwaarden voorlopige hechtenis.

2000–2001               Er zal een landelijke evaluatie plaatsvinden van mediation en herstelrecht.

2000–2001               De MvJ zal nagaan of het mogelijk is om sneller dan najaar 2002 een wetsvoorstel inzake de VI in procedure te brengen.

2000–2001               Er komt een nota Personele Zorg

2000–2001               Experiment electronische detentiehuizen.

2000–2001               Er volgt een brief over recidive, nazorg en integratie.

2000–2001               Voorbereiden wetswijziging Jeugdstrafrecht

n.a.v. evaluatierapport WODC. Brief 5 juli 2001, 5017533/01/PJS.

2000–2001               TBS: voor zover de capaciteitsbrief van 7 mei

2001 geen complete informatie bevat inzake het capaciteitsprobleem mbt TBS, wordt die informatie alsnog verstrekt.

2000–2001               TBS: nagegaan wordt of het feit dat de informatie in het artikel in Trouw afwijkt van de antwoorden van Justitie op schriftelijke vragen inzake Dirk de V, aanleiding is voor nuancering. De Kamer wordt schriftelijk bericht.

2000–2001               TBS: in de brief aan de Kamer wordt – indien de informatie beschikbaar is – tevens gemeld in hoeveel gevallen TBS-gestelden verblijvend in een vervolgvoorziening aanleiding gaven tot terugplaatsing. Zo mogelijk worden categorieën aangegeven.

DGRh

1997–1998               Toezenden onderzoeksuitkomsten vorderings- beleid OM inzake VI plus standpunt MvJ.

DGRh/DH

1998–1999               Over 2 jaar evaluatie verkeershandhaving –

tezamen met minister van V&W – van wettelijk instrumentarium.

1998–1999               Minister zal Tweede Kamer informeren over de resultaten van de analyse bij het proces rond Etienne U. Na berichtgeving hierover door het College van Procureurs Generaal – al dan niet vertrouwelijk – ter kennis worden gebracht van de VC voor Justitie.

1998–1999               Herhaling van de toezegging van de vorige minister om de Wet van 24 juni 1998 tot wijziging van de WVW 1994 twee jaar na inwerkingtreding te evalueren. (onderzoek naar de effectiviteit van het sanctieinstrumentarium)

1999–2000               Bezien zal worden of t.z.t. de ontnemings- procedure in de zaak Zwolsman geëvalueerd kan worden, zodra er een onherroepelijk vonnis is.

TK brief op 23-5-2001 TK brief op 22-5-2001 TK AO op 13-6-2001 TK AO op 11-6-2001

TK AO op 11-6-2001 TK AO op 11-6-2001

TK AO op 28-6-2001 TK AO op 28-6-2001

TK AO op 28-6-2001

TK Vragenuur op 3-7-2001

TK Vragenuur op 3-7-2001

TK Vragenuur op 3-7-2001

TK AO op 8-10-1998

TK AO op 22-1-1998

TK brief op 14-6-1999

TK AO op 17-6-1999

TK AO op 7-10-1999

De Tweede Kamer zal voor 31 oktober 2001 worden geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt voor 31 december 2001 geïnformeerd over de consequenties die aan de evaluatie worden verbonden. De Tweede Kamer wordt voor 1 december 2001 geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt voor 31 december 2001 geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt voor 1 juli 2003

geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt voor 31 december

2001 geïnformeerd.

Nota zal najaar 2001 verschijnen.

Thans is experiment in voorbereiding, waarna zal worden bezien of per 1 oktober 2001

ermee gestart kan worden.

De Tweede Kamer wordt in september 2001

nader geïnformeerd.

De voorstellen tot wetswijziging kunnen naar verwachting eind 2002 bij de Tweede Kamer worden ingediend.

De Tweede Kamer wordt in september 2001

geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt in september 2001 geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt in september 2001 geïnformeerd.

Resultaten zullen worden meegenomen in commissie Herziening vervroegde invrijheids-stelling. De Rapportage zal medio 2002 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Toezegging is in het AO van 17 juni 1999 nogmaals aan de orde gekomen en door de minister bevestigd. Tweede Kamer zal in maart 2002 worden geïnformeerd. Tweede Kamer wordt in augustus 2001 – al dan niet vertrouwelijk – geïnformeerd over de resultaten.

Tweede Kamer wordt in maart 2002 geïnformeerd.

Het Gerechtshof A’dam zal op 17 juli uitspraak in hoger beroep doen. Afgewacht moet worden wat de uitspraak zal zijn en of er eventueel nog cassatie bij de Hoge Raad wordt ingesteld.

1999–2000               De minister zal stilstaan bij de relatie transactie- draagkracht. Hierbij dienen een recent onderzoek van de Erasmus Universiteit en een aanvullend onderzoek door het PG als aanknopingspunten.

2000–2001               De minister zal zijn collega’s in het kabinet consulteren over de vraag of de overheid een voorlichtingscampagne ter bestrijding van fraude kan starten.

DGRh/Dob

1998–1999               Evalueren gevolgen van wet-BOB voor werklast zittende magistratuur.

1999–2000               De minister zal bezien of de werklast in het kader van het uitvaardigen van bevelen kan worden verminderd. Dit zal gebeuren bij de evaluatie Wet BOB.

1999–2000               De minister zal bezien in hoeverre de ontwikke- ling van de criminaliteit aanleiding geeft tot uitbreiding van de mogelijkheden om informanten uit de «bovenwereld» in te zetten. Voordien zal de ontwikkeling van CID tot EBRI worden afgerond.

1999–2000               De minister zal zo mogelijk door tussenkomst van het WODC een onderzoek opstarten naar illegale wapentransporten, afkomstig vanuit het voormalige Oostblok, die ons land inkomen.

2000–2001               Handhaving van de ordeningswetgeving in het kader van de elektronische omgeving zal worden meegenomen in de nota Cybercrime. (Voorbeeld: medicijnverkoop via het Internet)

2000–2001               De minister zal Tweede Kamer informeren over voortgang herstructurering Rijksrecherche.

2000–2001               Begin 2001 een notitie aan de Tweede Kamer sturen waarin wordt ingegaan op de analyse van de problemen die ten grondslag liggen aan het lage ophelderingspercentage. De daaruit voortvloeiende actiepunten worden betrokken bij de Nota Criminaliteitsbeheersing.

2000–2001               De minister zorgt in het kader van de planning- en controlcyclus voor het apart aandacht schenken aan het beschikbaar stellen van recherchecapaciteit en deskundigheid voor de zogenaamde middencriminaliteit.

DGWRR/DRJB

1997–1998               Notitie over de notaris in loondienst aan de

Tweede Kamer; notitie moet worden opgesteld door een nog in te stellen werkgroep. In de brief aan Tweede Kamer d.d. 12-7-1999 is de toezegging bijgesteld.

1999–2000               Informeren Tweede Kamer over samenhang publiek/privaat toezicht (BFT/SGG)

1999–2000               Informeren Tweede Kamer voortgang

Incasso-dossier (kredietinformatie)

2000–2001               Verruiming van de Wet op de rechtsbijstand

t.b.v. slachtoffers van ernstige misdrijven (n.a.v. motie De Graaf c.s.)

2000–2001               In het najaar 2001 zal de minister aan de

Tweede Kamer het standpunt omtrent de evaluatie van de WSNP toezenden. (zie brief van 30 mei 2001, kenmerk 5099735/801)

2000–2001               Begin 2002 zal een uitgebreide en uitgewerkte notitie aan de Tweede Kamer worden gezonden over de visie van Justitie t.a.v. het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand.

TK AO op 24-11-1999

TK AO op 22-2-2001

TK Plenair debat op 11-11-1998

TK Plenair debat op 2-12-1999

TK AO op 10-11-1999

TK Plenair debat op 21-6-2001

TK op 12-9-2000

TK just. begr. 01 op 7-11-2001

TK Wetg.overleg op 8-4-1998

TK plenair debat

10-05-2000

TK plenair debat

10-05-2000

AO rechtsbijstand op

4-7-01

Tweede Kamer zal eind december 2001 worden geïnformeerd.

Reactie wordt meegenomen in de kabinetsnota Fraudebestrijding 2002–2006, die in het eerste kwartaal van 2002 naar de Tweede Kamer gaat.

Wordt meegenomen in de brede evaluatie van de wet BOB. Tweede Kamer wordt in september 2003 geïnformeerd. Tweede Kamer wordt eind 2003 geïnformeerd.

Tweede Kamer wordt eind 2001 geïnformeerd.

Tweede Kamer wordt eind 2001 geïnformeerd.

In voorbereiding.

Tweede Kamer wordt oktober 2001 geïnformeerd.

Tweede Kamer wordt in het kader van de Nota Criminaliteitsbeheersing geïnformeerd.

Tweede Kamer wordt geïnformeerd middels Landelijke Politie Brief 2002. Deze verschijnt medio augustus.

In overleg met KNB is een werkgroep ingesteld. T.z.t. wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de bevindingen van de werkgroep.

De Tweede Kamer wordt dmv een brief zomer

2001 geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt dmv een brief zomer

2001 geïnformeerd.

Tijdens het AO rechtsbijstand op 4-7-01 is toegezegd dat de Tweede Kamer voor de begrotingsbehandeling in november 2001

wordt geïnformeerd.

In voorbereiding.

In voorbereiding.

2000–2001               De vraag of belangenverstrengeling bestaat bij rechtsbijstandverzekeraars en de behandeling van rechtsbijstandverzoeken zal aan de minister van Financiën. worden voorgelegd met het verzoek de Tweede Kamer hierover te informeren.

2000–2001               De Tweede Kamer zal voor Prinsjesdag worden geïnformeerd over de resultaten van het overleg van de raden voor rechtsbijstand en de stichtingen over de bekostigingssystematiek en het standpunt van de staatssecretaris hierover.

DGWRR/DRP

1999–2000               De Tweede Kamer zal nader worden geïnfor- meerd over de wijze waarop in de praktijk wordt omgegaan met deze richtlijn inzake camera’s in de rechtzaal.

1999–2000               De Tweede Kamer krijgt t.z.t. de evaluatie betreffende de verhoging van de bevoegdheidsgrens van de kantongerechten.

2000–2001               Een jaar na inwerkingtreding van de aanpas- sing van het fiscaal procesrecht aan de AWB is nagegaan of de inschatting van de werklast juist is geweest.

2000–2001               Bezetting rechterlijke macht en het capaciteits- model.

2000–2001               De Tweede Kamer informeren over de resultaten van initiatieven om de achterstanden in civiele zaken bij het hof Den Bosch weg te werken.

2000–2001               Kamer z.s.m. informeren over de financiele claim voor capaciteit 2001–2002.

2000–2001               Kamer informeren over WSO op de lange termijn.

2000–2001               Kamer in november informeren of de beheers- overdracht aan de gerechten al dan niet doorgaat.

2000–2001               Toezenden concept-AMvB bekostiging aan de

Tweede Kamer zo snel mogelijk na het zomerreces.

DGWRR/DW

1996–1997               Evaluatie Wet formeel buitenlandse rechtsper- sonen op termijn van 5 jaar.

1997–1998               Evaluatie van het nieuwe fiscaal procesrecht toegezegd, samen met de evaluatie van de Awb (2002).

1997–1998               De tweede evaluatie Awb wordt ruimer opgezet dan alleen evaluatie derde tranche.

1998–1999               Bij de evaluatie van de penitentiaire beginselenwet het aspect van voldoende nazorg, na toepassing van een gedwongen geneeskundige handeling, speciale aandacht geven.

1998–1999               Bij evaluatie van de penitentiaire beginselen- wet de aspecten genoemd in de motie Zijlstra (TK 26 200 VI, nr. 6) betrekken.

1998–1999               Toepassing van art. 8:29 Awb (mogelijkheid van recht doen op geheime stukken) zal zeer nauwlettend in het oog worden gehouden.

TK AO op 21-3-2000

TK AO op 02-02-2000

TK AO op 19-4-2001

TK AO op 19-4-2001

TK AO op 19-4-2001 TK AO op 19-4-2001

TK op 28-8-1997 TK op 8-4-1998

TK AO op 9-9-1998

TK Plenair debat op 7-10-1998

TK Plenair debat op 7-10-1998

EK Plenair debat op 13-10-1998

Wordt uitgevoerd.

Wordt uitgevoerd.

Evaluatie wordt voorbereid. Medio 2001 wordt de evaluatie afgerond.

Eind 2001 worden de eindresultaten verwacht.

Naar verwachting wordt eind oktober 2001 aan Eerste Kamer gerapporteerd.

Tweede Kamer wordt t.z.t. in het kader van het nieuwe capaciteitsplan geïnformeerd. Monitoring loopt. De Tweede Kamer wordt nog in 2001 geïnformeerd.

In de afsluitende voortgangsrapportage werving, selectie en opleiding van leden van de RM d.d. 19 juni jl. is aangekondigd dat de Tweede Kamer najaar 2001 wordt geïnformeerd. (5104685–801) In de afsluitende voortgangsrapportage werving, selectie en opleiding van leden van de RM d.d. 19 juni jl. is aangekondigd dat de Tweede Kamer najaar 2001 wordt geïnformeerd. (5104685–801) De Kamer wordt voor eind 2001 geïnformeerd.

De Kamer wordt voor eind 2001 geïnformeerd.

In werking getreden 1-1-1998; evaluatie zal niet eerder dan in 2003 plaatsvinden. Evaluatie vindt plaats in 2002.

Komt aan de orde bij de tweede evaluatie Awb welke is voorzien in 2001/2002. Wordt meegenomen in de brief die de Tweede Kamer voor 31 december 2001 naar aanleiding van de penitentiaire beginselenwet ontvangt.

Wordt meegenomen in de brief die de Tweede Kamer voor 31 december 2001 naar aanleiding van de penitentiaire beginselenwet ontvangt.

Komt aan de orde bij de tweede evaluatie Awb welke is voorzien in 2001/2002.

1998-1999

1998-1999

1998-1999

1998-1999

1998-1999

1998-1999

1998-1999

1998-1999

1999-2000

1999-2000

1999-2000

1999-2000

1999-2000

1999-2000

1999-2000

1999-2000

Bij de volgende evaluatie van de Awb specifiek kijken naar toepassing van art. 8:58 Awb (10-dagen termijn voor indiening stukken). Als voordien grote problemen rijzen wordt de Kamer hiervan op de hoogte gesteld. Bij de evaluatie van de Awb wordt de toepassing van art. 8:66 Awb betrokken (verplichting om binnen 6 weken na zitting uitspraak te doen).

De toepassing van art. 8:29 Awb zal bij de volgende evaluatie van de Awb aan de orde komen.

Wetsvoorstel Bijz. opsporingsbevoegdheden en herziening gerechtelijk vooronderzoek zullen worden geëvalueerd.

Eind 2000/begin 2001 wordt wederom aan de Kamer gerapporteerd over stand van zaken bij de implementatie van de aanbevelingen van de ARK in het rapport «Vergunningen». De wettelijke onderbouwing van de verplichting voor de hoogste rechter om prejuridische vragen te stellen bij het Hof; de regering beraadt zich op een andere mogelijkheid dan deze neer te leggen in de Goedkeuringswet om in deze verplichting te voorzien. Het huidige prostitutiebeleid wordt gemonitord en de nieuwe wetgeving zal worden geëvalueerd. De Tweede Kamer zal in een eerste tussenrapportage 2 jaar na inwtr bericht ontvangen over de werking van de wet en het daarop gebaseerde prostitutiebeleid. (zie p. 45 en 77 st.gr)

2 jaar na inwtr. wordt nagegaan of er nadere prostitutiekaderwetgeving moet komen. Indien dat niet nodig is, zal het voorgestelde art. 151a Gemeentewet vervallen. Zie brief van de MvJ van 1-2-1999. (744562/99/6) Notitie i.v.m. verstrekking van strafrechtelijke en politiële gegevens voor niet-strafrechtelijke doeleinden.

De nadere brief inzake de voorhangprocedure m.b.t. een adviesaanvraag bij de Hoge Raad (art. 20 wet RO) wordt aan de Kamer gezonden. Twaalf maanden na de parlementaire afhandeling van het kabinetsstandpunt (versnelde implementatie Eerste Kamer okt. 2000) zullen de daarmee opgedane ervaringen worden geëvalueerd.

Evalueren gevolgen van de afschaffing van titelbescherming en beëdiging van makelaars, i.s.m. de ministeries van EZ en Financiën, na 3 jaar.

Uitkomst van theoretisch onderzoek m.b.t. derdengeldenrekening zal naar de Tweede Kamer worden gezonden. Overleg met het ministerie van VWS over invoering van een aangifteplicht inzake zedendelichten die t.a.v. gehandicapten worden gepleegd.

TK ontvangt een brief inzake collectief beheer muziekrechten op internet en incasso-bevoegdheid SENA en BUMA terzake. Bezien of de strafmaat, opgenomen in artikel 179 van het Wetboek van Strafrecht (ambts-dwang) verhoogd moet worden (in het kadervan de algehele herziening van de strafmaxima).

EK Plenair debat op 13-10-1998

EK Plenair debat op 13-10-1998

EK Plenair debat op 27-10-1998

TK Plenair debat op 11-11-1998

TK AO op 8-12-1998

EK Plenair debat op 21-12-1998

TK op 28-1-1999

TK op 28-1-1999

TK AO op 10-11-1999 TK AO op 2-2-2000 TK AO op 17-2-2000

TK Plenair debat op 28-3-2000

TK Plenair debat op 10-5-2000

TK Nota overleg op 15-5-2000.

TK AO op 11-5-2000

TK Plenair debat op 27-6-2000

Komt aan de orde bij de tweede evaluatie Awb welke is voorzien in 2001/2002.

Komt aan de orde bij de tweede evaluatie Awb welke is voorzien in 2001/2002.

Volgende evaluatie Awb in 2001/2002.

Vijf jaar na inwerkingtreding wetten (1-2-2000).

Aanvang eind 1999; rapportage is voorzien eind 2001.

Regeringsstandpunt in voorbereiding.

Tussenrapportage januari 2002.

Voorzien voor januari 2002.

Zal in november van dit jaar (2001) bij de MR worden ingediend.

In voorbereiding.

Evaluatie èèn jaar na parlementaire afhandeling (okt. 2001).

Evaluatie na 1-1-2004.

Onderzoek wordt binnen Justitie uitgevoerd.

Uitkomsten worden voor eind 2001 aan de

Kamer gezonden.

Tussenbericht 29 december 2000 naar Tweede

Kamer. Interdepartementaal overleg nog gaande.

Een eerste concept-brief is besproken met de belangenorganisaties; voortzetting gesprekken na zomer 2001. Voorbereiding; concept-wetsvoorstel strafmaxima. Najaar 2001 vindt consultatie plaats.

1999–2000               Onderz. naar civielrechtelijk instrumentarium

t.b.v. effectuering van de omgang(sregeling) en zonodig bezien of er andere civielrechtelijke maatregelen zijn. De suggestie om evt. gezag aan andere ouder toe te kennen, zal daarbij worden betrokken.

1998–1999               De minister komt terug op de vraag of de

Kamer de Raad van State zelf om advies kan vragen over amendementen.

2000–2001               Onderzoek naar en notitie over de wenselijkheid/mogelijkheid van volledige afstammingsrechtelijke gelijkstelling van kinderen uit hetero- en homorelaties, waarbij wordt meegenomen de kwestie gezamenlijk gezag door meer dan 2 personen.

2000–2001               Bij de evaluatie Beginselenwet nadrukkelijk het aspect van scheiding van strafrechtelijke en civielrechtelijke jeugdigen betrekken, alsmede het «besmettingsgevaar».

2000–2001               Brief aan de Tweede Kamer over de stand van zaken m.b.t. ondertekeningen + ratificaties van het Europees Nationaliteitsverdrag alsmede informatie m.b.t. mogelijkheid tot opzegging van het Verdrag van Straatsburg van 1963.

2000–2001               De staatssecretaris zal ervoor zorgen dat de regering op korte termijn met een zorgvuldige reactie komt op de bundel t.g.v. het 25-jarig bestaan van de NJCM.

2000–2001               De staatssecretaris zal ervoor zorgen dat de regering een brief aan de Tweede Kamer zendt waarin alle argumenten t.a.v. het kerkelijk huwelijk zoveel mogelijk geïnventariseerd en becommentarieerd worden.

2001–2002               De minister zal opdracht geven voor een onderzoek naar de feiten over claimgedrag. De uitkomsten van dit onderzoek zullen de basis moeten vormen voor verder beleid.

2001–2002               Brief over afwentelen van financiele risico’s

door burgers op de overheid (fondsvorming).

2001–2002               Brief over rechtsbescherming van minderjari- gen tegen ingrijpende beslissingen van hun wettelijk vertegenwoordigers, i.h.b. de verjaringsaspecten daarvan.

2000–2001               TK informeren over de uitkomst van het overleg met de Nederlandse Antillen en Aruba over de erkenning van huwelijken van personen van hetzelfde geslacht en adoptie door personen van hetzelfde geslacht.

2000–2001               Nadere informatie aan Tweede Kamer sturen over het evt. creëren van aangifteplicht voor rechters na uitspraak HR.

2000–2001               Uitleg van begrip «rechtstreeks belangheb- bende» analyseren in kader Sv 2001.

2000–2001               Kamer ontvangt brief over de vraag of de bestuursrechter dan wel de civiele rechter bevoegd zou moeten zijn in de onteigeningsprocedure, zeker voor wat betreft het schade-besluit.

2000–2001               5 jaar na iwtr. van de wet zal evaluatie plaatsvinden waarin o.m. aandacht zal zijn voor de vraag of eisende pp ter comparitie voldoende gelegenheid krijgen te reageren op juridische verweren uit conclusies van antwoord.

2000–2001               Kamer zal op korte termijn worden geïnfor- meerd over de in te stellen «kerngroep» voor de fundamentele herbezinning op het burgerlijk procesrecht.

TK AO op 24-5-2000

TK AO op 15-6-1999

TK Plenair debat op 06-09-2000

EK Plenair debat op 31-10-2000

TK Plenair debat op 09-11-2000

TK just. begr. 2001 op 09-11-2000

TK just. begr. 2001 op 09-11-2000

TK just. begr. 2001 op 09-11-2000

TK op 14-12-2000 TK op 14-12-2000

TK Plenair debat op 25-1-2001

TK AO op 24-1-2001

TK Plenair debat op

23-01-2001

TK AO op 15-2-2001

TK op 19-2-2001

TK op 19-2-2001

In voorbereiding; wordt betrokken bij experimenten scheidings- en omgangsbemiddeling.

Concept voor akkoord voorgelegd aan minister BZD; toezending aan Kamer wellicht na het zomerreces 2001.

In voorbereiding.

Evaluatie vindt plaats eind 2003 / begin 2004.

Voorzien voor 1 januari 2002.

Overleg heeft plaatsgevonden tussen de ministeries van BZK, Buiza en Justitie. Tussenbericht aan Tweede Kamer op 28-06-2001.

Kamer is bericht dat een enquete is uitgezet bij de CIEC-landen; in september worden de antwoorden verwacht. In het latere najaar van 2001 zal een notitie volgen.

Onderzoek door het WODC is gaande. De Kamer zal t.z.t worden geïnformeerd.

Juli 2001 notitie in de MR. Na het zomerreces ontvangt de Kamer bericht. Wordt afgedaan samen met MvA aan Eerste Kamer bij wetsvoorstel inzake verjaring (26 824).

In voorbereiding.

In afwachting van een arrest van de HR terzake.

Is onderwerp van onderzoek in project Strafvordering 2001. Overleg gaande.

WODC zal worden verzocht evaluatie te verrichten.

Wordt gewerkt aan de samenstelling van een kerngroep.

‘2000-2001

2000-2001

2000-2001

2000-2001

2000-2001

2000-2001

2000-2001

2000-2001

WODC 1996-1997

1996-1997

2000-2001

Kamer zal d.m.v. een tussenbericht worden geïnformeerd over de vorderingen van de «kerngroep» voor de fundamentele herbezinning op het burgerlijk procesrecht. Er komt een wetsvoorstel n.a.v. de bevindingen van de commissie-Allewijn, zo mogelijk gelijk met het wetsvoorstel extern klachtrecht. Standpuntbepaling t.a.v. wijziging / schrapping van art. 160 Boek 1 BW. EK Plenair debat op 22-5-2001

Nagaan of actualisering van samenwonings-plichten en omschrijvingen daarvan plaatsvindt en de Eerste Kamer hiervan op de hoogte stellen.

Minister zal termijn bepalen voor de eerder toegezegde (onderzoek aan en in het lichaam) notitie inzake het nemo teneturbeginsel in strafzaken.

Een inventarisatie zal worden gemaakt van de competentieverdeling in familiezaken en de Kamer wordt in het voorjaar 2002 bericht of aanpassing van de wet op dit punt aangewezen is.

Brief waarin MvJ uitlegt wat ondernomen is of zal worden inzake beperking administratieve lasten voortvloeiend uit Wet op de Jaarrekening en dit aan VNO/NCW of Actal voor te leggen, en de Kamer hieromtrent te informeren.

De minister zal in het kader van de van de behandeling van het wetsvoorstel DNA bij veroordeelden in een brief ingaan op verenigbaarheid met art. 8 EVRM.

Evaluatie wetsvoorstel koppelingswet na drie jaar. Na anderhalf jaar tussenrapportage over werking van de wet.

Evaluatie verstekregeling

De minister zal het WODC vragen onderzoek te doen naar de multi-etnische kant van de rechtspleging WODC.

TK op 19-2-2001

TK Wetg.overleg op 21-5-2001

EK Plenair debat op 22-5-2001

TK Plenair debat op 13-6-2001

Doende met samenstelling van de kerngroep.

In afwachting van de uitkomsten van de commissie Allewijn.

TK AO op 27-6-2001

EK Plenair debat op 02-07-2001

TK op 31-10-1996

TK Vragenuur op 13-03-1997

EK begrotingsbehandeling op 15-02-2000

In voorbereiding.

In voorbereiding.

In voorbereiding.

In voorbereiding.

In voorbereiding.

In MvT bij wetsvoorstel DNA bij veroordeelden; indiening waarschijnlijk omstreeks november 2001.

Deel A van het onderzoek (coördinatie verschillende deelonderzoeken van de departementen): tussenevaluatie is reeds aan de Kamer aangeboden.

In werking getreden op 1-2-98 (Stb. 33).

Evaluatie vindt nu plaats vanaf december

2001.

Onderzoek zal worden opgenomen in de onderzoeksprogrammering van het WODC.

HOOFDSTUK 9 OVERZICHTSCONSTRUCTIE ASIEL EN MIGRATIE

TABEL 1 DE OVERZICHTSCONSTRUCTIE

Overzichtsconstructie Asiel en Migratie

Beleidsartikel (met relevantie activiteiten)

Operationele doelstelling

Prestatiegegevens

Justitie

6.1 Toelating asiel en regulier

6.2 Asielopvang

6.1.1 het binnen de gestelde termijnen verstrekken of onthouden van verblijfsvergunningen of het nemen van een besluit inzake naturalisatie of het verstrekken van visa binnen de wettelijke kaders en internationale verplichtingen, op basis van een geraamd aantal te behandelen aanvragen.

6.1.2 het permanent evalueren en zonodig aanpassen van de wettelijke en internationale kaders.

6.2.1  het bieden van voldoende sobere doch humane, immateriële en materiële opvangfaciliteiten aan vreemdelingen die daar recht op hebben, welke zijn afgestemd op de toelatingsprocedures en op basis van een geraamd aantal op te vangen asielzoekers.

6.2.2  het ondersteunen van activiteiten die verband houden met belangenbehartiging van asielzoekers en andere groepen vreemdelingen.

6.2.3  het evalueren en ontwikkelen van opvangbeleid en daaraan gerelateerde wet- en regelgeving.

6.2.4  het zorgvuldig behandelen van projectaanvragen die worden ingediend in het kader va het EVF en het adequaat beheren van de (voor Nederland) beschikbare EVF-middelen.

6.3 Tegengaan illegaal verblijf 6.3.1 het tegengaan van illegale toegangsverschaffing tot Nederland.

6.3.2  het opsporen van vreemdelingen – en in voorkomend geval het in bewaring nemen van vreemdelingen – die illegaal in Nederland verblijven, met als prioriteiten criminele vreemdelingen en vreemdelingen die illegaal in Nederland verblijven en overlast veroorzaken (inclusief grenslogies).

6.3.3  het bevorderen van (vrijwillig) vertrek van vreemdelingen die illegaal in Nederland verblijven en van uitgeprocedeerden.

6.3.4  het verwijderen van vreemdelingen die illegaal in Nederland verblijven en van uitgeprocedeerden.

+ Doorlooptijden gehele keten asiel en regulier*

+ Vernietigingspercentage bij rechtbanken

+ Aantal asielgerelateerde statusverleningen

+ Aantal beslissingen (totaal)

+ Aantal negatieve beslissingen per productsoort

+ Aantal reguliere vergunningverleningen

+ Aantal naturalisaties

+ Aantal visumverleningen

  • Voor VTV 1e aanleg, MVV en VISA betreft het alleen de IND.

+ Aantal capaciteitsplaatsen per 1 januari en

31 december + Gemiddelde bezettingsgraad in %

+ Overzicht gesubsidieerde instellingen en daarmee gemoeid bedrag

+ Aantal ingediende projectaanvragen + Aantal goedgekeurde projecten

+ Formele capaciteit, onderverdeeld in Grenshospitium en de rest

+ % bruikbare capaciteit, onderverdeeld in

Grenshospitium en de rest + Bezettingspercentage, onderverdeeld in

Grenshospitium en de rest + Aantal vreemdelingen in bewaring

+ Aantal vrijwillig vertrokkenen na bemiddeling IOM, gerelateerd aan het aantal personen in de IOM-procedure

Overzichtsconstructie Asiel en Migratie

Beleidsartikel (met relevantie activiteiten)

Operationele doelstelling

Prestatiegegevens

6.3.5 het – op basis van internationale verdragen – ontwikkelen van wet- en regelgeving en het vormgeven van beleidskaders waarbinnen de uitvoeringsorganisaties illegaal verblijf in Nederland kunnen tegengaan en een bijdrage leveren aan de totstandkoming van een verdergaande harmonisatie van het beleid op het vlak van tegengaan illegaal verblijf.

BZK-Politie                  6.1 Toelating

  • 1. 
    Staffel t.b.v. politieregio’s met asieltaken
  • 2. 
    Toetsen van bepaalde aanvragen Regulier
  • 3. 
    Uitreiken beschikkingen Asiel en Regulier

+ Integrale financiering van de politiezorg + Aantal politierelevantie asielprocedures

6.3 Tegengaan Illegaal verblijf Doen uitzetten van Vreemdelingen die voor vertrek in aanmerking komen

BZK-DCIM                   6.2 Opvang asielzoekers

Huisvesting statushouders

+ Het tijdig huisvesten van statushouders in de gemeenten

Aantal gehuisvesten Gemiddelde huisvestingstermijn

 

Ministerie van

6.3 Tegengaan illegaal verblijf

 

Defensie

   

(KMar)

Het op aanwijzing van de

 

minister van Justitie

 

handhaven van de

 
 

vreemdelingenwetgeving.

• •

Het uitvoeren van de grensbewaking. Het uitzetten van illegale vreemdelingen.

Het verstrekken van visa aan de grens Het houden van (mobiel) toezicht aan de grens ten einde illegaal verblijf tegen te gaan

Het vaststellen van de identiteit van vreemdelingen onder meer door documentcontroles in de AC-fase

Aantal vreemdelingen dat de toegang tot Nederland is ontzegd c.q. is geweigerd Aantal vreemdelingen dat is uitgezet Aantal visa dat aan de grens is verstrekt Aantal illegalen dat is aangetroffen in het grensgebied

Aantal identiteitsvaststellingen in het AC-proces

Ministerie van

Buitenlandse

Zaken

6.1 Toelating

Ambtsberichten (algemeen en individueel) 1. Behandeling MVV-aanvragen en Visum-aanvragen

6.3 Tegengaan illegaal Verblijf Ondersteuning Terugkeerorganisatie

Het jaarlijks uitbrengen van hoogwaardige op behoefte toegesneden algemene ambtsberichten over belangrijke landen van herkomst Het, in beginsel binnen 3 maanden, uitbrengen van hoogwaardige individuele ambtsberichten

Het bevorderen van de terugkeer van niet-toegelaten asielzoekers naar hun land van herkomst, onder meer door een bijdrage aan totstandkoming T&O-regelingen en de inzet van OS-middelen bij gefaciliteerde terugkeer

+ Aantal algemene ambtsberichten

+ Aantal individuele ambtsberichten

+ Aantal visumaanvragen

+ Doorlooptijd visiumaanvragen

+ Aantal MVV-aanvragen

+ Doorlooptijd MVV-aanvragen

+ Aantal terugkerenden

TABEL 2 DE PRESTATIE-INDICATOREN 2002–2006

Prestatie-indicator

2002

2003

2004

2005

2006

Justitie/toelating:

+ Doorlooptijden gehele keten asiel en regulier

+ Vernietigingspercentage bij rechtbanken

+ Aantal asielgerelateerde statusverleningen

+ Aantal beslissingen (totaal)

+ Aantal negatieve beslissingen per productsoort

+ Aantal reguliere vergunningverleningen

+ Aantal naturalisaties

+ Aantal visiumverleningen

Zie prestatiegegevens bij 6.1

Zie prestatiegegevens bij 6.1

Zie prestatiegegevens bij 6.1

Zie prestatiegegevens bij 6.1

Zie prestatiegegevens bij 6.1

TABEL 3 BUDGETTEN 2002 - 2006 Bedragen x € 1 mln.

Budget

2002

2003

2004

2005

2006

Justitie

+ IND

+ Opvang

+ Ama’s

+ VK’s

+ Rechtsbijstand

Raad van State

BZK/Politie

OCW*

BZK/DCIM (huisvesting statushouders door gemeenten)

Defensie/KMAR

Buiza

 

317,1

316,4

316,4

316,6

889

632

447,2

362,4

242,4

239,7

216,3

200,8

49,3

54,6

59,5

59,5

50,1

50,1

50,1

50,1

11

11

11

11

65,8

50,9

39,8

 

72,5

57,1

44,1

37,4

24,1

1,4

0,386

0

87,8

88,0

88,6

88,1

10

10

10

10

316,6

362,4

197,8

59,5

50,1

11

36,9

0

87,8 10

  • Ten behoeve van de begrotingsvoorbereiding 2002 is een raming gemaakt van het benodigde budget voor onderwijs aan leerplichtige asielzoekers.

Daarbij is gerekend op basis van de (historische) aanname dat 18,8% van de bezetting van het COA en van de ama-bezetting (cf. ama-nota) leerplichtig is.

De rekenprijs bedraagt 4 625. Hierin zijn niet begrepen de kosten van asielzoekers in het hoger onderwijs en de kosten voor studiefinanciering.

Conversietabel MILJOENENNOTA 2001

HOOFDSTUK 10 DE CONVERSIETABEL

Conversietabel van het jaar 2002 op basis van de stand Miljoenennota 2001

Nieuw Beleidsartikel

Oud Begrotingsartikel

 

Bedrag (x

Bedrag (x€ 1000,-)

f 1000,-)

 

21 159

9 602

2 221

1 008

23 380

10 609

200

91

200

91

12 983

5 891

1 285

583

145

66

39

18

14 452

6 558

6 976

3 166

6976

3 166

4 680

2 124

11 442

5 192

761

345

150

68

35 945

16 311

500

227

1 009

458

54 487

24 725

29 400

13 341

29 400

13 341

495

225

10 000

4 538

14 503

6 581

3 778

1 714

28 776

13 058

4 577

2 077

11 429

5 186

3 440

1 561

3 000

1 361

472 468

214 397

73 156

33 197

58 859

26 709

94 263

42 775

143 595

65 161

864 787

392 423

14 300

6 489

115 000

52 185

129 300

58 674

Beleidsartikel 1.1

Strategie

Beleidsartikel 2.1

Wetgeving

Beleidsartikel 2.2

Wetgevingskwaliteits-beleid

Beleidsartikel 3.1

Criminaliteitspreventie uitgaven ontvangsten uitgaven uitgaven uitgaven

Beleidsartikel 3.2

Slachtofferzorg ontvangsten uitgaven

Beleidsartikel 3.3

Rechtshandhaving uitgaven

01.13 WODC 01.01 P&M AJS

01.13 WODC

ontvangsten

01.01    P&M DW

01.01    P&M DISAD

01.03    Contributies en bijdragen

01.14    Adviescolleges

01.01 P&M DW

01.01    P&M PJS

01.01    P&M DBz

01.01    P&M DISAD

01.03    Bijdragen en contributies

08.02    Subsidie Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering

08.06    Bestuurszaken

08.07    College van Toezicht op de Kansspelen

08.02    Ontvangsten Directie Bestuurszaken

01.01    P&M PJS 01.09 Diversen

08.02    Subsidie Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering

08.03    Schadefonds geweldsmisdrijven

01.01    P&M DBz

01.01    P&M DGRH

01.01    P&M DISAD

01.09    Diversen

09.05    Dienst Rechtspleging/ Openbaar Ministerie/ Rijksrecherche

09.06    Gerechtskosten

10.01    Nederlands Forensisch Instituut

10.02    Bijzondere uitgaven rechtshandhaving

10.03    P&M Overige diensten

09.04    Diverse ontvangsten rechtspraak (PlukZe)

10.01    Diverse ontvangsten politie

Conversietabel van het jaar 2002 op basis van de stand Miljoenennota 2001

Nieuw Beleidsartikel

Oud Begrotingsartikel

Bedrag (x f 1000,-)

Bedrag (x€ 1000,-)

Beleidsartikel 3.4

Jeugdbescherming uitgaven ontvangsten

01.01 P&M PJS

08.01    Personeel en materieel Raad voor de Kinderbescherming

08.02    Subsidie Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering

08.01 Diverse ontvangsten Preventie,

Jeugdbescherming en Reclassering

3 065 125 800

622 464

751 329

9 435

9 435

1 391 57 086

282 462

340 938

4 281

4 281

Beleidsartikel 4.1

Rechtspleging uitgaven

Beleidsartikel 4.2

Rechtsbijstand ontvangsten uitgaven ontvangsten

01.01    P&M DRp

01.01    P&M DISAD

01.09    Diversen

09.05    Dienst Rechtspleging/ Openbaar Ministerie/ Rijksrecherche

09.06    Gerechtskosten

09.04    Diverse ontvangsten rechtspraak

09.03    Griffierechten

01.01    P&M DRJB

01.01    P&M DBz

08.06    Bestuurszaken

09.07    Gefinancierde rechtsbijstand

09.05    Diverse ontvangsten rechtsbijstand

 

12 114

5 497

554

251

2 310

1 048

1 395 479

633 241

14 282

6 481

1 424 739

646 518

26 700

12 116

215 750

97 903

242 450

110 019

935

424

2 288

1 038

10 295

4 672

599 298

271 950

612 816

278 084

9 100

4 129

9 100

4 129

Beleidsartikel 4.3

Schuldsanering natuurlijke personen uitgaven

01.01 P&M DRJB 09.08 Schuldsanering

400

21 394

21 794

182

9 708

9 890

Beleidsartikel 4.4

Juridische dienstverlening

Beleidsartikel 5.1

Tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties uitgaven uitgaven

Beleidsartikel 5.2

Ontvangsten uit boeten en transacties uitgaven

01.01 P&M DRJB

09.07 Gefinancierde rechtsbijstand

01.01 P&M PJS 01.01 P&M DBz 01.01 P&M RSJ

08.01    Personeel en materieel Raad voor de Kinderbescherming

08.02    Subsidie Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering

08.05 Bijdrage Dienst Justitiële Inrichtingen

08.04 Bijdrage Centraal Justitieel Incassobureau

1 335

324 971

606

 

15 536

7 050

16 871

7 656

3 326

1 509

4 577

2 077

5 747

2 608

94 902

43 065

147 465

 

2 193 503

995 368

2 627 026

1 192 092

97 378

44 188

97 378

44 188

Conversietabel van het jaar 2002 op basis van de stand Miljoenennota 2001

Nieuw Beleidsartikel

Oud Begrotingsartikel

Bedrag (x Bedrag (x€ 1000,-) f 1000,-)

Beleidsartikel 6.1

Toelating asiel en migratie

Beleidsartikel 6.2

Asielopvang ontvangsten uitgaven

Beleidsartikel 6.3

Toezicht en terugkeer vreemdelingen

Niet-beleidsartikel 7.1

Algemeen uitgaven ontvangsten uitgaven uitgaven

Niet-beleidsartikel 7.2

Nominaal en onvoorzien

Niet-beleidsartikel 7.3

Geheime uitgaven ontvangsten uitgaven uitgaven

08.01    Diverse ontvangsten Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering

09.02    Boeten en transacties

01.01 P&M DVB 01.03 Bijdragen en contributies 07.01 Bijdrage Immigratie- en Naturalisatiedienst 08.06 Bestuurszaken

01.01    P&M DVB

07.02    Opvang asielzoekers 08.06    Bestuurszaken

07.01    Diverse ontvangsten vreemdelingenzaken

01.01 P&M DVB 01.03 Bijdragen en contributies 07.01 Bijdrage Immigratie- en Naturalisatiedienst

08.05    Bijdrage Dienst Justitiële Inrichtingen

08.06    Bestuurszaken

01.01    P&M Niet toerekenbare apparaatsuitgaven

01.03    Bijdragen en contributies

01.04    Post-actieven 01.09    Diversen 01.11    Internationale samenwerking

01.01    Diverse ontvangsten ministerie

01.06    Onvoorzien

01.07    Loonbijstelling

01.08    Prijsbijstelling

01.01 P&M DGRH 10.05 Geheime uitgaven

1 000

454

 

974 705

442 302

975 705

442 756

2 790

1 266

350

159

482 587

218 988

10 548

4 786

496 275

225 200

1 674

760

1 721 564

781 212

10 548

4 786

1 733 786

786 758

370 040

167 917

370 040

167 917

1 116

506

100

45

65 000

29 496

175 291

79 544

10 865

4 930

252 372

114 521

201 709

91 532

 

1 708

775

6 265

2 843

26 681

12 107

1 831

831

238 194

108 088

10 994

4 989

10 994

4 989

500

227

60 314

27 369

39 398

17 878

100 212

45 474

122

55

3 498

1 587

3 620

1 643

De bedragen in de conversietabel zijn tot stand gekomen op basis van ervaringsgegevens uit het verleden.

Voor wat betreft de apparaatsuitgaven uit het oude begrotingsartikel 01.01 Personeel en materieel ministerie is deverdeling tot stand gekomen op basis van het aantal fte’s. Voor wat betreft de programma-uitgaven heeft toerekeningplaatsgevonden op basis van de geleverde producten.

HOOFDSTUK 11 AFKORTINGEN BEGROTING 2002

AAf                         Algemeen Arbeidsongeschiktheidsfonds

ABP                        Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds

ABRIO                    Aanpak Bedrijfsvoering Recherche, Informatiehuishouding en Opleidingen

AC                           Aanmeldcentrum

ADR                        Alternative Dispute Resolution

AFBZ                      Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten

AMA                       Alleenstaande Minderjarige Asielzoeker

AMK                       Advies- en Meldpunten Kindermishandeling

AMvB                     Algemene Maatregel van Bestuur

AO                          Administratieve Organisatie

APV                        Algemene Politie Verordening

ARAR                     Algemene Rijksambtenaren Reglement

AWB                       Algemene Wet Bestuursrecht

AWBZ                     Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

AWW                      Arbeidsongeschiktheidswet

AZC                        Asielzoekerscentrum

BARO                     BasisRaadsOnderzoek

BIBOP                     Bevordering integere besluitvorming openbaar bestuur

BIRS                       Bureau Internationale Rechtshulp in Strafzaken

BCNP                      Bureau Communicatie Nederlandse Politie

B&L-stelsel            Baten & Lastenstelsel

BFT                         Bureau Financieel Toezicht

BNP                        Bruto Nationaal Product

BOA                        Buitengewone Opsporingsambtenaar

BOD                        Bijzondere Opsporingsdiensten

BOOM                    Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie

BRT                         Bovenregionaal Recherche Team

BSC                        Balanced Scorecard

BSG                        Bureau van de Secretaris-generaal

BTW                       Belasting Toegevoegde Waarde

BUMA                    Bureau voor Muziek-auteursrecht

BVOM                     Bureau Verkeershandhaving Openbaar Ministerie

BW                          Burgerlijk Wetboek

BZK                         Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties

BZ                           Buitenlandse Zaken

CAO                        Collectieve Arbeidsovereenkomst

CBR                        Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen

CBS                        Centraal Bureau voor de Statistiek

CID                          Criminele Informatiedienst

CIE                          Criminele Inlichtingen Eenheid

CIOT                       Centraal Informatiepunt Onderzoek & Telecommunicatie

CIR                          Centraal Insolventie Register

CJIB                        Centraal Justitieel Incasso Bureau

CND                        CommitteeonNarcotic Drugs

COA                        Centraal Orgaan opvang Asielzoekers

COW                       Centrale Opvang Woningen

CRI                          Centrale Recherche Informatiedienst

CRIEM                    Criminaliteit Etnische Minderheden

CTC                         Communities that care

CTR                         Centraal Testamenten Register

CW                          comptabiliteitswet

DAD                        Departementale Accountantsdienst

DBZ                        Directie Bestuurszaken

DFEZ                       Directie Financieel-Economische Zaken

DG-IAV                   Directoraat-generaal Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken

DG-PJS                  Directoraat-generaal Preventie, Jeugd en Sancties

DG-Rh                    Directoraat-generaal Rechtshandhaving

DG-WRR                Directoraat-generaal Wetgeving, Rechtshandhaving en Rechtspleging

DISAD                    Directe Internationale Strafrechtelijke Aangelegenheden en Drugsbeleid

DJI                          Dienst Justitiële Inrichtingen

DRJB                      Directie Rechtsbijstand en Juridische Beroepen

DRp                        Dienst Rechtspleging

DV                           Directie Voorlichting

DVA                        Drugsvrije afdeling

DVB                        Directie Vreemdelingenbeleid

EBI                          Extra Beveiligde Inrichting

ECD                        Economische Controledienst

EDE                         Europol Drugseenheid

EDU                        Europol Drugs Unit

EG                           Europese Gemeenschap

EHRM                     Europees Hof voor de Rechten van de Mens

EJN                         Europees Justitieel Netwerk

EK                           Eerste Kamer

ELRO                      Elektronisch Loket Rechterlijke Organisatie

ESF                         Europees Sociaal Fonds

ET                           Elektronisch Toezicht

EU                           Europese Unie

EVF                         Europees Vluchtelingen Fonds

EVRM                     Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens

ExCom                   Executive Committee (Verenigde Naties/UNHCR)

EZ                           Ministerie van Economische Zaken

FDRO                      Facilitaire Dienst Rechterlijke Organisatie

FLO                         Functioneel Leeftijds Ontslag

FOBA                      Forensische Observatie en Begeleidingsafdeling

Fte                          Fulltime equivalent

GBA                        Gemeentelijke Basis Administratie

GBO                        Gemeenschappelijke Beheers Organisatie

GD                          Gerechtelijke diensten

GGZ                        Geestelijke Gezondheidszorg

GIS                         Gezinsvoogdij-Informatie Systeem

GL                           Gerechtelijk Laboratorium

GPS                        Geïntegreerd Proces Systeem

GRIP                       Gedetineerden Registratie en Informatie Punt

GSB                        Grote Steden Beleid

GSD                        Gemeentelijke Sociale Diensten

GVO                        Gerechtelijk vooronderzoek

HAFIR                     Handboek Financiële Informatie en Administratie Rijksoverheid

HALT                      Het Alternatief

HGIS                       Homogene Groep Internationale Samenwerking

HOI                         Half Open Inrichtingen

HON                       HandhavingopNiveau

HRO                        Herziening Rechterlijke Organisatie

IAV                          Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken (DG)

IBA-afd                   Individuele begeleidingsafdeling

IBO                         Interdepartementaal Beleidsonderzoek

IC                            Interne controle

ICC                          Internationaal Coördinatie Centrum

ICC                          International Criminal Court

ICER                        Interdepartementale Commissie Europees Recht

ICM                         Interdepartementale Commissie Minderheden

ICT                          Informatie- en Communicatietechnologie

ILO                          Incidentele loonontwikkeling

ILO                          Immigration Liaison Officer

IND                         Immigratie- en Naturalisatiedienst

INDIS                      Immigratie- en Naturalisatiedienst Informatiesysteem

INK                         Instituut voor Nederlandse Kwaliteit

IOM                        International Organisation for Migration

IRIS                         Integraal Rechtshulp, Informatiesysteem

IT                            Informatietechnologie

ITB                          Individuele Trajectbegeleiding

IteR                         Informatietechnologie en Recht

IVOP                       Informatievoorziening Overheidspersoneel

IVP                          Integraal Veiligheidsprogramma

IVR                          Besluit Informatie Voorziening in de Rijksdienst

IWB                         Interdepartementaal wetgevingsberaad

JBZ-Raad               Justitie Binnenlandse Zaken EU-Raad

JES                         Justitie Emancipatie Stimulering

JHV                         Jeugdhulpverlening

JIB                          JustitieIndeBuurt

JJI                           Justitiële Jeugdinrichtingen

JUFAR                    Justitie Financiële Administratie Rekenplichtigen

JWI                         Jeugdwerkinrichting

KBA                        Kosten-baten analyse

KLPD                      Korps Landelijke Politie Diensten

KMAR                     Koninklijke Marechaussee

LBB                         Landelijke Bijzondere Bijstandsvoorziening

LBIO                       Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen

LBR                         Landelijk Bureau Racismebestrijding

LBS                         Landelijk Bureau Slachtofferhulp

LCIDO                     Landelijk Coördinatie Informatiepunt Documenten

LNV                        Ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij

LOS                        Landelijke Organisatie Slachtofferhulp

LRT                         Landelijk Recherche Team

LSOP                      Landelijk Selectie- en Opleidingsinstituut Politie

Luris                       Landelijk Uniform Registratiesysteem van internationale rechtshulpverzoeken

MBI                         Monitor Bedrijven en Instellingen

MD                          Management Development

MDI                         Meldpunt Discriminatie Internet

MDW                      Marktverbetering, Deregulering en Wetgevingskwaliteit

MEZ                        MinisterieinEnge Zin

MOT                       Meldpunt Ongebruikelijke Transacties

MR                          Ministerraad

MT                          Management Team

MvT                        Memorie van Toelichting

MVV                       Machtiging tot Voorlopig Verblijf

NAPS                     Nationaal Actieplan aanpak seksueel misbruik van kinderen

NCIPS                     Nederlands Centrum voor Internationale Politiesamenwerking

NFI                          Nederlands Forensisch Instituut

NICAM                   Nederlands Instituut voor de Classificatie van Audiovisuele Media

NMA                       Nederlandse Mededingingsautoriteit

NMP                       Nationaal Milieubeleidsplan

No                           Nationale ombudsman

Nojo-team             Nederlands Oorlogstribunaal Joegoslavië

NOvA                     Nederlandse Orde van Advocaten

NOvo-team            Nederlands Opsporingsteam voor Oorlogsmisdrijven

NPC                        Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing

NRK                        Nederlands Rode Kruis

NSCR                     Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving

NSIS                       Nationale Schengen Informatiesysteem

NTOM                    Nieuwe Toelatings- en Opvangmodel

NVW                       Nieuwe Vreemdelingenwet

ODA                        Official Development Assistance

OCW                       Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

OC                          Onderzoek-enopvangcentrum

OESO                     Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

OM                         Openbaar Ministerie

OTS                        Ondertoezichtstelling

OvJ                         Officier van Justitie

NVvR                      Nederlandse Vereniging van Rechters

PBC                         Pieter Baan Centrum

PBO                        Particuliere Beveiligingsorganisatie

PBW                       Penitentiaire Beginselenwet

P&C                        Planning&Control

PG                           Procureur-generaal

PI                            Penitentiaire inrichting

PJS                         Preventie, Jeugd enSancties (DG)

PP                           Penitentiair Programma

PPS                         Publiek-Private samenwerking

PVRO                      Project Versterking Rechtelijke Organisatie

RA                           Regeerakkoord

RGD                        Rijksgebouwendienst

RHB                        Rijks hoofdboekhouding

RM                          Rechterlijke macht

RO                          Rechterlijke Organisatie

ROA                        Regeling Opvang Asielzoekers

RR                           Rijksrecherche

RVA                         Regeling Verstrekkingen Asielzoekers

RvS                         Raad van State

RvdK                       Raden voor de Kinderbescherming

SBO                        Stafafdeling Beleidsontwikkeling IND

SCP                         Sociaal enCultureel Planbureau

SENA                     Stichting ter exploitatie van de naburige rechten

SER                         Sociaal-economische Raad

SGC                        Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken

SGM                       Schadefonds Geweldsmisdrijven

SHN                        Vereniging Slachtofferhulp Nederland

SIS                          Schengen Informatie Systeem

SIV

SLA

SOV

SRA

SRN

SSR

Stb

Stcrt

STP

SZW

TBS

TEBI

TGV

TK

UNHCR

USD

VAS

VBTB

VBA

VDS

VIPS

VKC

VN

VNG

VOG

VROM

VSN

VTV

VvGB

VW

V&W

VWN

VWS

WA

WAHV

WES

WGW

WID

WIPO

WJS

WODC

WOR

WOZ

WRB

WROM

WRR

WSNP

WTO

WvSR

WWM

ZBO

ZM

Stafbureau Informatievoorziening Service Level Agreements Strafrechtelijke opvang van verslaafden Stichting Rechtsbijstand Asiel Stichting Reclassering Nederland Stichting Studiecentrum Rechtspleging Staatsblad Staatscourant

Scholings- en Trainingsprogramma’s Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Terbeschikkingstelling Tijdelijke extra beveiligde inrichting Therapeutische Gezinsverzorging Tweede Kamer

Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen der Verenigde Naties Unit Synthetische Drugs Vreemdelingen Administratie Systeem Van Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording Verslavingsbegeleidingsafdeling Vuurwapendatasysteem

Verwijs Index Personen Strafrechtshandhaving Vaste Kamercommissie Verenigde Naties

Vereniging van Nederlandse Gemeenten Verklaring omtrent gedrag

Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Vereniging Slachtofferhulp Nederland Vergunning tijdelijk verblijf Verklaring van Geen Bezwaar Vreemdelingenwet Ministerie van Verkeer en Waterstaat Vluchtelingenwerk Nederland Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Wettelijke Aansprakelijkheid

Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoor-schriften

Wetgeving voor de Elektronische snelweg Wet goederenvervoer over de weg Wet op de identificatieplicht World Intellectual Property Organization Wet Justitiesubsidies

Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum

Wet op de ondernemingsraden Wet Waardering Onroerende Zaken Wet op de rechtsbijstand Wet rechtsbijstand on- en minvermogenden Wetgeving, Rechtshandhaving en Rechtspleging (DG) Wet schuldsanering natuurlijke personen World Trade Organisation Wetboek van Strafrecht Wet Wapens en Munitie Zelfstandig Bestuursorgaan Zittende Magistratuur

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.