Financiële verantwoording van het Ministerie van VWS (XVI) - Financiële verantwoording over het jaar 1998 - Hoofdinhoud
Deze financiële verantwoording is onder nr. 12 toegevoegd aan dossier 26541 - Financiële verantwoording over het jaar 1998.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Financiële verantwoording over het jaar 1998; Financiële verantwoording van het Ministerie van VWS (XVI) |
---|---|
Documentdatum | 19-05-1999 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST35345 |
Kenmerk | 26541, nr. 12 |
Van | Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 1998–1999
26 541
Financiële verantwoordingen over het jaar 1998
Nr. 12
FINANCIËLE VERANTWOORDING VAN HET MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT (XVI)
Deze financiële verantwoording bestaat uit:
– de rekening van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten zoals blijkt uit bijgevoegde staten, voorzien van een toelichting;
– de op deze rekening aansluitende saldibalans per 31 december 1998, voorzien van een toelichting.
De financiële verantwoording van het agentschap Directie College ter Beoordeling van Geneesmiddelen bestaat uit de rekening van baten en lasten en van kapitaaluitgaven en -ontvangsten, zoals blijkt uit de bijgevoegde staten, voorzien van een toelichting en de balans per 31 december 1998, voorzien van een toelichting.
Den Haag, 19 mei 1999
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. Borst-Eilers
Staat behorende bij de financiële verantwoording over het jaar 1998
Rekening 1998 (exclusief suppletore mutaties) Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) Onderdeel uitgaven en verplichtingen (bedragen in NLG 1000)
(1)
(2)
(3)=(2)-(1)
Art.
Omschrijving
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Verplichtingen
Uitgaven
Verplichtingen
Uitgaven
Verplichtingen
Uitgaven
TOTAAL
22 Algemeen
01 Personeel en materieel algemeen
02 VUT-uitkeringen en suppletie wachtgelden trendvolgers
03 Loonbijstelling
04 Prijsbijstelling
05 Onvoorzien
06 Sociaal en cultureel planbureau
07 Inspectie jeugdhulpverlening en jeugdbescherming
08 Internationale samenwerking en infrastructuur
09 Adviesraden
23 StaatstoezichtopdeVolksgezond-heid
01 Personeel en materieel Inspectie gezondheidszorg
24 Welzijn
02 Ouderenbeleid
03 Gehandicaptenbeleid
04 Jeugdbeleid
05 Verzetsdeelnemers, vervolgden en burgeroorlogsgetroffenen
07 Sportbeleid
08 Garantie van rente en aflossing van leningen welzijn
09 Sociaal Beleid
25 Volksgezondheid
01 Volksgezondheid algemeen
02 Volksgezondheidsbeleid
03 Rijksbijdragen volksgezondheid
04 Garantie van rente en aflossing van leningen volksgezondheid
26 Inspectie Gezondheidsbescherming
01 Personeel en materieel Inspectie gezondheidsbescherming
27 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
01 Personeel en materieel RIVM
10 956 309 |
11 228 327 |
272 018 |
|||
275 842 |
296 897 |
||||
227 840 |
227 715 |
258 435 |
256 320 |
30 595 |
28 605 |
2 637 |
2 637 |
0 |
0 |
|
|
11 070 |
11 070 |
0 |
0 |
|
|
153 |
153 |
0 |
0 |
|
|
277 |
277 |
0 |
0 |
|
|
10 680 |
10 680 |
13 604 |
12 732 |
2 924 |
2 052 |
3 908
30 000
3 908
4 106
4 106
Memorie
Memorie
109 987 |
106 547 |
||
109 987 |
109 987 |
108 312 |
106 547 |
261 842 |
281 866 |
||
255 984 |
261 842 |
308 353 |
281 866 |
198
30 000
1 675
52 369
198
3 297 |
3 456 |
4 646 |
4 519 |
1 349 |
1 063 |
15 946 |
15 946 51 247 |
19 341 |
19 220 56 130 |
3 395 |
3 274 |
50 667 |
51 247 2 796 420 |
57 104 |
56 130 2 868 316 |
6 437 |
4 883 |
23 242 |
27 782 |
27 877 |
30 998 |
4 635 |
3 216 |
23 148 |
23 574 |
30 098 |
27 803 |
6 950 |
4 229 |
1 294 586 |
1 286 392 |
1 353 324 |
1 317 498 |
58 738 |
31 106 |
838 333 |
840 336 |
857 172 |
858 254 |
18 839 |
17 918 |
53 734 |
54 855 |
61 033 |
56 336 |
7 299 |
1 481 |
19 562 |
Memorie |
32 035 |
Memorie |
12 473 |
Memorie |
551 664 |
563 481 7 460 971 |
973 589 |
577 427 7 618 571 |
421 925 |
13 946 |
109 729 |
109 712 |
203 126 |
119 493 |
93 397 |
9 781 |
326 274 |
385 972 |
502 991 |
411 144 |
176 717 |
25 172 |
6 965 286 |
6 965 287 |
7 063 142 |
7 087 934 |
97 856 |
12 2 647 |
Memorie
3 440
20 024
-
*De gerealiseerde bedragen zijn steeds afgerond naar boven (op NLG 1000).
Mij bekend,
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
0
Staat behorende bij de financiële verantwoording over het jaar 1998
Rekening 1998 (Exclusief suppletore mutaties) Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) Onderdeel Ontvangsten (bedragen in NLG 1000)
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
|||
Art. |
Omschrijving |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en oorspronkelijke vastgestelde begroting |
|
Ontvangsten |
Ontvangsten |
Ontvangsten |
TOTAAL
312 096
435 873
123 777
22 Algemeen
01 Algemeen
02 Overige ontvangsten andere begrotingen en organisaties
23 StaatstoezichtopdeVolksgezond-heid
01 Inspectie gezondheidszorg
24 Welzijn
01 Welzijn algemeen
02 Bijdrage van andere begrotingen
03 Jeugdbeleid
25 Volksgezondheid
01 Volksgezondheid algemeen
02 Medische tuchtwet
04 Terugbetaling op effectief geworden garanties
06 Verrekening met agentschap CBG
26 Inspectie Gezondheidsbescherming
01 Inspectie gezondheids- bescherming
27 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
01 RIVM
02 Bijdrage van begroting XI inzake het RIVM
5 073
3 324
1 749
14 985
14 985
87 293
35 290 27 548 24 455
60 587
58 303 20
Memorie 2 264
1 500
1 500
142 658
68 246
74 412
12 592
6 639
5 953
12 101
12 101
140 752
93 864 28 061 18 827
124 816
123 269 4
Memorie 1 543
2 116
2 116
143 496
67 016
76 480
3 315
4 204
2 884
58 574
513
-
-5 628
64 966 - 16
Memorie – 721
616
1 230
2 068
De gerealiseerde bedragen zijn normaal (NLG500 en hoger naar boven) afgerond op NLG 1000.
Mij bekend,
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Agentschap Directie College ter Boordeling van Geneesmiddelen
De balans per 31 december 1998 (in NLG 1000)
balans per 31 december 1998
balans per 31 december 1997
Activa
Materiële activa
-
*apparatuur en inventaris
1 470
1 117
Debiteuren
-
*debiteuren
-
*voorziening
Overlopende activa
Liquide middelen
-
*rekening-courant RHB
-
*kas
Totaal activa
1 103 114
4 558
0
989 74
4 558
7 091
2 005 38
8 205
0
1 967 76
8 205
11 365
Passiva
Agentschapsvermogen
-
*algemene reserve
-
*saldo exploitatie boekjaar
Voorziening verhuizing Crediteuren Overlopende passiva
Totaal passiva
771 |
293 |
||
|
|
478 |
771 |
0 |
2 126 |
||
232 |
413 |
||
7 606 7 091 |
8 055 11 365 |
De staat behorende bij de rekening van kapitaaluitgaven en ontvangsten
Het kasstroomoverzicht van agentschap Directie College ter Beoordeling van Geneesmiddelen
Rekening 1998 (exclusief suppletore mutaties)
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
|||
Art. |
Omschrijving |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
|
NLG 1000 |
NLG 1000 |
NLG 1000 |
Liquide middelen per 1 januari 1998
1a. 1b. 1c.
1d.
->
2a. 2b. 2c.
saldo van baten en lasten gecorrigeerd voor afschrijvingen gecorrigeerd voor mutaties in het werkkapitaal
Mutatie voorzieningen
Kasstroom uit operationele activiteiten
Uitgaven onroerende zaken Uitgaven overige kapitaalgoederen Gecorrigeerd voor desinvesteringen
Kasstroom uit investeringsacitivi-teiten
3a. |
Leningen moederdepartement |
|
3b. |
Investeringsbijdrag van het departement |
|
3c. |
aflossingen |
|
-> |
3. |
Netto kasstroom uit financieringsactiviteiten |
Liquide middelen per 31 december 1998
(1 januari + 1. + 2. + 3.)
2 648
-
-505 295
0 0
-210
0
-
-200
0
-200
0
0 0
0
2 238
8 205
-1 518 460
274 - 2 050
-2 834
0 - 885
72
-813
0
0 0
0
4 558
5 557
1 013 165
274
2 050
2 624
0
-
-685
72
-
-613
0
0 0
0
2 320
Mij bekend,
De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Sport,
1.
2.
->
De staat behorende bij de financiële verantwoording over het jaar 1998 Rekening 1998 (Exclusief suppletore mutaties) Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) Agentschap Directie College ter Beoordeling van Geneesmiddelen
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
|||
Art. |
Omschrijving |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
|
NLG 1000 |
NLG 1000 |
NLG 1000 |
Totale baten Totale lasten Saldo van baten en lasten
Totale kapitaalontvangsten Totale kapitaaluitgaven
21 575
22 080 - 505
200 200
24 239
25 757 - 1 518
460 885
2 664
3 677 1 013
260 685
Mij bekend,
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
De Staat behorende bij de slotwet, onderdeel baten en lasten van Agentschap Directie College ter Beoordeling van Geneesmiddelen Rekening 1998 (exclusief suppletore mutaties)
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
|||
Art. |
Omschrijving |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
|
NLG 1000 |
NLG 1000 |
NLG 1000 |
Totale baten
Opbrengst registratie geneesmiddelen
Rente baten Bijzondere baten
Totale lasten
Apparaatskosten
-
*personeel
-
*materieel RIVM
Subsidie Lareb
Bijdrage aan kerndepartement Afschrijvingen Dotaties aan voorzieningen Rentelasten
Saldo van baten en lasten
21 575
21 425 150
0
22 080
9 065
1 810 5 806
2 835 2 264
295 0 5
-505
24 239
23 847 244 148
25 757
12 208
3 151
5 806
2 513
1 543
460
76
0
-
-1 518
2 664
2 422
94 148
3 677
3 143
1 341
0
-
-322
-
-721 165
76 - 5
1 013
Mij bekend,
De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Sport,
Inhoudsopgave financiële verantwoording 1998
Algemeen deel
Financieel BeleidenBeheer 9
Artikelsgewijze toelichting
Leeswijzer bij artikelsgewijze toelichting 14
Uitgaven:
Hoofdbeleidsterrein22Algemeen 15
Hoofdbeleidsterrein 23 Staatstoezicht op de Volksgezondheid 32
Hoofdbeleidsterrein24Welzijn 36
Hoofdbeleidsterrein25Volksgezondheid 70
Hoofdbeleidsterrein 26 Inspectie Gezondheidsbescherming 99 Hoofdbeleidsterrein 27 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en
Milieu 103
Ontvangsten:
Hoofdbeleidsterrein22Algemeen 110
Hoofdbeleidsterrein 23 Staatstoezicht op de Volksgezondheid 111
Hoofdbeleidsterrein24Welzijn 113
Hoofdbeleidsterrein 25 Volksgezondheid algemeen 117
Hoofdbeleidsterrein 26 Inspectie gezondheidsbescherming 119 Hoofdbeleidsterrein 27 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en
Milieu 120
Saldibalans
Saldibalans 122
Toelichtingopdesaldibalans 123
Toelichting op de financiële verantwoording van het Agentschap Directie College Ter Beoordeling van Geneesmiddelen
Rekening 132
Algemene toelichting 133
Rekening van batenenlasten 137
Rekening van Kapitaaluitgaven en kapitaalontvangsten 142
Balans 143
BIJLAGEN
Garantiestaat 146
Staat van deelnemingen 153
Lijst met afkortingen 154
Aansluitingstabel beleidsvelden (jaarverslag) en artikelsgewijze toelichting (verantwoording) 159
Hoofdstuk financieel beleid en beheer in financiële verantwoording VWS 1998
Algemeen – plaatsbepaling van het hoofdstuk ten opzichte van jaarverslag en AGT
In dit hoofdstuk wordt puntsgewijs gerapporteerd over de voortgang en resultaten van onderwerpen van financieel beleid en beheer. Het betreft de wijze waarop is tegemoet gekomen aan bevindingen uit het rechtmatig-heidsonderzoek van de Algemene Rekenkamer, zoals die zijn verwoord in haar Rapport over de financiële verantwoording 1997. Uit het rechtmatig-heidsonderzoek komen verschillende onderwerpen naar voren, waar – op grond van de huidige comptabiliteitsvoorschriften – op moet worden ingegaan in de financiële verantwoording 1998. Voor een deel zijn deze thema’s opgenomen in deel 1 (het jaarverslag, waarin verschillende aspecten van bedrijfsvoering in samenhang worden gepresenteerd) of elders in dit deel 2. Om een doublure te vermijden wordt hier volstaan met een verwijzing naar de desbetreffende passages in deel 1 en deel 2. De overige onderwerpen komen vervolgens in dit hoofdstuk aan de orde.
RMO 1997 ZIE
Intermediairs deel1,§3.1, onder «Intermediaire
Toezichtopfondsen organisaties»
Subsidiebeheer, Verbetertrajecten deel 1, § 3.1, onder «Gesubsidieerde instellingen» Wet op de jeugdhulpverlening, onderdeel deel 2, toelichting op ontvangstenartikel
Ouderbijdragen M2403
RIVM deel2,toelichtingopuitgavenartikel U2701
Agentschap DCBG deel2,verantwoording van het agentschap
CBG
Europese aanbestedingsregels
1998 heeft in het teken gestaan van implementatie van departementale besluitvorming over de wijze waarop correcte toepassing van de Europese aanbestedingsregels kan worden verzekerd. Organisatorische waarborgen en voorlichting zijn daarbij sleutelbegrippen. Wat de organisatorische waarborgen betreft, wordt directies onder meer gevraagd bij aanvang van het begrotingsjaar opgave te doen van de op dat moment levende inkoopvoornemens. Verder maken de aanbestedingsregels deel uit van de toets op rechtmatigheid die wordt uitgevoerd bij het aangaan van verplichtingen. In 1998 is een aanvang gemaakt met de verankering van dergelijke afspraken in de beschrijving van de administratieve organisatie (herziening volmachtregeling, beschrijving inkoopprocedures van directies). Vooruitlopend op de afronding daarvan (voorzien in de eerste helft van 1999), is de aandacht uitgegaan naar voorlichting over de aanbestedingsregels.
Financiële informatiesystemen
Voor het kerndepartement wordt ten behoeve van de financiële informatievoorziening gebruik gemaakt van IFIS. Het beheer van dit informatiesysteem is in handen van de dienst Financieel en Personeel Beheer (FPB). Evenals vorig jaar is het beheer van IFIS goed. Ter ondersteuning van de werkzaamheden van FPB en de beleidsdirecties zijn daarnaast nog een subsidieregistratiesysteem (SRS) en een managementrapportagesysteem (BEURS) ingericht. Beide systemen zijn in beheer bij FPB. Tenslotte wordt door FPB een nieuw systeem ontwikkeld voor de vastlegging van informatie over de, verleende en te verlenen, garanties.
Naast IFIS zijn er binnen het departement enkele andere financiële informatiesystemen. Deze systemen ondersteunen de bedrijfsvoering van respectievelijk de IW&V, het RIVM en het agentschap CBG. Het beheer van deze systemen is de verantwoordelijkheid van de desbetreffende organisatie. Als gevolg van veroudering of organisatorische veranderingen zijn deze systemen aan vervanging toe. In het afgelopen jaar zijn studies gedaan naar de mogelijkheden. Uiteraard worden bij het vervangen van systemen de millennium- en de europroblematiek in het programma van eisen meegenomen.
Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst 1994
De overheid dient op een betrouwbare manier om te gaan met gegevens van burgers en bedrijfsleven en is daarbij afhankelijk van informatietechnologie. Het VIR (Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst 1994) bevat een kader voor de rijksdienst, waarbinnen systematisch en vergelijkbaar met alle aspecten van informatiebeveiliging (integriteit, exclusiviteit, beschikbaarheid) wordt omgegaan. De Algemene Rekenkamer concludeerde in het Rapport bij de financiële verantwoording 1997 dat voor de belangrijkste systemen in het kader van het financieel beheer wel is voldaan aan de bepalingen uit het VIR, maar dat dit niet gold voor enkele overige systemen.
De Accountantsdienst heeft onderzoek verricht naar de implementatie van het VIR. De basis voor de informatiebeveiliging ligt in het opstellen van afhankelijkheids- en kwetsbaarheidsanalyses die in 1998 binnen het departement door ieder onderdeel van de organisatie zouden moeten zijn afgerond. De hoge werkdruk (onder andere door de millenniumproblema-tiek) en de omschakeling naar een nieuwe werkplekomgeving hebben ertoe geleid, dat binnen het departement een lage prioriteit aan dit onderwerp is toegekend. Hierdoor zijn de voorgeschreven analyses binnen VWS nog niet afgerond. Iedere directie is inmiddels wel verzocht om deze analyse op korte termijn uit te voeren en de VIR-voorschriften te implementeren.
Garantiebeheer
Het garantiebeheer is stapsgewijs overgedragen aan de dienst FPB. Deze dienst werkt ter ondersteuning van dit beheer aan de ontwikkeling van een nieuw geautomatiseerd systeem (zie ook hiervoor). Met betrekking tot het vraagsstuk van de actualisatie van het openstaande garantiebedrag is binnen het departement overeenstemming bereikt over een check-up (eens in de drie jaar) van het bestaande bestand, rekeninghoudend met het feit dat periodiek nieuwe aanvragen worden getoetst met het bestand van de openstaande garanties.
Beschrijving administratieve organisatie
Voor het beschrijven van de administratieve organisatie zijn in 1995 door het Audit Committee richtlijnen vastgesteld. De beschrijving kent drie niveaus: 1) bovensectorale regelgeving, 2) departementsbrede processen en 3) directiespecifieke processen. Onder bovensectorale regelgeving wordt verstaan de interne en externe regelgeving die voor het gehele departement geldt. De departementsbrede processen beschrijven die processen die voor iedere directie binnen het departement hetzelfde zijn (betalingen, aangaan van verplichtingen, het verstrekken van subsidies). De directiespecifieke processen zijn die processen die door de directie zelf betiteld worden als afwijkend van de departementsbrede processen. In 1997 is de beschrijving van de departementsbrede processen afgerond. De beschrijving van de (financiële) bovensectorale regelgeving is in 1998
afgerond. De directiespecifieke processen worden in 1999 afgerond. De directiespecifieke processen zijn bij een aantal directies beschreven doch door departementale reorganisatie niet actueel; bij andere directies is de beschrijving in concept gereed. Enkele directies hebben nog geen beschrijving.
Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid
Instellingssubsidies sport
De Algemene Rekenkamer heeft ten aanzien van het verslagjaar 1997 opgemerkt dat ze omtrent het subsidiegeld ad f 7,3 miljoen (artikel U2407) niet kan vaststellen of dit volledig is besteed aan subsidiabele activiteiten en of per subsidiabele activiteit een risicoreserve gevormd had moeten worden. In 1998 is door VWS getracht aan deze opmerkingen tegemoet te komen door de introductie van een standaardformulier dat wordt gehanteerd bij de subsidieafrekening. Deze aanpassing heeft evenwel niet geleid tot een bevredigende oplossing. In 1999 wordt gepoogd alsnog tot een oplossing te komen.
Bondsafdracht
De subsidie voor een landelijke sportbond is afhankelijk van het aantal leden dat contributie betaald aan de bond. In het Rapport bij de financiele verantwoording 1997 merkte de Algemene Rekenkamer op dat het onduidelijk is waarom sommige bonden nog steeds ontheffing krijgen van de plicht een deugelijke leden- en contributie -administratie te voeren. De desbetreffende bonden wordt te verstaan gegeven dat zijn zullen worden gehouden aan de regels.
Wet op de jeugdhulpverlening
Ministeriële verantwoordelijkheid
1998 was voor VWS het jaar van de waarheid wat betreft het MDW-traject Toetsing Specifieke Uitkeringen, ook aangehaald als «gedachtegoed Griffioen». Verschillende wet- en regelgevingstrajecten waren aan de orde, waardoor de resultaten van de toetsingsoperatie uit 1997 konden worden vertaald in weten regelgeving. Kernpunt bleek de houdbaarheid in het interdepartementaal krachtenveld van de conclusie dat er op verschillende beleidsterreinen sprake is van vergaande decentralisatie. De betekenis van deze conclusie is bepalend voor de verantwoordingsrelatie die de minister heeft met de lokale overheid. Nadat de Wet inburgering nieuwkomers op 30 september 1998 in werking is getreden, worden op korte termijn tussen VWS en OCW nog afspraken gemaakt over de controle op specifieke uitkeringen die op de wet zijn gebaseerd. De beleidsverantwoordelijkheid, met inachtneming van gedecentraliseerde verantwoordelijkheden, blijft een zaak van VWS.
Voor de doeluitkering op het terrein van de Jeugdhulpverlening is eind 1998 een wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de jeugdhulpverlening aan de Tweede Kamer voorgelegd. Hiermee is verduidelijkt dat de financiële verantwoording over een rechtmatige besteding van de specifieke middelen nadrukkelijk is gelaten aan de provinciale overheid. In lijn met hun verantwoordelijkheid voor het beleid leggen Gedeputeerde Staten via de provinciale rekening aan Provinciale Staten verantwoording af over beleid- en beheerprestaties. VWS ontvangt op basis van de Financiële Verhoudingswet ter informatie de provinciale rekening met bijbehorend jaarverslag. Mochten er uit de jaarstukken onzekerheden, dan wel onrechtmatigheden in de besteding blijken, dan brengt het provinciaal bestuur zo spoedig mogelijk de ministers van VWS en Justitie op de hoogte van de maatregelen die het bestuur voorstaat om in deze situatie te voorzien.
Uiterste consequentie voor de provinciale overheid is de mogelijkheid van de minister van VWS om bij uitblijven van maatregelen, hiermee bij de toekomstige verdeling rekening te houden. Overigens blijft de minister van VWS verantwoordelijk voor een adequate informatievoorziening ten behoeve van haar verdelingsbevoegdheid. Met dit wetsvoorstel verandert de verantwoordelijkheidsverdeling niet en wordt naast een uitwerking van het gedachtegoed Griffioen ook tegemoet gekomen aan de onduidelijkheid die de Algemene Rekenkamer constateerde ten aanzien van het verantwoordingstraject in relatie tot de bestuurlijke constellatie.
VWS hanteert de lijn dat in bestuurlijke zin gelijke specifieke uitkeringen ook voor wat betreft de financiële verantwoording gelijke vormgeving behoeven. Vanuit die gedachte zijn, gezien de bevoegdhedenverdeling in de Welzijnswet, voor Maatschappelijke opvang, Verslavingszorg en Vrouwenopvang gelijkluidende financiële verantwoordingstrajecten als bij de Wet op de jeugdhulpverlening in voorbereiding.
Grootstedelijke regio’s
De Algemene Rekenkamer wees in het RMO 1998 op het ontbreken van een wettelijk basis in de Wet op de jeugdhulpverlening (Wjhv) voor het rechtstreeks overmaken van middelen uit de doeluitkering aan de grootstedelijke regio’s Amsterdam, Rotterdam, en ’s-Gravenhage.
Uit de toelichtingen op de Wet op de jeugdhulpverlening is af te leiden dat de genoemde grootstedelijk regio’s gelijk worden gesteld aan provincies. Tot 1 juli 1995 heeft deze gelijkstelling ook in de Wjhv gestaan, maar met de Kaderwet bestuur in verandering is deze gelijkstellingsbepaling uit de Wjhv gehaald. Voor deze uitgave bestaat wel een budgettaire rechtsgrond en ook een bestuurlijke verplichting.
De provincies Noord- en Zuid-Holland hebben de mogelijkheid in de Kaderwet benut om hun bevoegdheden op het terrein van jeugdhulpverlening aan de in de wet genoemde ROL-gebieden over te dragen. Deze overdracht van bevoegdheden betekende een bestendiging van de situatie van voor 1 juli 1995 en vormde voor VWS dan ook geen aanleiding de rechtstreekse bekostiging stop te zetten. Echter, via de overdracht van bevoegdheden ontstaat nog geen wettelijke basis voor rechtstreekse financiering. De wenselijkheid van rechtstreekse financiering is naast voortzetting van de meer dan 10-jarige praktijk mede ingegeven door het voorkomen van onnodige bestuurslasten die financiering van deze regio’s via provincies oplevert. Met de ministeries van Justitie en BZK zijn inmiddels voorbereidingen getroffen om de gelijkstellingsbepaling uit het verleden in de Wjhv, nog voor de zomer, in ere te herstellen.
Misbruik en oneigenlijk gebruik
VWS hanteert al geruime tijd het uitgangspunt zo min mogelijk regelingen te creëren die gebaseerd zijn op door belanghebbenden zelf te verstrekken, veelal inkomensafhankelijke gegevens. In de organisatie en in de subsidieregelingen zijn (standaard) maatregelen getroffen om M&O te voorkomen. Voor de regelingen die wel zijn gebaseerd op (inkomensafhankelijke) gegevens wordt, voor zover dat nodig is, gewerkt aan een sluitend geheel van (wettelijke) maatregelen om op een juiste en eenduidige manier bijv. eigen bijdragen vast te stellen. Het Audit
Committee heeft zich naar aanleiding van de publicatie van de DAR-handleiding inzake M&O uitgesproken over de departementale gedragslijn. Besloten is dat FEZ en Accountantsdienst hun inspanningen continueren om door middel van de subsidiebijlage in de ontwerpbegroting resp. de controle van het financieel beleid en beheer te waarborgen dat zicht bestaat op M&O-gevoelige regelingen en zo nodig aanvullende maatregelen worden getroffen. Verder is besloten het M&O-beleid in de beschrijving van de administratieve organisatie te verankeren.
De artikelgewijze toelichting gaat nader in op de specifieke maatregelen die genomen zijn voor die regelingen waarbij een M&O-risicio geldt. Het betreft de uitgavenartikelen U2201, U2206, U2207, U2209, U2301, U2405, U2601 en U2701 en het ontvangstenartikel M2403.
Leeswijzer bij artikelsgewijze toelichting
De versnelling van de financiële verantwoording is in 1997 tot stand gekomen. Dit jaar is een verdere verbetering in de presentatie bij de artikelsgewijze toelichting doorgevoerd. De aanbeveling van de werkgroep Kwaliteit Financiele Verantwoording en de voorschriften uit de Rijksbegrotingsaanschrijving (Hafir, oktober 1998) om in de staten en de tabellen de mutaties uit de Suppletore begrotingen niet zichtbaar te maken is in deze verantwoording gerealiseerd.
In de artikelsgewijze toelichting wordt ingegaan op het verschil tussen de oorspronkelijke begroting en het gerealiseerde beleid. Hierbij wordt met name aandacht besteed aan de afwijkingen en aanpassingen ten opzichte van het voorgenomen beleid. Daar waar in de ontwerpbegroting 1998 volume- en prestatiegegevens opgenomen zijn, wordt daar in deze verantwoording op teruggekomen.
De realisatiecijfers zijn op artikelonderdeel naar boven afgerond voor wat betreft de uitgaven en verplichtingen en op de gebruikelijke wijze voor wat betreft de ontvangsten. Gevolg hiervan is dat de som van de artikelonderdelen niet in alle gevallen aansluit bij het totaal van de realisatie van het artikel. Het betreft dus slechts afrondingsverschillen. In de bijlagen is de aansluitingstabel tussen beleidsvelden (uitgaven en ontvangsten) van deel 1 en de artikelonderdelen uit de artikelsgewijze toelichting van deel 2 opgenomen.
Artikel : U2201 Personeel en materieel algemeen
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998 |
|||||||
(1) |
(2) |
(3)= (2)-(1) |
|||||
Oorspronkelijk vastge- |
Realisatie |
Verschil realisatie |
en |
||||
stelde begroting |
oorspronkelijk vastgestelde |
||||||
begroting |
|||||||
Verplichtin- |
Uitgaven |
Verplichtin- |
Uitgaven |
Verplichtin- |
Uitgaven |
||
gen |
gen |
gen |
|||||
Artikel Omschrijving |
|||||||
Artikelonderdeel |
|||||||
U2201 Personeel en materieel algemeen |
227 840 |
227 715 |
258 435 |
256 320 |
30 595 |
28 605 |
|
U2201/01 Regulier personeel |
120 443 |
120 443 |
128 724 |
128 724 |
8 281 |
8 281 |
|
U2201/02 Overige personele uitgaven |
11 254 |
11 254 |
27 423 |
26 913 |
16 169 |
15 659 |
|
U2201/03 Post-actieven |
18 208 |
18 208 |
13 026 |
13 026 |
|
|
|
U2201/04 Personeel ten laste van derden |
0 |
0 |
233 |
233 |
233 |
233 |
|
U2201/05 Materieel |
77 935 |
77 810 |
89 031 |
87 426 |
11 096 |
9 616 |
22.01 Onderdeel 01 Regulier personeel
Op dit artikelonderdeel zijn uitgaven verantwoord voor salarissen, toelagen en sociale lasten (waaronder Tegemoetkoming Ziektekosten Rijksambtenaren (TZR)).
Van de extra beschikbaar gestelde middelen (1e en 2e Suppletore wet) is alleen het werkgelegenheidsplan VWS (f 1,0 miljoen) niet gerealiseerd. De hogere uitgaven worden verklaard door uitgaven aan niet geraamde detacheringen en extra toelagen in verband met de verhuizing naar de Resident (onder meer overwerk, onregelmatige dienst, bereikbaarheids-en beschikbaarheidsdiensten) hetgeen mede heeft geleid tot een hogere middelsom.
M&O beleid
De op dit artikelonderdeel verantwoorde toelagen voor Tegemoetkoming Ziektekosten Rijksambtenaren (TZR) zijn gebaseerd op een M&O-gevoelige regeling, doordat de TZR wordt toegekend op basis van een verklaring van de belanghebbende. Het departementale controlebeleid bestaat uit het opvragen van bewijsstukken bij door personeelsleden doorgegeven wijzigingen. Daarnaast is 10% van de personeelsleden (willekeurig geselecteerd) gecontroleerd aan de hand van opgevraagde bewijsstukken.
22.01 Onderdeel 02 Overige personele uitgaven
De hogere uitgaven op dit artikelonderdeel worden voornamelijk veroorzaakt door de inhuur van vervangend en extern personeel (niet geraamd) en de extra uitgaven in verband met de invoering van het vervoerplan van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
22.01 Onderdeel 03 Post-actieven
De uitgaven op dit artikelonderdeel zijn in totaal lager dan in voorgaande jaren, door handhaving van het stringente beleid voor wat betreft nieuwe wachtgeldverplichtingen en als gevolg hiervan een afname van het aantal uitkeringsgerechtigden. Deze tendens zal – bij ongewijzigd beleid – doorgezet worden in de komende jaren.
M&O beleid
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is belast met de uitvoering van de uitkerings- en wachtgeldregelingen voor het Rijkspersoneel. De Staat der Nederlanden, in casu BZK, heeft voor de uitvoering van deze regelingen met de Stichting Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en Onderwijs (USZO) een overeenkomst afgesloten.
Een aantal regelingen is gevoelig voor misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O). Met name voor de aspecten arbeidsverleden en neveninkomsten bestaat onzekerheid of de belanghebbende al dan niet opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt.
Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport stelt, voor zover mogelijk, de voor de toekenning bepalende gegevens op, geeft deze door aan de USZO en beoordeelt de van de USZO ontvangen gegevens over de beslissing tot toekenning aan de hand van de oorspronkelijke gegevens. De USZO draagt zorg voor de toekenning, de uitbetaling, de administratie, de doorbelasting naar de departementen en de formulering en uitvoering van het M&O-beleid. De USZO heeft voor de uitvoering van het M&O-beleid op de aspecten arbeidsverleden en neveninkomsten een toereikend controlebeleid geformuleerd. Het oordeel over de kwaliteit van de uitvoering van dat controlebeleid maakt onderdeel uit van de accountantsverklaring bij de jaarstukken van de USZO.
De declaraties over 1998 van de USZO zijn, conform het geldende betalingsprotocol, als voorschot in de administratie geboekt. De definitieve vaststelling geschiedt op grond van de jaarstukken van de USZO en de bijbehorende accountantsverklaringen.
De USZO heeft op dit moment nog geen accountantsverklaring bij de uitgaven over 1998 overlegd. Als gevolg daarvan bestaat op dit moment onzekerheid over de rechtmatige uitvoering van de regelingen door de USZO, alsmede over de werkelijke hoogte van de uitvoeringskosten van de USZO.
22.01 Onderdeel 04 Personeel ten laste van derden
Op dit artikelonderdeel zijn de uitgaven verantwoord, die niet gefinancierd worden door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, maar door anderen in de collectieve- en niet-collectieve sector.
22.01 Onderdeel 05 Materieel
Dit artikelonderdeel heeft voornamelijk betrekking op de materiële uitgaven ten behoeve van de bedrijfsvoering van het kern-Ministerie, zoals gebouwgebonden uitgaven, informatiesystemen, informatieinfrastructuur, uitbesteding en onderzoek.
Het oorspronkelijk in de begrotingswet vastgestelde bedrag van f 77,8 miljoen is met f 9,6 miljoen overschreden.
Van de extra beschikbaar gestelde middelen (1e en 2e Suppletore wet, per saldo f 26,3 miljoen) is f 9,1 miljoen niet gerealiseerd (onderzoeken f 1,9 miljoen en inrichting nieuwbouw f 7,2 miljoen).
De totale uitgaven zijn te onderscheiden naar de volgende clusters van gelijksoortige aard:
Communicatie |
f 3,3 miljoen |
4% |
|
Vervoer |
f 3,8 miljoen |
4% |
|
Uitbesteding |
f 0,6 miljoen |
1% |
|
Bedrijfsmiddelen |
f 6,0 miljoen |
7% |
|
Inrichting nieuwbouw |
f 23,3 miljoen |
27% |
|
Onderzoek |
f 17,6 miljoen |
20% |
|
Automatisering |
f 19,6 miljoen |
22% |
|
Huisvesting |
f 6,3 miljoen |
7% |
|
Opleidingen |
f 1,2 miljoen |
1% |
|
Overige uitgaven: |
|||
– voorlichting |
f 2,2 miljoen |
||
– representatie |
f 1,9 miljoen |
||
– juridische/adviezen/processen |
f 1,0 miljoen |
||
– overig |
f 0,6 miljoen |
||
f 5,7 miljoen |
7% |
||
Totaal |
f 87,4 miljoen |
100% |
De per saldo hogere uitgaven zijn grotendeels te verklaren door: Meer uitgaven
-
1.Verhuizing
Door de verhuizing naar en de inrichting van de nieuwbouw zijn extra uitgaven gedaan aan onder meer, dubbele dienstverlening in verband met tijdelijk twee operationele locaties, aanschaf van nieuw meubilair, vernieuwing van de kantoorautomatisering en verhuiskosten.
-
2.Millennium
Voor het tijdig onderkennen en oplossen van een eventueel millenniumprobleem bij interne geautomatiseerde systemen is expertise ingehuurd bij een op dit gebied gespecialiseerd bedrijf.
Minder uitgaven
-
1.Financiële en personele informatiesystemen
Voor de ontwikkeling van deze informatiesystemen is vanwege een veranderde prioriteitsstelling in het kader van millenniumgerelateerde problematiek, minder uitgegeven dan oorspronkelijk was geraamd.
Voor de personeelsinformatiesystemen geldt in het bijzonder, dat in de raming was uitgegaan van de oplevering van een nieuw centraal salarissysteem per oktober 1998. Het project dat hiertoe moest leiden is in maart 1998 gestaakt. De aanpassingen die bij een nieuw centraal salarissysteem noodzakelijk waren in het personeelsinformatiesysteem van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, hebben als gevolg daarvan nog geen doorgang gevonden.
-
2.Nieuwbouw
Een aantal redenen is aan te geven:
– een latere oplevering van de nieuwbouw dan was gepland;
– een aantal leveranciers kon niet aan het overeengekomen afleveringsmoment in 1998 voldoen;
– de nazorg van de inrichting van het Ministerie zal voor een belangrijk deel doorlopen in 1999;
– het werkelijk prijsniveau was op een aantal onderdelen lager dan aanvankelijk geraamd;
– een aantal projecten wordt niet uitgevoerd.
Kengetallen
Onderstaande cijfers hebben betrekking op het kerndepartement.
Tabel I : Formatie en personele uitgaven kerndepartement VWS
Ontwerpbegroting |
Formatieve |
P-Budget |
P-overig |
Materieel |
Materieel |
bezetting |
Personeelsgebonden |
Directie gebonden |
|||
Totaal |
1 174,50 |
117 409 |
3 740 |
7 053 |
40 415 |
Totale begr.sterkte |
1 174,50 |
1 174,50 |
1 174,50 |
1 174,50 |
1 174,50 |
Gemiddeld per fte |
n.v.t |
99 965 |
3 184 |
6 005 |
n.v.t. |
Realisatie |
|||||
Totaal |
1 238,46 |
123 102 |
4 462 |
5 425 |
* |
Totale begr.sterkte |
1 176,50 |
1 176,50 |
1 176,50 |
1 176,50 |
|
Gemiddeld per fte |
n.v.t |
104 634 |
3 794 |
4 611 |
-
*(gemiddelden per fte in guldens; P-budget x f 1000,–)
Het gemiddelde bedrag op P-overig is hoger dan geraamd. Dit is grotendeels veroorzaakt door hogere uitgaven aan differentiatie in beloning (met name veroorzaakt door de inzet tijdens de verhuizing) en opleidingen.
Het gemiddelde bedrag op «materieel personeelsgebonden» is lager dan geraamd. In dit bedrag zijn namelijk niet begrepen de uitgaven voor de centrale netwerkfaciliteiten en de uitgaven in verband met de vernieuwing van de kantoor automatisering. Ter dekking van deze uitgaven, die centraal plaatsvinden, is het normbedrag voor de personeelsgebonden materiële uitgaven met f 2 250,00 verlaagd.
*) vanwege het ontbreken van een onderbouwing bij het gepresenteerde begrotingsbedrag is ook de daarmee corresponderende realisatie niet te geven.
Artikel : U2202 VUT-uitkeringen en suppletie wachtgelden trendvolgers
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998
(1)
(2)
(3)= (2)-(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Verplichtingen
Uitgaven Verplichtingen
Uitgaven Verplichtingen
Uitgaven
Artikel Omschrijving
Artikelonderdeel
U2202 |
VUT-uitkeringen en suppletie |
|||
wachtgelden trendvolgers |
2 637 |
2 637 |
0 |
|
U2202/00 |
VUT-uitkeringen en suppletie |
|||
wachtgelden trendvolgers |
2 637 |
2 637 |
0 |
0 - 2 637 - 2 637
0 - 2 637 - 2 637
22.02 Onderdeel 00 VUT-uitkeringen en suppletie wachtgelden trendvolgers
Dit artikel is bestemd voor (VUT)-uitkeringen (f 1,6 miljoen) en wachtgeld-suppletievergoedingen (f 1 miljoen) aan werknemers in de gesubsidieerde sector.
De wachtgeldsuppletievergoedingen betreffen een aanvulling op de voor dit doel in de desbetreffende beleidsbudgetten begrepen bedragen.
Hiervoor is dit artikel «doorgeefluik». In de loop van 1998 is f 0,5 miljoen toegedeeld aan de daarvoor in aanmerking komende uitgavenartikelen. Een niet besteed of toegedeeld bedrag van f 1,7 miljoen is ingezet voor knelpunten elders op de VWS-begroting (2e Suppletore wet).
Artikel : U2203 Loonbijstelling
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998
(1)
(2)
(3)= (2)-(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Verplichtingen
Uitgaven Verplichtingen
Uitgaven Verplichtingen
Uitgaven
Artikel
Omschrijving
Artikelonderdeel
U2203
U2203/00
Loonbijstelling
Loonbijstelling
11 070 |
11 070 |
0 |
0 |
|
|
11 070 |
11 070 |
0 |
0 |
|
|
22.03 Onderdeel 00 Loonbijstelling
Dit artikel is een «doorgeefluik» voor de jaarlijkse loonbijstelling voor loongevoelige uitgaven rijksambtenaren en de overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling voor werknemers in de gepremieerde en gesubsidieerde sector (OVA). Ten laste van dit artikel worden geen uitgaven gedaan.
Het Ministerie van Financiën heeft voor 1998 f 91,7 miljoen beschikbaar gesteld voor de loonbijstelling en de OVA. In de loop van 1998 is aan de daarvoor in aanmerking komende uitgavenartikelen f 90,3 miljoen toegedeeld.
Van het begrote bedrag van f 11,1 miljoen, zijnde het restant van bijstellingen over voorgaande jaren, is in 1998 f 8,5 miljoen toegedeeld in verband met een door het Ministerie van Financiën toegepaste correctie op de bijstelling 1997.
Na toedeling resteert een bedrag van f 4,0 miljoen. Hiervan is f 3,9 miljoen ingezet voor het oplossen van knelpunten elders op de VWS-begroting (2e Suppletore wet).
Artikel : U2204 Prijsbijstelling
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998
(1)
(2)
(3)= (2)-(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Verplichtingen
Uitgaven Verplichtingen
Uitgaven Verplichtingen
Uitgaven
Artikel Omschrijving
Artikelonderdeel
U2204
U2204/00
Prijsbijstelling
Prijsbijstelling
153 |
153 |
0 |
0 |
|
|
153 |
153 |
0 |
0 |
|
|
22.04 Onderdeel 00 Prijsbijstelling
Dit artikel is een «doorgeefluik» voor de jaarlijkse prijsbijstelling. Ten laste van dit artikel worden geen uitgaven gedaan.
Het kabinet heeft vanwege de algemene budgettaire problematiek besloten een kwart van de berekende prijsbijstelling toe te delen aan de departementen.
Voor de prijsbijstelling was hierdoor slechts f 2,2 miljoen beschikbaar
(inclusief het volgens de begroting nog toe te delen bedrag van f 0,2
miljoen).
VWS heeft besloten deze prijsbijstelling niet toe te delen, maar voor een belangrijk deel (f 1,8 miljoen) in te zetten voor knelpunten elders op de
VWS-begroting (2e Suppletore wet).
Daarnaast is f 0,4 miljoen overgeboekt naar het Ministerie van Justitie voor een bijdrage in verband met de financiële gevolgen van de invoering van de Wet bescherming persoonsgegevens (2e Suppletore wet).
Artikel : U2205 Onvoorzien
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998
(1)
(2)
(3)= (2)-(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verplichtingen
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Uitgaven Verplichtingen
Uitgaven Verplichtingen
Uitgaven
Artikel Omschrijving
Artikelonderdeel
U2205
U2205/00
Onvoorzien
Onvoorzien
277 |
277 |
0 |
0 |
-277 |
|
277 |
277 |
0 |
0 |
|
|
22.05 Onderdeel 00 Onvoorzien
Ten laste van dit artikel worden geen uitgaven gedaan; er zijn ook geen bedragen overgeboekt naar andere begrotingsartikelen.
Artikel : U2206 Sociaal en Cultureel Planbureau
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998
(1)
(2)
(3)= (2)-(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verplichtingen
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Uitgaven Verplichtingen
Uitgaven Verplichtingen
Uitgaven
Artikel Omschrijving
Artikelonderdeel
U2206
U2206/00
Sociaal en Cultureel Planbureau
Sociaal en Cultureel Planbureau
10 680 |
10 680 |
13 604 |
12 732 |
2 924 |
2 052 |
10 680 |
10 680 |
13 604 |
12 732 |
2 924 |
2 052 |
22.06 Onderdeel 00 Sociaal en Cultureel Planbureau
Op dit artikel worden de personele en materiële uitgaven verantwoord voor het verrichten van beleidsrelevant wetenschappelijk onderzoek op het sociaal en cultureel terrein door het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP).
De personele uitgaven van het SCP worden onderverdeeld in de onderstaande categorieën:
Actief regulier personeel: f6,913 miljoen;
Overige personele uitgaven: f0,371 miljoen;
Personeel ten laste van derden: f0,773 miljoen.
Op het budget Actief regulier personeel is vanwege een reeds langer aanwezig zijnd knelpunt meer gerealiseerd dan gepland: bij 2e Suppletore wet is het personeelsbudget van het SCP op incidentele basis met een bedrag f 0,750 miljoen aangevuld.
M&O beleid
De op dit artikelonderdeel verantwoorde toelagen voor Tegemoetkoming Ziektekosten Rijksambtenaren (TZR) zijn gebaseerd op een M&O-gevoelige regeling doordat de TZR wordt toegekend op basis van een verklaring van de belanghebbende. Het departementale controlebeleid bestaat uit het opvragen van bewijsstukken bij door personeelsleden doorgegeven wijzigingen. Daarnaast is 10% van de personeelsleden (willekeurig geselecteerd) gecontroleerd aan de hand van opgevraagde bewijsstukken.
De hogere realisatie (f 0,179 miljoen) op het budget Overige personele uitgaven is een gevolg van de extra uitgaven voor verplaatsingskosten, beloningdifferentiatie, werving en selectie.
Op het budget Personeel ten laste van derden is meer uitgegeven dan begroot. Het SCP heeft namelijk meer opdrachten van derden verkregen. Daarnaast zijn de personeelskosten gestegen ten opzichte van het begrote bedrag, dat nog uitging van de kosten per fte in 1994.
De materiële uitgaven worden onderverdeeld in de onderstaande categorieën:
A. Uitgaven ten behoeve van de algemene bedrijfsvoering:
– Personeelskosten, niet zijnde salariskosten f 0,444 miljoen;
– Bureaukosten f0,426 miljoen;
– Huisvestingskosten f0,230 miljoen;
– Automatiseringskosten f0,310 miljoen;
– Reiskosten f0,076 miljoen.
Aan Personeelskosten is meer uitgegeven dan begroot vanwege het inhuren van een adviseur-interim manager en het uitvoeren van het PC-privé project.
B. Uitgaven ten behoeve van de uitvoering van het werkprogramma 1998–1999 en ad hoc opdrachten van derden.
– aanschaf van databestanden f1,787 miljoen;
– uitbesteding van wetenschappelijk onderzoek f 0,667 miljoen;
– productie en publicatie van onderzoeksrapporten f 0,734 miljoen.
De hogere uitgaven (f 0,638 miljoen) worden gedeeltelijk veroorzaakt door de aanschaf van duurdere databestanden zoals AVO ’99 en SPVA, extra data ten behoeve van bijvoorbeeld het project «thuiszorg» en gedeeltelijk door uitbesteding van (deel-) onderzoeken zoals Ramingsmodel geestelijk gezondheidszorg en Buurt en veiligheid. Ad hoc opdrachten van derden worden gefinancieerd uit de op het ontvangstenartikel 22.01 onderdeel 05 gerealiseerde inkomsten en bijdragen van VWS-directies (f 0,265 miljoen). De bijzondere publicaties (SCR 1998 onder meer) hebben eveneens geleid tot wat hogere uitgaven op het budget Productie en publicatie van onderzoeksrapporten.
Kengetallen
Tabel I: Onderbouwing Regulier personeel
Gemiddelde bezetting in fte’s Gemiddelde prijs per fte* Toegelicht begrotingsbedrag**
(bedragen per fte in guldens, overige bedragen x f 1000)
-
*gemiddelde prijs per fte aangepast aan het nieuwe Toegelicht. begrotingsbedrag.
** inclusief bedrag knelpunt (f 0,75 miljoen)
Tabel II: Aantal onderzoeksuren en de prijs per onderzoeksuur, onderverdeeld naar de vier hoofdproductgroepen
59,37 |
59,01 |
115 378 |
115 794 |
6 850 |
6 833 |
Hoofdproduct- |
Raming |
Realisatie |
||||
groepen |
||||||
Uren |
Prijs |
Totaal |
Uren |
Prijs |
Totaal |
|
Rapporten/adviezen |
35 000 |
204,54 |
7 159 |
46 895 |
199,37 |
9 350 |
Surveys/modellen |
11 000 |
204,54 |
2 250 |
9 742 |
199,37 |
1 942 |
Presentaties/ |
||||||
artikelen |
4 000 |
204,54 |
818 |
4 793 |
199,37 |
956 |
Commissiewerk- |
||||||
zaamh. |
2 200 |
204,54 |
450 |
2 427 |
199,37 |
484 |
Totaal |
52 200 |
10 677 |
63 857 |
12 732 |
(prijs per uur in guldens, totaalbedragen x f 1000,-)
NB de kengetallen van de stand ontwerpbegroting 1998 zijn aangepast omdat in de begrotingswet abusievelijk andere kengetallen zijn opgenomen.
In bovenstaande tabel wordt op basis van de geplande en gerealiseerde capaciteit en de integrale kostprijs per onderzoeksuur (zie onderstaand tabel) een indicatie gegeven van de totale kosten per hoofdproductgroep. Bepaling van de capaciteit is gebaseerd op het aantal wetenschappelijk onderzoekers werkzaam bij het SCP. De prijs per onderzoeksuur is gebaseerd op de directe kosten (wetenschappelijk personeel en onderzoekskosten) en de indirecte kosten (ondersteunend personeel en kosten van de algemene bedrijfsvoering).
Het verschil in de kostprijs per onderzoeksuur tussen raming en realisatie is ontstaan als gevolg van de niet proportionele stijging van de totale kosten en van het aantal onderzoeksuren.
Raming
Realisatie
Tabel III: Opbouw integrale kostprijs per onderzoek
Kosten wetenschappelijk onderzoek
Directekosten (x f1 000,00)
Personeel
Materieel
Indirecte kosten (f 1000,00)
Personeel
Materieel
Totale kosten (x f1000,00) Aantal onderzoeksuren Kostprijs per onderzoeksuur
Artikel : U2207 Inspectie jeugdhulpverlening en jeugdbescherming
Raming
Realisatie
4 730 |
5 650 |
2 746 |
3 189 |
2 062 |
2 407 |
1 139 |
1 486 |
10 677 |
12 732 |
52 200 |
63 857 |
204,54 |
199,37 |
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998 |
||||||
(1) |
(2) |
(3)= (2)-(1) |
||||
Oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
||||
Verplichtingen |
Uitgaven |
Verplichtingen |
Uitgaven |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|
Artikel Omschrijving Artikelonderdeel |
||||||
U2207 Inspectie jeugdhulpverlening en jeugdbescherming U2207/00 Inspectie jeugdhulpverlening en jeugdbescherming |
3 908 3 908 |
3 908 3 908 |
4 106 4 106 |
4 106 4 106 |
198 198 |
198 198 |
22.07 Onderdeel 00 Inspectie Jeugdhulpverlening en jeugdbescherming
De uitgaven op dit artikel hebben betrekking op de personele en materiële uitgaven van de Inspectie Jeugdhulpverlening en jeugdbescherming
(IJHV/JB).
De personele uitgaven betreffen voornamelijk salarissen, toelagen en sociale lasten. Per 31 december 1998 is de formatie 29,5 fte’s.
Daarnaast zijn overige personele uitgaven verantwoord voor de vergoeding van de kosten van woonwerkverkeer, differentiatie in beloning, vorming en opleiding en voor vervangend personeel.
De materiële uitgaven betreffen reis- en verblijfkosten, kantoorkosten,
drukwerkkosten en automatiseringskosten.
Toelichting materiële uitgaven:
De hogere uitgaven in 1998 worden voornamelijk veroorzaakt doordat in 1998 uitgaven voor de regionale inspecties ten laste van dit artikel zijn gekomen, terwijl die tot en met 1997 werden verantwoord op uitgavenartikel 22.01. Met de 2e Suppletore wet is hiertoe f 0,15 miljoen op dit artikel beschikbaar gesteld.
M&O-beleid
De op dit artikel verantwoorde toelagen voor Tegemoetkoming Ziektekosten Rijksambtenaren (TZR) zijn gebaseerd op een M&O-gevoelige regeling doordat de TZR wordt toegekend op basis van een verklaring van de belanghebbende. Het departementale controlebeleid bestaat uit het opvragen van bewijsstukken bij door personeelsleden doorgegeven wijzigingen. Daarnaast is 10% van de personeelsleden (willekeurig geselecteerd) gecontroleerd aan de hand van opgevraagde bewijsstukken.
Kengetallen
De inspectie beschikt over een jaarwerkplan waarin is vastgelegd waaruit de activiteiten bestaan. Het jaarwerkplan omvat zowel de vormen van toezicht (inclusief het aantal uit te voeren inspecties) als een beschrijving van de interne activiteiten. Op grond van de Wet op de jeugdhulpverlening wordt in het jaarverslag van de inspectie verantwoording afgelegd over de door haar uitgevoerde werkzaamheden, gekoppeld aan de voorgenomen activiteiten. Het jaarverslag over 1998 verschijnt conform de planning voor 1 mei 1999.
Tabel I: Onderbouwing Regulier personeel
Ontwerpbegroting 1998
Realisatie 1998
Gemiddelde bezetting in fte’s Gemiddelde prijs per fte Toegelicht begrotingsbedrag
29,5
111 864
3 300*
27,3
114 652
3 130
(Bedragen per fte in guldens, overige bedragen x f 1000)
-
*Dit kengetal is aangepast omdat in de begrotingswet abusievelijk een ander getal is genoemd.
Tabel II: Opbouw uitgaven materieel (bedragen x f 1 000)
Ontwerpbegroting 1998
Realisatie 1998
Algemene uitgaven
Automatiserings-, beheers- en administratiekosten Overige uitgaven personeel
Totaal:
191
324 93
608
135
573 267
975
NB: de kengetallen van de stand ontwerpbegroting 1998 zijn aangepast omdat in de begrotingswet abusievelijk andere kengetallen zijn opgenomen
Artikel : U2208 Internationale samenwerking en infrastructuur
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998
(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
(2)
Realisatie
(3)= (2)-(1)
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Verplichtingen
Uitgaven Verplichtingen
Uitgaven Verplichtingen
Uitgaven
Artikel Omschrijving
Artikelonderdeel
U2208 |
Internationale samenwerking en |
|||
infrastructuur |
3 297 |
3 456 |
4 646 |
|
U2208/00 |
Internationale samenwerking en |
|||
infrastructuur |
3 297 |
3 456 |
4 646 |
4 519 1 349 1 063
4 519 1 349 1 063
Artikel : U2209 Adviesraden
22.08 Onderdeel 00 Internationale samenwerking en infrastructuur
De verplichtingen en uitgaven op dit artikel hebben betrekking op:
– de uitvoering van de tussen de Nederlandse en Indonesische regering gesloten overeenkomst inzake de Molukse bevolkingsgroep in Nederland (f 3,1 miljoen). Het grootste deel van deze uitgaven heeft betrekking op de directe kosten van repatriëring van Molukkers, alsmede subsidiëring van kleinschalige utiliteitsprojecten voor de verbetering van de leefomgeving van repatrianten in Indonesië. De overige uitgaven betreffen reis-, verblijfs- en bureaukosten;
– internationale volksgezondheid- en welzijnsaangelegenheden (f 0,9 miljoen), waarin begrepen: culturele verdragen, memoranda of understanding en overige internationale akkoorden bestemd voor het onderhouden van bilaterale contacten tussen het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en zusterministeries, multilaterale samenwerking en infrastructuur en internationale congresverplichtingen;
– welzijnsprojecten uit het Raamprogramma Cultuur en Welzijn, gebaseerd op het Raamverdrag inzake vriendschap en nauwere samenwerking tussen Nederland en Suriname (f 0,6 miljoen).
De Indonesische regering heeft in 1998 voor een groter aantal Molukkers toestemming gegeven om te repatriëren dan waarmee in de begroting rekening is gehouden (79 ten opzichte van 30). Dit heeft geleid tot hogere uitgaven dan geraamd (f 0,8 miljoen).
Voorts is de subsidiëring van de kleinschalige utiliteitsprojecten geïntensiveerd (f 0,7 miljoen). Deze intensivering is gedeeltelijk gefinancierd met het voordelige (budgettaire) effect van de devaluatie van de roepia (f 0,4 miljoen).
De uitgaven in het kader van het Raamverdrag tussen Nederland en Suriname zijn niet begroot. Hiervoor wordt een bijdrage ontvangen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking.
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998 |
||||||||
(1) |
(2) |
(3)= (2)-(1) |
||||||
Oorspronkelijk vastge- |
Realisatie |
Verschil realisatie |
en |
|||||
stelde begroting |
oorspronkelijk vastgestelde |
|||||||
begroting |
||||||||
Verplichtin- |
Verplichtin- |
Verplichtin- |
||||||
gen |
Uitgaven |
gen |
Uitgaven |
gen |
Uitgaven |
|||
Artikel |
Omschrijving |
|||||||
Artikelonderdeel |
||||||||
U2209 |
Adviesraden |
15 946 |
15 946 |
19 341 |
19 220 |
3 395 |
3 274 |
|
U2209/01 |
Raad voor Maatschappelijke |
|||||||
Ontwikkeling |
2 646 |
2 646 |
2 121 |
2 103 |
|
|
||
U2209/02 |
Raad voor de Volksgezondheid en |
|||||||
Zorg |
5 339 |
5 339 |
6 406 |
6 449 |
1 067 |
1 110 |
||
U2209/03 |
Gezondheidsraad |
6 926 |
6 926 |
9 700 |
9 554 |
2 774 |
2 628 |
|
U2209/04 |
Raad voor Gezondheidsonderzoek |
1 035 |
1 035 |
1115 |
1115 |
80 |
80 |
22.09 Onderdeel 01 Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling
Inleiding
In het werkprogramma 1998 staan in het totaal vijf adviesaanvragen genoemd voor dit jaar: vier daarvan waren nieuw en één loopt over van het werkprogramma 1996–1997 naar 1998. Van de vijf adviezen heeft de
Raad er twee in de laatste maanden van 1998 kunnen afronden. De drie andere adviezen zullen in de eerste maanden van 1999 worden uitgebracht. De RMO heeft er voor gekozen de jaarcyclus van advisering in 1998 te doorbreken om een betere spreiding van zijn werkzaamheden te krijgen. Dit heeft echter wel geleid tot lagere uitgaven dan was begroot in 1998.
Hieronder wordt een toelichting gegeven, daarna worden de kengetallen van 1998 genoemd.
Personeelskosten Hoofdbudget Actief personeel Hoofdbudget Overige personele uitgaven
f 1,504 miljoen f 0,118 miljoen
Op dit artikelonderdeel zijn de uitgaven verantwoord voor salarissen, toelagen, sociale lasten, vervangend personeel, opleidingen, werving/ selectie en differentiatie in beloning.
M&O- beleid
De op dit artikelonderdeel verantwoorde toelagen voor Tegemoetkoming Ziektekosten Rijksambtenaren (TZR) zijn gebaseerd op een M&O-gevoelige regeling doordat de TZR wordt toegekend op basis van een verklaring van de belanghebbende. Het departementale controlebeleid bestaat uit het opvragen van bewijsstukken bij door personeelsleden doorgegeven wijzigingen. Daarnaast is 10% van de personeelsleden (willekeurig geselecteerd) gecontroleerd aan de hand van opgevraagde bewijsstukken.
Materiële uitgaven
Ongeveer tweederde deel van de materiële uitgaven groot f 0,479 miljoen heeft betrekking op onderzoek ten behoeve van uit te brengen adviezen.
Kengetallen
Tabel I: Personeel en materieel (bedragen x 1 000)
Personeel
Raming 1998
Realisatie 1998
Gemiddelde bezetting in fte’s Gemiddelde prijs per fte Toegelicht begrotingsbedrag Realisatie |
10 f 114 300 f 1 143 000 |
10,64* f 113 064 f1 203 009 |
|
||
Materieel Gemiddelde bezetting in fte’s Gemiddelde prijs per fte Toegelicht begrotingsbedrag Realisatie |
10 f 62 700 f 627 000 |
10,64 f 40 225 f 428 000 |
-
*exclusief raadsleden.
Tabel II: Overzicht kosten en prestaties (bedragen x f 1 000)
Raming 1998 Realisatie 1998
capaciteit |
kosten |
capaciteit |
kosten |
|
in fte’s |
in fte’s |
|||
Personeel: |
||||
Beleids- en fac. |
||||
capaciteit |
10,00 |
1 143 |
10,64 |
1 203* |
Flexibele formatie |
5,00 |
500 |
0** |
110 |
Subtotaal |
15,00 |
1 643 |
10,64 |
1 313 |
Materieel |
- |
627 |
- |
428 |
Raadsleden |
2,00 |
578 |
2 |
362 |
Totaal |
17,00 |
2 848** |
12,64 |
2 103 |
Aantal adviezen |
5 |
2 |
-
*De realisatie is inclusief 2 tijdelijke fte’s
** Met flexibele formatie is bedoeld de financiering van opdrachten voor inhuur en uitbesteding, vertaald naar fte’s. De werkelijke uitgaven zijn voor een groot deel onder materieel verantwoord, een vertaling naar fte’s is niet mogelijk.
22.09 Onderdeel 02 Raad voor de Volksgezondheid en Zorg
Op dit artikelonderdeel worden de personele en materiële uitgaven verantwoord die voortvloeien uit de activiteiten van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ). De taak van de RVZ is het leveren van een bijdrage aan de visie-ontwikkeling en strategische beleidskeuzen van de rijksoverheid op de terreinen van de volksgezondheid en de zorg door het uitbrengen van adviezen. Voor de uitvoering van deze taak wordt de raad bijgestaan door een ambtelijk secretariaat. De advisering vindt plaats op basis van een werkprogramma dat door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is goedgekeurd en aan de Tweede en Eerste kamer is toegezonden. De projectering van de adviezen van de RVZ verloopt op grond van een werkprogramma dat in de praktijk en in overleg met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een looptijd heeft van 2 jaar. Tweejaarlijkse promotie-cycli plegen elkaar hierbij te overlappen. In 1998 heeft de RVZ in totaal 19 publicaties uitgebracht, bestaande uit 9 gevraagde adviezen en 6 achtergrondstudies behorend bij adviezen. Tevens zijn 4 overige publicaties uitgebracht waaronder het jaarverslag 1997, het werkprogramma 1999 en 2 magazines. In 1998 realiseerde de Raad 7 adviezen uit het werkprogramma 1997 en 2 adviezen uit het werkprogramma 1998. In 1999 zullen 4 adviezen uit het werkprogramma 1998 worden gerealiseerd.
Ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting (f 5,34 miljoen) zijn met Suppletore wet de volgende aanvullende financiële middelen aan het Secretariaat van de RVZ ter beschikking gesteld:
A. Ten behoeve van het Landelijk Oncologisch Beraad (LOB) f0,75 miljoen;
B. Als gevolg van correctie van de in de oorspronkelijk vastgestelde begroting netto geraamde uitgaven en ontvangsten f0,46 miljoen;
C. Voor de financiële afronding van het project «Galen in Use» f0,10 miljoen;
D. Voor de aanschaf van automatiseringsmiddelen f 0,10 miljoen;
E. Loonbijstelling f0,06 miljoen;
f 1,47 miljoen
Ten opzichte van de totaal beschikbare middelen (f 6,81 miljoen) blijft de realisatie (f 6,45 miljoen) per saldo f 0,36 miljoen achter. In relatie met de oorspronkelijk vastgestelde begroting (f 5,34 miljoen) ontstaat hierdoor een verschil van f 1,11 miljoen.
Het niet realiseren van per saldo f 0,36 miljoen aan uitgaven wordt veroorzaakt door de volgende factoren:
Door de Minister is in april 1997 het Landelijk Oncologisch Beraad (LOB) ingesteld. De voor dit beraad beschikbare middelen voor 1998 zijn ondergebracht bij het Secretariaat van de RVZ. De inhoudelijke besteding van de ten behoeve van het LOB ter beschikking gestelde gelden wordt volgens afspraak met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport autonoom door het LOB bepaald. In de loop van 1997 heeft het LOB een aanvang gemaakt met haar werkzaamheden. Het LOB heeft in de aanloopfase van haar werkzaamheden veel aandacht moeten besteden aan het stimuleren en motiveren van het veld van de oncologische zorg voor richtlijnontwikkeling en voor de door de Minister gewenste taakverdeling en concentratie. Hierdoor verloopt het proces langzamer dan bij de start van het LOB is aangenomen. In 1998 is er door de vertraging in het proces sprake geweest van een beperkte besteding van de aan het beraad ter beschikking gestelde financiële middelen, omdat concrete verzoeken om financiële ondersteuning niet bij het beraad werden ingediend. Hierdoor is in 1998 een bedrag van f 0,47 miljoen niet tot besteding gekomen.
De realisatie van de reis-, verblijf en representatiekosten van de RVZ is f 0,21 miljoen achtergebleven ten opzichte van de begroting. Dit wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt doordat aan minder raadsleden een vergoeding is betaald dan in de begroting is voorzien. Tevens zijn minder kosten ten behoeve van congressen en symposia gerealiseerd dan voorzien.
De realisatie van de personele kosten is f 0,24 miljoen hoger uitgevallen dan in de begroting voorzien. Oorzaak hiervoor is de in 1998 noodzakelijk gebleken extra inzet van tijdelijke krachten wegens bestaande vacatures en ziekteverzuim. Daarnaast is extra specifieke deskundigheid ingehuurd benodigd voor de totstandkoming van adviezen.
Het Secretariaat van de RVZ heeft in 1998 voor een bedrag van f 0,18 miljoen geïnvesteerd in automatiseringsapparatuur en software. Bij 2e Suppletore wet zijn hiervoor extra middelen ter grootte van f 0,10 miljoen beschikbaar gesteld. De gerealiseerde uitgaven bedragen derhalve f 0,08 miljoen meer dan in de begroting is voorzien.
M&O beleid
De op dit artikelonderdeel verantwoorde toelagen voor Tegemoetkoming Ziektekosten Rijksambtenaren (TZR) zijn gebaseerd op een M&O-gevoelige regeling doordat de TZR wordt toegekend op basis van een verklaring van de belanghebbende. Het departementale controlebeleid bestaat uit het opvragen van bewijsstukken bij door personeelsleden doorgegeven wijzigingen. Daarnaast is 10% van de personeelsleden (willekeurig geselecteerd) gecontroleerd aan de hand van opgevraagde bewijsstukken.
Kengetallen
Tabel I: Personeel en materieel (bedragen fte in guldens, overige bedragen x f 1 000)
Raming 1998
Realisatie 1998
Personeel
Gemiddelde bezetting in fte’s Gemiddelde prijs per fte Toegelicht begrotingsbedrag
Materieel
Gemiddelde bezetting in fte’s Gemiddelde prijs per fte Toegelicht begrotingsbedrag
32,5
97 538
3 170
32,5
50 892
1 654
33,53*1
101 730 3 411*2
33.53*1 60 424 2 026*3
*1 = inclusief tijdelijke plaatsen
*2 = niet inbegrepen de inhuur externen
*3 = niet inbegrepen vergoeding raadsleden. Raming betreft nettoraming (gesaldeerd met geraamde ontvangsten), realisatie is bruto verantwoord.
Tabel II: Overzicht kosten en prestaties (bedragen x f 1000)
Raming
Realisatie
Capaciteit |
kosten |
Capaciteit |
kosten |
|
in fte’s |
in fte’s |
|||
Personeel: |
||||
Directe adviescapaciteit |
17,5 |
1 967 |
18,00 |
1 831 |
Ondersteunende capaciteit |
15,0 |
1 203 |
15,53 |
1 580 |
Subtotaal |
32,5 |
3 170 |
33,53 |
3 411 |
Materieel |
1 654 |
2 026 |
||
Raadsleden |
2,1 |
495 |
2.1 |
497 |
Totaal (P,M en raadsleden) |
34,6 |
5 319 |
35.63 |
5 934* |
Aantal studies |
10-12 |
6 |
||
Aantal adviezen |
5- 7 |
9 |
-
*= niet inbegrepen inhuur externen
22.09 Onderdeel 03 Gezondheidsraad
Op dit artikelonderdeel worden de personele en materiële uitgaven verantwoord van de Gezondheidsraad. De Raad heeft tot taak de regering en beide kamers der Staten-Generaal voor te lichten over de stand van de wetenschap ten aanzien van vraagstukken op het gebied van de volksgezondheid door middel van het uitbrengen van adviezen. Jaarlijks wordt een werkprogramma opgesteld dat is gebaseerd op adviesaanvragen van bewindslieden en op onderwerpen die door de raad zelf worden ingebracht. In 1998 werden 46 adviezen uitgebracht. In oktober 1998 is het secretariaat van de Gezondheidsraad van Rijswijk naar de Resident in Den Haag verhuisd.
De personele uitgaven bedragen f 6,1 miljoen. Het betreft voornamelijk salarissen, toelagen (inclusief TZR) en sociale lasten. Daarnaast zijn de volgende personele uitgaven verantwoord: inhuur vervangend personeel en externen voor uitvoering van onderzoeken voor derden, opleidingen, werving/selectie en differentiatie in beloning.
Kengetallen
Tabel I: Personeel
Stand ontwerpbegroting 1998 GR |
|
Gemiddelde bezetting in fte’s Gemiddelde prijs per fte Toegelicht begrotingsbedrag Realisatie 1998 GR |
43,85 93 888 4 117 |
Gemiddelde bezetting in fte’s Gemiddelde prijs per fte Gerealiseerd |
53,79 110 314 5 934 |
(Bedragen per fte in guldens, overige bedragen x 1 000,–)
NB: De gemiddelde bezetting van de Gezondheidsraad is inclusief derden.
Het verschil tussen geraamde (exclusief derden) en gerealiseerde (inclusief derden) fte’s (en bijbehorende bedragen) wordt veroorzaakt door de inzet van project-medewerkers (met een hoge middelsom) voor de activiteiten ten behoeve van de Ministeries van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SoZaWe) en Landbouw Natuurbeheer en Visserij (LNV) waarvan de kosten als materiële kosten waren geraamd. Deze Ministeries dragen bij in de kosten van deze activiteiten (zie ontvangstenartikel 22.02).
M&O beleid
De op dit artikelonderdeel verantwoorde toelagen voor Tegemoetkoming Ziektekosten Rijksambtenaren (TZR) zijn gebaseerd op een M&O-gevoelige regeling doordat de TZR wordt toegekend op basis van een verklaring van de belanghebbende.
Het departementale controlebeleid bestaat uit het opvragen van bewijsstukken bij door personeelsleden doorgegeven wijzigingen. Daarnaast is 10% van de personeelsleden (willekeurig geselecteerd) gecontroleerd aan de hand van opgevraagde bewijsstukken.
De materiële uitgaven bedragen f 3,4 miljoen. Het betreft reis- en verblijfkosten, vacatiegelden van raads- en commissieleden (incl. de nabetaling van de verhoging in 1998 (2e Suppletore wet, f 0,6 miljoen), vergaderkosten, werkplekautomatisering, onderzoeken en overige kosten ten behoeve van de bedrijfsvoering van de Raad en commissies, waaronder de Commissie Wet op het Bevolkingsonderzoek (WBO). De WBO, bedoeld om mensen te beschermen tegen bevolkingsonderzoeken die een gevaar kunnen vormen voor de gezondheid, voorziet in een vergunningsstelsel. Vergunningplichtig bevolkingsonderzoek is verboden zonder vergunning van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De wet verplicht de Minister de Gezondheidsraad te horen alvorens te beslissen over vergunningverlening.
Het verschil tussen de begroting- en realisatiecijfers wordt grotendeels veroorzaakt door commissies die in 1998 in een opstartfase verkeerden en waarvan de (voorbereidingskosten) niet waren geraamd: * de Centrale Commissie voor beoordeling van Medisch-wetenschap-pelijk Onderzoek (CCMO). Een nieuwe wet, de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek bij mensen (WMO), regelt de toetsing van medisch-wetenschappelijk onderzoek. De WMO voorziet in deze CCMO. De CCMO is een zelfstandig bestuursorgaan, dat gehuisvest wordt bij de Gezondheidsraad. De CCMO wordt ondersteund door een secretariaat, waarvan de Algemeen Secretaris van de Gezondheidsraad formeel het Hoofd van dienst is. Het secretariaat van de Gezondheidsraad verleent facilitaire ondersteuning aan het secretariaat van de CCMO (1e Suppletore wet f 0,5 miljoen);
-
*de Kerncommissie MTA (Medical Technology Assessment). Op het terrein van MTA zijn aan de Gezondheidsraad taken toebedeeld bij de signalering van nieuwe ontwikkelingen en de synthese van de stand van wetenschap (2e Suppletore wet f 0,3 miljoen);
-
*de commissie Novel Foods. De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft de Gezondheidsraad verzocht een permanente commissie in te stellen die wordt belast met de veiligheidsbeoordeling van nieuwe voedingsmiddelen in het kader van de EU-verordening (EG) 58/972. Naast de veiligheidsbeoordeling van de hiertoe bij de Minister aangeboden producten, zal deze commissie tot taak krijgen te adviseren over de bij deze beoordeling toe te passen nieuw ontwikkelde onderzoekstechnieken en veiligheidstesten (2e Suppletore wet f 0,2 miljoen).
De overschrijding van het krediet van circa f 0,9 miljoen betreft voor f 0,4 miljoen personele uitgaven. De overschrijding is veroorzaakt door het, meer dan ten tijde van het opstellen van de begroting was voorzien, inhuren van vervangend personeel en externen voor de uitvoering van onderzoeken voor derden. Het restant van f 0,5 miljoen betreft hogere dan geraamde automatiserings- en reiskosten en de materiële kosten van onderzoek voor derden die niet waren geraamd. De reeds eerder genoemde Ministeries dragen (gedeeltelijk) bij in de kosten van deze onderzoeken (zie ook ontvangstenartikel 22.02). Voor een goed begrip zij vermeld dat deze bijdragen niet hebben geleid tot eenzelfde aanpassing van het krediet van de Raad.
22.09 Onderdeel 04 Raad voor Gezondheidsonderzoek
Op dit onderdeel worden de personele en materiële uitgaven verantwoord van de Raad voor Gezondheidsonderzoek (RGO). De raad is ingesteld ten behoeve van de uitvoering van het beleid inzake het onderzoek en ontwikkeling van het:
– medisch-wetenschappelijk onderzoek naar het voorkomen, ontstaan, herkennen en preventie van ziekten, behandeling van zieken of verlichting van ziektelast alsmede de hiermee verband houdende ontwikkelingen op het gebied van de technologie; – gezondheidszorgonderzoek omvattende het wetenschappelijk onderzoek naar alle aspecten van het systeem van de gezondheidszorg.
De Raad heeft in 1998 drie adviezen uitgebracht. Ter voorbereiding van het advies over onderzoek op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg heeft de RGO een workshop georganiseerd. In het kader van de internationalisering, aangekondigd in de Meerjarenvisie uit 1997, heeft een secretaris van de Raad in 1998 deel uitgemaakt van een delegatie naar de Verenigde Staten van Amerika.
In oktober 1998 is ook het secretariaat van de RGO van Rijswijk naar de Resident in Den Haag verhuisd.
De personele uitgaven bedragen f 0,8 miljoen. Het betreft voornamelijk salarissen, toelagen (incl. TZR) en sociale lasten. Daarnaast zijn de volgende personele uitgaven verantwoord: inhuur vervangend personeel, differentiatie in beloning en kosten woonwerkverkeer.
Kengetallen
Tabel I: Personeel RGO
Stand ontwerpbegroting 1998 RGO
Gemiddelde bezetting in fte’s Gemiddelde prijs per fte Toegelicht begrotingsbedrag Realisatie 1998 RGO
6,78
116 372
789
Gemiddelde bezetting in fte’s Gemiddelde prijs per fte Gerealiseerd
6,92
116 618
807
(Bedragen per fte in guldens, overige bedragen x 1 000,-)
M&O beleid
De op dit artikelonderdeel verantwoorde toelagen voor Tegemoetkoming Ziektekosten Rijksambtenaren (TZR) zijn gebaseerd op een M&O-gevoelige regeling doordat de TZR wordt toegekend op basis van een verklaring van de belanghebbende.
Het departementale controlebeleid bestaat uit het opvragen van bewijsstukken bij door personeelsleden doorgegeven wijzigingen. Daarnaast is 10% van de personeelsleden (willekeurig geselecteerd) gecontroleerd aan de hand van opgevraagde bewijsstukken.
De materiële uitgaven bedragen circa f 0,3 miljoen. Het betreft reis-/ en verblijfkosten van de leden van het secretariaat, vergaderkosten van de raadsleden, werkplekautomatisering en andere kosten ten behoeve van de bedrijfsvoering van de raad. De overschrijding op de materiële uitgaven wordt voornamelijk veroorzaakt door de niet geraamde nabetaling in 1998 van de verhoging van de vacatiegelden aan de raadsleden.
Artikel : U2301 Personeel en materieel Inspectie gezondheidszorg
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998 |
||||||||
(1) |
(2) |
(3)= (2)-(1) |
||||||
Oorspronkelijk vastge- |
Realisatie |
Verschil realisatie |
en |
|||||
stelde begroting |
oorspronkelijk vastgestelde |
|||||||
begroting |
||||||||
Verplichtin- |
Uitgaven |
Verplichtin- |
Uitgaven |
Verplichtin- |
Uitgaven |
|||
gen |
gen |
gen |
||||||
Artikel |
Omschrijving |
|||||||
Artikelonderdeel |
||||||||
U2301 |
Personeel en materieel Inspectie |
|||||||
gezondheidszorg |
50 667 |
51 247 |
57 104 |
56 130 |
6 437 |
4 883 |
||
U2301/01 |
Regulier personeel |
34 623 |
34 623 |
34 066 |
34 066 |
|
|
|
U2301/02 |
Overige personele uitgaven |
662 |
662 |
3 837 |
3 732 |
3 175 |
3 070 |
|
U2301/03 |
Post-actieven |
1 457 |
1 457 |
1 152 |
1 152 |
|
|
|
U2301/04 |
Personeel ten laste van derden |
1 469 |
1 469 |
1 726 |
1 726 |
257 |
257 |
|
U2301/05 |
Materieel |
5 516 |
6 096 |
10 917 |
10 513 |
5 401 |
4 417 |
|
U2301/06 |
Registratie Wet BIG |
6 940 |
6 940 |
5 409 |
4 945 |
|
|
23.01 Onderdeel 01 Regulier personeel
Op dit artikelonderdeel zijn voornamelijk uitgaven verantwoord voor salarissen, toelagen, ouderschapsverlof en sociale lasten.
De gemiddelde bezetting in 1998 bestond uit 322,29 fte’s op een begrotingssterkte van 361,85 fte’s.
Een deel van de opengehouden vacatureruimte, de loonbijstelling en de niet aangewende gelden ontvangen voor de millennium problematiek en inspectie voor derden landen is gebruikt voor de financiering van het tekort op het artikelonderdeel 02, Overige personele uitgaven.
M&O beleid
De op dit artikelonderdeel verantwoorde toelagen voor Tegemoetkoming Ziektekosten Rijksambtenaren (TZR) zijn gebaseerd op een M&O gevoelige regeling doordat de TZR wordt toegekend op basis van een verklaring van de belanghebbende. Het departementale controlebeleid bestaat uit het opvragen van bewijsstukken bij door personeelsleden doorgegeven wijzigingen. Daarnaast is 10% van de personeelsleden (willekeurig geselecteerd) gecontroleerd aan de hand van opgevraagde bewijsstukken.
Kengetallen
Tabel I: Onderbouwing Regulier personeel
Raming 1998 Realisatie 1998
Gemiddelde bezetting Gemiddelde prijs per fte Begrotingsbedrag
Het in de begroting genoemde bedrag voor regulier personeel, zoals is opgenomen onder tabel I, moet zijn f 34,6 miljoen in plaats van f 35,2 miljoen.
De hogere middelsom wordt ondermeer veroorzaakt doordat er in de raming rekening is gehouden met aantal begrotingsplaatsen waarvoor geen middelen beschikbaar zijn.
Tabel II: Verdeling capaciteit naar primaire proces en overig (bedragen x 1 000)
Aantal fte’s 199 116 315
Lonen/salarissen 23073 7792 30965
f 361,85 |
f 322.29 |
f 95 683 |
f 105 696 |
f 34 623 000 |
f 34 065 000 |
De cijfers in de tabel zijn afkomstig uit de begroting.
De kengetallen zijn gebaseerd op een verdeling van primair proces en overig.
De realisatie cijfers zijn echter niet eenvoudig in deze categorieën te verdelen omdat de P en F systemen hierin niet voorzien.
23.01 Onderdeel 02 Overige personele uitgaven
De hogere uitgaven op dit artikelonderdeel worden voornamelijk veroorzaakt door de inhuur van vervangend en extern personeel (niet geraamd) en de extra uitgaven in verband met differentiatie in beloning, verplaatsingskosten, werving en selectie, kinderopvang en opleidingen.
23.01 Onderdeel 03 Postactieven
De lagere uitgaven op dit artikelonderdeel zijn het gevolg van het aantal aflopende wachtgeld verplichtingen.
Primair
Overig
Totaal proces
Deze regelingen zijn M&O-gevoelig. De USZO is belast met de uitvoering van deze regelingen en het daarvoor geformuleerde controlebeleid. Voor nadere uitleg wordt verwezen naar de toelichting van uitgavenartikel 22.01.
23.01 Onderdeel 04 Personeel ten laste van derden
Op dit artikelonderdeel zijn de aan derden door te berekenen salariskosten verantwoord in verband met werkzaamheden van PIC-inspecteurs, European Medicines Evaluation Agency (EMEA), diergeneesmiddelen, exportverklaringen, opiumverloven, sera en vaccins en vergunningen voor geneesmiddelen (GMV).
De verantwoording van de hiermee verband houdende ontvangsten vindt plaats op de ontvangstenartikelen 23.01 onderdeel 03 en 25.01 onderdeel 06.
De gemiddelde bezetting in 1998 bestond uit 14,44 fte’s op een begrotingssterkte van 58 fte’s, waarvan 21 fte’s voor de registratie van de wet BIG zijn.
De hogere uitgaven zijn het gevolg van duurder aangesteld personeel dan geraamd en zijn gecompenseerd uit de hogere ontvangsten op ontvangstenartikel 23.01onderdeel 03
Kengetallen
De in de tabel opgenomen kengetallen zijn gebaseerd op een verdeling van primair proces en overig.
De realisatie cijfers zijn echter niet in deze categorieen te verdelen omdat de P en F systemen hierin niet voorzien.
Tabel I: Personeel ten laste van derden in relatie tot ontvangsten
Raming 1998
Realisatie 1998
Uitgaven |
||
Gemiddelde bezetting (excl BIG) |
14,50 |
14,44 |
Gemiddelde prijs per fte |
f 101 310 |
f 119 529 |
Begrotingsbedrag |
f 1 469 000 |
f 1 726 000 |
Ontvangsten (x1 000) |
||
Vergunningen |
832 |
832 |
(ontvangstenartikel 25.01 onderdeel 06) |
||
Sera en vaccins |
500 |
893 |
Ontvangstenartikel 23.01 onderdeel 03 |
||
Loonbijstelling |
137 |
155 |
Totaal ontvangsten |
1 469 |
1 881 |
Er zijn meer im-en exportverklaringen en opiumverloven verstrekt dan geraamd.
23.01 Onderdeel 05 Materieel
Op dit artikel zijn de materiële uitgaven verantwoord voor het centrale apparaat alsmede voor de regionale inspecties. Voorts worden op dit artikelonderdeel uitgaven verantwoord van onderzoek, bulletins, juridische bijstand, registratie van psychotherapeuten en voor de Staat van de Gezondheidszorg.
In de uitgaven voor onderzoek zijn ook de bijdragen voor onderzoeken door onderzoeksinstellingen begrepen. Het betreft beleidsvoorbereidende onderzoeken in het kader van de signalerings- en adviestaken van de IGZ.
De hogere realisatie ten opzichte van de begroting is het gevolg van:
– investeringen in informatietechnologie. Het betreft informatietechnologie ten behoeve van de voorbereiding en evaluatie van VWS beleid op het gebied van de Gezondheidszorg. (onder andere Notis);
– onvoorziene herinrichting van de gebouwen in de regio’s Noord
Brabant en Zuid-Holland en noodzakelijke verbouwingen in Groningen;
– onderzoeken ten behoeve van het agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen.
– het opzetten van een inspectieapparaat op de Nederlandse Antillen;
– onderzoek naar de gezondheidsklachten van de vliegramp in de Bijlmermeer;
– het onderzoek naar Hepatitus B.
De doorberekening van de registratie van psychotherapeuten en de opzet van het inspectie apparaat op de Nederlandse Antillen is verantwoord op respectievelijk het ontvangstenartikel 23.01 onderdeel 04 en het ontvangstenartikel 22.02.
Kengetallen
Tabel I: Opbouw materieel budget (bedragen x f 1 000)
Raming 1998
Realisatie 1998
Materiële kosten algemeen
Automatiseringskosten (incl. Notis)
Staat v.d Gezondheidszorg
Onderzoeken
Registratie Psychotherapeuten
Bulletins
Juridische bijstand
Voor verklaring verschillen zie boven.
23.01 Onderdeel 06 Registratie Wet BIG
2 879 |
5 269 |
1 870 |
2 866 |
0 |
384 |
729 |
1 728 |
247 |
94 |
103 |
62 |
268 |
110 |
Totaal |
6 096 |
10 513 |
De uitgaven op dit artikelonderdeel bestaan uit personele uitgaven f 1,4 miljoen en materiële uitgaven f 3,5 miljoen van de Registratie Wet BIG. De lagere realisatie ten opzichte van de begroting is hoofdzakelijk het gevolg van
– meevallers ontstaan door minder juridische conflicten dan verwacht; – het aangaan van verplichtingen met toekomstige kaseffecten; – budgetoverheveling naar toekomstige jaren. Dit is merendeels gefinancierd uit de eindejaarsmarge van 1997.
Artikel : U2402 Ouderenbeleid
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998
(1)
(2)
(3)= (2)-(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Verplichtin- |
Uitgaven |
Verplichtin- |
Uitgaven |
Verplichtin- |
Uitgaven |
||
gen |
gen |
gen |
|||||
Artikel |
Omschrijving |
||||||
Artikelonderdeel |
|||||||
U2402 |
Ouderenbeleid |
23 242 |
27 782 |
27 877 |
30 998 |
4 635 |
3 216 |
U2402/01 |
Overgangswet verzorgingshuizen |
0 |
0 |
82 |
82 |
82 |
82 |
U2402/02 |
Verzorgingshuizen met een |
||||||
bijzondere functie |
0 |
0 |
2 733 |
2 733 |
2 733 |
2 733 |
|
U2402/03 |
Overige uitgaven verzorgings- |
||||||
huizen |
00000 |
0 |
|||||
U2402/04 |
Algemeen ouderenbeleid |
23 242 |
27 782 |
25 063 |
28 184 |
1 821 |
402 |
24.02 Onderdelen 01 Overgangswet verzorgingshuizen, 02 Verzorgingshuizen met een bijzondere functie en 03 Overige uitgaven verzorgingshuizen
Deze artikelonderdelen hebben alleen betrekking op kosten voor de afwikkeling van voormalige WBO-zaken.
Artikel 24.02 onderdeel 01 bevat slechts een enkele correctie op een oude WBO-afrekening. De afrekening met de provincies en grote steden van de in het kader van de Wet op de bejaardenoorden verstrekte specifieke uitkeringen over 1996 is vanwege de complexe samenhang met de door provincies en grote steden opgestelde plannen voor de verzorgingshuizen (voor de periode 1997–2000) doorgeschoven naar 1999. Artikel 24.02 onderdeel 02 bevat de nabetalingen van in totaal f 2,7 miljoen bij de afrekening van het subsidie 1996 aan de verzorgingshuizen met een bijzondere functie. Bij de ontvangsten is voor dit onderdeel f 7,3 miljoen binnengekomen. De afrekening van de subsidies 1996 aan de bijzondere verzorgingshuizen was derhalve per saldo positief.
24.02 Onderdeel 04 AlgemeenOuderenbeleid
Dit artikel heeft betrekking op het algemeen ouderenbeleid, op voorzieningen en activiteiten ten behoeve van ouderen. Doelstelling van het beleid is de integratie en participatie van ouderen in de samenleving. De oorspronkelijk goedgekeurde begroting is met de 1e en 2e Suppletore wet aangepast.
De begrotingsaanpassingen zijn:
1e Suppletore wet f 1,3 miljoen verlaging
2e Suppletore wet f 4,7 miljoen verhoging
In 1998 is totaal f 28,2 miljoen uitgegeven aan de volgende onderwerpen: – landelijk uitvoerend werk: een afbouwregeling ten behoeve van in bejaardenpensions woonachtige ouderen (uitgaven f 0,3 miljoen). Het aantal bewoners in bejaardenpensions is in 1998 teruggelopen tot 13. – infrastructuur: de ondersteuning van landelijke organisaties van en voor ouderen (uitgaven f 7,1 miljoen). Het gaat hier onder meer om de landelijke ouderenbonden, de landelijke Vereniging Groepswonen voor Ouderen, de Altzheimer Stichting, de Landelijke Organisatie Cliëntenraden Ouderzorg, het Nederlands Platform Ouderen en Europa, het Nederlands Instituut voor Gerontologie.
– projecten en onderzoek: Voor vier thema’s uit de Welzijnsnota zijn middelen beschikbaar gesteld, te weten: zelfstandigheid, kwaliteit, onderzoek en internationale aangelegenheden (uitgaven f 17,1 miljoen).
Zelfstandigheidmet programma’s als participatie en integratie van ouderen,wonen en zorg voor ouderen, ouderen en technologie, en gezondheidsbevordering;
Kwaliteit met programma’s als modernisering ouderenzorg, deskundigheidsbevordering ouderenzorg, kwaliteit verzorgings- en verpleeghuizen; Onderzoekmet programma’s als monitoring;
Internationale aangelegenhedenmet programma’s als internationale samenwerking op het terrein van het ouderenbeleid; Stichting Nederlands Platform Ouderen en Europa, en Comité Nationale Dag van de Ouderen.
– onderzoek indicatiestelling: Het in 1997 gestarte project indicatiestelling heeft een tweejarig vervolg gekregen in 1998 (uitgaven f 3,7 miljoen). Het gaat er om de nieuwe regeling te faciliteren van de indicatiestelling voor verpleeghuizen, verzorgingshuizen en de thuiszorg. Het project is inmiddels verbreed met gehandicaptenzorg en de geestelijke gezondheidszorg. Het vervolgtraject betreft onder meer onderzoek, protocollering, implementatie en evaluatie.
Ouderen en technologie
Samen met de Ministeries van Economische Zaken (EZ) en Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) is een beleid ontwikkeld om technologie voor ouderen te stimuleren. Doel van het in 1995 gestarte driejarige stimuleringsprogramma is dat het bedrijfsleven zich meer bewust wordt van «de oudere» als kritische consument en als interessante doelgroep en dat de ouderen zich op hun beurt bewust worden van wat technologie in de brede zin van het woord voor zelfredzaamheid en comfort kan betekenen.
Na ruim 3 jaar kan geconstateerd worden dat het Programma gewerkt heeft: er is gaandeweg een sfeer van enthousiasme ontstaan over de mogelijkheden van technologie voor ouderen.
De markt blijkt redelijk goed in staat de kansen die het Programma biedt, te benutten en producten te ontwikkelen die ook voor ouderen aantrekkelijk zijn. De belangstelling voor de resultaten is groot. Diverse media hebben uitvoerig aandacht besteed aan het project. Kortom: het thema «Ouderen en Technologie» lijkt definitief uit de sfeer van «alleen maar belangrijke nota’s en analyses» geraakt te zijn. Het stimuleringsprogramma is op 24 november 1998 afgesloten met een symposium. Rode lijn in de bijdragen van de verschillende sprekers was dat er weliswaar veel bereikt is de afgelopen jaren, maar dat we er nog niet zijn. De angst voor het «bejaardenimago» is zowel onder producenten als consumenten hardnekkig. Ouderen hebben nog steeds moeite met producten waar een «stigma» aan kleeft. Producenten zijn nog altijd bevreesd voor het floppen van een product door een verkeerde marktposi-tionering. Deze angst lijkt het echt in de markt zetten van ontwikkelde producten te belemmeren.
Er moet dus de komende jaren gewerkt worden aan het uitbouwen van hetgeen bereikt is. Daarom wordt in maart 1999, weer op initiatief van de drie Ministeries, een Strategische Conferentie georganiseerd met alle betrokkenen, die de basis moet leggen voor de speerpunten voor de komende jaren. Centraal staat de vraag hoe verder gewerkt kan worden aan het bevorderen van de maatschappelijke participatie van ouderen in het algemeen en het langer zelfstandig blijven wonen van ouderen in het bijzonder door gebruik te maken van bestaande en te ontwikkelen «technologie».
Zonder te veel op de resultaten van de conferentie vooruit te lopen, wordt gedacht aan de volgende thema’s:
– de opleidingen van ontwerpers;het is zeer belangrijk dat in deze opleidingen aandacht wordt besteed aan het belang van het in een zo vroeg mogelijk stadium van het ontwerpproces rekening houden met de wensen van de (oudere) gebruiker;
– domotica: technologie in en rondom de woning(veilig en comfortabel wonen): het is belangrijk dat de ontwikkelde producten en opgedane inzichten de komende jaren ook geïmplementeerd worden in (grootschalige) woningbouwprojecten;
– technologie voor de woonbuurt:welke technologieën kunnen gebruikt worden voor verbetering van de kwaliteit van het woonmilieu;
– hoe kan de samenwerking tussen de Nederlandse kennisinstituten op het terrein van gerontechnologie verbeterd worden?
Allochtone ouderen
De Welzijnsregeling Inburgering Nieuwkomers (WIN)-projecten, gericht op het tot stand brengen van een geïntegreerde lokale aanpak van de problematiek van allochtone ouderen,werd in 1998 beëindigd. Hoewel projecten de nodige opstartproblemen kenden hebben zij zeker de verdienste dat, waar nodig, de aandacht voor allochtone ouderen op lokaal niveau is versterkt, en een begin is gemaakt met structurele inbedding van het beleid. Op plaatsen waar al de nodige vorderingen waren gemaakt bij aanvang van de projecten, hebben deze de aanpak geïntensiveerd. De resultaten van de projecten staan beschreven in een gemakkelijk toegankelijke brochure.
Op vijf plaatsen zijn projecten van start gegaan met een intermediair voor allochtone oudere vrouwen, een (doorgaans jongere) vrouw uit de eigen groepering die een brugfunctie vervult tussen allochtone oudere vrouwen en de «buitenwereld». Een landelijke projectleidster stemt de verschillende projecten op elkaar af.
Onderzoek
– Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) programma Succesvol ouder worden. Dit in 1997 gestarte programma heeft tot doel multidisciplinair onderzoek te stimuleren naar factoren, die de autonomie en Longitudinal Ageing Study Amsterdam (LASA). In de LASA ,die wordt uitgevoerd aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, is inmiddels de meting afgerond. Hiermee kunnen veranderingen in het emotioneel, cognitief, sociaal en lichamelijk functioneren van ouderen in tijd in kaart worden gebracht.
– Peilstation. De Rijksuniversiteit Leiden is in 1997 begonnen met het vervolgonderzoek op het project Peilstation 85+. Dit onderzoek heeft tot doel het beschrijven en analyseren van kenmerken van succesvol en niet succesvol ouder worden bij mensen van 85 jaar en ouder zelfredzaamheid van ouderen bevorderen.
Kengetallen Tabel I: Bejaardenpensions |
|||||
Realisatie 1996 |
Raming 1997 |
Realisatie 1997 |
Raming 1998 |
Realisatie 1998 |
|
Aantal personen Gemiddeld bedrag per verzorgingsjaar |
26 f 18 000 |
20 f 18 400 |
18 f 18 400 |
20 f 18 400 |
13 f 18 800 |
Artikel : U2403 Gehandicaptenbeleid
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998
(1)
(2)
(3)= (2)-(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Verplichtingen
Uitgaven Verplichtingen
Uitgaven Verplichtingen
Uitgaven
Artikel Omschrijving
Artikelonderdeel
U2403
U2403/00
Gehandicaptenbeleid
Gehandicaptenbeleid
23 148 |
23 574 |
30 098 |
27 803 |
6 950 |
4 229 |
23 148 |
23 574 |
30 098 |
27 803 |
6 950 |
4 229 |
24.03 Onderdeel 00 Gehandicaptenbeleid
De uitgaven hebben betrekking op subsidies aan instellingen op het terrein van verstandelijk, lichamelijk en/of zintuiglijk gehandicapten. Deze subsidies hebben tot doel te bevorderen dat gehandicapte personen zoveel mogelijk in alle levensverbanden en op alle levensterreinen overeenkomstig hun levensfase in relatie tot hun sociaalculturele context kunnen functioneren en zich binnen hun mogelijkheden ten volle kunnen ontplooien. Activiteiten van particulier initiatief zijn ondersteund ter realisering van deze doelstelling. Deze activiteiten zijn direct of indirect gericht op de bevordering van het maatschappelijk functioneren, de begeleiding, de verzorging en de behartiging van de belangen van gehandicapten.
De belangenbehartiging van gehandicapten maakt ongeveer de helft uit van het totale budget voor het gehandicaptenbeleid. Deze belangenbehartiging richt zich specifiek op de positie van mensen met een handicap en/of chronische ziekte binnen de zorgsector. Het betreft hier vooral bestaand beleid, waarbij als uitgangspunt geldt, dat belangenbehartiging slechts gefinancierd wordt als de doelgroep niet in staat is dit op eigen kracht inhoud te geven.
Het Zorgregistratiesysteem (ZRS) houdt de vraag naar zorg en het geleverde zorgaanbod voor nieuw geïndiceerde personen bij in de verstandelijke gehandicaptensector. Het beschikbare bedrag van f 2,6 miljoen is met f 0,2 miljoen overschreden voor de ontwikkeling van een nieuw registratiesysteem. In dat nieuwe registratiesysteem wordt het matchingsproces van vraag en aanbod door middel van uitgebreide zoekmogelijkheden beter ondersteund. De Landelijk Houder zal het nieuwe systeem in het eerste kwartaal van 1999 in de regio’s invoeren. Van de ZRS wachtlijstgegevens wordt regelmatig melding gemaakt in de voortgangsbrieven over de aanpak van de wachtlijsten in de gehandicaptensector, laatstelijk eind december 1998.
Door het Centraal Coördinatiepunt voor de toegankelijkheid van gehandicapten en ouderen (CCPT) is in 1998 f 0,6 miljoen uitgegeven aan projecten en aan de financiering van het Landelijk Bureau voor de Toegankelijkheid. Van de departementen Verkeer en Waterstaat (f 0,04 miljoen), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (f 0,06 miljoen), Onderwijs Cultuur en Wetenschappen (f 0,04 miljoen) en Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (f 0,04 miljoen) is een bijdrage ontvangen voor de uitgaven van het CCPT.
De regeling Tegemoetkoming Onderhoudskosten thuiswonende meervoudig of ernstig lichamelijk Gehandicapte kinderen (TOG-regeling)
heeft tot doel een financiële tegemoetkoming te verstrekken aan ouders of verzorgers die thuis een meervoudig gehandicapt danwel een ernstig lichamelijk gehandicapt of chronisch ziek kind verzorgen. De indicatiestelling, welke noodzakelijk is om voor de TOG-regeling in aanmerking te komen, geschiedt onder verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die hiervoor ook de financiën ter beschikking stelt. Deze indicatie vindt plaats op basis van beschikbare medische gegevens of op basis van huisbezoek. Voor de resultaten met betrekking tot de uitvoering van de TOG-regeling wordt verwezen naar het in april 1999 te verwachten rapport over de evaluatie van de TOG-regeling. In 1998 was voor de uitvoering van deze regeling een bedrag ad f 2,0 miljoen beschikbaar. De realisatie is hoger uitgekomen door een nabetaling over 1997.
Voor 1998 is f 2,2 miljoen extra verkregen voor de subsidiëring van de Woningstichting Buitenzorg, de projecten Families First en de belangenbehartiging van houders van een Persoonlijk Gebonden Budget (PGB). Over de Woningstichting Buitenzorg en de belangenbehartiging PGB is gesproken tijdens de begrotingsbehandeling voor het jaar 1999. De voor deze twee zaken bestemde middelen zijn daar ook daadwerkelijk aan besteed. De projecten Families First zijn echter op 1 oktober 1998 vertraagd van start gegaan. In feite is van de beschikbare f 1,0 miljoen slechts f 0,4 miljoen uitgegeven aan deze projecten.
Toelichting op de realisatie
Het voorgenomen beleid uit de Rijksbegroting (Tweede kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 600 hoofdstuk XVI, nr 2 inzake gehandicaptenbeleid bladzijden 111 tot en met 115) is in grote lijnen gerealiseerd. In het voorgaande worden de toevoegingen op de Rijksbegrotingen, zoals Families First, Woningstichting Buitenzorg, PGB en CCPT, besproken. De uitputting van deze toevoegingen zijn daarbij meegenomen. Voor het overige wordt de realisatie beïnvloed door de loonsomverhoging (OVA). De gerealiseerde uitgaven hebben betrekking op:
– subsidies aan verenigingen van ouders van gehandicapten c.q. van gehandicapte kinderen. Het betreft 13 instellingen in het kader van de belangenbehartiging: f 3,5 miljoen; – subsidies aan overige organisaties voor gehandicaptenwerk. Het betreft 26 instellingen in het kader van de belangenbehartiging, uitvoerend werk en de pleitbezorging: f 11,7 miljoen; – subsidie ten behoeve van het Zorg Registratie Systeem voor verstandelijk gehandicapten (ZRS): f 2,6 miljoen; – subsidie ten behoeve van de kosten van de indicatiestelling van de regeling Tegemoetkoming Onderhoudskosten thuiswonende meervoudig of ernstig lichamelijk Gehandicapte kinderen (TOG-regeling; motie Giskes): f 2,0 miljoen; – subsidies ten behoeve van de Hersenletsel Teams: f 0,8 miljoen; – subsidies voor diverse projecten op grond van de Welzijnsnota in het kader van de landelijke coördinatie op het terrein van niet aangeboren hersenletsel, beeldvorming van gehandicapten, implementatie van vernieuwingen en verbeterde werkwijze bij de algemene voorzieningen van professionele en vrijwillige dienstverleners in thuissituatie, emancipatie van vrouwen met een handicap, allochtonen en gehandicaptenzorg, internationale activiteiten: f 2,1 miljoen; – subsidies voor overige projecten in het kader van onderzoek (inclusief extra uitgaven voor onderzoek via de Zorg Onderzoek Nederland (ZON), Centraal Coördinatiepunt voor de toegankelijkheid van gehandicapten en ouderen, tijdelijke opvang lichamelijk gehandicapten, vroeghulp 0–4 jarigen met motorische stoornissen en hun ouders, beroepsopleiding gehandicapten, community care, stuurgroep experimenten volksgezondheid, Nederlandse Gebarentaal, stichting Nieuwe Vleugels, VIS-project bij SOMMA, gelijke rechten (non-discriminatie), belangenbehartiging Personeelsgebonden budget (PGB), extra automatiseringskosten Zorg Registratie Systeem (ZRS), Woningstichting Buitenzorg, juridische ondersteuning Federatie Nederlandse Gehandicaptenraad, technologie voor gehandicapten en projecten Families First: f 4,2 miljoen; – subsidies voor diverse kleinere projecten, nabetalingen oude jaren en wachtgeldverplichtingen: f 0,9 miljoen.
Van de voorgenomen projecten/uitgaven zijn er enkele vertraagd dan wel beperkt gerealiseerd. Het betreft onder andere projecten Families First, projecten kleinschaligheid, internationale activiteiten, projecten gelijke rechten en de stuurgroep Community Care. Deze middelen zijn deels gebruikt voor de financiering van andere projecten, zoals onder andere het VIS-project bij de SOMMA, extra onderzoek via de ZON, extra automatiseringskosten voor ZRS, juridische ondersteuning Federatie Nederlandse Gehandicaptenraad, technologie voor gehandicapten en enkele kleinere projecten. Het verschil tussen de realisatie van de verplichtingen en van de uitgaven is ontstaan doordat de verplichting tot financiering van onder andere de projecten Families First, enkele Hersenletsel Teams, de belangenbehartiging PGB, het project niet aangeboren hersenletsel en projecten kleinschaligheid over 1999 reeds in 1998 is aangegaan en doordat de verplichting tot financiering van onder andere de belangenbehartiging inzake PGB over 1998 reeds in 1997 is aangegaan.
Kengetallen
Tabel I: Maatschappelijk werk doven
Raming 1998 Realisatie 1998
Cliëntensystemen Cliëntsystemen met cliënt Cliëntcontracten over cliënt Cliëntcontracten totaal
1 725 |
Pm |
20 688 |
Pm |
17 820 |
Pm |
38 508 |
Pm |
Pm: De realisatie tabel wordt pas in de loop van 1999 bekend. Hierop zal in begroting 2000 worden terug gekomen.
Tabel II: Gezinsbegeleiding
Raming 1998 |
Realisatie 1998 |
|
Aantal begeleidingen |
23 |
n.v.t. |
Tabel III: Intensieve pleegzorg |
||
Raming 1998 |
Realisatie 1998 |
|
Aantal behandelingen |
20 |
Pm |
Pm: De realisatie tabel wordt pas in de loop van 1999 bekend. Hierop zal in begroting 2000 worden terug gekomen.
Artikel : U2404 Jeugdbeleid
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998
(1)
(2)
(3)= (2)-(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Verplichtin- |
Uitgaven |
Verplichtin- |
Uitgaven |
Verplichtin- |
Uitgaven |
|||
gen |
gen |
gen |
||||||
Artikel |
Omschrijving |
|||||||
Artikelonderdeel |
||||||||
U2404 |
Jeugdbeleid |
1 294 586 |
1 286 392 |
1 353 324 |
1 317 498 |
58 738 |
31 106 |
|
U2404/01 |
Doeluitkering Wet op de |
jeugd- |
||||||
hulpverlening |
1 016 552 |
995 996 |
1 076 975 |
1 035 403 |
60 423 |
39 407 |
||
U2404/02 |
Overige uitgaven jeugd- |
|||||||
hulpverlening |
78 163 |
83 290 |
97 386 |
84 511 |
19 223 |
1 221 |
||
U2404/03 |
Overige uitgaven jeugdbeleid |
199 871 |
207 106 |
178 963 |
197 585 |
|
|
24.04 Jeugdbeleid algemeen
De beleidsvoornemens zijn gerealiseerd conform de begrotingswetten en het Beleidskader preventieve en curatieve jeugdzorg. De besluitvorming over de verdeling van de intensiveringsgelden is in de loop van 1996 afgerond, waarbij het overgrote deel beschikbaar is gesteld aan de provincies en grootstedelijke regio’s. In 1998 zijn de bedragen bij de doeluitkering van provincies/grootstedelijke regio’s alsmede aan landelijke voorzieningen verhoogd in verband met de invoering van de Arbeidstijdenwet (ATW).
Vanaf 1996 zijn 7 provincies en de grootstedelijke regio Haaglanden gestart met het creëren van extra plaatsen in de jeugdhulpverlening. Uit de plannen van de provincies en Haaglanden blijkt dat een uitbreiding is beoogd van circa 830 plaatsen in de pleegzorg, de dagbehandeling en de zwaardere residentiële hulpverlening alsmede een uitbreiding van de ambulante hulpverlening voor circa 2100 jeugdigen. In 1998 is circa f 48,1miljoen aan intensiveringsmiddelen beschikbaar gesteld aan de betreffende provincies en Haaglanden. De provincies en Haaglanden hebben aan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) informatie verstrekt over de realisatie van de capaciteitsuitbreiding. Opgemerkt wordt dat VWS de betrouwbaarheid van deze informatie niet kan vaststellen. Uit de verstrekte informatie kan worden geconcludeerd dat de beoogde uitbreiding is gerealiseerd. Ten opzichte van 1995 is een uitbreiding in de pleegzorg, de dagbehandeling en de zwaardere residentiële hulpverlening gerealiseerd van ongeveer 990 plaatsen en is het aantal jeugdigen wat ambulant is geholpen gestegen met circa 2150. Op 12 mei 1998 is een brief gestuurd aan de Tweede Kamer over de realisatie van de capaciteitsuitbreiding (DJB/JHV-98 1685).
De uitgaven zijn in totaal f 31,1 miljoen hoger dan de oorspronkelijke begroting. Dit betreft enerzijds hogere uitgaven van f 45,5 miljoen, voornamelijk als gevolg van de loon- en prijsbijstelling (f 34,7 miljoen), de arbeidstijdenwet (f 5,8 miljoen) en herinvesteringen jeugdhulpverlening (f 4,6 miljoen) en anderzijds lagere uitgaven PEO van f 12,4 miljoen. De verschillen zijn voor het grootste deel reeds bij de suppletore begrotingswetten aan de Tweede Kamer gemeld. De oorzaak van de lagere PEO-uitgaven is gelegen in het feit dat bij projecten, experimenten en onderzoek de periode die nodig is om te komen tot een doelgerichte en doelmatige inzet van middelen langer is dan vooraf geraamd. Dit houdt mede verband met het feit dat in veel gevallen inhoudelijke en bestuurlijke afstemming moet plaatsvinden met meerdere partijen in daarvoor ingestelde werk- of projectgroepen (onder meer projectgroep zorgprogrammering, stuurgroep pleegzorg, landelijke implementatie groep kindermishandeling en de stuurgroep structurering informatievoorziening jeugdzorg).
24.04 Onderdeel 01 Doeluitkering Wet op de jeugdhulpverlening
De verplichtingen en uitgaven op dit onderdeel betreffen de doeluitkeringen aan de provincies en grootstedelijke regio’s ter bestrijding van de kosten van de regionale voorzieningen voor jeugdhulpverlening en de samenwerkingsverbanden.
Uit de resultaten van de «Griffioen»-toets en het rapport van de Algemene Rekenkamer «Rapport bij de financiële verantwoording van het Ministerie van VWS 1997» zijn onduidelijkheden gebleken ten aanzien van de verantwoordingsrelatie tussen het Rijk en de provincies. In december 1998 is een voorstel tot wijziging van de Wet op de jeugdhulpverlening aan de Tweede Kamer aangeboden waarbij de wijze van verantwoording van de beschikbaar gestelde gelden is verduidelijkt uitgaande van de in de wet vastgelegde verantwoordelijkheidsverdeling.
In de huidige wet- en regelgeving met betrekking tot de doeluitkering is niet vastgelegd dat de grootstedelijke regio’s voor wat betreft de jeugdhulpverlening gelijk zijn gesteld aan een provincie. Voor de uitgaven bestaat wel een budgettaire rechtsgrond en ook een bestuurlijke verplichting. Inmiddels heeft VWS maatregelen onderhanden om de gelijkstelling expliciet in de Wet op de Jeugdhulpverlening vast te leggen, zodat duidelijk is dat de uitkering rechtstreeks aan de grootstedelijke regio’s kan worden verstrekt.
Kengetallen
In de hierna gepresenteerde tabel worden de volume- en financiële ontwikkelingen bij de verstrekte doeluitkeringen aan de provincies en de als provincie aangemerkte grootstedelijke regio’s weergegeven. In de «Voortgangsrapportage Beleidskader Jeugdzorg 1999–2002» zijn de ramingen van de onderscheiden doeluitkeringen opgenomen. Voor een analyse van ontwikkelingen wordt verwezen naar de «Voortgangsrapportage Beleidskader Jeugdzorg 1999–2002».
De capaciteit heeft betrekking op het aantal plaatsen of bedden. Gelet op de aangeboden voorzieningen is dit bij ambulant niet van toepassing. De gegevens zijn ontleend aan informatie van de Stichting Registratie Jeugdhulpverlening (SRJV), het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de provincies. De betrouwbaarheid van deze gegevens kan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) niet vaststellen. De gegevens over het jaar 1998 zijn nog voorlopig. De capaciteitsgegevens zijn indicatief omdat nog geen eenduidige definitie is gehanteerd alsook de volledigheid van registratie nog niet is gerealiseerd. De aan de provincies en grootstedelijke regio’s beschikbaar gestelde doeluitkering wordt beschikbaar gesteld uit de begrotingen van VWS en Justitie. Dit betekent dat bij de gepresenteerde bedragen ook het Justitie deel van de doeluitkeringen met een bedrag van circa f 73,7 miljoen in de cijferopstellingen is betrokken.
De schommelingen in de totale residentiële capaciteit zijn het resultaat van een aantal ontwikkelingen: ombouw van residentiële naar ambulante hulp, decentralisatie van landelijke capaciteit naar de provincies, normharmonisatie en capaciteitsuitbreiding.
Verder is door sommige provincies het tijdelijke budget ten behoeve van de totstandkoming van de bureaus jeugdzorg toegerekend aan het budget voor ambulante hulpverlening.
De genoemde bedragen zijn inclusief vergoeding Arbeidstijdwet (ATW) en exclusief arbeidskosten- en prijsontwikkeling 1998. Deze gegevens zijn namelijk nog niet opgenomen in de provinciale plannen, maar zijn wel in de loop van 1998 aan de provincies en grootstedelijke regio’s uitgekeerd. Dit geldt eveneens voor de arbeidsmarktimpulsgelden van f 0,5 miljoen ten behoeve van de Medische Kindertehuizen (MKT) en de Medisch Kleuterdagverblijven (MKD).
Op het terrein van de jeugdhulpverlening wordt momenteel door alle betrokkenen in deze sector, dat wil zeggen de rijksoverheid, de provincies en de instellingen hard gewerkt aan de implementatie van een verbeterde planning- en control cyclus (P&C-cyclus). Doelstelling is het opzetten en implementeren van een systeem met behulp waarvan de uitwisseling van adequate beleidsinformatie tussen de bestuurslagen mogelijk wordt gemaakt. Hierbij zal zoveel mogelijk worden aangesloten bij de budgetcyclus op rijksniveau.
Producten van de cyclus zijn: vraag, capaciteit, bezettingspercentages, instroom, uitstroom en financiën. Het jaar 1998 is een proefjaar waarin het werken met de P&C-cyclus wordt geïntroduceerd, onder andere aan de hand van een door de instellingen te hanteren handboek «Realisatie» voor het opmaken van plannen en verslagen. Informatieproducten kunnen worden verwacht in de loop van 1999.
Tabel I: Inzet doeluitkering jeugdhulpverlening, gespecificeerd naar voorzieningensoort en per provincie/regio over de jaren 1996–1998 (bedragen x 1 000)
Pleegzorg
Realisatie
1996 Realisatie
1997 Realisatie
Capa- Bedrag citeit
Capa- Bedrag citeit
Provincie/regio
Groningen
Friesland
Drenthe
Overijssel
Gelderland
Flevoland
Utrecht
Noord-Holland
Zuid-Holland
Zeeland
Noord-Brabant
Limburg
Amsterdam
Rotterdam
Haaglanden
5 162 |
375 |
5 024 |
345 |
5 247 |
345 |
5 481 |
330 |
5 627 |
330 |
5 649 |
330 |
2 974 |
187 |
3 006 |
193 |
3 003 |
199 |
5 095 |
342 |
5 810 |
394 |
5 806 |
394 |
12 377 |
890 |
13 785 |
904 |
14 416 |
904 |
1 924 |
118 |
1 809 |
118 |
1 809 |
118 |
7 374 |
493 |
7 552 |
493 |
7 374 |
493 |
5 915 |
507 |
6 196 |
529 |
6 357 |
529 |
10 413 |
446 |
9 195 |
569 |
10 372 |
514 |
3 828 |
283 |
4 193 |
283 |
4 187 |
283 |
15 717 |
1 057 |
17 614 |
1 270 |
18 181 |
1 270 |
7 686 |
564 |
7 890 |
573 |
8 004 |
564 |
12 982 |
896 |
14 188 |
896 |
13 749 |
853 |
12 440 |
859 |
12 563 |
859 |
12 603 |
859 |
7 757 |
573 |
7 021 |
471 |
7 233 |
479 |
Totaal
117 125
7 920
121 473
8 227
123 990
8 134
1998 (voorlopig)
Bedrag
Capaciteit
Dagbehandeling |
Realisatie |
1996 |
Realisatie |
1997 |
Realisatie |
1998 (voorlopig) |
Bedrag |
Capaciteit |
Bedrag |
Capaciteit |
Bedrag |
Capaciteit |
|
Provincie/regio |
||||||
Groningen |
8 484 |
144 |
7 725 |
158 |
8 155 |
166 |
Friesland |
7 440 |
137 |
7 634 |
137 |
7 548 |
137 |
Drenthe |
6 023 |
138 |
6 394 |
138 |
5 773 |
138 |
Overijssel |
16 628 |
295 |
18 943 |
369 |
18 868 |
369 |
Gelderland |
23 795 |
504 |
24 816 |
508 |
24 333 |
488 |
Flevoland |
3 983 |
52 |
4 389 |
90 |
3 767 |
90 |
Utrecht |
15 368 |
313 |
13 749 |
313 |
13 504 |
319 |
Noord-Holland |
19 512 |
377 |
20 027 |
394 |
17 004 |
377 |
Zuid-Holland |
18 313 |
395 |
18 555 |
380 |
16 454 |
360 |
Zeeland |
6 153 |
111 |
6 304 |
111 |
5 866 |
114 |
Noord-Brabant |
30 456 |
541 |
29 623 |
595 |
29 944 |
604 |
Limburg |
27 595 |
537 |
28 446 |
541 |
28 304 |
541 |
Amsterdam |
27 489 |
562 |
28 191 |
563 |
28 370 |
517 |
Rotterdam |
19 938 |
392 |
20 357 |
392 |
20 556 |
392 |
Haaglanden |
14 301 |
311 |
14 591 |
309 |
14 300 |
311 |
Totaal |
245 478 |
4 809 |
249 744 |
4 998 |
242 746 |
4 923 |
Residentieel |
Realisatie |
1996 |
Realisatie |
1997 |
Realisatie |
1998 (voorlopig) |
Bedrag |
Capaciteit |
Bedrag |
Capaciteit |
Bedrag |
Capaciteit |
|
Provincie/regio |
||||||
Groningen |
15 331 |
250 |
14 183 |
223 |
13 113 |
211 |
Friesland |
22 990 |
268 |
23 071 |
250 |
23 856 |
250 |
Drenthe |
13 423 |
187 |
14 169 |
189 |
13 307 |
189 |
Overijssel |
24 483 |
291 |
36 404 |
440 |
37 588 |
440 |
Gelderland |
49 642 |
784 |
59 185 |
895 |
61 082 |
891 |
Flevoland |
7 496 |
80 |
9 484 |
113 |
8 471 |
130 |
Utrecht |
38 114 |
552 |
35 905 |
520 |
34 135 |
485 |
Noord-Holland |
39 419 |
623 |
42 648 |
523 |
34 822 |
507 |
Zuid-Holland |
24 459 |
373 |
26 600 |
389 |
30 675 |
440 |
Zeeland |
5 814 |
100 |
6 414 |
111 |
6 656 |
112 |
Noord-Brabant |
62 327 |
801 |
73 200 |
959 |
75 208 |
971 |
Limburg |
54 176 |
795 |
53 429 |
724 |
54 977 |
724 |
Amsterdam |
42 281 |
646 |
43 341 |
599 |
39 919 |
676 |
Rotterdam |
44 254 |
712 |
46 349 |
712 |
47 428 |
753 |
Haaglanden |
27 170 |
429 |
28 358 |
391 |
27 926 |
412 |
Totaal |
471 379 |
6 891 |
512 740 |
7 038 |
509 163 |
7 191 |
Ambulant/preventief
Realisatie 19
(voorlopig)
Provincie/regio
Groningen
Friesland
Drenthe
Overijssel
Gelderland
Flevoland
Utrecht
Noord-Holland
Zuid-Holland
Zeeland
Noord-Brabant
Limburg
Amsterdam
Rotterdam
Haaglanden
4 072 |
4 906 |
5 696 |
2 678 |
3 864 |
5 276 |
3 059 |
3 282 |
2 967 |
5 579 |
7 258 |
7 507 |
11 429 |
16 588 |
17 885 |
2 391 |
3 256 |
3 627 |
7 046 |
7 695 |
9 108 |
7 182 |
7 309 |
9 807 |
10 975 |
15 503 |
9 362 |
2 629 |
3 195 |
3 937 |
11 016 |
15 978 |
17 159 |
9 408 |
10 269 |
10 038 |
23 331 |
23 809 |
18 122 |
4 456 |
6 330 |
7 044 |
3 898 |
5 336 |
5 587 |
Totaal
109 149
134 578
133 122
Naast de genoemde bedragen in de tabellen zijn bedragen gereserveerd voor samenwerking, overige kosten en genormeerde accommodatie-kosten. Laatstgenoemde kosten worden door de provincies steeds vaker afzonderlijk zichtbaar gemaakt en worden niet meer toegedeeld aan specifieke voorzieningensoorten.
Bij de overige kosten zijn eventuele reserveringen en investeringssubsidies meegeteld.
Tabel II: doeluitkering jeugdhulpverlening, gespecificeerd naar kosten samenwerking, overige kosten en accommodatiekosten over de jaren 1996–1998 (bedragen x f 1 000)
Kostensoort
Realisatie |
Realisatie |
Realisatie |
1996 |
1997 |
1998 (voorlopig) |
4 057 |
4 609 |
3 699 |
36 007 |
32 976 |
32 323 |
–- |
22 389 |
38 414 |
40 064 |
59 974 |
74 436 |
Samenwerking Overige Acc. Kosten Totaal
In tabel III wordt voor de voorzieningensoorten residentieel, dagbehandeling en pleegzorg een bedrag per eenheid (capaciteitsplaats) aangegeven.
Het in totaliteit besteed c.q. geraamd bedrag wordt gedeeld door het aantal gerealiseerde c.q. geplande capaciteitsplaatsen. Het betreft hier een indicatief overzicht gebaseerd op de door de provincies verstrekte realisatiegegevens 1996 respectievelijk 1997 en de provinciale plannen 1998. Deze gegevens zijn indicatief omdat niet in alle gevallen een eenduidige definitie is gehanteerd.
Realisatie
Realisatie
Bedrag
Bedrag
Bedrag
Tabel III: Bedrag per capaciteitsplaats per voorzieningensoort 1996–1998 jeugdhulpverlening
Voorzieningensoort
Pleegzorg
Capaciteit
Bedrag
Bedrag per eenheid
Dagbehandeling
Capaciteit
Bedrag
Bedrag per eenheid
Residentieel
Capaciteit
Bedrag
Bedrag per eenheid
Realisatie |
Realisatie |
Raming 1998 |
1996 |
1997 |
|
7 920 |
8 227 |
8 134 |
117 125 |
121 473 |
123,990 |
f 14 788 |
f 14 765 |
f 15 244 |
4 809 |
4 998 |
4 923 |
245 478 |
249 744 |
242 746 |
f 51 046 |
f 49 969 |
f 49 309 |
6 891 |
7 038 |
7 191 |
471 379 |
512 740 |
509 163 |
f 68 405 |
f 72 853 |
f 70 806 |
(Bedragen per eenheid in guldens, overige bedragen x f 1 000)
De tabel laat bij alle voorzieningensoorten een geringe stijging van capaciteit zien. Bij pleegzorg en dagbehandeling is sprake van een geringe daling in het bedrag per eenheid.
24.04 Onderdeel 02 Overige uitgaven jeugdhulpverlening
De verplichtingen en uitgaven op dit onderdeel betreffen voornamelijk subsidies en overige uitgaven inzake:
– de landelijke voorzieningen van jeugdhulpverlening van f 53,5 miljoen waarvan f 1,3 miljoen in verband met de invoering Arbeidstijdenwet (ATW) bij de residentiële voorzieningen;
– de Stichting BJ-onroerend goed van f 6,4 miljoen;
– Infrastructuur jeugdhulpverlening f 6,8 miljoen, ten behoeve van onder meer de Stichting Registratie Jeugdvoorzieningen Nederland, de Stichting Steunfunctie Jeugdhulpverlening en de apparaatskosten Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) van f 2,5 miljoen op basis van de Wet LBIO in verband met de inning ouderbijdrage jeugdhulpverlening;
– Projecten Regie in de Jeugdzorg van f 13,3 miljoen, ten behoeve van (tijdelijke) ondersteuning provincies bij vorming bureaus toegang (f 6,9 miljoen) project zorgprogammering (f 0,7 miljoen), ontwikkeling beleidsinformatie jeugdzorg breed (f 2,5 miljoen) en ontwikkeling kwaliteitsbeleid, inclusief cliëntenbeleid (f 3,2 miljoen);
– het innovatiebeleid, onder andere op het terrein van de pleegzorg f 0,7 miljoen en de thuisloze jongeren f 1,6 miljoen;
– uitvoering steunpunt kindermishandeling (f 2,1 miljoen), onder meer, overbrugging model projecten en landelijke ondersteuning AMK-vorming;
– overige uitgaven van f 0,6 miljoen.
De Wet op de jeugdhulpverlening is de juridische basis voor verplichtingen en uitgaven.
In 1998 zijn ook de projecten gefinancierd op basis van de Welzijnswet 1994 en door middel van privaatrechtelijke overeenkomsten met als juridische basis de begrotingswet.
Kengetallen
In de hierna gepresenteerde tabel worden de volume en financiële ontwikkelingen bij de landelijke voorzieningen weergegeven. De capaciteit heeft betrekking op het aantal plaatsen of bedden. Gelet op de aangeboden voorzieningen is dit bij ambulant niet van toepassing.
Tabel I: Landelijke voorzieningen Jeugdhulpverlening voor de jaren 1996, 1997 en 1998 (bedragen x f 1 miljoen)
Realisatie |
1996 |
Realisatie |
1997 |
Realisatie |
1998 |
|
Voorziening |
Capaciteit |
Bedrag |
Capaciteit |
Bedrag |
Capaciteit |
Bedrag |
Residentieel Pleegzorg Ambulant |
902 327 n.v.t. |
69,5 4,0 0,3 |
526 281 n.v.t. |
42,7 4,3 0,3 |
526 281 n.v.t. |
49,3 4,0 0,3 |
Totaal |
73,8 |
47,3 |
53,6 |
De capaciteit en het bedrag ten aanzien van residentiële voorzieningen in 1997 nemen ten opzichte van 1996 af omdat een zestal landelijke instellingen zijn gedecentraliseerd en deel gaan uitmaken van de doeluitkeringen aan de provincies. In 1998 neemt het bedrag bij de residentiële voorzieningen toe in verband met de invoering Arbeidstijdenwet (ATW) en het experiment Glenn Mills van de Hoenderloo Groep en herinvesteringen.
24.04 Onderdeel 03 Overige uitgaven jeugdbeleid
Dit onderdeel heeft betrekking op de subsidies en de overige uitgaven voor de specifieke en de gemengde internaten voor kinderen van binnenschippers en kermisexploitanten van f 66,1 miljoen en op de jeugdparticipatie in casu Landelijke Jeugdorganisaties van f 16,8 miljoen. Tevens is een bedrag van circa f 90,0 miljoen aan bijna alle gemeenten uitgekeerd in verband met de Tijdelijke stimuleringsmaatregel buitenschoolse opvang 1997–2000.
In 1997 is de Tijdelijke stimuleringsmaatregel buitenschoolse opvang in werking getreden. De stimuleringsmaatregel mist een formele basis in de Welzijnswet 1994. Er bestaat wel een budgettaire grondslag en ook een bestuurlijke verplichting. Uit het kabinetsstandpunt over de buitenschoolse opvang blijkt namelijk dat het de bedoeling is de kinderopvang te blijven stimuleren, onder andere door middel van specifieke uitkeringen aan gemeenten. VWS werkt aan een voorstel om de formele basis in de Welzijnswet zo spoedig mogelijk te realiseren.
Ook zijn op dit onderdeel verantwoord de (project subsidies en overige uitgaven voor onder andere:
– deopvoedingsondersteuning f0,9 miljoen;
– het lokaal preventief jeugdbeleid f3,8 miljoen;
– het internationaal jeugdbeleid f0,8 miljoen;
– jeugdonderzoek f1,9 miljoen;
– diverse uitgaven kinderopvang f1,9 miljoen;
– overige uitgaven f7,1 miljoen.
Onder overige uitgaven (f 7,1 miljoen) zijn begrepen subsidies ten behoeve van monitoring jeugdbeleid, maatschappelijke positie jeugd en Stichting Jeugd info.
Tenslotte betreft dit onderdeel de vergoedingen van wachtgeldsuppletie voor werknemers in de gesubsidieerde sector van f 7,5 miljoen in verband met af- en ombouw van gesubsidieerde instellingen.
In principe worden de subsidies verleend op basis van de Welzijnswet 1994. In 1998 zijn ook projecten gefinancierd door middel van privaatrechtelijke overeenkomsten met de begrotingswet als juridische basis.
Kengetallen
Tabel I: Aantal pupillen bij Schippersinternaten
Jaren |
||||||
Aantal pupillen* |
1 970 |
1 826 |
1 726 |
1 655 |
1 580 |
1 500 |
-
*1996 t/m 1998: Realisatiecijfer 1999 t/m 2001: Ramingen
Er is in 1994 een convenant gesloten dat voorziet in een vaste bijdrage tot en met 1998 van circa f 57,5 miljoen per jaar. Dit bedrag is aangepast voor nominale ontwikkelingen. Uit de tabel blijkt dat het aantal pupillen in de loop der jaren afneemt. De vraag naar deze voorzieningen is derhalve dalend.
Artikel : U2405 Verzetsdeelnemers, vervolgden en burger-oorlogsgetroffenen
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998 |
|||||||
(1) |
(2) |
(3)= (2)-(1) |
|||||
Oorspronkelijk vastge- |
Realisatie |
Verschil realisatie |
en |
||||
stelde begroting |
oorspronkelijk vastgestelde |
||||||
begroting |
|||||||
Verplichtin- |
Uitgaven |
Verplichtin- |
Uitgaven |
Verplichtin- |
Uitgaven |
||
gen |
gen |
gen |
|||||
Artikel |
Omschrijving |
||||||
Artikelonderdeel |
|||||||
U2405 |
Verzetsdeelnemers, vervolgden en |
||||||
burger-oorlogsgetroffenen |
838 333 |
840 336 |
857 172 |
858 254 |
18 839 |
17 918 |
|
U2405/01 |
Wetten en regelingen oorlogs- |
||||||
getroffenen |
744 259 |
744 259 |
766 974 |
766 974 |
22 715 |
22 715 |
|
U2405/02 |
Vergoeding van apparaatskosten |
71 308 |
72 955 |
58 751 |
62 427 |
|
|
U2405/03 |
Overige uitgaven |
22 766 |
23 122 |
29 449 |
27 115 |
6 683 |
3 993 |
U2405/04 |
Vierde tranche goudpool |
00000 |
0 |
||||
U2405/05 |
Onderzoek, meldpunt en hulpverlening tegoeden Tweede Wereld- |
||||||
oorlog |
0 |
0 |
2 000 |
1 739 |
2 000 |
1 739 |
24.05 Onderdeel 01 Wetten en regelingen oorlogsgetroffenen
De op dit onderdeel verantwoorde verplichtingen en uitgaven betreffen de pensioenen en uitkeringen aan verzetsdeelnemers, vervolgden en burgeroorlogsgetroffenen. De wetten voor oorlogsgetroffenen worden toegepast en uitgevoerd door een zelfstandig bestuursorgaan, de Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR).
Het gaat om de volgende wetten:
– Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 (Wbp) (f 251,7 miljoen);
– Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Wbp-zo)
(f 27,7 miljoen); – Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 (Wuv) (f 397,5
miljoen); – Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 (Wubo) (f 76,7
miljoen); – Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet (Wiv) (f 6,9 miljoen).
De uitvoering van de drie wetten buitengewoon pensioen worden in opdracht en onder verantwoordelijkheid van de PUR uitgevoerd door het Algemeen burgerlijk pensioenfonds.
Daarnaast zijn op dit onderdeel verantwoord de verplichtingen en uitgaven met betrekking tot de Algemene oorlogsongevallenregeling Indonesië (f 5,9 miljoen) en het Besluit vergoeding motorrijtuigenbelasting (f 0,7 miljoen).
In totaal is in 1998 f 767,0 miljoen uitgegeven aan uitkeringen en pensioenen. De uitgaven zijn f 22,7 miljoen hoger dan geraamd in de Begrotingswet 1998 (f 744,3 miljoen).
Het voornaamste deel van deze hogere uitgaven is te vinden in de indexering van de pensioenen en uitkeringen ad f 31,0 miljoen. Daarnaast heeft bij de Wbp-verzet een inhaalactie van de nog vast te stellen uitkeringen uit voorgaande jaren geleid tot hogere uitgaven ten opzichte van de begroting van f 2,5 miljoen. Bij de Wubo hebben nabetalingen op nieuw verleende uitkeringen geleid tot hogere uitgaven van f 2,7 miljoen. Deze nabetalingen vloeien voort uit het gegeven dat bij een nieuwe verlening de uitkering in het algemeen met terugwerkende wordt verleend tot het moment van indiening van de aanvraag. Hoger dan geraamde overige betalingen (voornamelijk nabetalingen herziening neveninkomsten) bij deze wet leiden tot f 1,7 miljoen aan hogere uitgaven. Bij de Wuv kan opgemerkt worden dat de nabetalingen op nieuwe toekenningen en de vaststelling van uitkeringen betreffende voorgaande jaren lagere uitgaven met zich hebben meegebracht (resp. f 7,5 miljoen en f 8,6 miljoen). Tenslotte is bij deze wet de realisatie van de incidentele bijzondere voorzieningen (declaraties van niet periodieke bijzondere voorziening) en overige betalingen resp. f 1,8 miljoen en f 1,2 miljoen hoger dan was begroot.
M&O beleid
Het M&O-aspect bij de wetten en regelingen voor oorlogsgetroffenen is een zaak van blijvende aandacht. De Minister van VWS beschikt daarbij over voldoende instrumenten om het door de PUR uitgevoerde M&O-beleid de toetsen en waar nodig bij te sturen.
De op basis van de wetten voor oorlogsgetroffenen betaalde pensioenen en uitkeringen gelden als aanvulling op de eigen inkomsten. Daaruit vloeit voort dat er controle plaatsvindt op de volledigheid van de opgegeven inkomsten alsmede op het in leven zijn. De uitvoering van de wetten voor niet-ingezetenen brengt wat deze controleaspecten betreft extra risico’s met zich mee.
In geval van uitkeringen op basis van de Wuv wordt voor ingezetenen op basis van afspraken met de Belastingdienst een inkomenstoets uitgevoerd bij alle nieuwe periodieke uitkeringen en bij alle uitkeringsgerechtigden die de leeftijd van 65 jaar bereikt hebben. Daarnaast vindt een steekproef van 100 gevallen per maand plaats van uitkeringsgerechtigden die jonger zijn dan 65 jaar.
Voor niet-ingezetenen wordt een inkomenstoets met behulp van belastingaangiften en -aanslagen uitgevoerd, indien de omstandigheden hiertoe aanleiding geven.
De Wuv regelt de informatieverstrekking door de gemeenten aan de PUR van bevolkingsgegevens. Voor elke uitkeringsgerechtigde wordt jaarlijks een attestatie de vita gevraagd.
Voor de Wubo beperkt de fiscale controle zich tot een inkomenstoets bij nieuwe periodieke uitkeringen. Op korte termijn zal deze controle worden uitgevoerd overeenkomstig de Wuv.
Ten aanzien van de Wbp is de wijze waarop de controle op de inkomsten plaatsvindt wettelijk geregeld. Voor ingezetenen wordt het inkomen jaarlijks gecontroleerd met informatie van de Belastingdienst. Wat de informatie uit de bevolkingsregisters en de controle op niet-ingezetenen betreft geldt hetgeen bij de Wuv is opgemerkt. De informatieverstrekking door de gemeenten is niet wettelijk geregeld. In de praktijk worden de pensioengerechtigden aangemeld bij de gemeenten voor het Spontane Mutatie Meldingssysteem. Dit betekent dat de PUR bij het overlijden van de pensioengerechtigde automatisch bericht krijgt. Voor de Wiv is de situatie in grote lijnen hetzelfde als bij de Wbp. Ook voor de Wbpzo is de situatie hetzelfde als bij de Wbp, met dien verstande dat de controle op de inkomsten niet wettelijk is geregeld.
Kengetallen
In de gepresenteerde tabellen worden de volume- en financiële ontwikkelingen bij de uitkerings- en pensioenregelingen voor oorlogsgetroffenen over de jaren 1997 (realisatie) en 1998 (raming en realisatie) weergegeven in miljoenen guldens, waarbij is afgerond op één cijfer achter de komma. De realisatiegegevens 1998 betreffen voorlopige gegevens. De gegevens betreffende de wetten Wbp, Wuv en Wubo zijn verkregen door de beschikbare gegevens van de periode januari 1998 tot en met oktober 1998 te extrapoleren tot gegevens voor heel 1998. De gegevens betreffende de AOR zijn door de Saip verstrekt en zijn voor wat betreft het aantal uitkeringen gebaseerd op de gegevensbestanden van januari 1998 tot en met oktober 1998.
Onder de in de afzonderlijke tabellen opgenomen post «Overige betalingen» worden voornamelijk begrepen nabetalingen bij nieuwe toekenningen, nabetalingen bij definitieve vaststellingen, bijzondere voorzieningen en overhevelingstoeslag.
Tabel I: Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 (Wbp)
Pensioenen Pensioenen Totaal Overige verzets- nabe- pensioenen betalingen deelnemers staanden.
1997 (realisatie)
Gemiddeld aantal 3946 3826 7772
Gemiddelde uitkering
(in guldens) 37900 20800 29500
Totaal bedrag (x f 1
miljoen) 149,6 79,6 229,2
17,1
246,3
1998 (begroot)
Gemiddeld aantal 3706 3768 7474
Gemiddelde uitkering
(in guldens) 37600 20600 29000
Totaal bedrag (x f 1
miljoen) 139,3 77,6 216,9
18,8
235,7
1998 (voorlopige
realisatie)
Gemiddeld aantal 3754 3734 7488
Gemiddelde uitkering
(in guldens) 39600 21700 30700
Totaal bedrag (x f 1
miljoen) 148,7 81,1 229,8
21,9
251,7
Totaal
Tabel II: Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Wbpzo)
Pensioenen Pensioenen Totaal Overige zeelieden- nabe- pensioenen betalingen oorlogs staanden slachtoffers
1997 (realisatie)
Gemiddeld aantal 216 516 732
Gemiddelde uitkering
(in guldens) 40700 33100 35400
Totaal bedrag (x f 1
miljoen) 8,8 17,1 25,9
1,9
27,8
1998 (begroot)
Gemiddeld aantal 209 483 692
Gemiddelde uitkering
(in guldens) 43100 32900 36000
Totaal bedrag (x f 1
miljoen) 9,0 15,9 24,9
1,8
26,7
1998 (voorlopige
realisatie)
Gemiddeld aantal 218 490 708
Gemiddelde uitkering
(in guldens) 40400 34700 36400
Totaal bedrag (x f 1
miljoen) 8,8 17,0 25,8
1,9
27,7
Tabel III: Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet (Wiv)
Pensioenen Pensioenen Totaal Overige verzets- nabe- pensioenen betalingen deelnemers staanden
1997 (realisatie)
Gemiddeld aantal 196 133 329
Gemiddelde uitkering
(in guldens) 23000 12000 18500
Totaal bedrag (x f 1
miljoen) 4,5 1,6 6,1
1,2
7,3
1998 (begroot)
Gemiddeld aantal 188 134 322
Gemiddelde uitkering
(in guldens) 22300 11900 18000
Totaal bedrag (x f 1
miljoen) 4,2 1,6 5,8
0,6
6,4
1998 (voorlopige
realisatie)
Gemiddeld aantal 193 132 325
Gemiddelde uitkering
(in guldens) 23300 12900 19100
Totaal bedrag (x f 1
miljoen) 4,5 1,7 6,2
0,7
6,9
Totaal
Totaal
Tabel IV: Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 (Wuv)
Uitkeringen |
Uitke- |
NMIK- |
Totaal |
Overige |
Totaal |
|
vervolgden |
ringen nabestaanden |
uitkeringen art. 21b |
uitkeringen |
betalingen |
||
1997 (realisatie) |
||||||
Gemiddeld aantal |
15 591 |
9 260 |
5 693 |
30 544 |
||
Gemiddelde |
||||||
uitkering (in |
||||||
guldens) |
14 700 |
7 500 |
3 500 |
10 400 |
||
Totaal bedrag (x f 1 |
||||||
miljoen) |
229,5 |
69,1 |
20,2 |
318,8 |
81,8 |
400,6 |
1998 (begroot) |
||||||
Gemiddeld aantal |
15 347 |
9 192 |
5 339 |
29 878 |
||
Gemiddelde |
||||||
uitkering (in |
||||||
guldens) |
14 700 |
7 500 |
3 500 |
10 500 |
||
Totaal bedrag (x f 1 |
||||||
miljoen) |
225,8 |
68,7 |
18,7 |
313,2 |
87,4 |
400,6 |
1998 (voorlopige |
||||||
realisatie) |
||||||
Gemiddeld aantal |
15 293 |
9 093 |
5 420 |
29 806 |
||
Gemiddelde |
||||||
uitkering (in |
||||||
guldens) |
15 300 |
7 600 |
3 800 |
10 900 |
||
Totaal bedrag (x f 1 |
||||||
miljoen) |
234,6 |
68,8 |
20,4 |
323,8 |
73,7 |
397,5 |
Tabel V: Wet uitkeringen burgeroorlogsslachtoffers 1940–1945 (Wubo)
Uitkeringen |
Uitke- |
Toeslag |
Totaal |
Overige |
Totaal |
burger- |
ringen |
VLO |
uitke- |
betalingen |
|
oorlogs- |
nabe- |
art. 19–sec |
ringen |
||
slacht- |
staanden |
||||
offers |
1997 (realisatie)
Gemiddeld aantal
Gemiddelde uitkering (in guldens)
Totaal bedrag (x f 1
miljoen)
2 833 1010 4 977 8 820
10 900 6 000 3 500 6 200
31,0 6,1 17,6 54,7
12,9
67,6
1998 (begroot)
Gemiddeld aantal
Gemiddelde uitkering (in guldens)
Totaal bedrag (x f 1
miljoen)
1998 (voorlopige
realisatie)
Gemiddeld aantal
Gemiddelde uitkering (in guldens)
Totaal bedrag (x f 1
miljoen)
2 905 1 026 5 210
9 141
10 700 5 900 3 500 6 100
31,0 6,1 18,3 55,4
2 843 1 020 5 203 9 066
11 500 6 300 3 800 6 500
32,8 6,4 19,6 58,8
12,9
17,9
68,3
76,7
Tabel VI: Algemene Oorlogsongevallenregeling Indonesië (AOR)
1997 (realisatie) Aantal ultimo
Gemiddelde uitkering (in guldens) Totaal bedrag (x f 1 miljoen)
1998 (begroot) Aantal ultimo
Gemiddelde uitkering (in guldens) Totaal bedrag (x f 1 miljoen) 1998 (voorlopige realisatie) Aantal ultimo
Gemiddelde uitkering (in guldens) Totaal bedrag (x f 1 miljoen)
Uitkeringen en toeslagen
761
8 300
6,3
694
8 400
5,8
700
8 400
5,9
Tabel VII: Compensatieregeling motorrijtuigenbelasting
Personen met compensatie
1997 (realisatie) Aantal
Gemiddelde compensatie (in guldens) Totaal bedrag (x f 1 miljoen)
1998 (begroot) Aantal
Gemiddelde compensatie (in guldens)
Totaal bedrag (x f 1 miljoen)
1998 (voorlopige realisatie)
Aantal
Gemiddelde compensatie (in guldens)
Totaal bedrag (x f 1 miljoen)
712
1 000
0,7
735
1 200
0,9
685
1 000
0,7
Tabel VIII: Periodieke uitkeringen/pensioenen wetten oorlogsgetroffenen 1998.
Wbp
Wbp-zo
Wiv
Wubo
Wuv
AOR
Gemiddeld |
Gemiddelde |
Totaalbedrag |
aantal |
uitkering (in guldens) |
(x f 1 miljoen) |
7 488 |
30 700 |
229,8 |
708 |
36 400 |
25,8 |
325 |
19 100 |
6,2 |
9 066 |
6 500 |
58,8 |
29 806 |
10 900 |
323,8 |
700 |
8 400 |
5,9 |
24.05 Onderdeel 02 Vergoeding van apparaatskosten
Dit onderdeel betreft voornamelijk de verplichtingen en uitgaven voor en vergoeding van door organisaties gemaakte kosten ten behoeve van de uitvoering van de wetten en regelingen voor oorlogsgetroffenen. Ten laste van dit artikelonderdeel is in totaal f 62,4 miljoen uitgegeven. De uitvoeringskosten van de wetten die onder de verantwoordelijkheid van de PUR worden uitgevoerd bedroegen f 61,8 miljoen. De uitvoeringskosten van de Algemene oorlogsongevallenregeling Indonesië bedroegen f 0,5 miljoen. De overige uitgaven ad f 0,1 miljoen betreffen materiële uitgaven, waaronder advies- en onderzoekskosten.
De realisatie is f 10,5 miljoen lager dan geraamd in de Begrotingswet 1998 (f 73,0 miljoen).
Deze onderschrijding is voornamelijk het gevolg van een lagere vergoeding van de uitvoering van de wetten in 1998 (f 9,0 miljoen) en het niet tot stand komen van de branche organisatie Boog (f 0,9 miljoen). Een deel
Wet van het verschil is gebruikt voor uitgaven op artikelonderdeel 03 Overige uitgaven (Indisch herinneringscentrum, de afkoop van het subsidie aan de St. Elah en sociale dienstverlening aan personen welke een erkenning Wubo-sec hebben).
Kengetallen
In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de gerealiseerde productie 1997 en de geraamde en gerealiseerde productie in 1998 van aanvragen en bezwaarschriften door de PUR (informatie afkomstig van de PUR) en de Commissie Algemene Oorlogsongevallenregeling Indonesië. De realisatiegegevens 1998 betreffen voorlopige gegevens. De aanvraagontwikkeling is één van de indicatoren voor de omvang van de uitvoeringswerkzaamheden van de uitvoerende instanties. Een andere indicator is de omvang van de beheerde uitkerings- en pensioen-bestanden. Zie hiervoor de prestatiegegevens bij onderdeel 01 (Wetten en regelingen oorlogsgetroffenen). De bekostiging van de PUR is in belangrijke mate afhankelijk van het aantal afgehandelde aanvragen, alsmede de omvang van de beheerde uitkerings- en pensioenbestanden. Bij de behandeling van de aanvragen zijn ook de zogenaamde begeleidende instellingen betrokken, die sociale rapportages en verzets-rapportages opstellen: Stichting 1940–1945, Stichting Pelita, Stichting Joods Maatschappelijk Werk en Stichting Burger-oorlogsgetroffenen. Het Nederlandse Rode Kruis en de Stichting Administratie Indische Pensioenen verrichten verificatiewerkzaamheden in verband met de behandeling van aanvragen. Het bekostigingsniveau van de begeleidende instellingen en het Nederlandse Rode Kruis is mede afhankelijk van het aantal afgehandelde sociale (verzets)rapportages c.q. verificatieverzoeken. Nadere informatie over de uitvoering van de wetten voor oorlogsgetroffenen is te vinden in het Jaarverslag 1997 van de PUR dat op 8 december 1998 aan de Tweede Kamer is gezonden.
Tabel I: Vergoedingen van apparaatskosten
Wetten bp (verzet, zeelieden en
Indisch verzet)
– eerste aanvragen
– vervolgaanvragen
– bezwaarschriften
– gemiddeld bestand pensioenen
Directe apparaatsuitgaven
Programma-uitgaven
Directe app.uitgaven in % van programma uitgaven
Wuv
– eerste aanvragen
– vervolgaanvragen
– bezwaarschriften
– gemiddeld bestand uitkeringen
Directe apparaatsuitgaven
Programma-uitgaven
Directe app.uitgaven in % van programma uitgaven
Wubo
– eerste aanvragen
– vervolgaanvragen
– bezwaarschriften
– gemiddeld bestand uitkeringen
Directe apparaatsuitgaven
Programma-uitgaven
Directe app.uitgaven in % van programma uitgaven
Begeleidende instellingen (opstellen verzetsrapportages en sociale rapportages ingevolge de Wetten bp, Wuv en Wubo door Stichting 1940–1945, Pelita, SBO en JMW)
1997 |
1998 |
1998 |
(realisatie) |
(begroot) |
(realisatie) |
226 |
173 |
175 |
624 |
600 |
584 |
190 |
149 |
139 |
8 934 |
8 488 |
8 521 |
6,8 mln |
7,2 mln |
5,8 mln |
281 mln |
269 mln |
286,3 mln |
2,4%
7,9%
19,3%
6,1 mln
2,7%
6,7%
16,2%
5,5 mln
2,0%
1 391 |
1 916 |
1 714 |
5 351 |
6 205 |
4 820 |
1 910 |
1 811 |
1 529 |
30 543 |
29 878 |
29 806 |
31,7 mln |
26,7 mln |
26,6 mln |
401 mln |
401 mln |
397,5 mln |
6,7%
1 445 |
1 406 |
1 290 |
2 575 |
1 340 |
1 374 |
1 006 |
540 |
667 |
8 819 |
9 141 |
9 066 |
13,1 mln |
11,0 mln |
10,8 mln |
68 mln |
68 mln |
76,7 mln |
14,1%
5,7 mln
AOR |
|||
– aanvragen |
50 |
43 |
26 |
– bestand te beheren uitkeringen |
761 |
694 |
686 |
Apparaatsuitgaven |
0,5 mln |
0,5 mln |
0,5 mln |
Programma-uitgaven |
6 mln |
6 mln |
5,9 mln |
Apparaatsuitgaven in % van de |
|||
programma-uitgaven |
8,3% |
8,3% |
8,5% |
Overige uitgaven (o.m. bestuurskosten, investeringen, uitvoeringskosten buitenland, onderzoekskosten, sociaal beleid)
14,9 mln
22,1 mln
13,0 mln
Totale apparaatskosten Apparaatskosten in % van de programma-uitgaven
73,1 mln
9,7%
73,0 mln
9,8%
62,4 mln
8,1%
De apparaatskosten laten een aanzienlijke daling zien ten opzichte van de stand ontwerpbegroting. De lagere uitgaven zijn grotendeels het gevolg van lagere uitvoeringskosten van de verschillende wetten (f 9,0 miljoen). Deels is dit het gevolg van grotere daling in het bestand pensioenen en uitkeringen dan was voorzien (vermindering werklast), en deels het gevolg van gewijzigde bekostigingsafspraken (waarin de relatie productie apparaatskosten beter zichtbaar is). De geraamde advieskosten laten in 1998 een overschot van f 0,5 miljoen zien. De uitgaven van herstructurering zijn f 0,8 miljoen lager dan begroot.
Een deel van de lagere uitgaven is ingezet ten behoeve van intensiveringen op de artikelonderdelen 02 en 03 en ter bestrijding van knelpunten bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport als geheel.
Het aantal eerste aanvragen Wuv laat een stijging zien ten opzichte van 1997. Opgemerkt wordt dat voor de realisatiecijfers is uitgegaan van de 2e Suppletore wet op de begroting van de PUR; de werkelijke instroom eerste aanvragen Wuv wordt op basis van recentere gegevens op een lager aantal getaxeerd.
De directe apparaatsuitgaven, Wubo, uitgedrukt in een percentage van de Wubo-programmauitgaven, dalen ten opzichte van de realisatie 1997 en begroting 1998 met resp. 5,2% en 2,1%. Zoals uit het overzicht kan worden afgeleid wordt deze daling niet alleen veroorzaakt door lagere apparaatskosten maar mede door de hogere programma-uitgaven.
Tabel II. Gerealiseerde behandeltermijnen
Binnen (verlengde) wettelijke termijn (in %)
Periode waarin aanvragen/ |
Wuv |
Wubo |
Wetten bp |
bezwaarschriften zijn Ingediend |
(incl. Wiv en Wbp zo) |
||
Eerste aanvragen |
|||
1994 |
83,9 |
62,7 |
85,7 |
1995 |
88,5 |
55,3 |
72,2 |
1996 |
89,1 |
64,9 |
61,3 |
Vervolgaanvragen |
|||
1994 |
67,0 |
63,3 |
82,2 |
1995 |
72,2 |
58,4 |
80,2 |
1996 |
76,4 |
66,5 |
74,3 |
Bezwaarschriften |
|||
1994 |
74,6 |
46,1 |
47,4 |
1995 |
81,3 |
33,8 |
44,1 |
1996 |
88,6 |
83,0 |
52,1 |
De afhandeling van ingediende stukken vertoont over het algemeen een verbetering in de behandeltermijn. Bij de Wbp is echter over de opgenomen jaren een verslechtering te zien. In 1997 is gestart met een opschoningsactie welke zal resulteren in een verbetering van de afhandeling binnen de hiervoor gestelde termijnen.
24.05 Onderdeel 03 Overige uitgaven
Op dit onderdeel zijn verantwoord de verplichtingen en uitgaven voor subsidies aan instellingen die immateriële hulp verlenen aan oorlogsgetroffenen en de bijdragen ten behoeve van de (jeugd)voorlichting over de Tweede Wereldoorlog. Ten laste van dit artikelonderdeel is totaal f 27,1 miljoen uitgegeven (f 4,0 miljoen) meer dan begroot).
De uitgaven aan immateriële hulpverlening voor oorlogsgetroffenen bedroegen f 16,5 miljoen. Het betreft hier voornamelijk subsidies aan de begeleidende instellingen, het algemeen maatschappelijk werk, Centrum ’45 en de Stichting Informatie- en Coördinatie-orgaan Dienstverlening Oorlogsgetroffenen (ICODO). Op grond van de tijdelijke vergoedingsregeling psychotherapie na-oorlogse generatie is f 0,8 miljoen uitgegeven. De uitgaven aan de afkoop van het subsidie aan de Stichting Elah bedroegen f 0,7 miljoen, dit was f 0,3 miljoen minder dan was voorzien.
De uitgaven in het kader van de jeugd-voorlichting over de Tweede Wereldoorlog bedroegen f 10,6 miljoen.
Een drietal herinneringscentra heeft in 1998 subsidie ontvangen (in totaal f 1,2 miljoen). Tevens heeft het Indische herinneringscentrum een niet begrote bijdrage van f 5,3 miljoen ontvangen als bijdrage in de aanschaf van een pand van waaruit haar activiteiten zullen plaatsvinden. De subsidieverlening aan de Hollandse Schouwburg is overgedragen aan het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCenW). Het hiermee gemoeide bedrag (f 0,4 miljoen) is aan de begroting van dit Ministerie toegevoegd. Het Comité 4 en 5 mei is een subsidie verstrekt van f 1,9 miljoen.
In het kader van het projectenbeleid jeugdvoorlichting WOII–heden is aan 22 projecten voor in totaal een bedrag van f 1,3 miljoen aan subsidies verleend. Een adviescommissie wordt in de beslissing tot verlening betrokken om tot een effectieve besteding van de beschikbare middelen te komen, waarbij kwaliteit en innovatie een voorwaarde voor subsidie is. Een bedrag van f 0,5 miljoen bleef onbesteed.
24.05 Onderdeel 04 Vierde tranche goudpool
Uit de zogenaamde monetaire goudpool is in 1998 f 20,0 miljoen beschikbaar gesteld op dit artikelonderdeel. Het kabinet heeft besloten dat deze laatste tranche van de Tripartite Goud Commissie ten goede moet komen aan de slachtoffers in Nederland van de nazi-vervolging die gericht was op vernietiging. Projectvoorstellen tot besteding van deze gelden kunnen tot begin 1999 worden ingediend. Hierna zal op advies van de ingestelde commissie de verdeling plaatsvinden. Als gevolg van de nog lopende indieningstermijn voor projectvoorstellen zal de besteding niet in 1998 plaatsvinden en is het budget naar 1999 overgeheveld.
24.05 Onderdeel 05 Onderzoeken, meldpunt en hulpverlening tegoeden Tweede Wereldoorlog
Op dit artikelonderdeel zijn de uitgaven verantwoord van het project Tegoeden Tweede Wereldoorlog. Het project bevat werkzaamheden in het kader van het Onderzoek Indische Tegoeden, de vierde tranche goudpool en internationale aangelegenheden.
De uitgaven bedroegen f 1,7 miljoen. De personele uitgaven van f 0,2 miljoen van dit project zijn verantwoord op artikel 22.01 onderdeel 01. Opgemerkt wordt dat de formatie van de projectgroep lopende het jaar op de benodigde omvang is gekomen. Een bedrag van f 0,9 miljoen van de niet bestede gelden op dit artikelonderdeel zijn overgeheveld naar 1999.
De begin 1998 ingestelde begeleidingscommissie Onderzoek Indische Tegoeden heeft in 1998 onderzoek laten verrichten naar door de Japanse bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog in het voormalige Nederlands-Indië in beslag genomen particuliere Nederlandse bank- en verzekeringstegoeden (uitgaven f 0,3 miljoen). Bij de directie Verzetsdeelnemers, Vervolgden en Burger-oorlogsgetroffenen werd een meldpunt ingericht waar mensen documenten of relevante informatie voor het onderzoek heen kunnen sturen. De hiermee gemoeide uitgaven bedroegen f 0,1 miljoen.
Het onderzoek nam door de hoeveelheid beschikbaar materiaal meer tijd in beslag dan voorzien; onderzoek in buitenlandse archieven werd uitgesteld tot 1999.
Medio dit jaar werd het meldpunt niet meer uitsluitend gebruikt voor het onderzoek naar de Indische tegoeden. Dit onderzoek werd deel van het TegoedenTweede Wereldoorlog-project (TTW).
De hernieuwde aandacht voor de Joodse tegoeden heeft ertoe geleid dat het Joods Maatschappelijk Werk (JMW) het Centraal Meldpunt Joodse Oorlogsclaims heeft ingericht om claims te verzamelen. Een bijdrage van f 0,6 miljoen is verleend om het meldpunt te realiseren. Tevens is extra maatschappelijk werk bij het JMW ingezet om de gevolgen van de
Artikel : U2407 Sportbeleid
hernieuwde aandacht op te kunnen vangen (uitgaven f 0,1 miljoen). De bijdrage aan het JMW voor het toegankelijk maken van het Liro-archief bedroeg voor 1998 f 0,4 miljoen.
Het laatste deel van het TTW-project bestaat uit het deelproject Internationale aangelegenheden. Dit project betreft het zogenaamde Shoa-fonds; een internationaal fonds voor nazi-slachtoffers, gericht op het geven van financiële steun aan behoeftige nazi-slachtoffers die weinig compensatie hebben ontvangen, en het ondersteunen van projecten ten behoeve van door nazi-vervolging getroffen gemeenschappen en ter voorkoming van dergelijk onrecht in de toekomst. Ten behoeve van dit deelproject zijn enkele voorlichtingsuitgaven gedaan. In totaal bedroegen de uitgaven aan voorlichting f 0,2 miljoen.
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998 |
||||||
(1) |
(2) |
(3)= (2)-(1) |
||||
Oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
||||
Verplichtingen |
Uitgaven |
Verplichtingen |
Uitgaven |
Verplichtingen |
Uitgaven |
|
Artikel Omschrijving Artikelonderdeel U2407 Sportbeleid U2407/01 Landelijke sportvoorzieningen U2407/02 Overige uitgaven landelijke taken |
53 734 26 805 26 929 |
54 855 28 054 26 801 |
61 033 32 770 28 264 |
56 336 30 614 25 722 |
7 299 5 965 1 335 |
1 481 2 560 - 1 079 |
24.07 Sportbeleid
Algemeen
De beleidsvoornemens op dit artikel, met de daaruit voortvloeiende activiteiten, zoals neergelegd in de goedgekeurde begroting 1998, zijn vrijwel geheel gerealiseerd.
Ten laste van uitgavenartikel 24.07 zijn vacatiegelden en reiskosten betaald van f 0,07 miljoen ten behoeve van de rijksgecommitteerden en leden van de Stuurgroep Sport, Tolerance and Fair Play. Deze vergoedingen zijn gebaseerd op de begrotingswet en het vacatiegeldenbesluit 1998.
24.07 Onderdeel 01 Landelijke sportvoorzieningen
De op dit onderdeel voorziene uitgaven zijn gerealiseerd.
Het doel van de uitgaven is het tot stand brengen en in stand houden van een adequate en toegankelijke landelijke sportinfrastructuur. Daartoe zijn aan 57 landelijke sportorganisaties subsidies in de kosten van het algemeen functioneren ter beschikking gesteld tot een totaal bedrag van
f 18,9 miljoen.
De uitgaven voor VUT-uitkeringen bedragen f 0,5 miljoen.
Tevens zijn in dit kader instellingssubsidies verstrekt aan twee landelijke gehandicaptensportorganisaties (f 1,7 miljoen). Hierin is opgenomen een extra bijdrage van f 0,3 miljoen voor de Nederlandse Sportbond voor mensen met een verstandelijke handicap. Het doel van deze verhoging is het opheffen van de achterstand ten opzichte van de NEBAS. Verder is een instellingssubsidie verstrekt aan de Nationale Federatie van Werkers in de
Sport op het gebied deskundigheidsbevordering (f 0,4 miljoen). In 1998 is de Stichting Koninkrijksspelen met f 0,2 miljoen gesteund ten behoeve van de organisatie van de Spelen op St. Maarten. Aan functionerings-kosten voor internationaal bestuurders is in totaal f 0,2 miljoen verstrekt. Aan grote evenementen, zoals het WK-wielrennen, het EK-handbal voor dames en het EK-Taekwondo is circa f 0,6 miljoen uitgekeerd. Voor diverse thema’s, zoals versterking van de sportinfrastructuur, veiligheid, professionalisering/werkgelegenheid (in het kader van de stimulering van lokaal sportbeleid) en de bevordering van de kwaliteitszorg met betrekking tot de sportbeoefening zijn projectsubsidies verstrekt tot een totaal van f 3,8 miljoen, waarvan circa f 1,8 miljoen uit de intensivering op basis van de nota «Wat sport beweegt». Daarnaast zijn projectsubsidies verstrekt op het gebied van accommodaties en materialen voor de in dit kader relevante aspecten als kwaliteitsverbetering, innovatie en veiligheid (waaronder vandalisme-bestrijding in de vorm van sociaal-preventief supporters-beleid) en verder voor de realisering van topsportaccommodaties en voor de thema’s milieu en ruimtelijke ordening en sport. In totaal is een bedrag van f 3,9 miljoen in dit kader besteed, waarvan circa f 0,6 miljoen uit de intensivering op basis van de nota «Wat sport beweegt».
Tabel I: Geregistreerde lidmaatschappen
Raming 1998 Realisatie 1998
Geregistreerde lidmaatschappen 3300 000 3200 000
Het aantal geregistreerde lidmaatschappen is ongeveer gestabiliseerd op circa 3,2 miljoen (gebaseerd op door de sportbonden aan VWS opgegeven leden aantallen).
Tabel: Landelijke sportvoorzieningen
Raming 1998 Realisatie 1998
Landelijke sportorganisaties 58 57
24.07 Onderdeel 02 Overige uitgaven landelijke taken.
Door het invoeren van meer modulair ingerichte opleidingen is het aantal onderwijscontacturen voornamelijk in de categorie van de sport-technische opleidingen toegenomen. Een aanzet om deze toename nader te kwantificeren is in 1998 gegeven.
Deze ontwikkeling zal wellicht later gevolgd worden door een beperkt aantal niet-sporttechnische opleidingen (zoals bepaalde scheidsrechter en jury-opleidingen ) omdat deze geringer van omvang zijn. In totaal is op dit terrein een bedrag van f 4,3 miljoen besteed.
De Landelijke Organisatie voor Sport- en Bewegingsstimulering (LOSB), waarin vijf organisaties op het gebied van sportstimulering participeren, heeft activiteiten uitgevoerd, die passen in de beleidsprogramma’s, zoals aangegeven in hoofdstuk 8 «rond het thema sport» van de Welzijnsnota «Naar Eigen Vermogen». De activiteiten hadden vooral betrekking op verbetering van het activiteitenaanbod in de sport, deskundigheidsbevordering van vrijwillig kader en stimulering van sportparticipatie door specifieke doelgroepen (gehandicapten, ouderen, allochtonen, chronisch zieken, enz), introductie van sport in achterstandswijken en bevordering van werkgelegenheid in de sport.
Een subsidie van f 4,5 miljoen is hiervoor aan LOSB verstrekt. Aan de totstandkoming van een nieuwe, ongedeelde en onafhankelijke organisatie ter ondersteuning van de breedtesport is in 1998 met voortvarendheid gewerkt door beleidspartners en betrokken organisaties onder leiding van een externe projectmanager.
Voorzien is, dat deze organisatie begin 1999 zal worden opgericht.
Aan het project «Jeugd in Beweging» dat in samenwerking met het
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCenW), en het
Nederlands Olympisch Comité*Nederlandse Sport Federatie (NOC*NSF)
is opgezet, is een subsidie verleend van f 1,95 miljoen.
Dit is inclusief een bijdrage van de zijde van het Ministerie van OCenW
van f 0,3 miljoen.
Diverse projecten op lokaal en landelijk niveau zijn in gang gezet, veelal op initiatief van of in nauw overleg met organisaties, die actief zijn met de doelgroep jeugd en met gemeenten. Het project «Sport, Tolerance en Fair
Play», dat in samenwerking met de georganiseerde sport is opgezet, heeft in 1998 het Nederlands Actieplan Sport, Tolerantie en Fair Play in uitvoering genomen en hiervoor f 1,4 miljoen ontvangen.
Voor de gehandicaptensport zijn in 1998 middelen verstrekt voor projecten ter bevordering van de sportdeelneming door mensen met een lichamelijke, zintuigelijke of verstandelijke handicap. Ook landelijke sportorganisaties, gemeenten en provinciale sportraden zijn ondersteund ten behoeve van de integratie en verdere uitbouw van de gehandicapten-sport. Tot slot is de ontwikkeling van de topsport door met name verstandelijk gehandicapten ondersteund.
Daarnaast werd voor (meerjarige) projecten in grote steden, gericht op de verbetering van het sportaanbod in achterstandwijken en voor projecten met een vernieuwend karakter op het gebied van allochtonen, ouderen en vrouw en sport subsidie verleend met een totaalbedrag van f 1,2 miljoen. Ter voorkoming van sexuele intimidatie in de sport is een project van NOC*NSF met een bedrag van f 0,15 miljoen ondersteund. Ter bevordering van de participatie van jeugdigen is een bedrag van f 0,2 miljoen aangewend voor de financiering van projecten op het gebied van vrijwilligersbeleid.
Ter uitvoering van de motie Essers is inmiddels een plan van aanpak ontwikkeld waarin randvoorwaarden voor vrijwilligersbeleid zijn opgenomen om vrijwilligerswerk onder jongeren te stimuleren.
Uit de voor de topsport beschikbare budgetten is aan 40 bonden een bijdrage verstrekt voor het uitvoeren van het eigen topsportbeleid. Deze toewijzing heeft uitsluitend plaats gehad indien er een uitgewerkt topsportbeleidsplan door de betrokken organisatie is ingediend. Over alle ingediende topsportbeleidsplannen is door NOC*NSF een advies aan de Directie Sport uitgebracht.
Bij geconstateerde tekortkomingen in het topsportbeleidsplan is overleg gevoerd met de betrokken bond teneinde tot bijstelling in de gewenste richting te komen. Aan NOC*NSF en aan 25 bonden is ongeveer f 1,2 miljoen subsidie verstrekt voor het ontwikkelen van programma’s voor talentherkenning en talentontwikkeling op het gebied van de topsport, een van de prioriteiten uit het rijksbeleid.
Binnen het kader van het sportmedisch beleid, f 3,7 miljoen, vallen niet alleen de subsidies aan de landelijke sportorganisaties voor het uitvoeren van hun medisch beleid, maar ook de ondersteuning van de NOC*NSF sector Sport en Gezondheid, het Nederland Centrum voor Doping-vraagstukken (NeCeDo), het Nederlands Instituut Opleiding Sportartsen en enkele andere organisaties op projectbasis. Bovendien is aan het NeCeDo een extra subsidie verstrekt voor het ontwikkelen van een gecertificeerd systeem voor dopingcontroles. Een start is gemaakt met de bijscholing van huisartsen in de sportgeneeskunde.
Beleidsinhoudelijk betreft het met name de preventie van blessures, de verhoging van de veiligheid, het terugdringen van doping, de bevordering van gezonde lichaamsbeweging en de verbetering van zorg voor sporters. Tevens is een start gemaakt met de uitvoering van het voornemen uit de nota «Wat sport beweegt» om binnen de sportsector meer aandacht te besteden aan alcoholmatiging.
In dit kader is de implementatie van het beleid sociale hygiëne ter hand genomen.
Met betrekking tot de gezondheid is voorts aan NOC*NSF subsidie verstrekt voor de opstelling van een nieuwe hygiënecode voor sportkantines (met name keukenhygiëne).
Tabel I: Aantal opleidingen waaraan een bijdrage wordt verstrekt
Aantal lesuren
Subsidie per eenheid/lesuur
(in guldens)
Raming Realisatie 1997 1997
Raming 19
Sporttechnische |
|||||
Opleidingen/ |
|||||
Bijscholingen |
32 800 |
29 000 |
33 130 |
31 000 |
75 |
Kaderopleidingen |
20 200 |
20 000 |
20 000 |
20 000 |
58 |
Docentenopleidingen |
4 400 |
1 811 |
4 200 |
3 500 |
91 |
Alhoewel er extra budget bij is gekomen (als gevolg van intensiveringen) dalen de aantallen, omdat er meer subsidie gaat naar projecten, experimenten en onderzoek (PEO). Het beleidsmatig uitgangspunt is dat er in verhouding meer middelen voor PEO zullen worden ingezet. In dit licht bezien zijn de ramingscijfers voor 1999 aangepast (ten opzichte van de begroting 1999).
Tabel II: Totale kosten van de gesubsidieerde opleidingen (bedragen x 1 000)
Kosten per opleiding (aantal |
Raming |
Realisatie |
Raming |
Raming |
lesuren*kosten per eenheid) |
1997 |
1997 |
1998 |
1999 |
Sporttechnische |
||||
Opleidingen/Bijscholingen |
2 460 |
2 175 |
2 485 |
2 325 |
Kaderopleidingen |
1 172 |
1 160 |
1 160 |
1 160 |
Docentenopleidingen |
400 |
165 |
382 |
318 |
Totaal |
4 032 |
3 500 |
4 027 |
3 803 |
Artikel : U2408 Garantie van rente en aflossing van leningen welzijn
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998
(1)
(2)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verplichtingen
Uitgaven
Verplichtingen
(3)= (2)-(1)
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Uitgaven
Verplichtingen
Uitgaven
Artikel |
Omschrijving |
||||||
Artikelonderdeel |
|||||||
U2408 |
Garantie van rente en aflossing |
||||||
van leningen welzijn |
19 562 |
0 |
32 035 |
0 |
12 473 |
0 |
|
U2408/00 |
Garantie van rente en aflossing |
||||||
van leningen welzijn |
19 562 |
0 |
32 035 |
0 |
12 473 |
0 |
1998
24.08 Onderdeel 00 Garantie van rente en aflossing van leningen welzijn
De aangegane verplichtingen hebben betrekking op verleende garanties op geldleningen ten behoeve van renovatie of nieuwbouw van inrichtingen voor de semimurale gehandicaptenzorg. Het verschil met de raming is het gevolg van het feit dat de instellingen in principe vrij zijn of en wanneer zij tot consolidatie overgaan. Dat maakt het opstellen van een goede raming voor een bepaald jaar erg moeilijk.
Artikel : U2409 Sociaal Beleid
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998
(1)
(2)
(3)= (2)-(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Verplichtin- |
Uitgaven |
Verplichtin- |
Uitgaven |
Verplichtin- |
Uitgaven |
||
gen |
gen |
gen |
|||||
Artikel |
Omschrijving |
||||||
Artikelonderdeel |
|||||||
U2409 |
Sociaal Beleid |
551 664 |
563 481 |
973 589 |
577 427 |
421 925 |
13 946 |
U2409/01 |
Sociaal Beleid Algemeen |
109 671 |
121 460 |
119 286 |
123 559 |
9 615 |
2 099 |
U2409/02 |
Inburgering Nieuwkomers |
119 850 |
119 850 |
219 765 |
116 323 |
99 915 |
|
U2409/03 |
Maatschappelijke opvang en |
||||||
ambulante verslavingszorg |
322 143 |
322 171 |
634 539 |
337 546 |
312 396 |
15 375 |
24.09 Sociaal beleid Algemeen
Algemeen
De beleidsvoornemens op dit artikel, met de daaruit voortvloeiende activiteiten, zoals neergelegd in de goedgekeurde begroting 1998, zijn gerealiseerd.
24.09 Onderdeel 01 Sociaal Beleid algemeen
Op dit artikelonderdeel zijn uitgaven gedaan voor activiteiten zoals genoemd in de Welzijnsnota 1995–1998. In juni 1998 is (onder de titel «De Terugblik») verslag gedaan van de activiteiten op het terrein van het welzijnsbeleid, alsmede van de belangrijkste ontwikkelingen daarin. Hierin is ook opgenomen een overzicht van de ten behoeve van het beleid bestede (1995 t/m 1997) en aangewezen (1998) rijksbegrotingsmiddelen.
Op dit artikelonderdeel zijn uitgaven gedaan voor:
– projecten en onderzoek;
– de landelijke infrastructuur;
– instellingen en projecten op het terrein van vorming, training en advies; – wachtgeldaanspraken; – nabetalingen als gevolg van de afrekening van in voorgaande jaren verstrekte subsidievoorschotten.
Hieronder is voorts op grond van de begrotingswet 1998 een bedrag van f 0,6 miljoen aan de stichting De Ombudsman betaald, vanwege het feit dat de voorgenomen overheveling van de subsidiëring naar het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCenW) niet kon worden gerealiseerd en binnen de welzijnswet een passende titel voor de subsidiëring van de activiteiten van de stichting De Ombudsman in 1998 niet voorhanden was.
Ook is hieronder begrepen een aanvullende subsidieverlening van f 1,7 miljoen aan de Stichting Averroès voor het saneren van een vermogenstekort ontstaan door activiteiten welke in samenwerking met het AWO-fonds zijn gerealiseerd en waarvan is gebleken dat er onvoldoende financiële waarborgen aanwezig waren. Om te voorkomen dat de ontwikkelingsfunctie van de Stichting Averroès door een faillissement zou moeten worden beëindigd en de in de organisatie gebundelde kennis en ervaring verloren gaat, is besloten om dit aanvullend subsidie te verlenen. In het eerste halfjaar van 1999 wordt op basis van de jaarrekeningen over 1998 en voorafgaande jaren, alsmede op basis van de voortgang van een reorganisatie waaraan voorwaarden zijn gesteld, de subsidie inclusief dit bijzonder subsidie vastgesteld.
Kengetallen
Preventie programma 0–18 jarige allochtone kinderen Tot en met 1996 zijn gemeenten door middel van een uitkering gestimuleerd om voor- en vroegschoolse projecten te starten, die in het kader van het preventieprogramma waren ontwikkeld. Deze uitkeringen liepen veelal in 1998 af.
Inmiddels hebben veel gemeenten uit eigen middelen een vervolg op deze projecten alsook nieuwe projecten mogelijk gemaakt en is voor- en vroegschools beleid regulier gemeentelijk beleid geworden. Per 1 augustus 1997 is de eerste fase van het Gemeentelijk Onderwijsachterstanden Beleid (G.O.A.) en het daarbij behorende beleidskader in werking getreden, als opvolger van het Onderwijsvoorrangsbeleid en is per 1 augustus 1998 de tweede fase van kracht geworden. Een en ander betekent, dat gemeenten de verantwoordelijkheid voor financiering en regie krijgen en plannen moeten formuleren. De voor- en vroegschoolse educatie is een van de speerpunten van het GOA.
In dit licht is alleen nog in 1997 een eenmalige impuls gegeven voor de start van een tiental van deze tweejarige projecten specifiek voor kinderen van woonwagenbewoners en zigeuners, vanwege hun relatief slechte positie in het onderwijs.
In 1998 heeft Sardes de ontwikkeling van de verschillende projectprogramma’s zoals Overstap, Stap Door e.d eveneens afgerond. Sinds het schooljaar 1997/1998 nemen zeven gemeenten deel aan een vierjarig experiment (Verlengde Schooldag VO) voor jongeren in de onderbouw van het Voortgezet onderwijs. Doel is het ontwikkelen van programma’s die de sociale binding van jongeren en hun sociale competenties vergroten.
In 1998 is voor ongeveer f 4,0 miljoen aan uitkeringen aan gemeenten vertrekt ter ondersteuning van projecten voor diverse programma’s, die in 1995, 1996 en 1997 gestart zijn en nog in 1998 doorlopen. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de programma’s die in 1998 nog in uitvoering zijn. Per programma wordt inzicht gegeven in het aantal gemeenten, het aantal groepen en naar raming het aantal kinderen dat met de projecten bereikt wordt.
Tabel I: Uitgevoerde programma’s in 1998
Programma |
Aantal |
Aantal |
Aantal |
gemeenten |
groepen |
kinderen |
|
Door VWS geheel en/of Gedeelte- |
|||
lijk gesubsidieerd: |
|||
Opstap/Opstapje |
37 |
77 |
1 155 |
Kaleidoscoop/piramide |
11 |
88 |
1 944 |
Woonwagen/zigeuner.proj. |
16 |
26 |
325 |
Verlengde Schooldag VO |
7 |
- |
1 400 |
Door gemeenten gesubisidieerd |
|||
Spel aan Huis |
47 |
48 |
1113 |
Overstap |
* |
410 |
10 742 |
Stap Door |
* |
88 |
4 400 |
-
*nog geen gegevens bekend
Vorming, Training en Advies
Onderstaande kerngegevens (tabel II) geven een weergave van het aantal cursusdagdelen dat respectievelijk met het VWS-subsidie in 1997 is toegestaan en is gerealiseerd alsmede waarvoor in 1998 subsidie is verleend.
Door de fusie van drie instellingen en de verkoop van één accommodatie omvatte de VTA-groep in 1998 10 instellingen met 26 accommodaties en een landelijk VTA-branchebureau.
Tabel II: Onderbouwing Vorming Training en Advies
Maximaal |
Realisatie |
Maximaal |
|
Toegestaan 1997 |
1997 |
Toegestaan 1998 |
|
Aantal cursusdagdelen Prijs cursusdagdeel in (guldens) Bedrag in (f miljoen) |
16 038 1 564 25,1 |
15 872 1 564 24,8 |
15 868 1 606 25,5 |
In 1997 zijn er 15 872 cursusdagen delen gerealiseerd. Hiervan zijn ongeveer 2300 cursussen gegeven voor zo’n 40 000 cursisten
Tabel III: Instellingsgegevens
|
Begin 1998 |
Begin |
1999 |
Personeel |
Personen |
Personen |
|
Totalen |
1 313 |
1 351 |
|
|
|||
Directie Overig personeel |
1 8 |
1 8 |
|
Totaal Branche |
9 |
9 |
24.09 Onderdeel 02 Inburgering nieuwkomers.
Op dit onderdeel zijn de uitgaven gedaan voor:
– de centrale opvang van uitgenodigde vluchte- f 8,4 miljoen lingen (tabel III en IV)
– de gemeenten, die individuele inburgerings- f 105,0 miljoen trajecten organiseren voor de nieuwkomers (verblijfsgerechtigden, gezinsherenigers en gezinsvormers). De uitgaven zijn gedaan in het kader van de Welzijnsregeling inburgering nieuwkomers en de Tijdelijke regeling bekostiging welzijns component inburgering nieuwkomers (tabel I en II). Voorts is hieronder begrepen een bedrag van f 1,9 miljoen in verband met de afrekening van de gemeente Den Haag ter zake de RIN in 1994 en 1995.
aanvullende uitkering inburgering nieuwkomers 1996 Uitgaven zijn gedaan aan gemeenten op grond van artikel 10 van de Welzijns-regeling inburgering nieuw komers, indien in 1996 meer nieuwkomers aan een inburgerings-programma hebben deelgenomen dan
– waarvoor een uitkering was verleend. f 2,9 miljoen
Totaal f116,3 miljoen
Daarnaast zijn voor een bedrag van ongeveer f 100 miljoen verplichtingen aangegaan voor de vergoeding van ingeburgeringstracjecten 1999. Deze verplichtingen waren niet geraamd. De verplichtingen zullen in 1999 tot betaling leiden.
Inburgering nieuwkomers
Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft in 1998 voor de integratie van nieuwkomers (verblijfsgerechtigden, gezinsherenigers en gezinsvormers) in totaal f 103,1 miljoen aan gemeenten verstrekt in het kader van de Welzijnsregeling Inburgering Nieuwkomers (Stcrt 1995, 246, gewijzigd bij Stcrt. 1996, 242; Stcrt 1997, 230 en laatstelijk bij Stctr. 1998, 184) alsmede de Wet inburgering nieuwkomers (Stb. 1998, 261), het Bekostigingsbesluit inburgering nieuwkomers (Stb. 1998, 441) en de Tijdelijke regeling bekostiging welzijnscomponent inburgering nieuwkomers (Stcrt 1998, 156).
Per jaar wordt door middel van een circulaire aan de gemeenten kenbaar gemaakt hoeveel inburgeringstrajecten in het daarop volgende jaar kunnen worden uitgevoerd met de vanuit de departementen VWS en OCenW beschikbaar gestelde gelden.
Tabel I: Overzicht van het aantal aan de gemeente toegekende inburgeringstrajecten nieuwkomers
Realisatie |
Realisatie |
Raming |
Realisatie |
|
1996 |
1997 |
1998 |
1998 |
|
Aantal trajecten |
19 215 |
22 201 |
22 201 |
22 561 |
Prijs VWS per traject in f 1,– |
||||
afgerond |
4 284 |
4 410 |
4 410 |
4 571 |
Begrotingsbedrag* |
82,3 |
97,9 |
97,9 |
103,1 |
Overboeking naar OCenW* |
25,0 |
12,9 |
11,3 |
|
(* in f miljoen) |
Ook in 1998 hebben alle in aanmerking komende gemeenten de uitkering aangevraagd.
Tabel II: Inburgering Nieuwkomers
Overzicht van het aantal gemeenten en het daarbij behorende aantal nieuwkomers dat voor een bijdrage in aanmerking kwam en het aantal waarvoor daadwerkelijk een rijksbijdrage ten behoeve van een integratieprogramma is verstrekt
Aantallen |
Raming |
bereik volgens |
Daadwerkelijk uitgevoerde |
|||
verdeelplan |
trajecten |
|||||
1996 |
1997 |
1998 |
1996 |
|||
Gemeenten |
625 |
625 |
573 |
616 |
- |
|
Nieuwkomers |
19 215 |
22 201 |
22 561 |
16 895 |
18 500* |
|
Bereik in procenten |
||||||
Gemeenten |
100% |
100% |
100% |
98,6% |
||
Nieuwkomers |
100% |
100% |
100% |
87,9% |
-
*Op basis van voorlopige gegevens OCenW
In 1996 hebben in 72 gemeenten 657 meer nieuwkomers aan een inburgeringsprogramma deelgenomen en in 9 gemeenten (met 68 programma’s) hebben geen nieuwkomers aan een inburgerings-programma deelgenomen en in 160 gemeenten hebben in totaal 2909 minder nieuwkomers aan een inburgeringsprogramma deelgenomen dan waarvoor een uitkering aan de gemeente was verleend.
Centrale opvang vluchtelingen
Jaarlijks wordt rekening gehouden met de opvang van circa 500 uitgenodigde vluchtelingen en circa 300 gezinsherenigingen en overige groepen in één centrale opvangaccommodatie (in Apeldoorn) met flexibele capaciteit. In 1998 zijn er 157 uitgenodigde vluchtelingen, 42 gezinsherenigingen, 89 statushouders en 83 asielzoekers opgevangen. De kosten van de centrale opvang bedroegen in 1998 f 8,4 miljoen. Tabel III geeft inzicht in de bezetting en de gemiddelde verblijfsduur van de in de centrale opvangaccommodatie uitgenodigde vluchtelingen over de jaren 1995 tot en met 1998.
Tabel IV geeft inzicht in de etnische herkomst van de aangekomen uitgenodigde vluchtelingen in deze periode.
Tabel III: Bezettingsverloop van het aantal opgevangen uitgenodigde vluchtelingen in de centrale opvang accommodatie
1995 |
1996 |
1997 |
1998 |
|
Bezetting per 1 januari Aankomsten Definitief gehuisvest/vertr |
164 609 590 |
183 548 487 |
244 357 484 |
117 371 324 |
Bezetting per 31 december |
183 |
244 |
117 |
164 |
Tabel IV: Specificatie naar etnische afkomst van de aangekomen uitgenodigde vluchtelingen
Joegoslavië |
- |
6 |
- |
100 |
Irak |
530 |
438 |
167 |
52 |
Vietnam |
34 |
10 |
8 |
8 |
Soedan |
- |
- |
57 |
- |
Togo |
- |
- |
29 |
- |
Somalië |
22 |
- |
- |
- |
Bosnië |
- |
49 |
- |
- |
Azerbaijan |
- |
- |
4 |
12 |
Overigen |
23 |
45 |
11 |
27 |
Totaal |
609 |
548 |
276 |
199 |
In 1998 zijn er 199 vluchtelingen opgevangen. In procenten van het toegestane aantal quotumvluchtelingen is dit een realisatie van 25%. Ten opzichte van 1997 is dit een daling met 10%. De gemiddelde verblijfsduur van de vluchtelingen in de centrale opvangaccommodatie is met 15% gestegen tot een gemiddelde van 5,1 maanden. De daling met 10% heeft geen effect op de totale kosten van de opvang omdat er sprake is van een opvangcapaciteit die zorg draagt voor een constante kostenfactor. Om de overcapaciteit in 1998 te benutten zijn 89 statushouders en 83 asielzoekers uit de centrale opvang van asielzoekers opgevangen.
24.09 Onderdeel 03 Maatschappelijk opvang en ambulante verslavingszorg
Op dit artikelonderdeel zijn, zoals begroot, uitgaven gerealiseerd ten behoeve van (structurele) subsidies aan landelijke instellingen op het gebied van de Maatschappelijke Opvang.
Het betreft de volgende landelijke instellingen:
– Landelijke Ambulante FIOM (f 9,3 miljoen);
De FIOM biedt ambulante hulpverlening bij complexe problemen op de gebieden zwangerschap, afstand/adoptie/zoekacties, seksueel geweld en ouderschap. Naast maatschappelijke hulpverlening vindt waar mogelijk overdracht plaats van die deskundigheid naar reguliere voorzieningen, zoals het Algemeen Maatschappelijk Werk.
– Mr. de Graaf Stichting (f 0,3 miljoen);
De Graafstichting is een instituut voor prostitutievraagstukken. De stichting houdt zich – sinds de jaren zeventig – bezig met het volgen, signaleren en analyseren van ontwikkelingen rond prostitutie. Meer specifiek zijn de activiteiten: doen van onderzoek, externe communicatie (nieuwsbrief, voorlichting enz.), beheer bibliotheek en archief, geven van adviezen en ondersteuning enzovoorts. Doel hiervan is het voorkomen en verminderen van problemen rond prostitutie. Hierbij functioneert De Graaf Stichting als intermediair tussen verschillende partijen. Het werk van de stichting heeft mede tot doel het maatschappelijk draagvlak voor het prostitutiebeleid van de overheid te verbreden.
– International Social Service (ISS) (f 0,4 miljoen);
Doel van de instelling is te bevorderen dat dienstverlening wordt gegeven aan mensen die in verband met (re-)migratie problemen ondervinden.
Belangrijke activiteiten zijn:
– Hulpverlening aan alle betrokken partijen in geval van adoptieverwante problemen (opsporing en hereniging);
1995
1996
1997
1998
– Verblijfsrechtelijke kwesties en ondersteuning van asielzoekers/
vluchtelingen; – Vereniging voor behoud van het ongeboren kind (VBOK) (f 0,4
miljoen).
Deze landelijke organisatie biedt hulpverlening in situaties, waar sprake is van ongewenste zwangerschap. In de hulpverlening wordt met name bezien welke alternatieven er zijn naast abortus provocatus. Ook wordt hulp geboden bij het verwerken van problematiek tengevolge van een eerder ondergane abortus en bij problematiek als gevolg van het wel uitdragen van de zwangerschap.
– Rode Draad ( f 0,2 miljoen)
Stichting De Rode Draad legt zich toe op het bevorderen en ondersteunen van de zelfredzaamheid en de emancipatie van prostituees. Daarnaast zet de stichting zich in om de maatschappelijke beeldvorming over prostitutie te veranderen en de hieruit voortvloeiende stigmatisering tegen te gaan. De activiteiten zijn; het ontwikkelen van een arbeidsvoorwaardenbeleid, het monitoren van beleid en het (gevraagd en ongevraagd) adviseren van diverse bestuurlijke instellingen.
– Stichting tegen vrouwenhandel (f 0,5 miljoen)
De Stichting tegen vrouwenhandel is een landelijke organisatie voor informatie, beleid, hulp en advies bij de bestrijding van vrouwenhandel. Hiertoe voert de Stichting een aantal projecten uit zoals landelijke zorgcoördinatie, landelijk meldpunt, integratieproject vrouwenhandel, training en voorlichting en monitoring landelijk vrouwenhandelbeleid.
– Federatie Opvang (f 0,9 miljoen)
Deze organisatie houdt zich bezig met de landelijke belangenbehartiging van instellingen voor maatschappelijke opvang. Daarnaast ontvangt de Federatie subsidie voor de uitvoering van enkele landelijke taken op het gebied van de maatschappelijke opvang.
Specifieke uitkeringen:
Aan de specifieke uitkeringen maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingsbeleid is een bedrag uitgegeven van f 324,6 miljoen. Eerst in 1998 zijn de verplichtingen structureel vastgelegd hetgeen leidt tot een hogere realisatie van de verplichtingen 1998 ten opzichte van de oorspronkelijke begroting.
Een specificatie van dit bedrag per specifieke uitkering is als volgt : – Maatschappelijke Opvang f138,3 miljoen;
– Vrouwenopvang f71,3 miljoen;
– Verslavingsbeleid f114,9 miljoen.
In de bedragen voor de maatschappelijke opvang en de vrouwenopvang is een bedrag begrepen van f 8,7 miljoen voor de compensatie van de Arbeidstijdenwet.
De Federatie Opvang heeft hiervoor een verdelingsvoorstel gemaakt. Het uitgangspunt was om de middelen daar terecht te laten komen waar de financiële gevolgen van de Arbeidstijdenwet het meest worden gevoeld. Op basis hiervan heeft de Federatie een eenvoudige en objectieve verdeelsleutel ontworpen, gebaseerd op het soort instelling (met of zonder slaapdiensten) en het aantal capaciteitsplaatsen. Per capaciteitspunt is een bedrag van f 750,– beschikbaar gesteld. Voor de maatschappelijk opvang heeft dit geresulteerd in 8 800 capaciteitspunten en voor de vrouwenopvang in 2 800 capaciteitspunten.
Artikel : U2501 Volksgezondheid algemeen
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998
(1)
(2)
(3)= (2)-(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Verplichtingen
Uitgaven Verplichtingen
Uitgaven Verplichtingen
Uitgaven
Artikel Omschrijving
Artikelonderdeel
U2501
U2501/01
U2501/02
Volksgezondheid algemeen
Algemene uitgaven volksgezondheid
Beroepen en opleidingen volksgezondheid
109 729 109 712 203 126
7 090 7 090 15 434
102 639 102 622 187 693
119 493 93 397 9 781
15 412 8 344 8 322
104 082 85 054 1 460
25.01 Volksgezondheid
Algemeen
Met de reorganisatie van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) begin 1996 heeft er op het terrein van de curatieve somatische zorg, in organisatorische zin, een herindeling van diverse beleidsonderdelen plaatsgevonden. De indeling van de betreffende uitgavenartikelen 25.01 en 25.02 is daar niet direct op aangepast. Om de begrotingsindeling beter te laten aansluiten op de organisatorische indeling van de beleidsterreinen is in de 2e Suppletore wet 1998 een beperkte herstructurering van de indeling van de begroting doorgevoerd. Tevens heeft deze herstructurering geleid tot mutaties binnen de begrotingsartikelen en artikelonderdelen. Deze herindeling is volstrekt beleidsarm, dat wil zeggen van louter administratief-technische aard en heeft geen enkele consequentie voor de gesubsidieerden. De bestemming of besteding van de betreffende begrotingsmiddelen heeft met deze herstructurering derhalve geen enkele wijziging ondervonden. In de toelichting op de desbetreffende artikelonderdelen worden de structuurwijzigingen nader toegelicht.
25.01 Onderdeel 01 Algemene uitgaven volksgezondheid.
Op dit onderdeel zijn de volgende uitgaven gerealiseerd
De op dit onderdeel geraamde uitgaven voor de registratie van aangeboren afwijkingen zijn nagenoeg volledig aan deze registraties besteed. Projecten op het gebied van de registratie van aangeboren afwijkingen bij de gemeentelijke gezondheids Dienst (GGD)-Rotterdam en de Rijksuniversiteit Groningen werden gefinancierd voor een totaal bedrag van f 0,864 miljoen. In 1998 heeft een evaluatie van de EUROCAT-registratie plaatsgevonden.
Voor de aanpak van het millenniumvraagstuk in de zorgsector worden activiteiten verricht door de Stichting Millennium Zorgsector waarin het Millennium Platform Zorg (MPZ) is ondergebracht. Het MPZ verricht de volgende activiteiten:
-
1.Het ondersteunen van de sectoren en instellingen in het «zorgveld»;
-
2.Het coördineren en faciliteren van acties gericht op de aanpak van het millenniumvraagstuk;
-
3.Het monitoren van de vorderingen van de aanpak van het millenniumvraagstuk en de rapportage daarvan aan het Ministerie.
De informatie over de voortgang bij de aanpak van het millenniumvraagstuk in de zorgsector vormt onderdeel van de periodieke rapportages van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Tweede Kamer over de stand van zaken van de aanpak van het millenniumvraagstuk bij de overheid.
Doordat een aantal voorgenomen activiteiten niet of op andere wijze is uitgevoerd, bleek voor de activiteiten van het MPZ in1998 een subsidie aan de stichting van f 14,5 miljoen voldoende. Voor de aanpak van het millenniumvraagstuk in de zorgsector is per saldo f 16 miljoen aan middelen beschikbaar gesteld (1e en 2e Suppletore wet).
Exploitatie crisisbeheersing, voorraden en grootschalige bouwprojecten f 0,0 miljoen.
Op deze onderdelen zijn geen uitgaven of verplichtingen gerealiseerd. Door een administratieve herschikking zoals is beschreven en verwerkt in de 2e Suppletore wet 1998 zijn de hier oorspronkelijk geraamde uitgaven en verplichtingen op andere artikelonderdelen gerealiseerd. De uitgaven en verplichtingen ten behoeve van de voorraden worden verantwoord op artikel 25.02 onderdeel 04 en de uitgaven en verplichtingen in verband met de grootschalige bouwprojecten worden verantwoord op artikel 25.02 onderdeel 03. De uitgaven en verplichtingen ten behoeve van de exploitatie crisisbeheersing worden verantwoord op artikel 25.02 onderdeel 04. De hiervoor noodzakelijke begrotingsmutatie (f 4,66 miljoen) is abusievelijk niet verwerkt in de (Suppletore) begrotingswet 1998. Het betreft een mutatie van louter boekhoudkundige aard die in de slotwet wordt opgenomen.
25.01 Onderdeel 02 Beroepen en opleidingen volksgezondheid
Opleidingen, Examens, Medische tuchtwet en Wachtgelden f104,08 miljoen
Toelichting
Op dit onderdeel worden met name verantwoord de uitgaven en verplichtingen die verband houden met de subsidiering van de drie opleidingen tot verloskundige (f 14,65 miljoen), de docentenopleiding voor het hoger gezondheidszorg onderwijs (f 1,17 miljoen), de exploitatie van de Stichting Raad Beroepsopleiding Radiologisch Laboranten (f 0,58 miljoen) en de per 1 januari 1998 van de Ziekenfondsraad overgenomen financiering van de medische vervolg opleidingen (medisch specialisten, oogheelkunde, orthodontie en de beroepsopleiding huisartsen f 82,93 miljoen).
Tevens zijn op dit onderdeel de uitgaven en verplichtingen verantwoord ten behoeve van de zes medische tuchtcolleges (f 1,58 miljoen).
Ten opzichte van de voor dit onderdeel oorspronkelijk vastgestelde begroting 1998 (f 102,62 miljoen) zijn bij suppletore wetten de volgende mutaties aangebracht:
– Toevoeging middelen ten behoeve van financiering externe leer-/ en werk periode (ELWP) aan de beroepsopleiding voor huisartsen (2e Suppletoire wet 1998) f 3,0 miljoen;
– Bijdrage voor versnelde realisatie verkorte opleiding kraamverzorgenden (2e Suppletore wet 1998) f 1,2 miljoen;
– Correctie uitgaven in verband met overheveling diverse opleidingen volksgezondheid naar
Ministerie van OCenW minusf0,3 miljoen;
– Mutaties met name in verband met loonbijstelling f 3,11 miljoen.
Totaal mutaties f7,01 miljoen.
Na verwerking van bovenstaande mutaties bedragen de beschikbare middelen 1998 f 109,63 miljoen.
De gerealiseerde uitgaven bedragen f 104,08 miljoen.
Het verschil tussen de gerealiseerde en beschikbare uitgaven en verplichtingen op dit onderdeel wordt grotendeels als volgt verklaard:
-
1)De gerealiseerde uitgaven ten aanzien van de huisartsenopleiding zijn enerzijds f 3,8 miljoen hoger dan in de begroting 1998 is voorzien. Deze hogere uitgaven houden verband met de afspraken die begin 1998 met de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) zijn gemaakt ten aanzien van de externe leer werk periode (ELWP) en de vrijstellingsregeling. Deze afspraken zijn gemaakt om de werkzaamheden in de stageperiode in de ziekenhuizen inhoudelijk beter te kunnen afstemmen op de opleidingsbehoefte van de individuele huisarts in opleiding. De extra benodigde f 3,8 miljoen is voor f 3,0 miljoen aan dit onderdeel toegevoegd bij 2e Suppletore wet 1998, en voor f 0,8 miljoen gecompenseerd binnen de op dit onderdeel beschikbare middelen. Anderzijds is er f 1,4 miljoen minder uitgegeven omdat is gebleken dat de voor de SBOH geraamde loon- en prijsbijstelling binnen het budget kon worden opgevangen.
-
2)De gerealiseerde uitgaven en verplichtingen ten behoeve van de zes medische tuchtcolleges zijn aanzienlijk lager uitgevallen (f 1,58 miljoen) dan geraamd in de begroting 1998 (f 3 miljoen). De gerealiseerde uitgaven en verplichtingen zijn lager dan geraamd omdat de vergoedingen voor de leden en plaatsvervangend leden beroepsgenoten, secretarissen en plaatsvervangers, en de(plaatsvervangend) voorzitters, van de regionale en centrale tuchtcolleges en het college van medisch toezicht in 1998 nog op een lager niveau zijn vergoed dan geraamd. Een aantal vergoedingen zijn per 15 december bij regelingen van de Minister van VWS, met terugwerkende kracht tot 1 december
1997 van kracht geworden. (nrs. CSZ/BO-9820 328, 329 en 330). De bij deze regelingen vastgestelde vergoedingen zijn aanzienlijk hoger dan voorheen.
-
3)Bij 2e Suppletore wet 1998 is f 1,2 miljoen toegevoegd aan dit budget om de eind 1998 gestarte verkorte opleiding van 300 extra kraam-verzorgenden mede te bekostigen. Deze uitgave is niet in 1998 gerealiseerd , en zal nu ten laste komen van het budget 1999.
-
4)De meer gerealiseerde verplichtingen ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting wordt grotendeels verklaard door het in
1998 administratief vastleggen van de structurele verplichting ten aanzien van de medische vervolgopleidingen.
Dit is een louter administratieve oorzaak die voor het volume van de kasuitgaven geen enkel gevolg heeft.
Kengetallen
Tabel I: Realisatie 1997 en 1998 van het aantal studenten en geslaagden opleiding Verloskundige
Verloskundigen:
Aantal studenten Aantal geslaagden Opleidingsbudget (mln)
1997 |
1998 |
Geraamd 1998 |
458 |
460 |
480 |
76 |
96 |
100 |
14,135 |
14,645 |
14,224 |
Toelichting
De aantallen 1997 en 1998 betreffen de eerste studenten van de nieuwe vierjarige opleiding.
Het werkelijke aantal studenten in 1998 is iets lager dan bij het opstellen van de begroting 1998 is geraamd. Dat de gerealiseerde uitgaven daarentegen hoger zijn wordt verklaard door het feit dat de raming van de uitgaven exclusief loon- en prijsbijstelling over 1998 is en de realisatie van de uitgaven inclusief.
Tabel II: Aantal (behandelde) zaken medische tuchtwet o.b.v. de Medische Tuchtwet, gerangschikt naar de diverse tuchtcolleges (MTC)
Behandelde zaken:
Centraal MTC MTC Amsterdam MTC Eindhoven MTC Zwolle MTC Groningen MTC Den Haag
249 |
255 |
(schatting)305 |
259 |
279 |
302 |
227 |
262 |
288 |
127 |
153 |
188 |
73 |
83 |
80 |
274 |
322 |
(schatting)310 |
Totaal
1 209
1 354
1 473
De gegevens van het centraal MTC en het MTC Den Haag ten aanzien van 1998 betreffen schattingen omdat de realisaties nog niet volledig bekend zijn.
Tabel III: Beroepsopleiding Huisartsen
Huisartsen in opleiding Eerstejaars Totaal in opleiding Opleiding voltooid
325 |
342 |
325 |
848 |
1 017 |
997 |
135 |
214 |
336 |
Aangezien 1998 het eerste jaar is dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport deze opleidingen bekostigt kan er geen vergelijking tussen raming en realisatie 1998 worden gemaakt.
Toelichting
In september 1994 is de opleiding verlengd van twee naar drie jaar. Het aantal geslaagden 1996 heeft betrekking op degenen die in maart 1994 met de tweejarige opleiding zijn gestart. Het aantal geslaagden 1997 heeft betrekking op degenen die in september met de driejarige opleiding zijn gestart, inclusief een extra instroom van 100 huisartsen in opleiding.
Jaar
Jaar
1996
1997
1998
Jaar
1996
1997
1998
Artikel : U2502 Volksgezondheidsbeleid
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998 |
||||||||
(1) |
(2) |
(3)= (2)-(1) |
||||||
Oorspronkelijk vastge- |
Realisatie |
Verschil realisatie |
en |
|||||
stelde begroting |
oorspronkelijk vastgestelde |
|||||||
begroting |
||||||||
Verplichtin- |
Uitgaven |
Verplichtin- |
Uitgaven |
Verplichtin- |
Uitgaven |
|||
gen |
gen |
gen |
||||||
Artikel |
Omschrijving |
|||||||
Artikelonderdeel |
||||||||
U2502 |
Volksgezondheidsbeleid |
326 274 |
385 972 |
502 991 |
411 144 |
176 717 |
25 172 |
|
U2502/01 |
Herstructurering en ontwikkeling voorzieningen |
|||||||
gezondheidszorg |
32 605 |
32 464 |
31 577 |
34 822 |
|
2 358 |
||
U2502/02 |
Onderzoeksinstituten, onderzoek en ontwikkelings- |
|||||||
werk |
20 197 |
20 194 |
35 |
1 855 |
|
|
||
U2502/03 |
Ziektenbestrijding |
9 354 |
9 463 |
37 264 |
36 561 |
27 910 |
27 098 |
|
U2502/04 |
Eerstelijnszorg/thuiszorg |
36 151 |
38 344 |
62 539 |
42 858 |
26 388 |
4 514 |
|
U2502/05 |
Basisgezondheidszorg en daarmee verband houdende |
|||||||
uitgaven |
15 968 |
16 291 |
21 932 |
16 409 |
5 964 |
118 |
||
U2502/06 |
Geestelijke volksgezondheid |
12 708 |
13 390 |
13 664 |
15 358 |
956 |
1 968 |
|
U2502/07 |
Alcohol-, drug- en tabaks- |
|||||||
beleid |
49 855 |
55 282 |
48 083 |
54 436 |
|
|
||
U2502/08 |
Aids en overige sexueel overdraagbare aandoenin- |
|||||||
gen |
8 490 |
8 490 |
8 757 |
8 626 |
267 |
136 |
||
U2502/09 |
Patiënten- en consumenten- |
|||||||
beleid |
19 563 |
19 417 |
78 503 |
21 879 |
58 940 |
2 462 |
||
U2502/10 |
Voeding, veterinair beleid en |
|||||||
produktveiligheid |
9 514 |
9 514 |
33 808 |
32 794 |
24 294 |
23 280 |
||
U2502/11 |
Geneesmiddelen en |
|||||||
medische hulpmiddelen |
12 094 |
14 967 |
19 655 |
19 162 |
7 561 |
4 195 |
||
U2502/12 |
Ilegalenfonds |
11 000 |
11 000 |
2 622 |
2 455 |
|
|
|
U2502/13 |
Projecten, experimenten en |
|||||||
onderzoek |
88 775 |
137 156 |
144 558 |
123 937 |
55 783 |
|
25.02 Volksgezondheidsbeleid
Met de reorganisatie van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport begin 1996 heeft er op het terrein van de curatieve somatische zorg, in organisatorische zin, een herindeling van diverse beleidsonderdelen plaatsgevonden. De indeling van de betreffende uitgavenartikelen 25.01 en 25.02 is daar niet direct op aangepast. Om de begrotingsindeling beter te laten aansluiten op de organisatorische indeling van de beleidsterreinen is in de tweede suppletoire wet 1998 een beperkte herstructurering van de indeling van de begroting doorgevoerd. Tevens heeft deze herstructurering geleid tot mutaties binnen de begrotingsartikelen en artikelonderdelen. Deze herindeling is volstrekt beleidsarm, dat wil zeggen van louter administratief-technische aard en heeft geen enkele consequentie voor de gesubsidieerden. De bestemming of besteding van de betreffende begrotingsmiddelen heeft met deze herstructurering derhalve geen enkele wijziging ondervonden.
In de toelichting op de desbetreffende artikelonderdelen worden de structuurwijzigingen nader toegelicht
25.02 Onderdeel 01 Herstructurering en ontwikkeling voorzieningen gezondheidszorg
Op dit onderdeel zijn de volgende uitgaven gerealiseerd
Orgaandonatie f34,55 miljoen
Toelichting
Deze uitgaven betreffen hoofdzakelijk de implementatie van de Wet
Orgaandonatie (WOD) en enige kleinere posten op het terrein van de medische ethiek zoals Bioethiek, kloneren, in vitro fervitilisatie en medisch ethische commissies. De uitgaven in het kader van de WOD betreffen met name:
– voorlichtingsactiviteiten
– kosten drukken, verzenden en verwerken registratieformulieren
– bouw en exploitatie van het (informatiesysteem) donorregister
De gerealiseerde uitgaven zijn enigszins hoger dan het in de begroting 1998 geraamde bedrag (f 32,2 miljoen). De verklaring hiervoor is enerzijds dat begin 1998 werd verwacht dat het in de begroting 1998 voorziene bedrag te laag zou zijn, doordat onder meer uitgaven die in 1997 waren geraamd pas in 1998 konden worden gerealiseerd. Bij 1e Suppletore wet 1998 is daarom het betreffende budget met f 7,7 miljoen verhoogd. Anderzijds is er f 1,36 miljoen aan personele en materiele uitgaven ten behoeve van het Donorregister die hier oorspronkelijk waren voorzien verantwoord op uitgavenartikel 22.01. De betreffende personele en materiële middelen zijn in de 2e Suppletoire wet 1998 overgeboekt naar artikel U 2201. Tevens zijn op het terrein van de medische ethiek de in de begroting 1998 op dit onderdeel geraamde f 0,53 mln. ten behoeve van de centrale commissie medisch wetenschappelijk onderzoek bij 1e Supple-toire wet 1998 overgeboekt naar uitgavenartikel 22.09. Tot slot zijn de in de begroting 1998 op dit onderdeel geraamde uitgaven en verplichtingen ter grootte van f 0,54 miljoen voor Regionale toetsingscommissies Euthanasie bij slotwet overgeboekt naar uitgavenartikel 22.01. Na verwerking van boven beschreven mutaties bedraagt het budget voor 1998 op dit onderdeel f 37,47 miljoen. Het feit dat de gerealiseerde uitgaven lager zijn dan dit beschikbare bedrag wordt grotendeels verklaard doordat sommige activiteiten goedkoper zijn gerealiseerd dan geraamd en een aantal voorgenomen activiteiten niet in 1998 zijn gerealiseerd.
De voornaamste voor 1998 geplande activiteiten met betrekking tot de implementatie van de WOD zijn echter allen wel gerealiseerd. Op 1 januari 1998 is het Donorregister gestart. In de tweede helft van februari en de eerste helft van maart zijn alle Nederlanders ouder dan 18 jaar aangeschreven om hen de mogelijkheid te geven hun wil ten aanzien van orgaandonatie kenbaar te maken. De verwachting dat 25 tot 35 procent van de aangeschreven Nederlanders het formulier daadwerkelijk zou terugsturen is uitgekomen. Gebleken is dat van de 12,2 miljoen verstuurde formulieren er ruim 4,4 miljoen zijn geretourneerd. Uit de 4,4 miljoen teruggestuurde formulieren komt het volgende beeld naar voren ten aanzien van de keuze op het formulier:
Toestemming 46,5%
Toestemming met donatiebeperkingen 8,1%
Geen toestemming 34,4%
Nabestaanden beslissen 10,0%
Aangewezen persoon beslist 1,0%
De gerealiseerde verplichtingen op dit onderdeel (31,3 miljoen) zijn lager dan geraamd omdat er in 1997 verplichtingen zijn aangegaan (en in de administratie vastgelegd) die in 1998 tot betaling zijn gekomen. Dit betreft met name de bouw en exploitatie van het informatiesysteem van het Donorregister.
Het onder dit onderdeel geraamde bedrag voor waarderingssubsidies is in het jaar 1998 grotendeels conform het in de begroting opgenomen bedrag aangewend. De waarderingssubsidies werden o.a. verleend aan: «Het Nederlands Astmafonds», de «Nederlandse Hartstichting», de «Nederlandse Kankerbestrijding» en de «Koninklijke Nederlandse Centrale Vereniging tot bestrijding der tuberculose». De totale omvang hiervan betrof f 0,209 miljoen
Voorts is aan wachtgeldverplichtingen een bedrag van f 0,063 miljoen uitgegeven.
25.02 Onderdeel 02 Onderzoeksinstituten onderzoek en ontwikkelingswerk
Ten laste van dit onderdeel is een bijdrage van f 1,85 miljoen verleend aan het International Agency for Research on Cancer (IARC) te Lyon.
Op dit onderdeel zijn de volgende uitgaven gerealiseerd
Exploitatie Kankerresearch f0,00 miljoen
Toelichting
In verband met de administratieve herstructurering worden de oorspronkelijk in de begroting 1998 op dit onderdeel geraamde uitgaven ten behoeve van de exploitatie van het Nederlands Kankerinstituut niet op dit onderdeel verantwoord, maar op artikel 25.02 onderdeel 03.
25.02 Onderdeel 03 Ziektenbestrijding
Op dit onderdeel zijn de volgende uitgaven gerealiseerd:
Ziekenhuis en topzorg beleid, structurele subsidies ziekenhuis, topzorgenwachtgelden f30,2 miljoen
Toelichting
De uitgaven en verplichtingen op dit onderdeel hebben betrekking op de ontwikkeling en implementatie van ziekenhuis en topzorg beleid zoals bijvoorbeeld de kosten van het opstellen van het brancherapport voor de curatieve somatische sector (f 0,3 miljoen), het vervolg van het door het NZI uitgevoerde onderzoek naar de bekostigingsstructuur van de academische ziekenhuizen (bekostiging bepaald) (f 0,18 miljoen), en een bijdrage aan de verbetering van chronische ademhalingsondersteuning (Groot Klimmendael) (f 0,14 miljoen). Daarnaast hebben de uitgaven betrekking op kwaliteit en doelmatigheid door met name de uitvoering van het MTA-programma(uitvoering plan van aanpak «Voortgangsrapportage Medical Technology Assesment (MTA) en doelmatigheid van zorg») (TK 1996–1997, 24 126) ( f 5,8 miljoen).
De uitgaven en verplichtingen op dit onderdeel betreffen voorts de bijdrage van VWS in de totale exploitatie van het Nederlands Kankerinstituut (NKI) (f 18,8 miljoen), de stichting Renine (levert ziekenhuizen diensten bij nierfunctievervanging) (f 0,26 miljoen), de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Revalidatievraagstukkken (f 1,78 miljoen) en de Stichting Facilitair Bureau Gemachtigden Bouw VWS (FBG) (f 2,18
miljoen) die de gemachtigden bouw van het departement in de uitvoering en taak ondersteunt en diensten verleent op het beleidsterrein van het Ministerie.
Ten opzichte van de voor dit onderdeel oorspronkelijk vastgestelde begroting 1998 (f 1,51 miljoen) zijn bij suppletore wetten en door de administratieve herstructurering de volgende mutaties aangebracht:
Als gevolg van de administratieve herstructurering worden de middelen ten behoeve van de stichting FBG verantwoord op dit onderdeel (2e Suppletore-wet 1998) f1,33 miljoen Overboeking van het MTA-budget naar de Gezondheidsraad (2e Suppletore wet 1998) minus f 0,30 miljoen Overboekingen als gevolg van administratieve herstructurering van U 25.02 onderdeel 02 en U 25.02
onderdeel04 f28,93 miljoen
Verhoging budget stichting FBG (2e Suppletore wet 1998) f 1,30 miljoen Mutaties in verband met loonbijstelling f 0,84 miljoen
Totaal mutaties f32,1 miljoen
Na verwerking van bovengenoemde mutaties bedragen de beschikbare middelen 1998 f 33,61 miljoen. De gerealiseerde uitgaven bedragen f 30,2 miljoen.
Het verschil tussen de beschikbare en gerealiseerde uitgaven wordt gedeeltelijk verklaard door het feit dat een aantal geplande activiteiten geen doorgang hebben gevonden. Het gaat daarbij onder andere om een aantal onderzoeken op het gebied van wachtlijsten (f 0,4 miljoen), MTA data bank (f 0,5 miljoen), innovatie infrastructuur, informatiebeleid en invoering van de Wet Bijzondere Medische Verrichtingen (WBMV) (f 0,52 miljoen).
Het verschil wordt voorts gedeeltelijk verklaard door het volgende: de stichting FBG heeft circa f 0,9 miljoen meer subsidie ontvangen dan in de begroting 1998 is voorzien. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat het aantal onderhanden projecten in 1998 12 bedroeg in plaats van de in de begroting 1998 geraamde 5 projecten.
Dat daarvoor niet het ten tijde van het opstellen van de tweede supple-toire wet 98 geraamde bedrag van f 2,6 miljoen voor nodig is geweest wordt verklaard doordat een aantal projecten later is gestart dan verwacht. Van de beschikbare f 2,6 miljoen is derhalve f 2,1 miljoen uitgegeven in 1998.
Infectieziektenbestrijding
De op dit onderdeel geraamde uitgaven zijn aangewend voor landelijke activiteiten voor de infectieziektenbestrijding. Door de Werkgroep Infectiepreventie (WIP) worden richtlijnen voor preventie van infectieziekten in ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere zorginstellingen ontwikkeld. De Stichting Werkgroep Antibioticabeleid (SWAB) ontwikkelt formulearia ter uniformering en optimalisering van het voorschrijfbeleid voor antibiotica. Tevens bevordert de SWAB de deskundigheid van relevante beroepsgroepen inzake antibioticagebruik. In 1998 is de Landelijke Coördinatiestructuur Infectieziekten geëvalueerd ten laste van dit budget en is tot nadere besluitvorming over het LCI een interimvoorzitter aangesteld.
In 1998 is vanuit dit budget f 1,225 miljoen aangewend voor een proefproject voor de vaccinatie van risicogroepen tegen Hepatitis B. Voorts is een bedrag van f 0,250 miljoen overgeboekt naar het RIVM voor onderzoek naar introductie van een a-cellulair kinkhoestvaccin. In september dit jaar heeft een belangrijke conferentie op het gebied van antibiotica resistentie plaatsgevonden in Kopenhagen. Er is een bijdrage geleverd door deelname van Nederlandse experts aan deze conferentie. Tevens is het budget aangewend voor het ondersteunen van een Hepatitisconferentie, georganiseerd door de Nederlandse Hepatitis Stichting.
In 1998 is het project «Handboek Poliozorg» afgerond. Het handboek, dat is bedoeld om de introductie en verspreiding van het poliovirus door niet gevaccineerden binnen de gereformeerde gezindte terug te dringen, is geïmplementeerd in verschillende organisaties. Verder is er subsidie verleend voor de productie van een populair-wetenschappelijk boekje over prionziekten.
Tenslotte is een onderzoek naar de effectiviteit van één en twee doses hepatitis B-vaccin ondersteund. Dit onderzoek zal in 1999 via ZON worden voortgezet.
Kankerbestrijding
De financiering van het Helen Dowling Institute werd in 1998 voortgezet (f 1,03 miljoen); wel zijn verdere stappen gezet om op termijn te komen tot integratie van de activiteiten van het HDI in de reguliere zorg. Extra kosten behoefden hiervoor echter nog niet gemaakt te worden. Ook de financiering van het DES actie- en informatiecentrum werd in 1998 conform de begroting voortgezet. Er werd opdracht gegeven voor evaluatie van het centrum, op basis waarvan in 1999 overdracht van deze subsidie aan de Stichting Patiëntenfonds zal plaatsvinden.
De structurele subsidies ten behoeve van de Stichting Opsporing Erfelijke Tumoren (STOET), de Vereniging van Integrale Kankercentra (VvIK) en het oncologisch datamanagement werden op hetzelfde niveau voortgezet. De opgenomen bedragen ten behoeve van evaluatie van de STOET en de VvIK zijn niet besteed, omdat recente ontwikkelingen de beoogde evaluaties in 1998 ongewenst maakten.
Chronische ziektenbestrijding
De financiering van het chronisch ziekenbeleid is in 1998 conform de begroting voortgezet. Voor de beheerskosten van de Stichting Fonds Chronisch Zieken werd in 1998 f 2,04 miljoen uitgegeven. Kleinere subsidies werden gegeven aan de Stichting week voor de chronisch zieken (f 0,06 miljoen), het Emma Kinderziekenhuis/Academisch Medisch Centrum in verband met het themajaar 1998 en de Hersen-stichting Nederland (f 0,15 miljoen). De subsidie voor de Standaard Diagnose Registratie Reuma werd in 1998 voortgezet. Aan ZON werd opdracht gegeven voor de voorbereiding van een meerjarenprogramma Chronisch Zieken.
25.02 Onderdeel 04 Eerstelijnszorg/thuiszorg
Maatschappelijke dienstverlening
Overeenkomstig de begroting zijn op dit onderdeel geraamde bedragen uitgegeven aan de volgende landelijke instellingen op het gebied van de maatschappelijke dienstverlening:
– Stichting Joods Maatschappelijk Werk (f 3,3 miljoen)
JMW is een multifunctionele organisatie voor de Joodse gemeenschap in Nederland. Dienstverlening wordt o.a. geboden op de terreinen maatschappelijk werk, samenlevingsopbouw, ouderenzorg en thuiszorg. Daarnaast heeft JMW een wettelijke taak in het kader van de wetten voor oorlogsgetroffenen uit de Tweede Wereldoorlog.
– Stichting Korrelatie (f 0,6 miljoen)
Publieksgerichte organisatie waar een ieder terecht kan voor telefonische informatie, advies en hulp op het gebied van gezondheid en welzijn.
– Stichting De Driehoek (f 0,58 miljoen)
Organisatie voor gereformeerde hulpverlening op het terrein van de maatschappelijke dienstverlening (jeugdbescherming en geestelijke gezondheidszorg).
Het was de bedoeling om de financiering van de Stichting de Driehoek (f 0,54 miljoen) met ingang van 1998 onder het RIAGG-kader te brengen en de financiering zodoende onder de AWBZ te brengen. Aangezien de GLIAGG De Poort en de Driehoek nog niet tot afstemming en samenwerking zijn gekomen, heeft subsidiëring in 1998 vanuit de begroting plaatsgevonden.
– SOS Telefonische Hulpdiensten (f 0,45 miljoen) Behartigt de belangen van de bij haar aangesloten SOS-THD’s. Dit wordt gedaan via een aantal activiteiten, zoals:
– het verlenen van diensten aan SOS-THD’s ;
– het bevorderen van kwaliteit;
– voorlichting/informatie aan derden;
– vertegenwoordigen van SOS-THD’s in nationaal en internationaal verband;
– Muhabbat (f 0,46 miljoen);
Muhabbat is een diaconale dienstverlenende organisatie voor Molukkers. De werkzaamheden richten zich in toenemende mate op tweedelijnsactiviteiten op het terrein van de maatschappelijke dienstverlening en de gezondheidszorg. – Stichting kermisexploitanten (f 0,1 miljoen).
Deze organisatie biedt maatschappelijk werk aan een niet-sedentaire bevolkingsgroep binnen de Nederlandse staatsgrenzen.
Vrouwenhulpverlening
De uitgaven hebben betrekking op subsidies aan landelijke instellingen op het gebied van de vrouwenhulpverlening, zoals Transact, Aletta en Federatie Zelfhulpgroepen.
– TransAct (f 2,8 miljoen)
Organisatie met een landelijke steunfunctie op het terrein van seksespecifieke zorgvernieuwing en bestrijding seksueel geweld. TransAct heeft vooral een coördinerende, implementerende, deskundigheidsbevorderende en stimulerende functie.
– Aletta (f 0,6 miljoen)
Expertisecentrum voor vrouwengezondheidszorg met een landelijke steunfunctie. Dit centrum richt zich op de verhoging van de kwaliteit van de gezondheidszorg, waarbij systematisch aandacht wordt besteed aan de effecten van de factor sekse als belangrijk maatschappelijk ordeningsprincipe. Aletta heeft een informatie- en voorlichtingsfunctie voor patiënten en consumenten van de zorg. Daarnaast vervult zij een signalerings- en monitorfunctie.
Het bestuur van Aletta heeft besloten dat er geen levensvatbaarheid meer bestaat voor de organisatie. Zij heeft schriftelijk aangekondigd dat Aletta per 1 januari 1999 wordt opgeheven.
– Federatie Vrouwenzelfhulp (f 0,6 miljoen)
Samenwerkingsorgaan van vijf vrouwenzelfhulporganisaties. Activiteiten van het landelijk bureau betreffen vooral deskundigheidsbevordering, implementatie kwaliteitsbeleid en profilering van de vrouwenzelfhulp.
Geboorteregelend gedrag
De op dit onderdeel geraamde uitgaven zijn ook daadwerkelijk gerealiseerd.
Het betreft uitgaven aan de Rutgers Stichting (f 5,1 miljoen), NISSO (f 1,2 miljoen) en Sad Schorerstichting (f 1,0 miljoen).
Hulpverlening slachtoffers van geweld.
Een bedrag van f 0,36 miljoen is uitgegeven ten behoeve van de hulpverlening slachtoffers, te waarde f 0,3 miljoen aan de Landelijke Slachtoffers en f 0,06 miljoen aan de Werkgroep Herkenning.
Tenslotte is aan wachtgeldverplichtingen een bedrag van f 0,78 miljoen uitgegeven.
Exploitatie crisisbeheersing, Spoedeisende Medische Hulpverlening, Extramurale zorg , Wachtgelden en VerplegingenVerzorging f24,54 miljoen
Toelichting
De uitgaven en verplichtingen hebben ten eerste betrekking op de ontwikkeling en instandhouding van de organisatie voor crisisbeheersing en rampenbestrijding bij VWS (f 1,46 miljoen). Het betreft hier trainingen van eventueel in te zetten personeel, verbeteren verwanteninformatie en de reguliere exploitatiekosten zoals een bijdrage aan het Rode Kruis en de kosten van aansluiting op het nationaal noodnet. Deze uitgaven en verplichtingen hebben voorts betrekking op het Project Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (PGHOR), waarbij voor VWS het doel is om het in de nota met Zorg Verbonden (tk 25 672) verwoorde beleid verder vorm te geven (f 2,1 miljoen). Daarnaast is onder andere een subsidie verstrekt aan de Landelijke Federatie voor AmbulanceZorg (LFAZ) ten behoeve van het inventariseren en analyseren van de gevolgen van de per 1-1-1998 ingevoerde budgettering voor de ambulancezorg en het opstellen van eventuele aanpassingsvoorstellen ten aanzien van de vigerende budgetteringssystematiek (f 0,75 miljoen). De uitgaven en verplichtingen ten behoeve van de exploitatie crisisbeheersing worden verantwoord op dit onderdeel en zijn als gevolg van de financiele herstructurering afkomstig van artikel 25.01 onderdeel 01. De hiervoor noodzakelijke begrotingsmutatie (f 4,66 miljoen) is abusievelijk niet verwerkt in de (Suppletore) begrotingswet 1998. Het betreft een mutatie van louter boekhoudkundige aard die in de slotwet wordt opgenomen.
De uitgaven en verplichtingen hebben tevens betrekking op beleidsontwikkeling op het terrein van de thuiszorg (o.a. benchmarkonderzoek, productregistratie), mantelzorg/informele zorg, terminale en palliatieve zorg, tezamen f 4,78 miljoen, de implementatie van de kwaliteitswet (f 1,41 miljoen), kwaliteitsbeleid paramedici (f 3,1 miljoen), het project generiek voorschrijven (geneesmiddelen) door huisartsen (f 1,11 miljoen), het grote steden beleid (f 0,5 miljoen) en de bijdragen van VWS aan de exploitatie van het Nederlands Instituut Voor onderzoek van de Eerste Lijn (NIVEL) (f 6,2 miljoen), het Nederlands Paramedisch Instituut (NPI) (f 1,84 miljoen), en de Landelijke Vereniging Terminale Zorg (VTZ) (f 0,57 miljoen). Op dit onderdeel worden voorts uitgaven geboekt die betrekking hebben op wachtgelden die worden uitgekeerd als gevolg van ombuigingstaakstellingen uit voorgaande jaren( f 0,52 miljoen)
Ten opzichte van de voor dit onderdeel oorspronkelijk vastgestelde begroting (f 26,92 miljoen) zijn bij Suppletore wetten en door de administratieve herstructurering de volgende mutaties aangebracht:
Toevoegen middelen ten behoeve van het f 2,10 miljoen;
project thuiszorg (waaronder benchmarkonder-zoek)( eerste suppletoire wet 1998)
Toevoegen middelen ter facilitering beperkende f 4,00 miljoen;
maatregel
Fysiotherapie (1e Suppletore wet 1998)
Toevoeging middelen ten behoeve van de f 7,00 miljoen;
verdere ontwikkelingen van de palliatieve zorg (2e Suppletore wet 1998)
Toevoegen middelen ambulancezorg (2e f 1,20 miljoen;
Suppletoire wet 1998)
Mutaties in verband met de loonbijstelling f 0,83 miljoen;
Overboekingen als gevolg van de administratieve herstructurering binnen artikel U 25 02 minus f 15,20 miljoen; Totaal mutaties minusf 0,07 miljoen.
Na verwerking van bovenstaande mutaties bedragen de beschikbare middelen voor 1998 f 26,85 miljoen De gerealiseerde uitgaven 1998 (f 24,54 miljoen) zijn per saldo lager dan de beschikbare middelen op dit onderdeel.
Dit wordt onder andere verklaard door het feit dat een geraamde betaling in het kader van het grote steden beleid niet in 1998 is gerealiseerd (f 0,5 miljoen).
Voorts is op dit onderdeel f 0,47 miljoen minder uitgegeven dan oorspronkelijk geraamd omdat door het betreffende uitvoeringsorgaan, het CAW, ten behoeve van de voormalige Stichting Onderzoek en Ontwikkeling minder aan wachtgeld betalingen is gedeclareerd.
De lagere uitgavenrealisatie wordt tevens voor f 1,29 miljoen veroorzaakt door het feit dat er in 1998 geen sprake is geweest van crisissituaties die extra financiële inspanningen vergden.
De verplichtingenrealisatie 1998 is hoger dan in de begrotingswet 1998 voorzien doordat ondermeer de bijdrage voor 1999 tot en met 2002 aan de LFAZ ter ondersteuning van de voorbereiding tot invoering van C2000 al in 1998 in de verplichtingenadministratie is vastgelegd en het feit dat de verplichting ten aanzien van het kwaliteitsbeleid fysiotherapie en oefentherapie van f 4 miljoen per jaar in 1998 meerjarig is vastgelegd.
25.02 Onderdeel 05 Basisgezondheidszorg en daarmee verband houdende uitgaven
Nederlands Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie (NIGZ).
Het VTV-1997 bevestigt nogmaals dat met preventie de nodige gezondheidswinst te halen is, ofwel kunnen gezondheidsproblemen voorkomen worden. Het NIGZ wil mensen motiveren en in staat stellen zich gezonder te gedragen en bij te dragen aan het creëren van een gezondere samenleving. Daartoe voert het NIGZ activiteiten uit direct gericht op de bevolking (bijv. alcoholmatigingscampagne) en indirect gericht op ondersteuning van intermediairen, zoals GVO/preventiewerkers en patiënten-voorlichters (bijv. het werken met het Preventie Effectiviteitinstrument, PREFFI). Daarnaast richt het NIGZ zich op pleitbezorging. Activiteiten/thema’s waaraan het afgelopen jaar gewerkt is omvatten:
patiëntenvoorlichting, onderwijs en jongeren, lokale gezondheidsbevordering, kwaliteit en effectiviteit en achterstandgroepen. VWS financiert de basissubsidie van het instituut (f 5,993 miljoen). Naast dit basissubsidie van het Ministerie van VWS ontvangt het NIGZ ook projectgelden via andere financiers (Nederlandse Hartstichting, Aids Fonds, Praeventiefonds, Europese Commissie etc.).
Programmatische preventie.
In 1998 is een subsidie verleend van f 4,68 miljoen ten behoeve van de invoering van programmatische preventie van hart- en vaatziekten bij hoog-risicogroepen in de huisartsenpraktijk. Dit implementatietraject is een volgende stap in het kader van het project Preventie Maatwerk van LHV/NHG dat tot doel heeft de huisartsenpraktijk dusdanig te equiperen en organiseren dat preventieve activiteiten zo mogelijk programmatisch worden uitgevoerd. Eind 1999 worden de eerste resultaten verwacht. Van de eerste twee onderwerpen die in de periode 1995–1997 zijn opgepakt, namelijk de griepvaccinatie en de screening op cervixcarcinoom, is de implementatie op programmatische basis succesvol geweest en afgerond. In 1998 is aan het Trimbos Instituut een subsidie verleend van f 0,1 miljoen voor een driejarig implementatietraject voor een effectieve methode ter preventie van bepaalde typen van depressie. Het doel is om eind 2000 deze preventieve interventie in 90% van de RIAGG’s ingevoerd te hebben en op termijn een bijdrage te leveren aan een reductie van depressie op bevolkingsniveau.
Ook in 1998 is gestart met de preventie van decubitus. Hiertoe is subsidie verleend aan het NIGZ voor een vierjarig implementatietraject (in 1998 f 0,142 miljoen). Het uiteindelijke doel is in 2002 een reductie te bereiken in het aantal decubitusgevallen van 25 % en een vermindering van de ernst van de daarmee verbandhoudende wonden. Ter ondersteuning van het prioritaire beleid ten aanzien van de bevordering van programmatische preventie wordt een commissie gefinancierd (f 0,5 miljoen). Deze commissie rapporteert het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport welke preventie-onderwerpen in aanmerking komen voor implementatie op programmatische basis, en zorgt na een besluit daartoe van de Minister, voor een goede en adequate uitvoering van deze implementatie. Tot 1 juni 1998 was deze commissie ondergebracht bij de NSPH, na deze datum bij Zorg Onderzoek Nederland.
Netherlands School of Public Health (NSPH)
Aan de NSPH is in 1998 een subsidie verleend van f 1,5 miljoen als bijdrage in het exploitatietekort. Het subsidie wordt ingezet voor de instandhouding en continuïteit van de scholingsprogramma’s van de NSPH op het terrein van de public health en de sociale geneeskunde. De NSPH is bezig met de formulering van een strategisch beleidsplan voor 1998–2002. Begin 1999 zal dit plan gereed zijn waarna de subsidiegrondslag opnieuw zal worden vastgesteld
Voor de vernieuwing van enkele opleidingen in de sociale geneeskunde en de bundeling tot een opleiding Community Medicine is incidenteel een bijdrage verleend van f 0,185 miljoen.
Postdoctorale opleiding Gedrag en Gezondheid
De NSPH verzorgt onder meer een postdoctorale opleiding Public Health. Daarnaast is ook behoefte aan verdieping en verbreding van aspecten van gedragsgerichte gezondheidsbevordering, mede met het oog op nog te behalen gezondheidswinst van preventieve interventies zoals GVO. Naast het plan voor het ontwikkelen van een volwaardige postdoctorale beroepsopleiding «Gedrag en Gezondheid» zijn vier pilot-modules ontwikkeld voor de doelgroep van (academisch gevormde) GVO’ers, is een begeleidingscommissie ingesteld en is een programma van eisen voor een volledig curriculum ontwikkeld.
Bureau facetbeleid
Care en cure beïnvloeden in zekere mate de gezondheid van mensen. Andere factoren zoals huisvesting, milieu, verkeer, inkomen, sociale zekerheid, arbeid en onderwijs hebben ook hun effect op onze gezondheid. Facetbeleid richt zich op die andere factoren. Sector-overschrijdend beleid kan immers een belangrijke bijdrage leveren aan het voorkómen van ongezondheid. Eén van de instrumenten van facetbeleid is Gezondheidseffectscreening (GES). De NSPH ondersteunt VWS bij facetbeleid. Belangrijkste activiteiten van het afgelopen jaar: Gezondheidseffectrapportage Tabaksontmoedigingsbeleid, GES op de Rijksbegroting van een zestal Ministeries, ontwikkeling software checklist GES en de voorbereiding van een tweetal GES-en, te weten Analyse van gezondheidsproblemen en Verkenning gezondheidseffecten ICES-pakket-ten.
VWS financiert (f 0,55 miljoen) zowel menskracht hiervoor bij NSPH als uit te voeren GES-en.
Uitwerkingadvies Commissie Lemstra
In 1998 is een groot aantal projecten in het kader van het Lemstra-traject gerealiseerd die ook een financiële vertaling hebben gekregen, te weten:
– Instelling Platform Openbare Gezondheidszorg, ontwerpen plan van aanpak, instellen eerste experiment van het Platform en invulling begeleidingsfunctie van overige onderdelen van het actieprogramma «versterking gemeentelijk gezondheidsbeleid».
– Onderzoek ondersteuningsstructuur ten behoeve van de GGD’S, uitgevoerd door KPMG.
– Onderzoek naar bestuursvormen van GGD’s (inventarisatie en waardering)
– Stuurgroep en werkgroepen «basistaken collectieve preventie», die een advies hebben uitgebracht over de invulling van collectieve preventie op deelterreinen (jeugdgezondheidszorg, infectieziekten, openbare geestelijke gezondheidszorg, bevorderingstaken, medische milieukunde en hygiënetaken).
– Werkgroep informatievoorziening heeft een voorstel geleverd voor ontwikkeling van informatievoorziening langs drie sporen (ten behoeve van Jaaroverzicht Zorg (JOZ), benchmarking voor GGD’s en t.b.v. gezondheidsbeleid gemeenten).
– De VNG is gestart met het traject «regionale gedachtewisselingen en handreiking gemeentelijk gezondheidsbeleid». Hierin worden lokale conferenties georganiseerd en ontwerpt de VNG een handreiking voor de lokale nota gezondheidsbeleid.
– Het NIGZ/ Ivoren Kruis voert een programma uit gericht op het stimuleren van preventieve mondzorg in de regio en op het stimuleren van tandartsbezoek bij risicogroepen. Ook is het nieuwe fluorideadvies speciaal onder de aandacht van deze groepen gebracht.
– De LVGGD heeft een bedrag ontvangen om op alle deelterreinen van het actieprogramma een bijdrage te leveren.
Jeugdgezondheidszorg
In juni zijn de resultaten gepresenteerd van de Vierde Landelijke Groei-studie 1997. Met deze studie zijn actuele referentiegegevens verkregen voor Nederlandse, Turkse en Marokkaanse jongeren, waardoor het mogelijk is om groeiafwijkingen in een vroeg stadium op te sporen. In
samenwerking met een groot aantal thuiszorgorganisaties en GGD’s werden in totaal ruim 20 000 kinderen in de leeftijd van 0–21 jaar gemeten en gewogen. De actuele groeigegevens zijn gepubliceerd in de vorm van nieuwe groeidiagrammen die zullen worden gebruikt op consultatiebureaus, in de jeugdgezondheidszorg bij GGD’s, bij de huisarts en de kinderarts om de groei van kinderen adequaat te kunnen volgen. In maart 1998 vond een invitational conference plaats over de toekomst van het schoolgezondheidsbeleid. De uitkomsten hiervan vormden mede de input voor de inventarisatie van de stand van zaken van het school-gezondheidsbeleid in Nederland dat door het NIGZ is uitgevoerd. Het onderzoek biedt aangrijpingspunten voor een verdere ontwikkeling van een inhoudelijke en beleidsmatige visie op de toekomst van het school-gezondheidsbeleid in Nederland.
In het project «PGO-peilingen» is psychosociale gezondheid het centrale thema. Gezien de omvang van de verzamelde gegevens zal de eindrapportage in 1999 plaatsvinden.
In mei 1998 is in het kader van het traject Basistaken collectieve preventie het standaardbasispakket jeugdgezondheidszorg ontwikkeld. In dit pakket zijn alle JGZ-activiteiten beschreven die idealiter aan elk kind in Nederland zouden moeten worden aangeboden. Het pakket is voor advies voorgelegd aan het Platform Openbare Gezondheidszorg (OGZ). Nadat de Minister haar standpunt op dit advies heeft bepaald zal het pakket juridisch worden verankerd in (een AmvB bij) de Wet collectieve preventie volksgezondheid. Tevens zijn voorbereidingen getroffen voor de totstandkoming van een sectie JGZ, die zal worden aangehaakt aan het Platform OGZ. De sectie heeft onder meer tot taak het ontwikkelen van een visie op de jeugdgezondheidszorg.
K.N.C.V. (f 0,2 miljoen)
Ten laste van dit begrotingsonderdeel werd aan de Koninklijke Centrale Vereniging tot bestrijding der tuberculose een subsidie toegekend ten behoeve van de centrale ondersteuning.
Evaluatie Wet Medische Keuringen en Wet bevolkingsonderzoek (f 0,25 miljoen)
Aan Zorg Onderzoek Nederland is opdracht gegeven twee wetsevaluaties te organiseren, namelijk van de Wet op het bevolkingsonderzoek en van de Wet op de medische keuringen. In totaal is hiermee een bedrag van f 0,25 miljoen gemoeid.
Evaluatie NATEC en SAD/Schorerstichting (f 0,2 miljoen)
Tevens zijn uit dit werkbudget de evaluaties van de NATAC VEE en de SAD/Schorerstichting gefinancierd. Hiermee zijn bedragen van respectievelijk f 0,020 miljoen en f 0,136 miljoen gemoeid. Op basis van deze evaluaties zal mede het beleid in de toekomst worden bepaald.
25.02 Onderdeel 06 Geestelijke volksgezondheid
De uitgaven en verplichtingen van dit artikelonderdeel betreffen onder meer het basissubsidie van het Trimbos Instituut (f 3,7 miljoen).
Het Centraal Orgaan Nascholing en Opleiding (CONO) heeft een bedrag ontvangen van f 0,45 miljoen.
De afbouw van de subsidies ten behoeve van de Regionale Instituten Nascholing en Opleiding (RINO’s) is in 1998 een feit. Voor 1998 was voor de RINO’s nog een bedrag beschikbaar van f 0,36 miljoen. Dit bedrag is in de vorm van een subsidie aan de desbetreffende RINO’s uitbetaald.
Voor de financiële ondersteuning van een landelijk dekkend netwerk van regionale registraties patiëntengegevens GGZ is een bedrag in de begroting opgenomen van f 1,22 miljoen. Van dit bedrag is f 0,75 miljoen ingezet voor een drietal Regionale Informatiesystemen Patiëntenregistratie GGZ (RIPAG’s), te weten in Drenthe, Maastricht en Rotterdam. Op grond van het inwonertal is het resterende bedrag besteed aan RIPAG’s te Groningen, Oost-Brabant, Midden-Westelijk Utrecht, Eindhoven en de Kempen en Noord-Holland Noord. Het aantal inwoners in de regio’s bedraagt 2 748 000. Het beschikbare bedrag bedroeg f 0,472 miljoen, zodat per inwoner een bedrag van 17 cent beschikbaar was.
Aan de Stichting Pharos is het geraamde subsidie van f 6,3 miljoen betaald.
Pharos is een landelijke instelling gespecialiseerd in de zorgondersteuning en zorgverlening ten behoeve van vluchtelingen en asielzoekers. Pharos wil het lichamelijk, geestelijk en sociaal functioneren en welzijn van deze categorie hulpvragers bevorderen door een bijdrage te leveren aan de vergroting van de toegankelijkheid van de Nederlandse gezondheidszorg voor deze doelgroep.
Tenslotte zijn op dit artikelonderdeel de volgende projecten aangegaan:
– doelmatigheid RIAGG aktiviteiten;
– poortwachterfunctie GGZ;
– samenwerking huisarts en RIAGG;
– evalutie zorgvernieuwing;
– indicatiestelling zorg ouderen;
– onderzoek wachtlijsten RIAGG;
– beroepskrachtenplanning GGZ en nog enkele kleinschalige projecten.
Aan wachtgelden is een bedrag van f 0,1 miljoen uitgegeven.
25.02 Onderdeel 07 Alcohol-, drug- en tabaksbeleid.
In 1998 is een aantal factsheets uitgegeven over onder meer overlast-beleid, XTC en cannabis. Gezien de internationale belangstelling voor het Nederlandse drugsbeleid zijn deze factsheets in meerdere talen verschenen. De vertaalkosten komen ten laste van dit begrotingsartikel. f 20,2 miljoen is besteed aan overlast beleid. Het betreft grotendeels gemeentelijke projecten.
Per 31 december 1998 is de experimenteerperiode afgesloten. In 1999 zal de evaluatie zijn afgerond.
Vanaf 1999 wordt een bedrag van f 16,7 miljoen overgeboekt naar het budget voor de specifieke uitkering verslavingsbeleid. De overige f 3,5 miljoen zal worden ingezet voor de kosten verbonden aan de evaluatie, hoge methadonprojecten, uitgifte blad overlast en enkele specials. Tevens zal er een project kennisoverdracht worden gestart.
Het voorgenomen heroïne-project is in 1998 gestart.
In de zomer zijn de eerste twee behandeleenheden in Amsterdam en
Rotterdam geopend.
Het wetenschappelijk deel van het onderzoek is in handen van de Centrale
Commissie Behandeling Heroïneverslaafden (CCBH). Hiervoor is een bedrag op de begroting opgenomen van f 4 miljoen. Dit bedrag is ook gerealiseerd.
De behandeleenheden hebben ieder f 0,4 miljoen voor 1998 ontvangen.
Hiervoor was geen bedrag gereserveerd. Het benodigde bedrag ad f 0,8
miljoen is beschikbaar gesteld uit de TVK-faciliteringsmiddelen.
Het kabinet heeft op voorstel van de Minister ingestemd met het volgens plan uitbreiden van het experiment met de verstrekking van heroïne onder medisch toezicht.
Op grond van de evaluatie van de eerste fase van het experiment adviseert de CCBH dat er reden is het experiment voort te zetten en uit te breiden tot het oorspronkelijke voorstel. Het kabinet neemt dit advies over.
Het is de bedoeling dat de overige 6 behandeleenheden in 1999 starten. Met de geselecteerde steden Groningen, Utrecht, Den Haag en Heerlen zal de Minister convenanten tekenen waarin partijen de afspraken over uitvoering en bekostiging vastleggen. Den Haag heeft inmiddels laten weten om financiële redenen niet mee te doen aan het experiment.
Het standpunt van de Minister inzake de nationale drug monitoring is, in verband met langdurig overleg met het veld, pas in september 1998 verschenen. Het project gaat nu in januari 1999 van start. De begrote uitgaven zijn derhalve in 1998 niet gerealiseerd.
Ondanks veelvuldig overleg met het veld, zijn er in 1998 geen concrete projectvoorstellen voor het project «resultaten scoren» bij het Ministerie aangeleverd. Het veld krijgt nu de tijd tot 1 april 1999 om met projectvoorstellen te komen.
De voorlichtingscampagne over XTC heeft geen doorgang kunnen vinden, aangezien er geen zendtijd meer kon worden ingekocht. Tenslotte is het grootschalige project «uitgaan en drugs» later begonnen dan gepland. Dit komt omdat gaande de rit aan dit project een andere inhoudelijke invulling is gegeven, met als consequentie een latere start. Eind 1998 is een verplichting aangegaan met GGZ Nederland van f 3 miljoen. Deze verplichting heeft betrekking op de kosten verbonden aan de privatisering van de CAD’s. De werknemers moeten het ABP inruilen voor PGGM-pensioen.
De pensioenvoorziening bij het PGGM wordt per 1 januari 1999 ingrijpend aangepast door de omvorming van de regeling van vervroegd uittreden tot een regeling voor flexibel pensioen. Deze omvorming gaat gepaard met een omvangrijk overgangsrecht voor de zittende PGGM-deelnemers. Om te voorkomen dat de huidige circa 1200 werknemers met een ABP-pensioenvoorziening bij een overgang op een later tijdstip in een onvoordelige positie terechtkomen, moeten zij uiterlijk 1 januari a.s. PGGM-deelnemer zijn. Deze f 3 miljoen is betaald uit de onderuitputting binnen GVM.
Aan wachtgeldverplichtingen is een bedrag van f 3,0 miljoen uitgegeven Ook op dit onderdeel zijn uitgaven gedaan voor landelijke preventieprojecten, onderzoeken en experimenten inzake het problematisch gebruik van alcohol, drugs tabak en andere psychotrope stoffen. Een bedrag van f 0,2 miljoen is verstrekt aan het Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie ten behoeve van de 18 preventieafdelingen van consultatiebureau’s voor alcohol en drugs ter dekking van de materiële kosten samenhangende met voorlichtingsactiviteiten.
Verder is subsidie verleend aan het serviceproject Alcohol en Werk. In het kader van dit project biedt de Stichting Alcohol Consultancy (ALCON) ondersteuning aan regionale preventiefunctionarissen die bedrijfsalcohol-voorlichting verzorgen. De 06-informatielijnen over tabak, drugs, alcohol en gokken functioneren redelijk.
Voorts wordt uit dit artikel een subsidie toegekend aan de Stichting Volksgezondheid en Roken (STIVORO) (totaal f 3,9 miljoen). Deze stichting coördineert de voorlichtingsactiviteiten op het gebied van het tabaksontmoedigingsbeleid. Een anti-roken-campagne onder jongeren wordt uit dit onderdeel gefinancierd. Aan deze activiteit wordt onder meer de intensivering van f 1 miljoen conform het amendement van mw. Blerck- Woerdman (VVD) bij de behandeling van de VWS-begroting 1997 besteed.
Kengetallen
Tabel I: Kostenbeheersing van de functie begeleid wonen
Kostenberekening van de functie begeleid wonen
Kosten per persoon Beschermd wonen 9000
Dagstructurering+onvoorzien 6000
Totaal per persoon 15000
In het overlastbeleid is sprake van 26 overlastgemeenten. Indertijd is besloten dat in principe per gemeente 10 plaatsen begeleid wonen ter beschikking worden gesteld, met uitzondering van de 4 grote steden, die ieder 20 plaatsen krijgen.
Tabel II: Onderbouwing begeleid wonen
Onderbouwing begeleid wonen
Aantal plaatsen 300
Kosten per plaats 15000
Toegelicht begrotingsbedrag(xf1000) 4500
De overlastgelden, inclusief de gelden voor begeleid wonen, worden met ingang van 1999 overgeheveld naar de specifieke uitkering verslavings-beleid.
25.02 Onderdeel 08 Aids en overige sexueel overdraagbare aandoeningen
De op dit onderdeel geraamde uitgaven zijn aangewend voor de bestrijding van Aids en Seksueel Overdraagbare Aandoeningen (SOA) en de gevolgen daarvan. Hiertoe werden activiteiten gefinancierd op het gebied van preventie, verbetering van de behandeling en zorg en de bevordering van de kwaliteit van leven van HIV-geïnfecteerden. Daarnaast is voorzien in de basisfinanciering van enkele ondersteunende landelijke organisaties die actief zijn op dit terrein, zoals de SAD/Schorerstichting (HIV-preventie bij homo-mannen en psychosociale hulpverlening bij homoseksuele mannen en vrouwen) (f 2,91 miljoen) en de Stichting SOA-bestrijding (met name gericht op grootschalige voorlichting over veilig vrijen) (f 1,97 miljoen).
Ook hebben op dit onderdeel uitgaven plaatsgevonden betrekking hebbende op de laagdrempelige SOA-bestrijding (f 0,168 miljoen).
25.02 Onderdeel 09 Patiënten- en consumentenbeleid
De uitgaven op dit onderdeel hebben met name betrekking op de financiering van de Stichting Patiëntenfonds en ondersteuning van de klachtopvang op landelijk niveau. De ondersteuning van de klachtopvang krijgt vorm door de structurele steun aan de Stichting Ondersteuning Klachtopvang Gezondheidszorg (f 0,7 miljoen).
De financiering van een aantal patiëntenorganisaties is per 1 januari 1998 overgedragen aan de Stichting Patiëntenfonds. Deze in 1996 opgerichte organisatie was in 1998 volledig operationeel. Een bedrag van f 17,3 miljoen van het budget van het Patiëntenfonds kwam ten laste van dit onderdeel. Het fonds verstrekte exploitatiesubsidies aan landelijk werkende koepels en categoriale organisaties. Daarnaast werden aan uiteenlopende organisaties projectsubsidies verstrekt in verband met activiteiten ter versterking van de positie van de patiënt. Een bedrag van 1 miljoen gulden is beschikbaar gesteld aan de Stichting Patiëntenfonds ten behoeve van regionale patiënten/consumentenplatforms. Onder meer tijdens de behandeling van het Jaaroverzicht Zorg en de VWS-begroting is voor de situatie in de regio aandacht gevraagd. In de meerjarenafspraken is vastgelegd dat voor versterking van de regionale infrastructuur vanaf 1999 structureel middelen beschikbaar zullen worden gesteld. De f 1 miljoen die in 1998 incidenteel voor de platforms is aangewend, is bedoeld voor het wegnemen van een aantal acute knelpunten. In 1998 is eveneens een bedrag van (f 2,25 miljoen ter beschikking gesteld aan de Stichting Korrelatie, voor de experimentele exploitatie van de Korrelatie Gezondheidslijn. Deze lijn is bedoeld voor een eerste opvang en doorverwijzing van vragen van burgers op het terrein van zorg en welzijn. Voor de opvang van financiële tegenvallers in de exploitatie van de lijn was een bedrag van f 1,1 miljoen gereserveerd. Uiteindelijk bleek met minder te kunnen worden volstaan, zodat op dit onderdeel een onderbesteding van ruim f 0,2 miljoen optrad.
25.02 Onderdeel 10 Voeding, veterinair beleid en productveiligheid
De op dit onderdeel geraamde uitgaven voor de activiteiten van het Voorlichtingsbureau voor de Voeding, het Voedingscentrum, de Stichting Voeding Nederland, de Stuurgroep Goede Voeding en het Landelijk Informatiecentrum Voedselovergevoeligheid zijn volledig aan dit doel besteed. Wederom zijn verdere stappen ondernomen om tot de herstructurering over te gaan.
Voorts zijn op dit onderdeel de uitgaven ten behoeve van de allergenen databank (ALBA), de databank voedingsstoffen (NEVO) en het beheer van de gegevens van de Voedselconsumptiepeiling verantwoord. Het betreft hier structurele activiteiten die noodzakelijk zijn voor voedingsonderzoek, beleidsontwikkeling en voedingsvoorlichting. Het opgestelde jaarprogramma voor deze activiteiten is uitgevoerd.
Door middel van een structurele subsidie ad f 5,5 miljoen zijn de activiteiten van stichting Consument en Veiligheid ondersteund. Gedurende het verslag jaar zijn nieuwe interventies geïnitieerd met betrekking tot de volgende aandachtsgebieden: valongevallen bij 0–4 jarigen, eenzijdige fietsongevallen, doe-het-zelfongevallen, de veiligheid van schoolsport- en zwemaccommodaties en de veiligheid van ouderen in zorginstellingen. De in de beleidsnota Veilig thuis (1997) ingezette accentverschuiving in het beleid van productveiligheidsmaatregelen naar omgevings- en organisatorische maatregelen en naar gedragbeïnvloedende maatregelen, inclusief een versterking van het evaluatie-onderzoek, hebben binnen de activiteiten van stichting Consument en Veiligheid al gestalte gekregen en zullen verdere invulling krijgen in het activiteitenprogramma voor 1999. Onderdeel van het activiteitenplan van Stichting Consument en Veiligheid vormt het beheer en het benutten van de gegevens uit het nieuwe Letsel Informatie Systeem, dat in 1997 is gestart. In samenwerking met het Nationaal Vergiftigingen Centrum (NVIC) is door stichting Consument en Veiligheid onderzoek gestart naar de achtergronden van vergiftigingen bij kinderen en de effectiviteit van kinderveilige verpakkingen om deze ongevallen te voorkomen. Dit onderzoek zal in 1999 worden afgerond. Verder zijn vanuit dit onderdeel initiatieven geïnitieerd, die tot doel hebben de deskundigheid van sportschoenspecialisten op het terrein van de blessurepreventie te bevorderen. Op het terrein van de chemische productveiligheid is door TNO onderzoek uitgevoerd ten behoeve van het ontwikkelen van testmethoden om de hoeveelheid ftalaten in speelgoed vast te stellen.
Een gerichte bijdrage aan het Nederlands Normalisatie Instituut heeft de activiteiten van dit instituut op het terrein van de productveiligheid ondersteund. Ook zijn in opdracht van VWS technische deskundigheid ingebracht in normalisatie-activiteiten op Europees niveau (attractie-veiligheid, cosmetica). Voor dat deel van de kosten die het College
Toelating Bestrijdingsmiddelen (CTB) moet maken, dat niet kan worden doorberekend in de tarieven voor de aanvragers, is vanuit dit onderdeel een structurele subsidie verleend. Deze structurele subsidie is lager uitgevallen, doordat de uitgaven van het CTB die niet kunnen worden doorberekend aan de toelatinghouders lager zijn uitgevallen dan oorspronkelijk door het CTB was begroot. Tenslotte is een bijdrage verleend aan de kosten die verbonden zijn aan de verzelfstandiging van het CTB, te weten het wegwerken van de achterstanden en de uitvoering van het verbeterprogramma. De achterstanden zijn nu weggewerkt en het verbeterprogramma is geïmplementeerd.
Eveneens zijn uit dit onderdeel de resterende claims inzake de afschaffing van de destructie-vergoedingen gefinancierd. Daarnaast zijn uit dit onderdeel schadeclaims gedekt die voortvloeiden uit de vernietiging van Brits rundvlees. Het vernietigen van dit vlees was noodzakelijk in het kader van de bestrijding van BSE.
Tevens is in 1997 besloten om kadavers en slachtafvallen van het type BSE-«speciale risico-organen» te verbranden, waarbij de aanvullende kosten van de destructiebedrijven voor verbranden voor rekening van de Rijksoverheid kwam. In 1998 waren de kosten f 20,9 miljoen Om de kosten om te slaan over de aanbieders (boeren, slachterijen) is een wijzigingsvoorstel van de Destructiewet in voorbereiding. Voor dit onderdeel is een credit nota ontvangen van f 2,5 miljoen Deze credit nota had betrekking op teveel betaalde subsidies in 1997 (f 1,1 miljoen) en 1998 (f 1,4 miljoen) aan de destructiebedrijven.
25.02 Onderdeel 11 Geneesmiddelen en medische hulpmiddelen
Dit onderdeel betreft het beleid rond de geneesmiddelenvoorziening, de medische hulpmiddelen en de bloedbanken.
De subsidieuitgaven voor (vanaf 1 augustus 1998) verstrekte instellings-en projectsubsidies zijn gebaseerd op de Kaderwet volksgezondheids-subsidies.
Geneesmiddelenvoorziening
De hoofddoelstelling van het overheidsbeleid is veilige, toegankelijke en betaalbare farmaceutische zorg voor iedereen nu en in de toekomst. Daartoe is het beleid gericht op:
-
•het geneesmiddel als produkt: kwaliteit, bereiding, kanalisatie en aflevering;
-
•de toepassing door artsen en het gebruik van geneesmiddelen door patiënten (doelmatig en veilig gebruik);
-
•de beheersing van de kosten van geneesmiddelen.
De hoofdlijnen voor het beleid worden hieronder kort toegelicht.
Kwaliteitsbeleid
Wet op de Geneesmiddelenvoorziening (Wog)
De uitgaven voor onderzoek in het kader van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening vielen lager uit dan begroot als gevolg van een herbezinning op het voorgenomen onderzoek. Dit onderzoek zal nu begin 1999 plaatsvinden.
Ter stimulering van de ontwikkeling van innovatieve geneesmiddelen worden activiteiten bekostigd van de Stichting New Drugs Research en wordt financieel bijgedragen aan een gemeenschappelijk stimuleringsprogramma geneesmiddelenonderzoek (STIGO). Het STIGO is in 1998 van start gegaan. In totaal betreffen deze bijdragen ongeveer f 0,4 miljoen.
Van het instellen van een nieuw orgaan voor overheidstoezicht op reclame voor geneesmiddelen is afgezien. Bezien wordt hoe en in welke mate het Staatstoezicht zijn huidige werkzaamheden op dit terrein in de loop van 1999 kan intensiveren. De geraamde middelen zijn hierdoor dit jaar niet uitgegeven ( f 0,7 miljoen).
Het administratiesysteem VERA is in de loop van 1998 voltooid. De onderhoudskosten die daarna ontstonden zijn vooralsnog opgevangen binnen de onderhoudskosten van de geneesmiddeleninformatiesystemen.
Doelmatigheidsbevordering
Het gaat hier op hoofdlijnen om:
– het instandhouden van de ondersteuningsstructuur voor het farmacotherapie-overleg (FTO) en de daarmee samenhangende activiteiten van de Stichting Doelmatige Geneesmiddelenvoorziening (SDGV); – het ondersteunen van het op stofnaam voorschrijven door huisartsen; – een objectieve voorlichting over geneesmiddelen aan artsen en apothekers via het Geneesmiddelenbulletin en de voorlichting daarover aan patiënten via de Geneesmiddelen-infolijn. Een en ander ter stimulering van zinnig en zuinig gebruik van geneesmiddelen.
Kostenbeheersing
Geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
Een belangrijk speerpunt is het instandhouden en actualiseren van het geneesmiddelenvergoedingssysteem. Evaluatie van het GVS heeft aangetoond dat het GVS wezenlijk bijdraagt aan de kostenbeheersing.
Wet Geneesmiddelenprijzen(WGP)
Er is een bedrag gereserveerd voor het oplossen van juridische problematiek voortvloeiende uit de toepassing van de Wet Geneesmiddelen-prijzen.
Dit bedrag is in 1998 slechts voor een deel aangesproken. Dit wordt met name veroorzaakt doordat rechterlijke procedures, die betrekking hebben op de eerste tranche, langer duren dan verwacht. Mogelijke schadeclaims, die betrekking hebben op de periode 1996–1998 zullen daarom pas begin 1999 tot uiting kunnen komen.
Daarnaast zijn de kosten van externe juridische bijstand elders gefinancierd.
De evaluatie van de Wet Geneesmiddelenprijzen is begin 1998 afgerond. Het op basis van deze wet gevoerde prijsbeleid heeft aan de verwachtingen voldaan en een behoorlijke opbrengst gegenereerd. Overschrijdingen vloeien voort uit andere oorzaken zoals een groter gebruik en wisselkoerseffecten.
De uitgaven voor het onderhoud van het WGP-informatiesysteem zijn verantwoord op artikel 22.01.
Het onderzoek naar bonussen en kortingen bij openbare apothekers is in de tijd enigzins vertraagd waardoor de uitgaven grotendeels naar 1999 zijn verschoven.
De analyse van de determinanten van de kostenstijging van geneesmiddelen is eind 1998 gestart. De uitgaven voor dit onderzoek zullen derhalve voornamelijk op 1999 drukken.
Als gevolg van een en ander zijn de totale uitgaven rond de WGP in 1998 lager uitgevallen dan geraamd (f 1,3 miljoen).
De onderschrijding op de kosten voor geneesmiddeleninformatiesystemen is ontstaan doordat een aantal activiteiten nog niet hebben kunnen plaatsvinden als gevolg van capaciteitsproblemen.
De hiervoor beschreven ontwikkelingen hebben ertoe geleid, dat de uitgaven voor het geneesmiddelenbeleid in 1998 in totaal lager uitvielen dan begroot. Aangezien het hier grotendeels gaat om nieuw beleid en juridische problematiek, zijn de uitgaven echter moeilijk exact te ramen.
Medische hulpmiddelen
Beleidsspeerpunt op dit terrein is de kostenbeheersing van extramurale medische hulpmiddelen, welke projectmatig in gang is gezet. De uitgaven voor het project post-marketing-surveillance vielen lager uit als gevolg van een herbezinning op het project. Het project dat de ontwikkeling van een monitoringssysteem voor hulpmiddelen beoogt is uitgewerkt in de vorm van een aantal haalbaarheidsstudies ten behoeve van een verbetertraject voor de monitoring. Enkele van deze projecten zijn in 1998 aanbesteed, maar de uitgaven zullen pas in 1999 zichtbaar zijn.
Bloedbanken
De in 1996 in gang gezette herstructureringsoperatie op het terrein van de bloedvoorziening heeft geleid tot één landelijke organisatie voor de Nederlandse bloedvoorziening (de Stichting Sanquin Bloedvoorziening). Daarmee kan de komende jaren de kwaliteit van de bloedvoorziening worden gehandhaafd en de doelmatigheid ervan worden vergroot. In dat kader is een nieuw wettelijk kader tot stand gebracht: de Wet inzake de bloedvoorziening.
Ultimo 1998 is een lump sum subsidie van f 9,0 miljoen aan de stichting Sanquin Bloedvoorziening betaald om een bijdrage te leveren aan de oprichting en bemensing van een centraal bureau dat ressorteert onder de Raad van bestuur van deze stichting.
25.02 Onderdeel 12 Illegalenfonds
Op dit artikelonderdeel waren uitgaven geraamd voor een bedrag van f 11,0 miljoen, ten behoeve van het Illegalenfonds.
Het Illegalenfonds is bedoeld om mogelijk negatieve effecten van de Koppelingswet voor de 1e lijnsgezondheidszorg en voor AWBZ-gefinan-cierde zorg te beperken. Dit fonds kan financiële tegemoetkoming bieden in gevallen waarin sprake is van een aanzienlijk beroep op de gezondheidszorg door illegaal in Nederland verblijvende vreemdelingen, die de kosten van medisch noodzakelijke behandeling niet kunnen betalen. De Koppelingswet is met ingang van 1 juli 1998 inwerking getreden, derhalve is een bedrag van f 5,5 miljoen teruggeboekt naar het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, aangezien het beschikbare budget daar vandaan komt.
Het Fonds wordt beheerd door de Stichting Koppeling (opgericht 28 april 1997).
De Stichting heeft een landelijke werkingssfeer en richt zich op regio’s, die financiële ondersteuning nodig achten om de noodzakelijke zorgverlening aan – onder andere – onverzekerde en insolvente illegalen te kunnen blijven garanderen. De leden van het bestuur van de Stichting zijn afkomstig uit de kring van zorgverzekeraars en publieke gezondheidszorg werkzaam in de vier grote steden en de provincie Noord-Brabant.
Wegens aanloopproblemen en onbekendheid van het veld heeft de Stichting Koppeling voor 1998 vanuit de regionale platforms subsidie-verzoeken ontvangen tot een bedrag van «slechts» f 2,25 miljoen. 1998 moet dan ook als een overgangsjaar worden gezien.
Tevens zijn op dit artikelonderdeel de beheerskosten van de Stichting Koppeling geboekt voor een bedrag van f 0,2 miljoen
25.02 Onderdeel 13 Projecten, experimenten en onderzoek
In 1998 is het beleid gericht op een geïntegreerde aanpak van projecten, experimenten en onderzoek op het terrein van volksgezondheid en zorg voortgezet. De Wet op de organisatie Zorg Onderzoek Nederland trad in werking, waarmee ZON, voorheen als organisatie in oprichting reeds actief, een wettelijke basis kreeg.
Een belangrijk deel van de middelen op dit onderdeel ging ook in 1998 naar Zorg Onderzoek Nederland. Daarnaast werden verschillende andere intermediaire organisaties ( NWO, NCCZ, LCVV, Aidsfonds en Stichting Patiëntenfonds) gesubsidieerd.
In 1998 is ten laste van dit onderdeel een bedrag van f 22,6 miljoen direct vanuit het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport besteed. Hierbij ging het onder meer om activiteiten die samenhangen met de Volksgezondheid Toekomst Verkenningen (VTV) (f 0,3 miljoen). Daarnaast werden uit dit onderdeel activiteiten bekostigd op het terrein van de infectieziekten (f 0,23 miljoen). Voorts werden uit dit onderdeel projecten op het terrein van ethiek (f 0,3 miljoen), gezondheidsrechtelijk onderzoek (f 0,3 miljoen) en alternatieve behandelwijzen (f 0,2 miljoen) bekostigd alsook projecten die samenhangen met het internationaal volksgezondheidsbeleid (f 6,7 miljoen). De werkzaamheden van de Programma-commissie Sociaal-economische gezondheidsverschillen tweede fase (PC SEGV II) dragen bij aan het terugdringen van Sociaal-Economische GezondheidsVerschillen (f 1,3 miljoen). Buiten het ZON-programma werd hieraan een bedrag van f 0,2 miljoen besteed. In het door de commissie uit te voeren programma staan interventies ter vermindering van SEGV centraal. De nadruk ligt op een goede gestandaardiseerde evaluatie van deze interventies. Inmiddels zijn in dit kader 12 projecten van start gegaan. De resultaten van de meeste evaluaties worden vanaf de tweede helft van 1999 verwacht.
Een bedrag van f 77,2 miljoen ging vanuit dit onderdeel naar Zorg Onderzoek Nederland voor uitvoering van ZON-programma’s op het gebied van zorg, preventie, verslaving, sociaal-medische begeleiding, patiënten/consumentenbeleid en evaluatie regelgeving. Het programma Sociaal-economische gezondheidsverschillen heeft drie hoofdfuncties: het systematisch ervaring opdoen met interventies gericht op het terugdringen van SEGV, het monitoren van de ontwikkeling van SEGV en het verder vergroten van de kennis met betrekking tot de achtergronden van SEGV. In 1998 zijn 12 projecten in uitvoering genomen. Doel van het programma Sociaal-medische begeleiding is om ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid terug te dringen. Het programma wil een stimulans geven aan de samenwerking tussen de curatieve- en sociaalgeneeskundige sector. Het programma was in 1998 in uitvoering. Het programma Informatietechnologie gaat het om mogelijkheden om het zorgbeleid van de overheid te ondersteunen of te versterken. Vooral de ontwikkeling en toepassing van gemeenschappelijk te gebruiken elektronische patiëntendossiers staat op de voorgrond. In 1998 is de uitvoering van het programma van start gegaan. Met het programma Gezondheidszorgonderzoek wordt beoogd een stimulering te geven aan de wetenschappelijke onderbouwing van het beleid over actuele problemen in de gezondheidszorg en tevens een structurele versterking te bevorderen van de kwaliteit van het onderzoek op dit terrein. Het programma bestaat uit een groot aantal deelprogramma’s. Het deelprogramma structurering en zorgvernieuwing in de GGZ houdt zich bezig met het faciliteren en evalueren van de vermaatschappelijking van de GGZ. Het programma is in juli 1998 goedgekeurd en is thans in uitvoering. Het deelprogramma transmurale zorg wil via onderzoek, projecten en experimenten, ontwikkelingen stimuleren en evalueren die beogen de samenhang in het zorg-continuüm te bevorderen en te versterken. Het programmavoorstel voor de tweede fase is in november 1998 goedgekeurd; in deze fase staat het stimuleren van innovatief-wetenschappelijk onderzoek minder op de voorgrond, daar dit in de eerste fase voldoende aan bod is gekomen. Het doel van het deelprogramma palliatieve terminale zorg is om zoveel mogelijk binnen de kaders van het huidige zorgstelsel de verbetering ten behoeve van de palliatieve zorg aan terminale patiënten aan te brengen. Voor de derde fase van het programma (ontwikkel- en implementatiedeel) heeft ZON in september 1998 een voorstel gedaan. Integratie in de samenleving en een maximale keuzevrijheid zijn sleutelbegrippen bij het deelprogramma Innovatieve zorg voor gehandicapten. Het programmavoorstel is in 1998 door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport goedgekeurd. Bij het programma deelprogramma Verdelingsvraagstukkken is prioriteit bouwstenen aan te leveren voor de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van beleid gericht op het terugdringen van lange wachttijden in de curatieve zorg inclusief GGZ. Het deelprogramma is medio 1998 van start gegaan. Doel van het deelprogramma Wetenschappelijke kwaliteit is middels een aantal stimuleringsactiviteiten de wetenschappelijke kwaliteit van het gezondheidsonderzoek in Nederland bevorderen. Het programma was in 1998 in uitvoering.
Het programma Ouderenzorg valt uiteen in drie onderdelen: onderzoek naar de effectiviteit van geriatrische interventies, verbetering van de afstemming tussen ouderenzorg en GGZ met betrekking tot ouderen met psychiatrische problematiek, bevordering van de kwaliteit van het verpleeghuisonderzoek. Voor ouderenpsychiatrie is in 1998 een voorstel tot stand gekomen, voorstellen op de andere onderdelen zijn in voorbereiding.
Het programma doelmatigheid ambulante psychotherapie moet meer inzicht geven in de feitelijke situatie en de (kosten)effectiviteit van (verschillende vormen) van ambulante psychotherapie. Daarnaast wordt gewerkt aan verdere ontwikkeling en toetsing van doelmatige organisatie-, beheersings- en besturingsvormen voor ambulante psychotherapie. Het programma is thans in uitvoering: er is een aanvang gemaakt met een inventarisatiestudie; deze is begin 1999 afgerond. Eind 1998 heeft verder de finale beoordeling plaatsgevonden van de ingediende kosteneffectiviteitsstudies.
Met het programma doelmatigheid orthopedische zorg moet de orthopedische beroepsgroep instrumenten krijgen. De voorbereiding van de projecten in het kader van de tweede fase is inmiddels vergevorderd. Het programma doelmatigheid thuiszorg bevat twee stappen: uitvoeren van een benchmarkonderzoek naar de doelmatigheid en kwaliteit van thuiszorginstellingen en ontwikkelen van een plan van aanpak voor het stimuleringsprogramma, waarmee onder meer instellingen die achterblijven in staat worden gesteld zich zodanig te ontwikkelen dat ze ook aan de gestelde normen kunnen voldoen. In 1998 vonden activiteiten plaats in het kader van het benchmarkonderzoek.
Het programma Kwaliteit paramedische zorg is erop gericht te realiseren dat de paramedische beroepsgroepen na afloop van de programmaperiode participeren in de ontwikkeling van ketenkwaliteit, transmurale zorg en het ziekenhuisnieuwe-stijl. Het programma is in juni 1998 goedgekeurd en is inmiddels in uitvoering.
Doel van het programma Kwaliteitsbeleid medische zorg is het verhogen van de kwaliteit en doelmatigheid van het medisch handelen door huisartsen. Het accent ligt op integrale kwaliteit waarbij rekening gehouden wordt met doelmatigheid, kosteneffectiviteit, ketenkwaliteit en diversiteit binnen de zorgvraag in samenhang met overige relevante beleidsontwikkelingen. Het programma is in uitvoering. Binnen het programma Kwaliteit van zorg in de GGZ wordt aandacht besteed aan het ontwikkelen, evalueren en implementeren van kwaliteitsinstrumenten en fnormen via deelprojecten, waarbij sterk wordt aangeleund tegen de praktijk van alledag. Het programma is in 1998 goedgekeurd en is inmiddels in uitvoering.
Bevorderen dat voor de diverse doelgroepen een adequaat hulpaanbod op het terrein van de maatschappelijke dienstverlening wordt gerealiseerd, is het doel van het programma Kwaliteit algemeen en categoraal maatschappelijk werk en overige maatschappelijke dienstverlening. Daarbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de reguliere zorg. Medio 1998 is in het kader van het programma gestart met een aantal concrete activiteiten.
ZON-activiteiten ten aanzien van zorginnovatie voor bijzondere doelgroepen betreffen de volgende onderdelen: vrouwenhulpverlening, bestrijding seksueel geweld, seksualiteitshulpverlening, gezondheidszorg en etnische minderheden, en slachtofferhulp. Voor bestrijding sexueel geweld en seksualiteitshulpverlening zijn inmiddels twee deelprogramma’s in werking getreden. Op andere terreinen zijn activiteiten in voorbereiding.
Het programma Revalidatie-onderzoek kent de volgende hoofdthema’s: herstel van loopvaardigheid na een cerebro vasculair accident (CVA), functionele prognose, mobiliteitsherstel in de behandeling van mensen met een dwarslaesie, chronische lage rugpijn: preventie en reïntegratie, revalidatietechnische hulpmiddelen, cognitieve revalidatie, kinder-revalidatie, en revalidatie voor ouderen. Het programma is in nauwe samenwerking met het Gebiedsbestuur Medische Wetenschappen bij NWO ontwikkeld. Het programma is in juli 1998 goedgekeurd en is momenteel in uitvoering. Het programma Verslaving vereist eveneens een nauwe samenwerking tussen ZON en NWO; laatstgenoemde organisatie ontvangt voor dit programma middelen van het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen. Het is de bedoeling van het programma om gebruik en gebruikers van schadelijke middelen in kaart te brengen en effectieve interventies te ontwikkelen om het gebruik en de schadelijke gevolgen daarvan te beperken. Het programma is in 1998 goedgekeurd en van start gegaan.
Versterking van preventie draagt bij aan de algemene doelstellingen van het gezondheidsbeleid: verlenging van de gezonde levensverwachting, terugdringen van vermijdbare sterfte en verbeteren van de kwaliteit van leven van mensen met een langdurige ziekte of handicap. Het programma Preventie bestaat uit vier deelprogramma’s: innovatief preventieonder-zoek, effectiviteits- en doelmatigheidsonderzoek, onderzoek implementatieaspecten, en uitvoeringsprojecten, waaronder landelijke voorlichtingscampagnes. Alle deelprogramma’s zijn operationeel. Eind juli 1998 is de tweede ronde opengesteld voor vooraanmelding van projecten voor de deelprogramma’s 1 t/m 3. Deelprogramma 4 is in mei 1998 opengesteld voor de vooraanmelding.
Verwant met dit programma is het programma Preventie van klachten aan het bewegingsapparaat. Binnen het programma ligt het accent zowel op het stimuleren van de toepassing van praktische instrumenten als op de evaluatie van de effecten hiervan. Een belangrijke functie van het programma is het overdragen van kennis die beschikbaar komt over de voorwaarden voor doeltreffende interventies. Het programma is in 1998
goedgekeurd en is thans in uitvoering. Bij de uitvoering van het programma werkt ZON nauw samen met de NCCZ. Een nieuwe opdracht is aan ZON verleend op het gebied van chronisch zieken. In de afgelopen acht jaar is specifiek beleid gevoerd voor mensen met een chronische aandoening om hun achterstand in zorg en maatschappelijke positie te verkleinen cq. op te heffen. De Nationale Commissie Chronisch Zieken (NCCZ) was daarbij een belangrijk beleidsinstrument. Deze commissie wordt in 1999 opgeheven. Met een ZON-programma wordt beoogd om verdere verbetering van de zorg van mensen met een chronische aandoening en de opheffing van hun maatschappelijke achterstand gestalte te geven en te realiseren. In 1998 is gestart met de voorbereiding van een programma en de analyse van de activiteiten van de NCCZ. De resultaten hiervan zullen begin 1999 beschikbaar komen.
Het programma patiënten/consumenten heeft als doel het realiseren van een meer centrale positie van de patiënt/consument in het beleid en de uitvoering van zorg en zekerheid. ZON heeft de Minister eind 1998 een programmavoorstel voorgelegd.
De opdracht aan ZON betreffende betrokkenheid van cliënten in de GGZ betreft enerzijds het nagaan hoe de regionale infrastructuur van cliëntenen familieorganisaties kan worden versterkt en anderzijds de ontwikkeling van inhoudelijke ondersteuning hierop. Het programma is goedgekeurd en een plan van aanpak is vastgesteld.
Het oogmerk van het programma Informatie op koers is het verbeteren van de informatievoorziening aan individuele patiënten/consumenten en patiënten/consumentenorganisaties, door zoveel mogelijk te streven naar brede ondersteuning, verspreiding en invoering van reeds bestaande producten voor voorlichting en informatieverstrekking. De wensen van patiënten/consumenten zijn hierbij uitgangspunt. Eind 1998 zijn de eerste projectvoorstellen gehonoreerd in het kader van het programma. Tenslotte heeft ZON de opdracht zich bezig te houden met de evaluatie van een aantal wetten: de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO), de Wet klachtrecht cliënten zorgsector en de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen. Met de evaluatie van de Wet klachtrecht is in 1998 een start gemaakt.
In 1998 is door ZON ruime aandacht besteed aan de wijze waarop implementatie van projecten, experimenten en onderzoek kan worden bewerkstelligd. Een vierjarig programma gericht op implementatie ging in 1998 van start. Daarnaast werd in 1998 ook de samenwerking tussen ZON en het gebiedsbestuur Medische Wetenschappen van NWO geïntensiveerd. Omtrent de in 1997 door ZON en NWO gestarte evaluatie van de samenwerking werd aan de Ministers van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen en Volksgezondheid, Welzijn en Sport verslag uitgebracht.
Voor de ondersteuning van patiënten/consumentenorganisaties bij belangenbehartiging, voorlichting en lotgenotencontact zijn in 1998 extra middelen ingezet. De Stichting Patiëntenfonds ontving voor deze taak in 1998 een bedrag van circa f 21 miljoen; daarvan werd vanuit dit artikel een bedrag van f 3,5 miljoen gesubsidieerd.
Uit dit onderdeel zijn voorts uitgaven gedaan ten behoeve van de klachtopvang (f 0,7 miljoen) en de ontwikkeling van een kwaliteitsinstrumentarium vanuit het perspectief van de gebruiker van zorg. Daarnaast werd ten laste van dit onderdeel in 1998 een experiment met een geschillencommissie voor ziekenhuizen voortgezet.
Uit dit onderdeel is in 1998 ook het onderzoeks- en ontwikkelingsbudget van de Stichting Aidsfonds bekostigd (f 6,7 miljoen). Voor wat betreft het onderzoek wordt het Aidsfonds bijgestaan door de Programma coördinatie commissie Aids-onderzoek.
De Stichting Fonds Chronisch Zieken ontving ten laste van dit onderdeel in 1998 f 5,1 miljoen als ontwikkelingsbudget ter besteding aan projecten, experimenten en onderzoek. Ook werden uit dit onderdeel de coördinatiecentra chronisch zieken gefinancierd met een bedrag van f 2,0 miljoen. Het experiment coördinatiecentra loopt in 1999 ten einde. In dat kader wordt het experiment geëvalueerd. De resultaten daarvan zullen de bouwstenen vormen voor het vervolgbeleid in deze. Aangezien de resultaten van deze evaluatie in 1998, tegen verwachting in, nog niet beschikbaar waren kon geen vervolgbeleid worden ingezet, wat heeft geleid tot onderbesteding op dit onderdeel. De ontwikkeling in de richting van integratie in de reguliere zorg is in 1998 voortgezet. Ten laste van dit onderdeel werden voorts enkele kleinere uitgaven gedaan inzake het chronisch ziekenbeleid.
Verder is een deel van het budget op dit onderdeel besteed aan onderzoeksprogramma’s van het Gebiedsbestuur Medische Wetenschappen van NWO. Het programma Chronisch zieken, waarin onderdeel uitmaakt het onderzoek naar arbeidsgebonden problematiek, werd in 1998 voortgezet. Hiervoor was in 1998 een bedrag van f 6,9 miljoen beschikbaar. Het programma Verantwoorde Voeding is in 1998 niet van start gegaan. Het algemeen bestuur van NWO heeft het definitieve programmavoorstel voor het stimuleringsprogramma Verantwoorde Voeding pas op 2 december 1998 aanvaard. Deze vertraging wordt veroorzaakt door de complexe situatie in Nederland inzake het brede terrein en het grote aantal initiatieven op het gebied van voedingsonderzoek ( onder andere Wageningen Food Center). Afstemming tussen NWO en de verschillende onderzoeken heeft extra tijd gevergd. Het programma schuift nu één jaar op.
Ten laste van dit onderdeel komt tenslotte het ontwikkelingsbudget van het Landelijk Centrum Verpleging en Verzorging. In 1998 is dit budget met f 0,5 miljoen gestegen tot f 5,7 miljoen Daarnaast wordt een bedrag van f 0,3 miljoen uitgetrokken voor de ondersteuning van de beroepsvereniging STING.
Artikel : U2503 Rijksbijdragen volksgezondheid
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998
(1)
(2)
(3)= (2)-(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Verplichtin- |
Uitgaven |
Verplichtin- |
Uitgaven |
Verplichtin- |
Uitgaven |
||
gen |
gen |
gen |
|||||
Artikel |
Omschrijving |
||||||
Artikelonderdeel |
|||||||
U2503 |
Rijksbijdragen volksgezond- |
||||||
heid |
6 965 286 |
6 965 287 |
7 063 142 |
7 087 934 |
97 856 |
122 647 |
|
U2503/01 |
Rijksbijdragen ziektekosten |
6 317 477 |
6 317 477 |
6 551 168 |
6 551 168 |
233 691 |
233 691 |
U2503/02 |
Arbeidsmarktbeleid |
93 826 |
93 827 |
74 212 |
97 899 |
|
4 072 |
U2503/03 |
Extra banen zorgsector |
553 983 |
553 983 |
437 763 |
438 868 |
|
|
25.03 Onderdeel 01 Rijksbijdragen ziektekosten
De rijksbijdragen ziektekosten zijn bijdragen van het Rijk in de financiering van de ziektekosten c.q. het Budgettair kader zorg. De rijksbijdragen vormen met de premies en de eigen bijdragen de financieringsbron voor dit uitgavenkader. De rijksbijdragen fungeren tevens als intermediair tussen begrotings- en premie-financiering. Dit houdt bijvoorbeeld in dat overgang van bepaalde zorgvormen van de wettelijke sociale ziektekostenverzekeringen naar de rijksbegroting, of omgekeerd, budgettair neutraal wordt afgedekt door middel van een bijbehorende verlaging of verhoging van de rijksbijdrage (ZFW of AWBZ) voor het bedrag dat met de financiering van de betreffende zorgvorm is gemoeid.
De verplichtingen en uitgaven 1998 hebben betrekking op de bijdrage die het Rijk heeft verleend aan:
– de Algemene Kas van de ziekenfondsverzekering f 6 287,0 miljoen;
– het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten f 252,4 miljoen.
Voorts is aan de Ziekenfondsraad een bedrag van f 11,7 miljoen verstrekt als bijdrage voor de abortushulpverlening. Dit bedrag is conform de wettelijke bepalingen inclusief afrekeningen van voorgaande jaren.
De grootste mutaties ten opzichte van de ontwerpbegroting voor de rijksbijdrage ziekenfondsverzekering zijn:
– de verschuiving vanuit de AWBZ van kosten ambulance enoverig ziekenvervoer f474,8 miljoen;
– OVA-bijstelling (2e Suppletore wet) f115,9 miljoen;
– Prijsbijstelling (2e Suppletore wet) f 25,4 miljoen;
– Fysiotherapie (1e Suppletore wet) f 32,0 miljoen.
Bij de rijksbijdrage AFBZ zijn de belangrijkste mutaties:
– de verschuiving naar de rijksbijdrage ziekenfondsverzekering van kosten ambulance en overig vervoer -/- f 474,8 miljoen; – overheveling medische vervolgopleidingen -/- – 79,4 miljoen;
– verzorgingshuizen (motie9) – 45,0 miljoen;
– geestelijke gezondheidszorg (motie 18) – 35,0 miljoen;
– problematiek zorg 1998 (1e Suppletore wet) – 26,6 miljoen;
– terug ontvangen reserves verzorgingshuizen – 27,0 miljoen;
– meevallers PGB’s (1e Suppletore wet) -/- – 25,0 miljoen.
25.03 Onderdeel 02 Arbeidsmarktbeleid
Dit onderdeel heeft grotendeels betrekking op de bijdragen aan door sociale partners opgerichte sectorfondsen voor vernieuwende activiteiten op het brede terrein van arbeidsmarkt- en werkgelegenheidsbeleid (f 96,6 miljoen). De activiteiten van de sectorfondsen richten zich ondermeer op behoud en doorstroom van personeel, verbetering van arbeidsomstandigheden, reductie van het ziekteverzuim, stimulering kinderopvang, scholing zittend personeel, instroom van doelgroepen en regionale personeelsplanning.
Daarnaast voert de Organisatie Strategisch Arbeidsmarkt onderzoek (OSA) het meerjarig Onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorgsector (OAZ) uit (f 1,0 miljoen).
Een van de onderdelen van het OAZ is het zogenoemde Integrerend OSA-Rapport. Dit rapport is op 13 november jl. aan de Tweede Kamer aangeboden (Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 24 171, nr. 9). Voornoemd rapport is een jaarlijkse publicatie die zowel de in het OAZ als daarbuiten gedane onderzoeken integreert en daarmee een beeld geeft van de kennis, ontwikkelingen en samenhangen op de arbeidsmarkt van de sectoren zorg en daaraan gerelateerd welzijn. Ook hebben sociale partners het initiatief genomen tot de voorbereidingen van een beeldvormingscampagne met als doel de beeldvorming over (het werken) in de zorgsector positief te beïnvloeden (f 0,15 miljoen).
In februari 1999 vindt de massamediale aftrap van de beeldvormingscampagne plaats.
Voorts is nog een éénmalige bijdrage verstrekt voor een onderzoek naar de herstructurering van het loon-/functiegebouw in de sector jeugdhulpverlening (f 0,1 miljoen).
25.03 Onderdeel 03 Extra banen zorgsector
Dit onderdeel betreft bestedingen die samenhangen met de uitvoering van de regeling Extra arbeidsplaatsen zorgsector voor langdurig werklozen (f 438,9 miljoen). Deze regeling wordt uitgevoerd door de uitvoeringsorganen Centraal Orgaan Tarieven Gezondheidszorg/ Ziekenfondsraad en de sectorfondsen Arbeidsmarkt-, Werkgelegenheids-en Opleidingsfonds voor de sector zorg en welzijn (AWO) en Arbeidsmarkt-, Werkgelegenheids- en Opleidingsfonds Bejaardenoorden (AWOB).
De bezetting van arbeidsplaatsen in het kader van de regeling door instellingen in de zorgsector neemt gestaag toe; per 1 januari 1999 waren 10 587 arbeidsplaatsen bezet (zie de tabel met kengetallen). Om deze bezetting te versnellen, hebben de gezamenlijke werkgevers in 1997 een plan (Operatie Kangoeroe) opgesteld. Belangrijk element van dit plan zijn de regionale regiepunten, waarin alle betrokkenen samenwerken. Inmiddels zijn 20 regiepunten operationeel en is er sprake van een landelijke dekking.
Over de toewijzing en bezetting van de extra arbeidsplaatsen wordt gerapporteerd door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De laatste rapportage dateert van 7 oktober 1998 (Tweede Kamer vergaderjaar 1998–1999, 21 062/ 23 972, nr. 69 ).
Tabel : Realisatie Extra arbeidsplaatsen zorgsector (cumulatief)
1995 1996 1997* 1998
Toegewezen arbeidsplaatsen 6938 12831 12921 13994**
Bezette arbeidsplaatsen 3266 6690 8457 10587
-
*Stand 1-1-1998: met ingang van het vierde kwartaal 1997 worden de bezettingscijfers gerapporteerd op de eerste dag van de maand volgend op het betreffende kwartaal.
** Het macrokader voor de zorg bedraagt 13 830. Vooruitlopend op de te verwachten vrijval als gevolg van niet-bezetting binnen 12 maanden is dit macrokader tijdelijk overschreden.
Gelet op de ontwikkelingen van het aantal toegewezen en bezette arbeidsplaatsen is het oorspronkelijke macrokader van 20 000 structurele arbeidsplaatsen over de periode 1995–1998 verlaagd tot 13 830. Hoewel de bezetting van de arbeidsplaatsen gestaag toeneemt, zijn de werkelijke uitgaven in 1998 f 115 miljoen lager dan geraamd. Hiervan is f 64 miljoen bij 1e Suppletore wet overgeheveld naar het voormalig Ministerie van Binnenlandse Zaken ten behoeve van de totstandkoming van arbeidsplaatsen in de gemeentelijke sectoren.
Artikel : U2504 Garantie van rente en aflossing van leningen volksgezondheid
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998
(1)
(2)
(3)= (2)-(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Verplichtin- Uitgaven Verplichtin- gen gen
Uitgaven Verplichtingen
Uitgaven
Artikel
Artikelonderdeel
U2504
U2504/00
Omschrijving
Garantie van rente en aflossing van leningen volksgezondheid
Garantie van rente en aflossing van leningen volksgezondheid
30 000
30 000
30 000
30 000
25.04 Onderdeel 00 Garantie van rente en aflossing van leningen volksgezondheid
De geraamde verplichtingen hebben betrekking op te verlenen garanties op aangegane geldleningen ten behoeve van renovatie of nieuwbouw van inrichtingen voor gezondheidszorg. In het kader van de Garantielening
1958 worden nog af en toe geldleningen aangegaan waarvoor in het verleden toestemming is gegeven.
Het verschil met de raming is het gevolg van het feit dat de instellingen in principe vrij zijn of en wanneer zij tot consolidatie willen overgaan.
Dat maakt het opstellen van een goede raming voor een bepaald jaar erg moeilijk.
Artikel : U2601 Personeel en materieel Inspectie gezondheidsbescherming
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998 |
||||||||
(1) |
(2) |
(3)= (2)-(1) |
||||||
Oorspronkelijk vastge- |
Realisatie |
Verschil realisatie |
en |
|||||
stelde begroting |
oorspronkelijk vastgestelde |
|||||||
begroting |
||||||||
Verplichtin- |
Uitgaven |
Verplichtin- |
Uitgaven |
Verplichtin- |
Uitgaven |
|||
gen |
gen |
gen |
||||||
Artikel |
Omschrijving |
|||||||
Artikelonderdeel |
||||||||
U2601 |
Personeel en materieel Inspectie gezondheids- |
|||||||
bescherming |
109 987 |
109 987 |
108 312 |
106 547 |
|
-3 440 |
||
U2601/01 |
Regulier personeel |
71 183 |
71 183 |
71 528 |
71 528 |
345 |
345 |
|
U2601/02 |
Overige personele uitgaven |
4 493 |
4 493 |
8 233 |
6 441 |
3 740 |
1 948 |
|
U2601/03 |
Post-actieven |
144 |
144 |
2 213 |
2 213 |
2 069 |
2 069 |
|
U2601/04 |
Materieel |
34 167 |
34 167 |
26 339 |
26 366 |
|
|
26.01 Onderdeel 01 Regulier personeel
Op dit artikelonderdeel zijn voornamelijk uitgaven verantwoord voor salarissen, toelagen en sociale lasten,waaronder Tegemoetkoming Ziektekosten Rijksambtenaren (TZR). Door het aanhouden van een groot vacaturebestand met het oog op de plaatsingsprocedure ten gevolge van de reorganisatie, zijn de uitgaven minder gestegen dan verwacht.
0
0
0
0
0
0
0
0
M&O beleid
De op dit artikelonderdeel verantwoorde toelagen voor tegemoetkoming ziektekosten rijksambtenaren (TZR) zijn gebaseerd op een M&O-gevoelige regeling, doordat de TZR wordt toegekend op basis van een verklaring van de belanghebbende. Het departementale controlebeleid bestaat uit het opvragen van bewijsstukken bij door personeelsleden doorgegeven wijzigingen.
Daarnaast is 10% van de personeelsleden (willekeurig geselecteerd) gecontroleerd aan de hand van opgevraagde bewijsstukken.
26.01 Onderdeel 02 Overige personele uitgaven
Op dit artikelonderdeel zijn voornamelijk uitgaven verantwoord voor vervangend en extern personeel (niet geraamd), beloningsdifferentiatie, verplaatsingskosten, werving en selectie, uitgaven voor kinderopvang en opleidingen, seminars e.d.
De hogere uitgaven worden onder meer veroorzaakt door een organisatie-breed opleidingstraject als onderdeel van het implementatieplan «IW&V reorganisatie», dit traject loopt door in 1999. Daarnaast zijn extra uitgaven gedaan voor het inhuren van personeel van derden teneinde in cruciale functies als hoofd P&O en hoofd I&A te kunnen voorzien.
26.01 Onderdeel 03 Post actieven
De gerealiseerde uitgaven zijn gestegen als gevolg van de uitstroom van tijdelijke medewerkers in de plaatsingsprocedure. De verwachting is dat deze trend zich in de komende jaren zal doorzetten. Ter financiering van de wachtgelduitgaven, zijn in de loop van het jaar extra gelden ter beschikking gesteld (f 2,9 miljoen) bij 1e Suppletore wet) als gevolg van een technische correctie op de boedelscheidingen tussen het kernministerie van VWS en de IW&V. Deze gelden zijn niet geheel gebruikt.
M&O beleid
Deze regelingen zijn M&O-gevoelig. De USZO is belast met de uitvoering van deze regelingen en het daarvoor geformuleerde controlebeleid. Voor een nadere uitleg wordt verwezen naar de toelichting van uitgavenartikel
2201.
26.01 Onderdeel 04 Materieel
De uitgaven hebben betrekking op werkplekautomatisering, analyse-apparatuur en dergelijke (totaal f 5,7 miljoen), onderzoek en PR (totaal f 1,5 miljoen) reis- en verblijfkosten, huisvestingskosten en dergelijke (totaal f 19,1 miljoen). In de uitgaven voor onderzoeken zijn ook bijdragen voor onderzoeken van onderzoeksinstellingen begrepen. Het betreft beleidsvoorbereidende onderzoeken in het kader van signaleringsadviestaken. De onderuitputting op dit onderdeel is te wijten aan budgetoverheveling: – voor de in het jaar 1999 en 2000 verwachte hogere uitgaven voor de fusie en reorganisatie van de IGB en de Veterinaire inspectie. – naar het ministerie van VROM voor de herhuisvesting van de nieuwe organisatie IW&V.
De budgetoverheveling is voor een derde deel gefinancieerd met de eindejaarsmarge uit 1997. Ultimo 1998 zijn ten behoeve van een goede taakvervulling in het begrotingsjaar 1999 uitgaven gedaan die in latere jaren waren geraamd.
Kengetallen
In 1996 is de eerste aanzet gegeven voor een ingrijpend reorganisatie- en fusieproces bij de IGB en de VI. Het aantal vestigingen is in 1998 teruggebracht van 18 tot 6. De doelstelling van het reorganisatieproces was te komen tot een organisatie die:
– optimaal invulling kan geven aan de missie: «de nieuwe gezondheidsbeschermingsinspectie geeft onafhankelijk invulling aan de gezondheids- en consumentenbescherming in de gehele productieketen van levensmiddelen en nonfoods, door het uitvoeren, toetsen en initiëren van beleid en het signaleren van bedreigingen»; – in kan spelen op de veranderende omgeving, de markt; – de resultaten van de uitgevoerde taken beter kan uitdragen; – beter antwoord kan geven op vragen over de staat van de volksgezondheid; – sterk en flexibel is, waarbij alle taken zijn geïntegreerd.
Per 1 september 1998 is de nieuwe Inspectie Gezondheidsbescherming, Waren en Veterinaire Zaken (Inspectie W&V) van start gegaan.
Voorheen waren al vier projecten opgestart voor:
– de ver- en nieuwbouw van diensten: 3 bestaande diensten
(Amsterdam, Groningen en Zutphen) worden verbouwd, op 2 nieuwe locaties (Zwijndrecht en Eindhoven) zullen nieuwe diensten gebouwd worden;
– het plaatsen van medewerkers in de nieuwe organisatie;
– het opzetten van nieuwe werkwijzen binnen de gewijzigde structuur van de organisatie, de logistiek m.b.t. verhuizingen, toekomstige investeringen, opzet laboratoria en buitendienst enz.;
– het opnieuw inrichten van het informatiesysteem, en het toepasbaar maken van dit systeem voor de nieuwe organisatie.
In het verslagjaar moest derhalve een balans gevonden worden tussen het in stand houden van de oude organisatie en het implementeren van de nieuwe. Een groot deel van de medewerkers heeft deelgenomen aan genoemde projecten voor de inrichting van de nieuwe organisatie. Een en ander heeft uiteraard gevolgen gehad voor de primaire taken van de dienst.
De twee belangrijkste taken van het Staatstoezicht (handhaving en signalering/advisering) liggen in elkaars verlengde.
Onder handhaving wordt verstaan het nagaan of een individueel bedrijf zich aan de wet houdt en het eventueel maatregelen nemen om dit te bevorderen of af te dwingen.
Signalering/advisering omvat het stellen van diagnoses (op grond van handhaving, surveillance en monitoring) en het aangeven van therapieën.
Een belangrijk deel van de aan genoemde taken gerelateerde activiteiten van de Inspectie W&V betreft het verrichten van inspecties bij bedrijven en het verrichten van chemisch en microbiologisch onderzoek. De aantallen door de IGB/IW&V uitgevoerde inspecties en monsteronder-zoeken in 1998 geven derhalve een indicatie van de door de IGB/IW&V geleverde prestaties.
In 1998 zijn de volgende accenten gelegd.
Handhaving
Al enige jaren is er sprake van een sterk stijgend aantal bedrijven en accentverschuivingen ten gunste van horeca en detailhandel.
In 1998 is het in 1997 ingezette beleid voortgezet: inspecties zijn voor een groot deel gericht geweest op het controleren van voedselveiligheids-systemen in horeca en ambachtelijke sector, en van HACCP-systemen in industriële bedrijven. Omdat per inspectie meer tijd aan controle wordt besteed is weliswaar het aantal inspecties gedaald maar het aantal aan controle bestede uren niet. De verwachting is dat de controle op voedsel-veiligheidssystemen de komende tijd zal toenemen. Binnen de handhaving is meer aandacht besteed aan productveiligheid. Het zogenaamde non-food onderdeel kreeg meer aandacht, zowel bij de inspectie- als bij de laboratoriumactiviteiten. In de nieuwe Inspectie zijn speciale non-food teams aangesteld en zijn twee Signaleringsafdelingen opgezet om dit onderzoeksterrein te bestrijken.
Signalering/advisering
Deze taak is in 1998 verder invulling gegeven doordat de 5 regionale diensten in de nieuwe organisatie alle een signaleringsafdeling kennen. Het inrichten van een expertisecenter, risico-inschatting en ontwikkelen van methoden zijn taken van de nieuwe afdeling ter ondersteuning van de handhaving. Het microbiologisch onderzoek zal ten opzichte van het chemisch onderzoek binnen de signalering toenemen. Projecten zijn gestart om geschikte handhavingsmethoden te ontwikkelen.
Tabel I: Onderbouwing Regulier personeel
Raming |
Realisatie |
Raming |
Realisatie |
|
1997 |
1997 |
1998 |
1998 |
|
Gemiddelde bezetting in |
||||
fte’s |
864.5 |
879 |
867 |
792.9 |
Gemiddelde prijs per fte |
83 986 |
81 228 |
82 103 |
90 210 |
Toegelicht begrotingsbedrag |
72 606 |
71 400 |
71 183 |
71 527 |
(Bedragen per fte in guldens, overige bedragen x f 1000,-)
De hogere middelsom wordt ondermeer veroorzaakt doordat de contracten met tijdelijke arbeidskrachten met een lage middelsom in de loop van het jaar niet meer zijn verlengd. Daarnaast zijn door de fusie met de VHI arbeidsplaatsen met een relatief hoge middelsom overgekomen.
Tabel II: Onderbouwing Materiele uitgaven
Raming |
Realisatie |
Raming |
Realisatie |
|
1997 |
1997 |
1998 |
1998 |
|
Gemiddelde bezetting in |
||||
fte’s |
864.5 |
879 |
867 |
792.9 |
Gemiddelde prijs per fte |
32 505 |
28 976 |
31 911 |
33 250 |
Toegelicht begrotingsbedrag |
27 841 |
25 470 |
27 667 |
26 364 |
(Bedragen per fte in guldens, overige bedragen x f 1000,-)
Tabel III: Prestatiegegevens en kwaliteitskengetalen «bezoekcategorie»
Raming |
Gecorri- |
Realisatie |
Realisatie |
Afwij- |
Aantal |
Aantal |
|
1998 |
geerde |
1998 |
uitgedrukt |
kende |
Schrifte- |
processen- |
|
raming |
in % van |
bezoeken |
lijke |
verbalen |
|||
1998 |
totaal |
waarschuwingen |
|||||
Verkoopplaatsen |
30,639 |
30,639 |
28 610 |
24,2% |
2 605 |
2164 |
415 |
Amb. Bedrijven |
23,095 |
23,095 |
20 382 |
17,2% |
2 153 |
1872 |
267 |
Horeca |
62,560 |
58,183 |
49 706 |
42,0% |
8 143 |
7417 |
685 |
Instellingen |
4,377 |
3 361 |
2,8% |
472 |
434 |
35 |
|
Fabrieken |
5,028 |
5,028 |
4 729 |
4,0% |
264 |
211 |
47 |
Opslagplaatsen |
5,324 |
5,324 |
4 814 |
4,1% |
195 |
151 |
37 |
Overige inspecties |
5,931 |
5,931 |
6 736 |
5,7% |
127 |
97 |
16 |
Totaal |
132 577 |
132,577 |
118 338 |
100,0% |
13 959 |
12 346 |
1 502 |
Tabel IV: Prestatiegegevens en kwaliteitskengetallen «monsters»
Aantal |
Afwij- |
Aantal |
Aantal |
monsters |
kende |
schrifte- |
processen |
monsters |
lijke waarschuwingen |
verbaal |
Realisatie Raming
107 291 212 644
10 369
5 856
2 439
Tabel V en VI:
Het is ook dit jaar onmogelijk gebleken de gerealiseerde inspectie uren, materiële kosten van inspecties, monster onderzoeken en dergelijke beschikbaar te krijgen omdat de planning en control cyclus nog niet aansluit bij de begroting cyclus (ten gevolge van nacalculaties van out put gestuurde budgetten).
Artikel : U2701 Personeel en materieel RIVM
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998
(1)
(2)
(3)= (2)-(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Verplichtingen
Uitgaven
Verplichtingen
Uitgaven Verplichtingen
Uitgaven
Artikel |
Omschrijving |
Artikelonderdeel |
|
U2701 |
Personeel en materieel |
RIVM |
|
U2701/01 |
Regulier personeel |
U2701/02 |
Overige personele uitgaven |
U2701/03 |
Post-actieven |
U2701/04 |
Personeel ten laste van |
derden |
|
U2701/05 |
Materieel |
U2701/06 |
Nationaal Onderzoeks- |
programma Luchtverontrei- |
|
niningen Klimaat- |
|
verandering |
255 984 |
261 842 |
308 353 |
281 866 |
52 369 |
124 706 |
124 706 |
125 609 |
125 609 |
903 |
3 434 |
3 434 |
12 546 |
12 546 |
9 112 |
6 754 |
6 754 |
4 286 |
4 286 |
|
10 000 |
10 000 |
7 844 |
7 844 |
|
109 870 |
110 528 |
153 681 |
123 932 |
43 811 |
1 220
6 420
4 389
7 652
3 169
20 024
903 9 112
-
-2 468
-
-2 156 13 404
1 232
Algemeen beleid
Aan de verbeteringen van de interne beheersorganisatie is in 1998 veel aandacht besteed. De rapportage van de AD is vertaald in een actieprogramma gericht op het (structureel) oplossen van door de AD gesignaleerde tekortkomingen. De meeste acties konden in 1998 succesvol worden afgerond.
Medio het jaar is een tussentijdse «jaarafsluiting» uitgevoerd om na te gaan of de benodigde informatievoorziening voor de AD na de doorgevoerde maatregelen nu wel juist en volledig kon worden opgeleverd. Deze actie heeft ertoe bijgedragen dat de informatievoorziening aan de AD bij de afsluiting 1998 soepel is verlopen.
Aan de door de AD gewenste verheldering van de verantwoordelijkheidstoedeling wordt m.n. vorm en inhoud gegeven door het herijken van de vastlegging van taken/verantwoordelijkheden/bevoegdheden. Deze herijking is een bouwsteen bij de actualisering van de Administratieve Organisatie die in 1999 wordt afgerond.
Vacature-vervulling, interne personele verschuivingen en het inzetten van ingehuurde externe financieel-administratieve capaciteit hebben bijgedragen aan de noodzakelijke vakinhoudelijke versterking van de Management Informatie Dienst.
Het RIVM zal ervoor zorgdragen dat de in 1998 gerealiseerde verbeteringen van het financieel beheer zullen worden ingebed in de bestaande organisatie.
De kracht van het RIVM is gelegen in de combinatie van vele expertises, zowel op het gebied van laboratoriumonderzoek als integratie van gegevens uit verschillende bronnen. Met name de integratieve rapportages van het RIVM genereren beleidsinformatie, die direct in de beleidscylus van de betrokken departementen wordt gebruikt. Nadat in 1997 een groot aantal integrale rapportages tot stand was gekomen, is 1998 vooral benut voor evaluatie en voorbereiding van de nieuwe cyclus van zowel de Volksgezondheid Toekomstverkenningen (VTV) , de Milieuverkenning als de Natuurverkenning. Daarnaast zijn de jaarlijkse Milieu- en Natuurbalans uitgebracht. Nieuw is het uitbrengen van een Leefomgevingsbalans aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
In 1998 is gestart met een versterking van de beleidsondersteunende activiteiten voor het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport door een Centrum voor Zorgonderzoek voor te bereiden. Een verdere verbreding van het VTV-document naar het zorgsysteem wordt hiermee mogelijk.
Daarnaast is in samenwerking met vele andere onderzoeksinstituten samengewerkt in complexe projecten, zoals de Schiphol-discussie, de Bijlmerramp en Interdepartementale Commissie voor het Economisch Structuurbeleid (ICES).
Kengetallen
Het RIVM is een kenniscentrum ten dienste van het beleid en het toezicht van de rijksoverheid. Dit betekent dat het instituut zijn producten (informatie, adviezen, meetgegevens, rapporten, publicaties, vaccins) primair ter beschikking stelt voor de ondersteuning en uitvoering van het overheidsbeleid voor de volksgezondheid, het milieu en de natuur. Daarnaast verricht het RIVM taken die bij of krachtens wetten zijn opgedragen, waaronder werkzaamheden voor de levering van vaccins, of die in opdracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport worden uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld informatieverstrekking aan werkers in de gezondheidszorg. Uit de door het RIVM verrichte werkzaamheden is een selectie gemaakt naar het aantal geproduceerde rapporten en publicaties op het gebied van volksgezondheid en milieu.
Tabel I: Overzicht productie van publicaties en rapporten
Publicaties Rapporten
547 330
544 350
636 258
511 253
27.01 Onderdeel 01 Regulier Personeel:
Op dit artikelonderdeel zijn voornamelijk uitgaven verantwoord voor salarissen, toelagen, ouderschapsverlof en sociale lasten. De gemiddelde bezetting op regulier actief personeel in 1998 bedraagt 1353,02 fte op een formatie van 1363,8 fte’s.
De realisatie eindigt een fractie boven de ontwerp-begroting door: – niet geraamde uitgaven voor extra werkzaamheden in opdracht van de Ministeries van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport; – de algemene stijging van de loonkosten op grond van de wijziging in de arbeidsvoorwaarden volgens het CAO-accoord Rijk 1997–1998 – meer vacatures dan bij het opstellen van de raming is voorzien; hiervoor is vervangend en extern personeel ingehuurd waarvan de kosten zijn verantwoord onder het artikelonderdeel Overige personele uitgaven.
M&O beleid
De op dit artikelonderdeel verantwoorde toelagen voor Tegemoetkoming Ziektekosten Rijksambtenaren (TZR) zijn gebaseerd op een M&O-gevoe-lige regeling. De TZR wordt toegekend op basis van een verklaring van de belanghebbende. Het departementale controlebeleid bestaat uit het opvragen van bewijsstukken bij door personeelsleden doorgegeven wijzigingen. Daarnaast is 10% van de personeelsleden (willekeurig geselecteerd) gecontroleerd aan de hand van opgevraagde bewijsstukken.
Kengetallen
In onderstaande tabel zijn voor 1998 de toegestane en de werkelijke bezetting en de gemiddelde gemiddelde prijs per fte weergegeven. Voor 1999 is op basis van het beschikbare budget en de toegestane begrotingssterkte de gemiddelde prijs per fte vermeld. De stijging van de gemiddelde prijs per fte wordt grotendeels veroorzaakt door de effecten van de CAO-onderhandelingen sector Rijk 1997–1998.
Tabel II: Onderbouwing Regulier personeel
Raming 1998
Realisatie 1998
Raming 1999
Bezetting in fte’s |
1 364 |
1 353 |
1 364 |
Gemiddelde prijs per fte ( in |
|||
guldens) |
91 427 |
92 835 |
92 853 |
Toegelicht bedrag (x f 1 000,00) |
124 706 |
125 609 |
126 652 |
1995
1996
1997
1998
Tabel III: Inzet van het aantal fte’s en de (directe) kosten per Meerjaren-ActiviteitenProgramma voor 1998
Activiteiten
Planning 1998
Realisatie 1998
Capaciteit |
Kosten |
Capaciteit |
Kosten |
|
in fte’s |
(x f 1 miljoen) |
in fte’s |
(x f 1 miljoen) |
|
MAP Volksgezondheid |
||||
Advisering Risico-evaluatie |
24,9 |
25,2 |
||
Geneesmiddelen en |
||||
Medische hulpm |
52,6 |
57,1 |
||
Gezondheidsverkenningen |
22,0 |
21,6 |
||
Gezondheidszorgonderzoek |
11,4 |
12,0 |
||
Infectieziekten |
82,3 |
86,1 |
||
Milieu en Gezondheid |
17,9 |
16,8 |
||
Ontw.Method.Modell.Risico- |
||||
evaluatie |
18,4 |
18,8 |
||
Onderz Indicatoren en |
||||
determinanten |
20,6 |
22,4 |
||
Rijks vaccinatie Programma |
60,6 |
56,1 |
||
Vaccinontwikkeling |
36,5 |
35,8 |
||
Zoönosen en Voeding |
47,2 |
47,5 |
Totaal MAP VGZ
Map Milieu
Integratie en Bestuurszaken
Industrie, Bouw, Prod.
Consumenten
Afvalstoffen
Internationale Milieuzaken
Bodem
Drinkwater, Water en
Landbouw
Lucht en Energie
Geluid en Verkeer
Straling
Stoffen en Risico’s
Toezicht en Handhaving
394,4
70,3
4,4 10,0 11,3 36,4
52,1 76,1 8,6 12,7 66,4 30,2
36,1
399,3
61,1
4,4
9,4
10,2
36,2
49,7 83,9 9,5 17,9 67,9 33,3
37,1
Totaal MAP MILIEU
Map Directie-onderzoek Gezondheidstoestand/
378,5
34,6
383,5
35,4
Determinanten |
12,6 |
10,2 |
||
Infectieziektenbestrijding |
27,1 |
27,5 |
||
Milieu-infrastructuur |
15,1 |
10,1 |
||
Mens, Milieu en Omgeving |
11,6 |
6,7 |
||
Ontwik Verkenning. Milieu |
||||
en Natuur |
32,7 |
23,5 |
||
Stoffen en Risico’s |
48,1 |
44,6 |
||
Transitorium |
27,2 |
24,6 |
||
Vaccins |
25,4 |
29,2 |
||
Totaal MAP Directie- |
||||
onderzoek |
199,9 |
18,3 |
176,5 |
16,4 |
Totaal MAP’s VGZ, Milieu en |
||||
Directie-onderzoek |
972,7 |
88,9 |
959,3 |
89,1 |
In bovenstaande tabel is voor 1998 de capaciteitsinzet in fte’s per Meerjaren Activiteiten Programma (MAP) opgenomen, met een onderscheid naar planning en realisatie. De uitgaven zijn berekend door het aantal fte’s te vermenigvuldigen met de gemiddelde prijs per fte voor 1998 (begroting resp. realisatie) zoals vermeld in tabel II. Het verschil tussen het aantal fte’s, ingezet voor de MAP’s, en het totale aantal fte’s wordt verklaard door de staf- en facilitaire diensten en overig niet-MAP-gerelateerd personeel. Aangezien de activiteiten van het RIVM heterogeen van aard zijn en derhalve geen homogene eindproducten kennen, is de inzet van de capaciteit als indicator van de output van het RIVM opgevat.
Uit de tabel III blijkt dat de gerealiseerde capaciteitsinzet over 1998 in totaliteit iets lager ligt dan de geplande capaciteitsinzet, voornamelijk door vacatures. De vergelijking tussen de geplande en de gerealiseerde capaciteitsinzet per MAP leert dat de uitvoering van de MAP’s Volksgezondheid en Milieu méér capaciteit heeft gevraagd dan gepland. Dit komt door de prioriteit die gegeven wordt aan het voldoen aan de met de opdrachtgevers gemaakte afspraken voor de levering van afgesproken producten. Deze méérinzet is ten koste gegaan van de inzet op het MAP Directie-onderzoek waarin onderzoek is ondergebracht dat niet direct gerelateerd is aan actuele onderzoeksvragen van de opdrachtgevers. Deze verschuiving is overigens gelimiteerd om te voorkomen dat het RIVM op enig moment niet tijdig zou kunnen inspelen op dan manifest wordende onderzoeksbehoeften
27.01 Onderdeel 02 Overige personeels uitgaven
Op dit artikelonderdeel zijn de uitgaven verantwoord voor vervangend en extern personeel, beloningsdifferentiatie, verplaatsingskosten, kinderdagverblijf en opleidingen. De hogere realisatie op dit artikelonderdeel ten opzichte van de ontwerp-begroting wordt voornamelijk veroorzaakt door: – uitgaven voor opleidingen, kinderopvang en vervangend en extern personeel die in de ontwerp-begroting op andere artikelonderdelen geraamd waren; – hogere uitgaven voor de inhuur van vervangend en extern personeel dat nodig was voor het tijdelijk opvangen van vacatures en om regulier personeel te vervangen vanwege ouderschapsverlof; – hogere uitgaven voor beloningsdifferentiatie; – meer uitgaven op het OV-contract voor woon-werkverkeer doordat betaling voor het contractjaar 1999 in 1998 heeft plaatsgevonden.
27.01 Onderdeel 03 Post actieven
De uitgaven op dit artikelonderdeel zijn lager, omdat minder personeelsleden een beroep hebben gedaan op wachtgeldregelingen dan oorspronkelijk is geraamd. De hierdoor ontstane ruimte is incidenteel ingezet voor de bekostiging van actief personeel.
M&O beleid
De wachtgeldregelingen zijn M&O-gevoelig. De USZO is belast met de uitvoering van deze regelingen en het daarvoor geformuleerde controlebeleid. Voor een nadere uitleg wordt verwezen naar de toelichting van artikel U22.01.
27.01 Onderdeel 04 Personeel ten laste van derden
Op dit artikelonderdeel zijn de uitgaven voor projectmedewerkers verantwoord die additioneel worden gefinancierd door ministeries en externe opdrachtgevers. De dekking wordt verantwoord op de ontvangstenartikelen 27.01, onderdeel 04. De gemiddelde bezetting over 1998 bedraagt 107 fte’s. De lagere uitgaven zijn het gevolg van minder inzet van projectmedewerkers door een geringer aantal additioneel gefinancierde opdrachten en projecten.
Kengetallen
In onderstaande tabel is voor 1998 de raming, de werkelijke bezetting en de gemiddelde prijs per fte weergegeven. Voor 1999 is op basis van het beschikbare budget en de geraamde begrotingssterkte de geraamde gemiddelde prijs per fte vermeld.
De lagere bezetting ten opzichte van de raming hangt samen met het aantal door derden verstrekte projectopdrachten.
Kengetallen
Tabel I: Onderbouwing personeel ten laste van derden
Raming
Realisatie
Raming
1998 |
1998 |
1999 |
|
Bezetting in fte’s |
200 |
107 |
200 |
Gemiddelde prijs per fte (in |
|||
guldens) |
50 000 |
73 299 |
50 000 |
Toegelicht bedrag (x f 1 000,00) |
10 000 |
7 843 |
10 000 |
27.01 Onderdeel 05 Materieel
Algemeen
Bij het RIVM is sprake van een continue stroom van investerings- en exploitatie-uitgaven. De investeringsuitgaven hebben vooral betrekking op vervanging en/of aanschaf van laboratorium- en productie-apparatuur, computer hard- en software, transportmiddelen en renovatie en herinrichting van gebouwen en installaties enz..
De hoogte van de uiteindelijk gerealiseerde investerings- en exploitatieuitgaven wordt ook beïnvloed door de uitgaven voor door ministeries en externe financiers opgedragen additionele projecten. De hiermee samenhangende ontvangsten worden verantwoord op de ontvangstenartikelen 27.01 onderdelen 01 tot en met onderdeel 04.
Daarnaast brengt de aard van de uitgaven met zich mee dat vooraf niet altijd goed is te ramen wanneer bepaalde verstrekte opdrachten daadwerkelijk tot betaling komen. Dit is een gevolg van het feit dat het op het tijdstip van bestellen of het aanvragen van een offerte niet altijd vaststaat wanneer levering, facturering en betaling zal plaatsvinden (kasritmeverschillen).
Kengetallen
Tabel I: Onderbouwing materiële uitgaven (bedragen x f 1 000)
Raming 1998
Realisatie 1998
Materiële kosten algemeen
Investeringen
Exploitatiekosten
Hulpmiddelen voor productie/onderzoek
Aankoop sera en vaccins
Automatiseringskosten
Bijdrage WHO en Oost-Europa-projecten
Medecontractanten
33,2 |
35,9 |
12,4 |
16,2 |
25,0 |
30,3 |
6,4 |
6,1 |
15,0 |
19,6 |
12,8 |
13,9 |
2,5 |
1,9 |
3,2 |
Totaal |
110,5 |
123,9 |
Het RIVM neemt met ingang van 1999 een nieuw financieel systeem in gebruik. Om de overgang naar dit nieuwe systeem soepel te laten verlopen is er naar gestreefd zo min mogelijk overloop van het oude naar het nieuwe systeem te veroorzaken door waar mogelijk betalingen nog via het oude systeem in 1998 af te handelen. Mede door een onjuiste raming van de nog resterende kasruimte in december is dit artikelonderdeel met circa f 13,4 miljoen overschreden. Hierdoor zijn betalingen nog in 1998 verricht welke normaliter ten laste van het begrotingsjaar 1999 zouden zijn gekomen.
De voornaamste verschillen tussen hetgeen is begroot en is gerealiseerd zijn als volgt toe te lichten:
– investeringen. Deze zijn hoger dan geraamd door de besteding van in de loop van het jaar extra ter beschikking gestelde gelden door het Ministerie van VROM voor vervangingsinvesteringen (f 1,2 miljoen) en door een bijdrage aan de Stichting ter Bevordering van de Volksgezondheid en Milieuhygiëne (SVM) voor investeringen ten behoeve van de vaccinproductie voor het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) (f 5,0 miljoen);
– automatiseringskosten. Deze zijn hoger dan begroot mede door maatregelen ter oplossing van de millenniumproblematiek;
– aankoop sera en vaccins. Aan de loonfabricagekosten voor het
Rijksvaccinatieprogramma is f 4,6 miljoen besteed; dit bedrag was in de ontwerp-begroting nog in andere posten van dit artikelonderdeel begrepen;
– exploitatie en uitbestedingen. De hogere uitgaven houden o.m. verband met van de ministeries van VROM en VWS ontvangen aanvullende bijdragen voor o.a. gegevensaankoop, die opgenomen zijn in de eerste en tweede suppletore wet 1998;
– bijdrage aan de WHO. Door wijziging van de contractuele verplichtingen is het in de raming opgenomen bedrag voor f 0,6 miljoen niet besteed.
Ten opzichte van de ontwerp-begroting van f 109,9 miljoen is in 1998
f 43,8 miljoen meer aan verplichtingen gerealiseerd. Dit is voornamelijk veroorzaakt door:
– de over 1998 opgetreden overschrijding op de uitgaven van f 13,4 miljoen;
– aangegane verplichtingen die bij het opstellen van de ontwerpbegroting nog niet waren voorzien en een kaseffect na 1998 hebben, f 14,8 miljoen;
– in 1998 tot realisatie gekomen bestedingen die hebben plaatsgevonden na het doorlopen van een traject van Europees aanbesteden, f 5,4 miljoen;
– daarnaast brengt de aard van de verplichtingen met zich mee dat vooraf niet altijd goed te ramen is wanneer bepaalde opdrachten daadwerkelijk worden aangegaan.
27.01 Onderdeel 06 Nationaal Onderzoeksprogramma Luchtverontreinigingen Klimaatverandering
De uitgaven van in totaal f 7,7 miljoen hebben betrekking op:
– de uitvoeringskosten voor het onderzoeksprogramma (f 0,3 miljoen)
– betalingen aan onderzoeksinstellingen op grond van verstrekte opdrachten in het kader van het onderzoeksprogramma (f 7,4 miljoen).
Artikel : M2201 Algemeen
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998
(1)
(2)
(3)= (2)-(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Artikel |
Omschrijving |
Artikelonderdeel |
|
M2201 |
Algemeen |
M2201/01 |
Ontvangsten als gevolg van |
in voorgaande jaren te hoog |
|
verstrekte subsidie- |
|
voorschotten |
|
M2201/02 |
Bijdragen van personeel |
M2201/03 |
Ontvangsten personeel |
M2201/04 |
Algemene ontvangsten |
M2201/05 |
Diensten voor derden |
3 324
0 0
870 1 919
535
6 639
0
0
1 068
3 992
1 580
3 315
0
0
198
2 073
1 045
22.01 Onderdeel 01 Ontvangsten als gevolg van voorgaande jaren te hoog verstrekte subsidievoorschotten
Op dit artikelonderdeel zijn geen ontvangsten geraamd en gerealiseerd.
22.01 Onderdeel 02 Bijdragen van personeel
Op dit artikelonderdeel zijn geen ontvangsten geraamd en gerealiseerd.
22.01 Onderdeel 03 Ontvangsten personeel
De ontvangsten op dit artikelonderdeel hebben betrekking op WAO-ont-vangsten voor langdurig zieken.
22.01 Onderdeel 04 Algemeneontvangsten
De ontvangsten op dit artikelonderdeel zijn wisselend in omvang en vanwege hun aard moeilijk te ramen. De ontvangsten betreffen voornamelijk:
– bij derden gedeclareerde personeelskosten voor Interim Functievervulling en detachering;
– subsidies van het A&Ofonds;
– van personeelsleden ontvangen eigen bijdragen voor kinderopvang;
– aan derden doorberekende huisvestingskosten;
– verkoop van publicaties directie voorlichting;
– restitutie ABP/USZO als gevolg van het opheffen van de FAOP premie per 1 januari 1998;
– vergoeding reiskosten in verband met het bijwonen van vergaderingen EEG;
– teveel verstrekte voorschotten op materiële uitgaven.
22.01 Onderdeel 05 Diensten voor derden
De ontvangsten van het SCP hebben voornamelijk betrekking op de in opdracht van derden uitgevoerde wetenschappelijk onderzoek. Op dit artikelonderdeel zijn meer ontvangsten gerealiseerd dan begroot. Het SCP heeft in de loop van 1998, extra ontvangsten gerealiseerd in verband met de volgende deelonderzoeken: lokaal preventief jeugdbeleid, lokaal armoedebeleid, emancipatie monitor en milieu.
Artikel : M2202 Overige ontvangsten andere begrotingen en organisaties
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998
(1)
(2)
(3)= (2)-(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Artikel
Artikelonderdeel
M2202
M2202/00
Omschrijving
Overige ontvangsten andere begrotingen en organisaties
Overige ontvangsten andere begrotingen en organisaties
1 749
1 749
5 953
5 953
4 204
4 204
22.02 Onderdeel 00 Overige ontvangsten andere begrotingen en organisaties
De op dit artikel verantwoorde ontvangsten betreffen veelal incidentele bijdragen van andere ministeries, die in verband met een juiste verantwoording (voorkomen van dubbeltellingen) niet worden geboekt op één van de andere ontvangstenartikelen.
De ontvangsten hebben betrekking op:
– bijdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking in het kader van de uitvoering van het raamproject «Cultuur en Welzijn» inzake vriendschap en nauwere samenwerking tussen Nederland en Suriname (f 0,8 miljoen);
– bijdragen in het subsidiëren van diverse projecten en onderzoeken (f 2,8 miljoen);
– doorberekende loonkosten als gevolg van overplaatsingen/IF-contrac-ten (f 1,3 miljoen);
– de jaarlijkse bijdrage van het ministerie van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) aan de Gezondheidsraad inzake de uitvoering van het milieuprogramma (f1,1 miljoen).
Artikel : M2301 Inspectie gezondheidszorg
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998
(1)
(2)
(3)= (2)-(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Artikel |
Omschrijving |
Artikelonderdeel |
|
M2301 |
Inspectie gezondheidszorg |
M2301/01 |
Ontvangsten als gevolg van |
in voorgaande jaren te hoog |
|
verstrekte subsidie- |
|
voorschotten |
|
M2301/02 |
Algemene ontvangsten |
M2301/03 |
Diensten voor derden |
Inspectie gezondheidszorg |
|
M2301/04 |
Ontvangsten registraties |
volksgezondheid |
|
M2301/05 |
Ontvangsten registraties Wet |
BIG |
14 985
0 0
620
153
14 212
12 101
5 691
893
54
10 457
2 884
5 691
273
-
-99
3 755
23.01 Onderdeel 02 Algemeneontvangsten.
De ontvangsten hebben hoofdzakelijk betrekking op het Arbeidsmarkt en Opleidingsfonds, doorberekende personeelskosten, personeelsbijdragen voor kinderopvang en lease-auto’s. De bij 1e Suppletore wet begrote ontvangsten van f 0,5 miljoen voor onderzoeken ten behoeve van het Agentschap voor de directie College ter Beoordeling van Geneesmiddelen is alsgevolg van een ingang gezette herijking van de taken en werkzaamheden van het CBG niet gerealiseerd.
23.01 Onderdeel 03 Diensten voor derden Inspectie Gezondheidszorg.
De ontvangsten op dit artikel betreffen import en exportverklaringen, opiumverloven, sera en vaccins en inspecties. De realisatie van het aantal im- en exportverklaringen is hoger dan de raming omdat dit moeilijk is in te schatten.
Tabel I: Diensten voor derden IGZ (bedragen x f 1 000)
Raming 1998
Realisatie 1998
Toegelicht begrotingsbedrag |
620 |
893 |
Aantal im-en exportverkl.(f 135 per stuk) |
2 500 |
3 949 |
Aantal opiumverloven (f 70 per stuk) |
2 050 |
2 341 |
Aantal bloed, sera en vaccin (500 per sera en |
||
vaccin) |
280 |
210 |
Inspecties |
0 |
7 |
23.01 Onderdeel 04 Ontvangsten registraties volksgezondheid
De ontvangsten hebben betrekking op de registratie Psychotherapeuten. Er is minder ontvangen dan geraamd omdat de registratie vanaf 1 april 1998 overgeheveld naar het Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG)-register (zie ontvangsten artikel 23.01 onderdeel 05).
Tabel I: Ontvangsten registraties volksgezondheid (bedragen x 1 000)
Registraties psychotherapeuten Aantallen
Raming 1998
153 200
Realisatie 1998
54 65**
** Vanaf 1 april 1998 is de registratie overgeheveld naar het BIG-register
23.01 Onderdeel 05 Ontvangsten registraties Wet BIG
Op dit artikelonderdeel zijn de ontvangsten voor de aanvragen (van beroepsbeoefenaren conform art. 3 van de Wet BIG) tot inschrijving in het BIG-register verantwoord.
De lagere realisatie is het gevolg van de volgende oorzaken:
– De vergoedingen voor een groot aantal artsen waren in 1997 in plaats van in 1998 ontvangen. De raming is hiervoor niet aangepast.
– Er waren minder aanvragen voor inschrijvingen van de overige beroepsgroepen dan geraamd.
Kengetallen
Raming 1998
Realisatie 1998
Registraties
Inkomsten (x f 1 miljoen)
109 323 14,2
80 000 10,5
Artikel : M2401 Welzijn algemeen
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998
(1)
(2)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
(3)= (2)-(1)
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Artikel |
Omschrijving |
Artikelonderdeel |
|
M2401 |
Welzijn algemeen |
M2401/01 |
Ontvangsten als gevolg van |
in voorgaande jaren te hoog |
|
verstrekte subsidie- |
|
voorschotten |
|
M2401/02 |
Algemene ontvangsten |
35 290
35 215 75
93 864
93 864
0
58 574
58 649 - 75
24.01 Onderdeel 01 Ontvangsten als gevolg van in voorgaande jaren te hoog verstrekte subsidievoorschotten
24.01 Welzijn algemeen
De ontvangstenraming op onderdeel 01 Ontvangsten als gevolg van in voorgaande jaren te hoog verstrekte subsidievoorschotten bedroeg oorspronkelijk f 35,2 miljoen. Met de 1e en 2e Suppletore wet is de raming verhoogd met f 46,7 miljoen tot f 81,9 miljoen. De realisatie bedraagt f 93,9 miljoen.
De omvang van deze ontvangsten is door hun aard moeilijk te voorzien. De raming is gebaseerd op ervaringscijfers. Raming op het niveau van instellingen is niet mogelijk. Daardoor is een analyse van het verschil tussen de oorspronkelijk vastgestelde begroting en de realisatie op het niveau van instellingen ook niet mogelijk.
De belangrijkste ontvangsten waren:
– f 27,0 miljoen: een eenmalige post die van de gemeente Den Haag werd ontvangen na uitspraak in een gerechtelijke procedure over de uitvoering van de Wet op de bejaardenoorden;
– f 27,0 miljoen: terugontvangen reserves verzorgingshuizen; hierbij gaat het om incidentele posten op grond van de Overgangswet verzorgingshuizen, die worden ontvangen en vervolgens afgedragen aan het AFBZ (zie uitgavenartikel 25.03 onderdeel 01 Rijksbijdragen volksgezondheid en 2e Suppletore wet);
– f 17,1 miljoen: ontvangsten van gemeenten in verband met het in 1996 (en deels ook in 1995 en 1994) realiseren van minder inburgerings-trajecten dan begroot/toegestaan; van het ontvangen bedrag is f 2,9 miljoen uitbetaald aan (andere) gemeenten vanwege een hogere realisatie in 1996 dan verwacht en f 1,9 miljoen aan de gemeente Den Haag vanwege een correctie op de afrekening 1994 en 1995 (zie uitgavenartikel 24.09 onderdeel 02 Inburgering nieuwkomers).
Artikel : M2402 Bijdrage van andere begrotingen
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998
(1)
(2)
(3)= (2)-(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Artikel |
Omschrijving |
Artikelonderdeel |
|
M2402 |
Bijdrage van andere |
begrotingen |
|
M2402/01 |
Bijdrage van andere |
begrotingen inzake |
|
gehandicaptenbeleid |
|
M2402/02 |
Bijdrage van andere |
begrotingen inzake |
|
jeugdhulpverlening en |
|
jeugdbeleid |
|
M2402/03 |
Bijdrage van begroting V |
inzake opvang vluchtelingen |
|
M2402/04 |
Bijdrage van begrotingen |
inzake opvang vluchtelingen |
|
en minderheden |
27 548
28 061
513
1 043 24 740
1 765
1 556 24 740
1 765
513
0
0
24.02 Onderdeel 02 Bijdrage van andere begrotingen inzake jeugdhulpverlening en jeugdbeleid
Het betreft hier voornamelijk bijdragen van het Ministerie van Justitie in het kader van het gezamenlijk gevoerd beleid op het terrein van de jeugdhulpverlening en het overig jeugdbeleid van f 1,6 miljoen. De uitgaven zijn verantwoord op uitgavenartikel 24.04.
24.02 Onderdeel 03 Bijdrage van begrotingVinzake opvang vluchtelingen.
Conform de ontvangstenraming is een bedrag van f 24,74 miljoen ontvangen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking. De uitgaven hebben plaatsgevonden op het uitgavenartikel 24.09 onderdeel 02 «Inburgering Nieuwkomers».
24.02 Onderdeel 04 «Bijdrage van andere begrotingen inzake opvang vluchtelingen en minderheden».
Conform de ontvangstenraming is een bedrag van f 1,765 miljoen ontvangen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen verantwoord ten behoeve van de projecten «High Scope (projecten Kaleidoscoop en Piramide)».
De uitgaven zijn gedaan op het uitgavenartikel 24.09 onderdeel 01, Sociaal Beleid algemeen.
0
0
0
Artikel : M2403 Jeugdbeleid
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998
(1)
(2)
(3)= (2)-(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Artikel |
Omschrijving |
Artikelonderdeel |
|
M2403 |
Jeugdbeleid |
M2403/01 |
Ontvangsten Nederlandse |
filmkeuring |
|
M2403/02 |
Ontvangsten ouderbijdragen |
M2403/03 |
Ontvangsten des- |
investeringen jeugd- |
|
hulpverlening |
24 455
55 24 400
18 827
110 13 219
5 498
5 628
55 11 181
5 498
24.03 Onderdeel 01 Ontvangen Nederlandse Filmkeuring
Het betreft hier f 0,1 miljoen aan ontvangsten in verband met filmkeuringen.
In 1998 zijn 125 filmkeuringen verricht. De gemiddelde lengte van een speelfilm van circa 111 minuten.
In verband met de verhoging van de tarieven per februari 1997 zijn de ontvangsten f 0,05 miljoen hoger dan geraamd.
Kengetallen
Tabel I: Nederlandse Filmkeuring
Aantal films Gemiddelde speelduur
144 108
115 105
125 111
Het tarief bedraagt f 20,= per 5 minuten te keuren speelfilm. In de loop van 1997 is dit tarief verhoogd tot f 35,= per 5 minuten speelfilm. De uitgaven (exclusief huisvesting) bedragen circa f 0,6 miljoen, welke ten laste van uitgavenartikel 22.01, onderdeel 05, komen.
24.03 Onderdeel 02 Ontvangsten ouderbijdragen
De totale tegenvaller bij de ontvangsten van f 11,2 miljoen heeft voor f 7,6
miljoen betrekking op de ouderbijdrage jeugdhulpverlening en voor f 3,6
miljoen betrekking op de ouderbijdrage schippersinternaten.
Evenals de afgelopen jaren ontstaat ook voor 1998 een tegenvaller. Mede in overleg met het Ministerie van Justitie alsmede met het LBIO (Landelijk
Bureau Inning Onderhoudsbijdragen) is een nieuwe raming 1999 en latere jaren opgesteld.
De tegenvaller bij de ouderbijdrage schippersinternaten ontstaat als gevolg van een daling van het aantal pupillen. De verwachting voor de komende jaren is dat de daling wordt voortgezet.
Kengetallen
Tabel I: Hoogte ouderbijdragen jeugdhulpverlening per maand (in guldens)
0–5 jaar
6–11 jaar
12–20 jaar
Residentieel en pleegzorg Semi-residentieel
120 60
165 82,50
210 105
0
Tabel II: Ouderbijdragen Schippersinternaten per maand (in guldens)
6–11 jaar 12–18 jaar
Tot f 38 960,- 135 180
Vanaf f 38 960,- 190 230
M&O beleid
Wet op de jeugdhulpverlening/Besluit bijdragen justitiële kinderbescherming en vrijwillige jeugdhulpverlening. De vaststelling en inning van de ouderbijdrage geschiedt door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO). Tot 1 mei 1995 was de ouderbijdrage inkomens afhankelijk. Per 1 mei 1995 is de regelgeving voor de ouderbijdragen vrijwillige jeugdhulpverlening gewijzigd en zijn de ouderbijdragen niet meer afhankelijk van het netto (gezins) inkomen. De hoogte van de ouderbijdrage varieert naar de leeftijd van de jeugdige en de aard van de voorziening waar de jeugdige is geplaatst. De melding van de plaatsing van een jeugdige is voor het LBIO de basis om ouderbijdrage in rekening te brengen. De Wet op de jeugdhulpverlening biedt geen instrumenten om vast te stellen dat iedere plaatsing aan het LBIO wordt gemeld.
Dit betekent dat niet kan worden vastgesteld dat voor alle plaatsingen een ouderbijdrage in rekening wordt gebracht.
Subsidieregeling welzijnsbeleid/kinderen van binnenschippers en kermisexploitanten.
De vaststelling en inning van de ouderbijdragen vindt plaats bij de Stichting Centrale Administratie van Internaten voor Schipperjeugd (CAIS). De ouderbijdragen zijn afhankelijk van het belastbaar inkomen. Veelal gaat het om zelfstandigen en wordt de inkomensopgave gecontroleerd aan de hand van de belastingaanslag. De volledigheid van het belastbaar inkomen kan worden geacht te zijn vastgesteld door de fiscus. De mate van inkomensafhankelijkheid van de ontvangsten en daarmee voor de inherente onzekerheid bij de vaststelling van de ouderbijdragen is ingeperkt door het aantal inkomenscategorieën te beperken tot twee. In 1999 wordt de regeling aangepast.
24.03 Onderdeel 03 Ontvangsten desinvesteringen jeugdhulpverlening
Deze ontvangsten van f 5,5 miljoen betreffen desinvesteringen in accommodaties van voorzieningen voor jeugdhulpverlening waarop een waarborghypotheek rust. De uitgaven voor herinvesteringen zijn verantwoord op uitgavenartikel 24.04.
Inkomen
Artikel : M2501 Volksgezondheid algemeen
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998
(1)
(2)
(3)= (2)-(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Artikel |
Omschrijving |
Artikelonderdeel |
|
M2501 |
Volksgezondheid algemeen |
M2501/01 |
Ontvangsten als gevolg van |
in voorgaande jaren te hoog |
|
verstrekte subsidie- |
|
voorschotten |
|
M2501/02 |
Algemene ontvangsten |
M2501/03 |
Diensten voor derden en |
overige ontvangsten |
|
Rijksinstituut voor |
|
geneesmiddelenonderzoek |
|
M2501/04 |
Opleidingen en examens op |
het gebied van de volksge- |
|
zondheid |
|
M2501/05 |
Inverdieningstoelagen en |
studietoelagen |
|
M2501/06 |
Vergunningen geneesmidde- |
len |
58 303
53 200 1 308
0
300
1 102
2 393
123 269
120 606 106
0
151
191
2 215
64 966
67 406 - 1 202
0
149 911 178
25.01 Onderdeel 01–Ontvangsten als gevolg van in voorgaande jaren te hoog verstrekte voorschotten.
De ontvangstenraming op dit onderdeel bedroeg oorspronkelijk f 53,2 miljoen. Met de 2e Suppletore wet is de raming verhoogd met f 68,9 miljoen tot f 122,0 miljoen. De realisatie bedraagt f 120,6 miljoen. De omvang van deze ontvangsten is door hun aard moeilijk te voorzien. De raming is gebaseerd op ervaringscijfers. De bij 2e Suppletore wet toegevoegde middelen betreffen meerontvangsten ten opzichte van deze raming.
De belangrijkste ontvangsten in 1998 betreffen: – De afrekening van de subsidievoorschotten inzake het door de sectorfondsen uitgevoerde arbeidsmarktbeleid (zie uitgavenartikel 25.03 onderdeel 02). Hierdoor is een bedrag van f 8,5 miljoen terugontvangen. Een van de oorzaken waarom deze middelen onbesteed zijn gebleven, is de afgenomen belangstelling voor de stimuleringsregeling gericht op de instroom van doelgroepen in de sector verzorgingshuizen. Tevens is op grond van de feitelijke bezetting van de arbeidsplaatsen in het kader van de Regeling extra arbeidsplaatsen zorgsector over 1996 f 97,8 miljoen terugontvangen. – De afrekening van in voorgaande jaren te hoog verstrekte subsidievoorschotten inzake de financiële tegemoetkoming voor Human Immunodeficiency (HIV) geïnfecteerde hemofiliepatiënten via het Nederlandse Rode Kruis. Er is een bedrag van f 6,3 miljoen terugontvangen omdat uiteindelijk minder mensen van de regeling gebruik hebben gemaakt dan verwacht.
25.01 Onderdeel 02 Algemeneontvangsten
Op dit onderdeel is voor f 0,03 miljoen aan ontvangsten inzake MIBO magazijnen gerealiseerd. Daarnaast betreft het voor f 0,074 miljoen ontvangsten als gevolg van verkochte adviezen door de Gezondheidsraad. Als gevolg van de sluiting van de magazijnen in buitengewone omstan- digheden (MIBO) worden er nagenoeg geen goederen meer verkocht. De op dit onderdeel in de begroting 1998 geraamde ontvangsten (f 1,3 miljoen) zijn daarom slechts voor f 0,106 miljoen gerealiseerd.
25.01 Onderdeel 04 Opleidingen en examens op het gebied van de volksgezondheid
Op dit onderdeel is voor f 0,15 miljoen aan ontvangsten gerealiseerd. In de ontwerpbegroting 1997 zijn de uitgaven voor diverse opleidingen op het terrein van de volksgezondheid overgeheveld naar de begroting van het Ministerie van OCenW. De met de examens van deze opleidingen gemoeide uitgaven en ontvangsten waren echter nog geraamd op de VWS-begroting. In de begroting 1998 zijn ter correctie zowel dit onderdeel als het uitgavenartikel 25.01,onderdeel 02, verlaagd met f 0,3 miljoen. In de begroting 1998 werden derhalve geen ontvangsten meer voorzien op dit onderdeel. De evenwel toch gerealiseerde ontvangsten betreffen ontvangsten die betrekking hebben op de leerlingen die nog voor de overheveling met de diverse opleidingen zijn gestart en derhalve nog na de overheveling naar het Ministerie van OCenW examen doen. Totdat de volledige afbouw (in 2000) heeft plaatsgevonden zullen er nog ontvangsten worden gerealiseerd op dit onderdeel.
25.01 Onderdeel 05 Inverdieningstoelagen en studietoelagen
Op dit onderdeel is voor f 0,19 miljoen aan ontvangsten gerealiseerd. De op dit onderdeel ontvangen bedragen hebben in hoofdzaak betrekking op (gedeeltelijke) terugbetalingen van renteloze leningen die zijn verstrekt aan aspirant huisartsen, gedurende hun opleiding tot huisarts. Door intrekking van de regeling, enkele jaren geleden, nemen de ontvangsten die uit de regeling voortvloeien elk jaar af.
25.01 Onderdeel 06 Vergunningen geneesmiddelen
De ontvangsten op dit onderdeel hebben betrekking op ontvangsten inzake verstrekte opiumverloven en vergunningen geneesmiddelen.
Artikel : M2502 Medische tuchtwet
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998
(1)
(2)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
(3)= (2)-(1)
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Artikel
Artikelonderdeel
Omschrijving
M2502
M2502/00
Medische tuchtwet
Medische tuchtwet
20
20
16
16
25.02 Onderdeel 00 Medische tuchtwet
Op dit onderdeel is voor f 0,004 miljoen aan ontvangsten gerealiseerd. De ontvangsten op dit artikel hebben betrekking op door artsen, tandartsen en verloskundigen betaalde geldboetes. De oplegging van de geldboetes zijn gebaseerd op de Medische tuchtwet.
Artikel : M2504 Terugbetaling op effectief geworden garanties
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998
(1)
(2)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
(3)= (2)-(1)
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Artikel
Artikelonderdeel
M2504
M2504/00
Omschrijving
Terugbetaling op effectief geworden garanties
Terugbetaling op effectief geworden garanties
Artikel : M2506 Verrekening met agentschap CBG
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998
(1)
(2)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
(3)= (2)-(1)
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Artikel
Artikelonderdeel
M2506
M2506/00
Omschrijving
Verrekening met agentschap CBG
Verrekening met agentschap CBG
2 264
2 264
1 543
1 543
721
721
25.06 Onderdeel 00 verrekening met agentschap CBG
Op dit onderdeel is voor f 1,543 miljoen aan ontvangsten gerealiseerd. Dit betreft de verrekening van het Ministerie Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) met het agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen. De gerealiseerde ontvangsten zijn lager dan oorspronkelijk geraamd. Dit is het gevolg van de alternatieve (zelfstandige) huisvesting van het CBG waardoor de huuropbrengsten van het kerndepartement naar beneden zijn bijgesteld.
Artikel : M2601 Inspectie gezondheidsbescherming
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998
(1)
(2)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
(3)= (2)-(1)
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Artikel
Artikelonderdeel
M2601
M2601/00
Omschrijving
Inspectie gezondheidsbescherming
Inspectie gezondheidsbescherming
1 500
1 500
2 116
2 116
616
616
26.01 Onderdeel 00 Inspectie gezondheidsbescherming
Artikel : M2701 RIVM
De ontvangsten zijn gebaseerd op de begrotingswet en hebben voornamelijk betrekking op: – uitgegeven certificaten; – privékilometers van keurmeesters; – een georganiseerd symposium; – laboratoriumonderzoek voor de RVV (LNV).
De ontvangsten voor de uitgifte van certificaten ten behoeve van de export van levensmiddelen zijn door de striktere toepassing van de Europese regelgeving lager dan de raming bij 1e Suppletore wet.
(Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998
(1)
(2)
(3)= (2)-(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Artikel |
Omschrijving |
Artikelonderdeel |
|
M2701 |
RIVM |
M2701/01 |
Algemene ontvangsten |
M2701/02 |
Verkoop en controle op sera |
en vaccins |
|
M2701/03 |
Beoordelings- |
werkzaamheden en |
|
diagnostisch onderzoek |
|
M2701/04 |
Diensten voor derden RIVM |
68 246
17 400
29 840
11 006 10 000
67 016
17 413
28 418
13 343 7 843
1 230
13
1 422
2 337 2 157
27.01 Onderdeel 01 Algemeneontvangsten
Tabel I: Onderbouwing algemene ontvangsten (bedragen x 1 miljoen)
Raming 1998
Realisatie 1998
Diverse ontvangsten Dienstverlening SVM Personeel bijdragen/ontvangsten Derden projecten
1,2 |
2,4 |
2,5 |
3,3 |
0,9 |
1,5 |
12,8 |
10,2 |
De ontvangsten van f 17,4 miljoen hebben betrekking op:
– uitgevoerde werkzaamheden voor door derden gefinancierde opdrachten en projecten, f 10,2 miljoen; – facilitaire dienstverlening door het RIVM met name aan de Stichting ter bevordering van de Volksgezondheid en Milieuhygiëne, f 3,3 miljoen; – diverse ontvangsten (verkoop rapporten en software, verkregen kortingen, etc.), f 2,4 miljoen; – personele ontvangsten zoals bijdragen voor kinderdagverblijf en de vergoeding voor OV-kaarten, f 1,5 miljoen.
27.01 Onderdeel 02 Verkoop en controle op sera en vaccins
Tabel I: Onderbouwing inkomstensera en vaccins (bedragen x f 1 miljoen)
Raming 1998
Realisatie 1998
Levering vaccins
29,8
28,4
De ontvangsten van f 28,4 miljoen hebben betrekking op de levering van vaccins uit hoofde van het Rijksvaccinatieprogramma.
27.01 Onderdeel 03 Beoordelingswerkzaamheden en diagostisch onderzoek
De ontvangsten van f 13,3 miljoen zijn verkregen uit:
– aan inzenders in rekening gebrachte diagnostische onderzoekingen
f 3,5 miljoen; – beoordelingswerkzaamheden die in opdracht van het College ter beoordeling van geneesmiddelen worden verricht, f 7,2 miljoen; – controles uit hoofde van de regeling Europese Vrijgifte f 2,6 miljoen.
27.01 Onderdeel 04 Diensten voor derden RIVM
Het bedrag van f 7,8 miljoen is van externe financiers ontvangen voor de inzet van tijdelijke personele capaciteit op opdrachten die met hen contractueel zijn overeengekomen. (Zie ook uitgavenartikel 27.01 onderdeel 04).
De overige met projecten samenhangende ontvangsten worden verantwoord op middelenartikel 27.01 onderdeel 01.
Artikel : M2702 Bijdrage van begroting XI inzake het RIVM (Bedragen in NLG 1000)
REALISATIE VERSUS OORSPRONKELIJK VASTGESTELDE BEGROTING 1998
(1) (2) (3)= (2)–(1)
Oorspronkelijk vastge- Realisatie Verschil realisatie en stelde begroting oorspronkelijk vastgestelde begroting
Artikel Omschrijving
Artikelonderdeel
M2702 Bijdrage van begroting XI
inzake het RIVM 74412 76480 2068
M2702/00 Bijdrage van begroting XI
inzake het RIVM 74412 76480 2068
27.02 Onderdeel 00 Bijdrage van begroting XI inzake het RIVM
Raming 1998 Realisatie 1998
Structurele bijdrage WHO-centrum Additionele bijdrage
73,4 |
76,0 |
0,5 |
0,5 |
0,5 |
0,0 |
De ontvangsten van f 76,5 miljoen hebben betrekking op:
– de structurele bijdrage van het Ministerie van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) voor de door het Directoraat-Generaal Milieu aan het RIVM opgedragen reguliere taken (f 76,0 miljoen) – de bijdrage van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) voor de instandhouding van het WHO European Center for Environment and Health (f 0,5 miljoen).
Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Sport (XVI)
Saldibalans per 31 december 1998 (in NLG)
-
1)Uitgaven ten laste van begroting 1998 11 228 320.027,58
-
3)Liquide middelen 4060 507,89
-
4)Rekening-courant RHBH
-
5)Uitgaven buiten begrotingsverband 14 194 447,56
-
7)Openstaande rechten
-
8)Extra comptabele vorderingen 69279 013,66 9a) Tegenrekening extra comptabele schulden
-
10)Voorschotten 14419 815 705,14
11a Tegenrekening garantieverplichtingen 5 079 826 273,00
12a) Tegenrekening openstaande verplichtingen 2 888 714 502,00
-
13)Deelnemingen
-
2)Ontvangsten ten gunste van de begroting 1998 435 873 446,72
-
3)Liquide middelen 0,00 4a) Rekening courant RHBH 10785 109 492,26 6) Ontvangsten buiten begrotingsverband 25 592 044,05 7a) Tegenrekening extra comptabele rechten
8a) Tegenrekening extra comptabele vorderingen 69 279 013,66 9) Extra comptabele schulden
10a) Tegenrekening voorschotten 14419 815 705,14
11 Garantieverplichtingen 5079 826 273,00
-
12)Openstaande verplichtingen 2888 714 502,00 13a) Tegenrekening deelnemingen
Totaal
33 704 210 476,83
Totaal
33 704 210 476,83
TOELICHTING OP DE SALDIBALANS ULTIMO DECEMBER 1998
I. Algemeen
De saldibalans bevat:
– Het totaalbedrag van de uitgaven ten laste van de begroting.
– Het totaalbedrag van de ontvangsten ten gunste van de begroting.
– Het totaalbedrag van de grootboekrekeningen.
De relevante regelgeving inzake de financiële verantwoording aan de Staten Generaal is opgenomen in de comptabiliteitswet en is nader uitgewerkt in de Regelgeving Departementale Begrotingsadministratie.
II. Toelichting op afzonderlijke saldibalansposten
1 Begrotingsuitgaven 1998
1998 f 11 228 320 027,58
Dit betreft het totaal van de uitgaven met als valutadatum tot en met december 1998 die ten laste van de begroting van het Ministerie van VWS
hebben plaatsgevonden. Bij de rekening wordt dit bedrag artikelsgewijs toegelicht.
2 Begrotingsontvangsten 1998
1998 f 435 873 446,72
Dit betreft het totaal van de ontvangsten met als valutadatum tot en met december 1998 die ten gunste van de begroting van het Ministerie van
VWS zijn geboekt. Bij de rekening wordt dit bedrag artikelsgewijs toegelicht.
3 Liquide middelen
Het totaalbedrag van de liquide middelen bedraagt f 4 060 507,89 Dit betreft de eindstand van de departementale post- en bankrekeningen, de rekeningen bij de kasbeherende diensten en de aanwezige kasgelden bij die diensten.
Rekening-courant RHBH
Ultimo december 1998 bedraagt het eindsaldo f 10 785 109 492,26 Dit saldo sluit ultimo december 1998 aan met de rekening-courant van het Ministerie van Financiën en bevat de uitgaven en ontvangsten over het begrotingsjaar 1998.
5 Uitgaven buiten begrotingsverband
Het betreffen voorschotten die nog moeten worden verrekend met de ontvanger van het voorschot, dan wel moeten worden verhaald op een ander onderdeel van het Rijk of derden omdat het betalingen betreffen die het Ministerie van VWS ten behoeve van anderen verricht.
Het totaalbedrag aan uitgaven buiten begrotingsverband bedraagt f 14,2
miljoen.
Van het totaalbedrag heeft f 14,0 miljoen betrekking op uitgaven door het
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM).
– Hiervan heeft een bedrag ad f 8,8 miljoen betrekking op uitgaven aan onderzoeksinstituten in Europa (medecontractanten) met betrekking tot een aantal projecten waarvoor het RIVM een bijdrage ontvangt van de EG. Het RIVM is aanspreekpunt voor wat betreft de afrekening van de ontvangen en uitgegeven gelden en fungeert als doorgeefluik conform artikel 23 C.W.. – Een bedrag ad f 4,0 miljoen betreft teveel afgedragen BTW, hetgeen middels een suppletieaangifte wordt teruggevorderd van de fiscus. – Een bedrag ad f 1,2 miljoen betreft betalingen door het RIVM,
voornamelijk ten behoeve van de vaccinproductie die aan het SVM
(Stichting tot Bevordering van de Volksgezondheid en Milieuhygiëne)
worden doorberekend.
Het resterende gedeelte van het totaal van deze saldibalanspost ad f 0,2 miljoen heeft betrekking op permanente reisvoorschotten, kleine kassen en vorderingen buiten begrotingsverband bij de diverse onderdelen van het Ministerie van VWS.
6 Ontvangsten buiten begrotingsverband
Het betreffen ontvangsten die zijn ingehouden, teveel of ten onrechte zijn ontvangen en met een ander onderdeel van het Rijk of derden worden verrekend.
Het totaalbedrag aan ontvangsten buiten begrotingsverband bedraagt
f 25,6 miljoen.
Van dit bedrag dient over de maand december 1998 te worden afgedragen een bedrag ad f 13,6 miljoen aan ingehouden loonbelasting/premie volksverzekeringen en een bedrag ad f 3,5 miljoen aan ingehouden premies Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds.
Een bedrag ad f 8,4 miljoen heeft betrekking op bijdragen van de EG ten behoeve van onderzoeksinstituten in Europa (medecontractanten) in het kader van een aantal projecten. Het RIVM is aanspreekpunt voor wat betreft de afrekening van de ontvangen en uitgegeven gelden en fungeert als doorgeefluik conform artikel 23 C.W..
Het resterende gedeelte van het totaal van deze saldibalanspost ad f 0,1 miljoen betreft door te betalen bedragen en nog af te dragen inhoudingen.
7 Openstaande rechten
Geen.
8 Extra comptabele vorderingen
Deze vorderingen vloeien rechtstreeks voort uit uitgaven, die ten laste van de begroting zijn gebracht. Het vorderingensaldo bestaat uit 1941 vorderingen tot een totaalbedrag van f 69,3 miljoen. Het gaat hierbij om 409 vorderingen ad f 37,9 miljoen inzake door de beleidsdirecties ingestelde vorderingen, waarvan f 31,4 miljoen betrekking heeft op 128 vorderingen die zijn ontstaan uit afgerekende subsidievoorschotten.
Door de kasbeherende diensten zijn 1532 vorderingen ad f 31,4 miljoen ingesteld. Hiervan is f 30,7 miljoen ingesteld door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu in verband met de verkoop/controle van sera en vaccins, onderzoeken en projecten en betreft 488 vorderingen.
Van het totaal uitstaande vorderingenbedrag ad f 69,3 miljoen heeft f 68,1 miljoen betrekking op vorderingen uit de jaren 1994 t/m 1998 en wordt f 67,8 miljoen in het lopende of komende begrotingsjaar geïncasseerd.
De vorderingen t/m 1993 betreffen voornamelijk vorderingen, die moeizaam zijn te incasseren (betalingsregelingen, gerechtelijke proce- dures, bezwaar/beroeps-procedures) en vorderingen die met toepassing van de regeling nog niet zijn afgewikkeld.
Door middel van toelichtingen en overzichten wordt hierna een meer gedetailleerd inzicht gegeven in het verloop, de omvang, de oorzaak, de ouderdom en de mate van liquiditeit/opeisbaarheid, gesplitst naar departementale vorderingen en de vorderingen van de kasbeherende diensten.
Departementale vorderingen
Onderstaand is schematisch het verloop opgenomen van het vorderingensaldo per 31 december 1998 ten opzichte van 31 december 1997, zoals in de departementale administratie is opgenomen.
Het verloop van de departementale vorderingen 1998 ten opzichte van 1997 (bedragen x f 1 miljoen)
Saldo 31 december 1997
Opgevoerde vorderingen:
Ontvangsten/verrekeningen:
Definitief buiten invordering gesteld/kwijtgescholden:
Saldo 31 december 1998
231,9+/+
292,2 -/-
0,5 -/-
98,7
60,8 -/-37,9
In het saldo per 31 december 1998 ad f 37,9 miljoen, betreffende 409 vorderingen, zijn 28 vorderingen ad f 0,4 miljoen voorlopig buiten invordering gesteld.
In 1998 zijn 7 vorderingen ad f 0,03 miljoen kwijtgescholden en 33 vorderingen ad f 0,5 miljoen definitief buiten invordering gesteld.
De opbouw van de stand van de openstaande vorderingen per 31 december 1998, naar hoofdbeleidsterrein (bedragen x f 1 miljoen)
Aantal |
Bedrag |
|
Algemeen Staatstoezicht Welzijn Volksgezondheid |
73 33 109 194 |
0,6 0,1 9,2 28,0 |
Totaal |
409 |
37,9 |
naar hoofdbeleidsterrein
Legenda Al ge meen Staatsto ezicht |
We lz ijn Volksgezondheid |
Toelichting
Bij het hoofdbeleidsterrein Algemeen betreft het in hoofdzaak personele-en materiële vorderingen alsmede vorderingen inzake doorberekening van kosten aan het agentschap CBG. De vorderingen bij het hoofdbeleidsterrein Staatstoezicht hebben voornamelijk betrekking op diensten voor derden van de Inspectie gezondheidszorg inzake opiumverloven en afgegeven exportverklaringen. De terugvordering bij het hoofdbeleidsterrein Welzijn betreft eerder verstrekte subsidievoorschotten, voornamelijk op het terrein van het jeugdbeleid. Bij het hoofdbeleidsterrein Volksgezondheid gaat het met name om de terugvordering van te hoog verstrekte voorschotten Rijksbijdragen sectorfondsen.
Departementale vorderingen naar ouderdom
Overzicht van de vorderingen naar ouderdom per 31 december 1998 (bedragen x f 1 duizend)
Aantal Bedrag
Aantal Bedrag
t/m 1984
1985
1986
1987
1988
1989
1990
1991
62 |
339,1 |
1992 |
1 |
0,2 |
15 |
98,6 |
1993 |
0 |
0 |
28 |
196,6 |
1994 |
10 |
4 555,5 |
17 |
127,4 |
1995 |
9 |
132,1 |
15 |
95,8 |
1996 |
10 |
17 055,5 |
10 |
198,6 |
1997 |
22 |
826,4 |
8 |
38,8 |
1998 |
201 |
14 251,4 |
1 |
1,6 |
Totaal |
409 |
37 917,6 |
Toelichting
De vorderingen t/m 1993 betreffen voornamelijk vorderingen die moeizaam zijn te incasseren (betalingsregelingen, gerechtelijke procedures, bezwaar/beroeps-procedures) en vorderingen die met toepassing van de regeling nog niet zijn afgewikkeld.
In hoofdzaak betreft het vorderingen ontstaan uit afgerekende pleegzorg-vergoedingen en vorderingen huisartsenleningen voor een totaalbedrag van f 0,9 miljoen. In aantal gaat het hierbij om 145 vorderingen. De vorderingen in de jaren 1994 t/m 1997 betreffen in hoofdzaak vorderingen die ontstaan zijn uit afgerekende subsidievoorschotten op de hoofdbeleidsterreinen Welzijn en Volksgezondheid, waarop bezwaar- en beroepsprocedures zijn ingesteld.
Opeisbaarheid en inbaarheiddepartementale vorderingen
Onder de opeisbaarheid van de vorderingen wordt bij VWS verstaan de juridische hardheid om de vorderingen te kunnen incasseren. Van de 409 vorderingen tot een totaalbedrag van f 37,9 miljoen kan volgens bovengenoemde definitie worden gesteld dat deze juridisch opeisbaar/incasseer-baar zijn.
Jaar
Jaar
De opbouw naar opeisbaarheid en inbaarheid van de openstaande vorderingen per 31 december 1998 naar hoofdbeleidsterrein. (bedragen x f 1 miljoen)
Algemeen |
Staats Toezicht |
Welzijn |
Volksgezond-heid |
Totaal |
|
Direct opeisbare/inbare |
|||||
vorderingen |
0,2 |
0,1 |
5,4 |
6,1 |
11,8 |
Op termijn opeisbare/ |
|||||
inbare vorderingen |
|||||
– op korte termijn |
0,4 |
3,1 |
21,2 |
24,7 |
|
– op lange termijn |
0,7 |
0,7 |
1,4 |
||
Saldo 31 december |
|||||
1998 |
0,6 |
0,1 |
9,2 |
28,0 |
37,9 |
Direct opeisbare/inbare vorderingen
Tot de categorie direct opeisbare vorderingen behoren vorderingen die geïncasseerd kunnen worden. Aan deze vorderingen is een uiterste betaaldatum verbonden.
Het betreft in hoofdzaak vorderingen die eind 1998 zijn ingesteld aangaande het beleidsterrein Verzetsdeelnemers, vervolgden en burgeroorlogsgetroffenen en de bijdrage sectorfondsen op het beleidsterrein Rijksbijdragen Volksgezondheid.
Op korte termijn opeisbare/inbare vorderingen
Tot de categorie op korte termijn opeisbare vorderingen behoren de vorderingen die in het lopende of komende begrotingsjaar inbaar zijn. In deze categorie zijn de vorderingen opgenomen waarbij sprake is van betalingsregelingen, in behandeling zijnde kwesties en ingestelde bezwaren en beroepen.
Van het bedrag ad f 24,7 miljoen heeft f 17,0 miljoen betrekking op de afrekening bijdrage sectorfondsen bij het hoofdbeleidsterrein Volksgezondheid.
Op lange termijn opeisbare/inbare vorderingen
Tot de categorie op lange termijn opeisbare vorderingen behoren de vorderingen die ná het lopende of komende begrotingsjaar kunnen worden geïncasseerd. Zo mogelijk eerder.
In deze categorie zijn de vorderingen opgenomen waarbij op grond van beschikkingen voor langere tijd uitstel is verleend, voorlopig buiten invordering zijn gesteld en de vorderingen waarvoor de deurwaarder respectievelijk de Landsadvocaat is ingeschakeld.
Bij het hoofdbeleidsterrein Volksgezondheid heeft het totaalbedrag van
f 0,7 miljoen nagenoeg geheel betrekking op de terugvordering van in het verleden verstrekte leningen aan huisartsen in opleiding.
Vorderingen kasbeherende diensten
Het totaal vorderingenbedrag bij de kasbeherende diensten bedraagt
f 31,4 miljoen en betreft 1532 vorderingen. De vorderingen zijn voor het merendeel direct opeisbaar.
De vorderingen betreffen in hoofdzaak onderzoeksprojecten, de verkoop/
controle van sera en vaccins en onderzoeksrapporten aan particulieren en instanties.
De ouderdom van de vorderingen naar ontstaansjaar per 31 december 1998 (bedragen x f 1 duizend)
Jaar |
Aantal |
Bedrag |
Jaar |
Aantal |
Bedrag |
1993 1994 1995 |
1 0 6 |
41,7 196,5 |
1996 1997 1998 |
12 28 1 485 |
932,6 8 260,5 21 930,1 |
Totaal |
1 532 |
31 361,4 |
Bij het hoofdbeleidsterrein Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu staan 488 vorderingen ad f 30,7 miljoen; bij het hoofdbeleidsterrein Inspectie Gezondheidsbescherming 683 vorderingen voor een totaalbedrag ad f 0,2 miljoen; bij het hoofdbeleidsterrein Algemeen staan 361 vorderingen ad f 0,4 miljoen.
9 Extra comptabele schulden
Geen.
10 Voorschotten
Het totaalbedrag aan openstaande voorschotten bedraagt per 31 december 1998 f 14 419,8 miljoen.
In onderstaand overzicht worden deze voorschotten gepresenteerd naar het jaar waarin de betaling van het voorschot daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
Openstaande voorschotten naar betaaljaar per 31 december 1998 (bedragen x f 1 miljoen)
Betaaljaar |
Bedrag |
Betaaljaar |
Bedrag |
1993 1994 1995 |
0,6 12,1 66,0 |
1996 1997 1998 |
3 326,6 1 026,1 9 988,4 |
Totaal |
14 419,8 |
Binnen het totaalbedrag van f 14,4 miljard heeft onder andere f 6,5 miljard betrekking op de Rijksbijdrage Ziekenfondsverzekering en de Rijksbijdrage Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten, f 3,1 miljard op de doeluitkering Wet op de bejaardenoorden, f 1,6 miljard op jeugdhulpverlening, f 0,9 miljard op Wetten en Regelingen Oorlogsgetroffenen en f 1,0 miljard op de extra arbeidsplaatsen zorgsector.
De opbouw van de stand van de openstaande voorschotten per 31 december 1998 ten opzichte van 31 december 1997, gepresenteerd naar hoofdbeleidsterrein (bedragen x f 1 miljoen)
Algemeen
Staatstoezicht/IGB/RIVM
Welzijn
Volksgezondheid
12,6 |
40,0 |
4,1 |
14,0 |
6 118,6 |
6 066,8 |
7 645,1 |
8 299,0 |
Totaal |
13 780,4 |
14 419,8 |
Legenda |
||
Algeme e n |
Welz i j n |
|
Staa t s t oze icht /BI/GRIVM |
Vol ks geznodhei d |
De achterstand bij het afrekenen van de voorschotten per 31 december 1998 (bedragen x f 1 miljoen)
Totaal openstaande voorschotten -/-Meerjarige projecten/toekomstig afrekenjaar -/-Voorschotten 1997 -/-Voorschotten 1998
Openstaande voorschotten t/m 1996 -/-Belemmeringen 1 (wetgeving) -/-Belemmeringen 2 (juridische procedures) Achterstand t/m 1996
3 322,5 1 026,2 9 988,4
14 419,8
14 337,1 82,7
37,8
44,9
Van het bedrag ad f 3,3 miljard, toekomstig afrekenjaar, heeft f 3,1 miljard betrekking op de specifieke uitkeringen 1996 in het kader van de Wet op de bejaardenoorden.
De achterstand betreft grotendeels meerdere nog af te rekenen voorschotten op de beleidsterreinen Sportbeleid f 17,0 miljoen, Jeugdbeleid f 5,5 miljoen, Verzetsdeelnemers, vervolgden en burgeroorlogsgetroffenen f 6,5 miljoen en Volksgezondheidsbeleid f 6,6 miljoen.
Overzicht met het aantal en totaalbedrag van de afgerekende voorschotten in 1998 (bedragen x f 1 miljoen)
Aantal |
Bedrag |
|
31 december 1997 In 1998 verstrekte voorschotten In 1998 afgerekende voorschotten |
5 635 4 653 4 180-/- |
13 780,4 10 315,3 9 675,9-/- |
31 december 1998 |
6 108 |
14 419,8 |
11 Garantieverplichtingen
Voor een specificatie van de verplichtingen uit verleende garanties in het lopende jaar en de voorgaande jaren, alsmede het uitstaande risico per 31 december 1998 wordt verwezen naar de bijgevoegde staat van garanties.
De stand van de garantieverplichtingen (nominaal) bedraagt (in guldens)
Garanties per 31-12-1997 7084 512 606 Aanpassing beginstand ivm herberekeningen 1915 000-/-Aangegaaninhet begrotingsjaar 1998 32034 285+/+ Hersluitingen en Vervallen garantieverplichtingen in 1998 194 015 530-/-Uitstaande garantieverplichtingen per 31 december 1998 6 920 616 361
Het uitstaande garantieverplichtingen bedrag betreft de volgende beleidsterreinen:
– garanties Welzijn f1417 090 211
– garanties Volksgezondheid f5503 526 150
Het feitelijke risico op basis van contractdatum bedraagt per 31 december 1998 ad f 5 079 826 273 en betreft de volgende beleidsterreinen. – garanties Welzijn f1104 074 847
– garanties Volksgezondheid f3975 751 426
12 Openstaande verplichtingen
Onder openstaande verplichtingen wordt verstaan de tot en met 1998 aangegane verplichtingen die nog niet tot betaling hebben geleid. Het totaal van de in het begrotingsjaar 1998 aangegane verplichtingen bedraagt f 11,8 miljard.
Van het openstaande verplichtingenbedrag ad f 2,9 miljard zal naar verwachting ad f 2,5 miljard in 1999 tot betaling komen. Het restant aan openstaande verplichtingen ad f 0,4 miljard betreft incidentele en meerjarige toezeggingen die in 2000 en latere jaren tot betaling zullen komen.
De opbouw van de openstaande verplichtingen 1998
Verplichtingen1januari 1998 2297 703 005
Aangegane verplichtingeninhet verslagjaar 11846 245 326
Totaal 14143 948 331
Tot betaling gekomeninhet verslagjaar 11228 320.028-/-Negatieve bijstellingen van verplichtingen
Uit eerdere begrotingsjaren 26913 801-/-Openstaande verplichtingen per 31-12-1998 2888 714 502
Van het totaal openstaande verplichtingenbedrag ad f 2,9 miljard heeft onder andere f 1,3 miljard betrekking op jeugdbeleid, f 0,9 miljard op volksgezondheid, f 0,04 miljard op sportbeleid, f 0,015 miljard op het ouderenbeleid, f 0,022 miljard op gehandicaptenbeleid, f 0,078 miljard op verzetsdeelnemers, vervolgden en burgeroorlogsgetroffenen en f 0,5 op sociaal beleid.
In de opbouw van de openstaande verplichtingen 1998 zijn de garantieverplichtingen niet opgenomen.
De garantieverplichtingen en het feitelijk risico worden in deze toelichting onder saldibalansnummer 11 nader toegelicht.
13 Deelnemingen
geen.
Rekening over 1998
(bedragen x f 1 000,–)
Omschrijving
Raming
Realisatie
Realisatie 1997
Totale baten Totale lasten Saldo van baten en lasten
Totale kapitaalontvangsten Totale kapitaaluitgaven
21 575 |
24 239 |
25 336 |
22 080 |
25 757 |
24 858 |
-505 |
- 1 518 |
478 |
200 |
460 |
368 |
200 |
885 |
586 |
ALGEMENE TOELICHTING
Inleiding
1998 is uiteindelijk een jaar geworden waarin veel is veranderd. De grootste veranderingen waren de verhuizing van Rijswijk naar Den Haag en de start en invoering van een geheel nieuwe IT-architectuur die het Agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (hierna te noemen ACBG)moet klaarstomen voor de komende jaren. Tevens heeft er door de toegenomen hoeveelheid werk en het verder professionaliseren van de organisatie een uitbreiding plaatsgevonden van ongeveer 20 fte. Daarnaast zijn op financieel gebied een aantal lacunes uit het verleden opgevuld. Zo is er thans een beschrijving van de Administratieve Organisatie (AO). Is er een contractregister en een inventarisadministratie. En er is overgestapt op het boekhoudpakket van Exact. Daarnaast is een model ontwikkeld dat de relatie weergeeft tussen de baten en de lasten.
Tot slot heeft in 1998 de discussie plaatsgevonden over de richting waarin het ACBG zich zou moeten ontwikkelen. Daartoe is een onderzoek verricht. De uitkomst daarvan was dat er een aantal ontwikkelingsrichtingen waren. Er is aan de hand daarvan één scenario nader uitgewerkt. Dit scenario ziet een ontwikkeling van het agentschap in de richting van een Kenniscentrum Geneesmiddelen. Dit mede ingegeven door het feit dat het ACBG een uitgebreid Europees netwerk heeft en dat op dit moment de kennis van het ACBG beter benut kan worden. Onderstaand zullen deze onderwerpen na de doelstelling en de taken nader toegelicht worden.
Doelstelling en taken
Het ACBG is de uitvoeringsorganisatie van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (hierna te noemen College).Het ACBG levert expertise op het gebied van geneesmiddelenbeoordeling en ondersteunt daarmee de taken van het College. Bij het aanwenden van de expertise wordt het belang van de gebruiker van geneesmiddelen centraal gesteld. Het College is een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO).
Het ACBG voert in hoofdlijnen de volgende taken uit:
– Het voorbereiden en uitvoeren van besluiten tot toelating en registratie, de weigering van toelating en de doorhaling van de registratie van geneesmiddelen zowel nationaal als Europees;
– De coördinatie van de geneesmiddelenbewaking;
– Het opzetten en instandhouden van een systeem voor de registratie van homeopathische geneesmiddelen waarbij wordt beoordeeld in het kader van de zogenoemde «vereenvoudigde procedure». Dit betekent dat de beoordeling zich richt op de kwaliteit en de veiligheid van deze geneesmiddelen.
Uitbreiding personeel
Onderstaand overzicht laat zien dat het aantal beoordelingsopdrachten vanaf 1996, zowel nationaal als Europees, explosief is gegroeid. De kolom «toename» laat het beeld zien ten opzichte van het voorgaande jaar. Om deze groei op te vangen, werd in 1998 ongeveer 20 fte extra personeel aangetrokken.
Aantal beoordelingsopdrachten richting werkgroepen
1996 |
1997 |
toename |
1998 |
toename |
|
Nationaal Europees |
2 126 286 |
2 283 568 |
7% 99% |
2 575 820 |
13% 44% |
Totaal |
2 412 |
2 851 |
18% |
3 395 |
19% |
Verhuizing
In mei vond de verhuizing van Rijswijk naar Den Haag plaats. Om deze ingrijpende operatie te financieren werden in 1997 de kosten geraamd en een voorziening gevormd. De verbouwing en inrichting van het Forumgebouw verliepen voorspoedig. De totale uitgaven bleven binnen de begroting.
Veranderingen financieel beheer
Met de verantwoordelijke Directeur-Generaal van het kerndepartement is een managementafspraak 1998 tot stand gekomen. Hierin zijn afspraken gemaakt over verantwoordelijkheden, rapportage en financiële verantwoording, met name ten aanzien van de planning en control-cyclus.
Ten einde «achterstallig onderhoud» weg te werken en de financieel-economische zaken binnen het ACBG verder te professionaliseren werd een projectleider Financial Control aangesteld. Na gebleken nut werd besloten de functie van Financial Controller structureel in de formatie op te nemen.
Het financieel beleid van het ACBG werd op papier gezet. Het hieruit voortvloeiende financieel model is uitgangspunt voor een kostprijs-toerekeningssysteem. Momenteel wordt er hard aan gewerkt deze vorm te geven en de logistieke structuur zodanig in te richten dat deze ook gevoed kan worden met gegevens. Basis daarvoor vormt onder andere het tijdschrijven dat door alle medewerkers geschiedt en een lijst van producten van het ACBG.
Model voor kostprijzen
Om de taken van het ACBG te financieren, is in het «Besluit registratie geneesmiddelen» een aantal tarieven voorgeschreven die door de farmaceutische en homeopatische industrie betaald moeten worden. In verband met het belang van juiste tarieven is gekeken welke baten het agentschap heeft en welke lasten daar tegenover staan. Dat is vervolgens uitgewerkt in een model waarin is gekeken naar de koppeling tussen de vaste baten door middel van de jaarvergoedingen en de vaste lasten die hier uit betaald moeten worden. Er is bijvoorbeeld in het verleden besloten dat de kosten van de geneesmiddelenbewaking (onder andere bijwerkingen van medicijnen) ook uit de jaarvergoeding moest worden betaald.
Daarnaast zijn er zogenaamde variabele baten die afhankelijk zijn van de hoeveelheid nieuwe aanvragen en wijzigingen van bestaande geneesmiddelen. Deze laatste groep werkzaamheden is niet door het agentschap te beïnvloeden. Tegenover deze baten moeten dus de kosten worden geplaatst die gemoeid zijn met het daadwerkelijk beoordelen van de betreffende dossiers.
Daarom werd in 1997 begonnen met tijdschrijven. Deze gegevens werden geautomatiseerd bijgehouden. Hieruit kwam naar voren dat de beoordeling van geneesmiddelen niet binnen de wettelijke termijn kon worden afgerond omdat er te weinig rekening werd gehouden met de «logistieke» kant (zoals bijvoorbeeld planning, kopiëren, verdelen en verzenden)van het proces. In 1998 is daarom mede naar aanleiding van de eerste uitkomsten van het tijdschrijven geconstateerd dat de beoordelingsperiode anders moest worden ingedeeld. Deze andere indeling is in het eerste halfjaar van 1998 ingevoerd. Daardoor is het aantal gevallen dat binnen de wettelijke termijn is afgehandeld aanzienlijk toegenomen. Ten opzichte van 1997 steeg het halen van de wettelijke termijn van ongeveer 10 % (schatting medewerker planning) naar ongeveer 55 % (de eerste weken van 1999 laten al een stijging zien naar 70%). De Europese termijnen worden overigens in 100 % van de gevallen gehaald.
Omdat het bovenstaande in het verleden moeilijk kwantitatief was aan te tonen is een zogenaamde «quick scan» verricht naar de gehele infrastructuur van de Informatie Technologie(IT). Daar kwam uit dat er vele systemen en vele soorten software werden gebruikt die moeilijk op elkaar aansloten. Met die uitkomst is toen besloten de gehele IT-architectuur op elkaar af te stemmen en zodanig op te zetten dat in de toekomst niet alleen kengetallen en prestatiegegevens kunnen worden opgeleverd, maar tevens kon worden gewerkt aan een zogenaamde planning en werkvoorbereidingsmodule die de werkprocessen efficiënter moest gaan inrichten. Dit proces heeft geleid tot een keuze voor Oracle als database en Windows NT als basiswerkplek.
In de ontwikkeling van de nieuwe IT-architectuur zijn in 1998 een personeeldatabase opgeleverd en een urenregistratiemodule. Voordeel van het nieuwe systeem is dat er koppelingen tussen de diverse gegevensbestanden mogelijk zijn. Omdat het ontwikkelen van het nieuwe systeem en de eisen daaraan veel meer omvatten dan het alleen maar opleveren van de voorgeschreven informatie in de vorm van kengetallen, is de implementatie uiteindelijk langzamer verlopen dan aanvankelijk gedacht. Omdat het ACBG echter een voor de komende jaren bruikbaar systeem wilde opzetten voor zowel externe klanten als voor intern gebruik is deze vertraging onvermijdelijk. Daarbij komt dat door de millennium-problematiek en de invoering van de Euro het moeilijk bleek de geschikte mensen te vinden om één en ander sneller in te voeren.
Nieuwe IT-infrastructuur
De Nationale Unit van het Secretariaat ACBG is verantwoordelijk voor de correspondentie met bedrijven inzake nieuwe registratieaanvragen en wijzigingen in registratievoorwaarden voor alle producten die niet betrokken zijn bij een Europese registratieprocedure. Dit betreft ruim 80 % van het productenpakket dat door het ACBG wordt beheerd. Het Nationale Unit Management Informatie Systeem (NUMIS)werd in het najaar van 1997 ontworpen en is geïmplementeerd. De monitoring op de werkvoor-raden, de wettelijke doorlooptijden en de performance op medewerkerniveau leidt tot een efficiëntere planning en sturing van deze unit. De ervaringen met dit systeem zijn na een jaar dermate positief dat het inmiddels model staat voor het thans in ontwikkeling zijnde uitgebreidere systeem Basis Informatie & Operations Software (BIOS), waarmee voor elke afdeling en werkgroep van het ACBG de planning en het workflow-management(= het sturen in de hoeveelheid werk van elke afdeling/ medewerker)zullen worden beheerd.
Indien deze projecten zijn gerealiseerd, heeft het ACBG een brede basis voor wat betreft de hele IT-infrastructuur. Van daaruit kunnen vervolgens nadere projecten worden opgestart die het mogelijk kunnen maken dat het ACBG voor het jaar 2000 beschikt over een uitermate geavanceerde IT-architectuur die de komende jaren voldoet.
Onderzoek toekomstoriëntatie
Om de mogelijke toekomstige positie van het ACBG te bepalen werd een onderzoek verricht. In het onderzoek werd onder andere gekeken naar de volgende aspecten:
– De rol en taken van het ACBG in het licht van de Europese ontwikkelingen;
– De rol en taken van het ACBG in relatie tot het gehele geneesmiddelendossier.
De departementleiding heeft besloten dat het ACBG het scenario voor een «Kenniscentrum Geneesmiddelen» nader zou moeten uitwerken. De minister heeft haar goedkeuring gegeven met het inslaan van die koers. Op dit moment wordt binnen het ACBG door alle afdelingen gewerkt aan de jaarplannen 1999 en de begroting 2000, die een concrete vertaling daarvan moeten vormen.
Terugblik op de ontwerpbegroting 1998
Onderstaand wordt kort aangegeven wat de belangrijkste activiteiten van het ACBG waren, omdat 1998 op een aantal punten het jaar van de waarheid was. Er diende naar aanleiding van de verantwoording over 1997 veel werk verricht te worden om aan te tonen dat ook het ACBG kon voldoen aan de eisen van een agentschap. Rekening houdende met het feit dat het ACBG in sommige gevallen bij het oplossen van problemen heeft gekozen voor een goede lange termijn oplossing is dat gerealiseerd.
De volgende zaken zijn in 1998 gerealiseerd, afgehandeld, opgestart of nagenoeg gereed gekomen:
– Er is een beschrijving van de financiële AO;
– Versterken van de financiële functie door het aantrekken van een financial controller;
– Er is een contractregister opgezet;
– De inventarisadministratie is verder geautomatiseerd en ingevoerd;
– Ten opzichte van 1997 steeg het halen van de wettelijke termijn van ongeveer 10 % (schattingmedewerker planning) naar ongeveer 55 % (de eerste weken van 1999 laten al een stijging zien naar 70%). De Europese termijnen worden overigens in 100 % van de gevallen gehaald;
– Er werd een lijst opgesteld met ACBG-producten. Deze lijst van in totaal 37 producten moet een beeld gaan geven van de hoeveelheid werk/tijd die met deze producten samenhangt. Dit is namelijk nodig voor het bepalen van de kostprijs, de werkplanning en de tarieven.
– Er is een model ontwikkeld die een splitsing maakt tussen de zogenaamde vaste baten en lasten en de variabele baten en lasten. Door dit model wordt beter inzichtelijk gemaakt welke lasten gedekt moeten worden uit welke baten. In 1999 zal dit model nader verfijnd worden en gebruikt worden om voor het jaar 2000 de tarieven grondig tegen het licht te houden;
– Er is een streng invorderingsbeleid ingevoerd. In het verleden werd op dubieuze debiteuren in sommige gevallen afgeschreven. De nieuwe lijn is dat alles gedaan wordt om de vergoedingen binnen te krijgen. De eerste resultaten daarvan laten zien dat de nieuwe werkwijze effect heeft;
– Er is een oplossing gevonden voor het onderhanden werk. Deze post die volgens de regelgeving overigens niet verplicht is, maar wel een beter beeld geeft in het kader van de matching van baten en lasten wordt op de volgende wijze uitgewerkt. Van de ACBG-productlijst is bepaald bij welke producten er een fasering in de beoordeling is te hanteren. Indien een bepaalde fase is afgesloten komt er in het
BIOS-systeem een vlaggetje te staan. Aan de hand van ervaringscijfers zal dan bepaald worden welk deel van de reeds ontvangen vergoeding aan de verlies- en winstrekening kan worden toegevoegd. Er wordt dus een knip in de baten gemaakt. Deze manier van omgaan met onderhanden werk betekent dat tussentijds perioderesultaten kunnen worden bepaald en niet alleen per 31 december. Hierdoor ontstaat dus een betere (periodieke)matching van baten en lasten. Deze oplossing is in samenspraak met de Accountantsdienst gemaakt. Omdat het BIOS-systeem nog niet helemaal operationeel is, is besloten 1998 nog op dezelfde wijze te behandelen als de voorgaande jaren. Dat wil zeggen pas de baat nemen bij inschrijving, of niet-inschrijving, in Dathug (DatabankHumane Geneesmiddelen);
Er is onderzoek verricht naar de noodzaak en het nut van kengetallen (onder andere kostprijzen en beoordelingstermijnen).Daarbij is geconstateerd dat slechts een aantal kengetallen van belang is voor de sturing van het agentschap. Dat zijn enerzijds de ramingskengetallen die de basis vormen van de baten. Daarnaast is het kengetal dat het halen van de wettelijke termijn weergeeft belangrijk (zie bovenstaand); Er is via de kwartaalrapportages lopende het jaar betere managementinformatie verstrekt aan de dienstleiding van VWS. Daarbij is getracht de dienstleiding steeds op de hoogte te brengen van de stand van zaken in het verbetertraject van het ACBG;
De verhuizing van Rijswijk naar het Forum in Den Haag is uitgevoerd binnen de begroting;
Er is in kaart gebracht in welke richting het ACBG zich zou kunnen ontwikkelen;
Het marktaandeel in Europa bedraagt nog steeds ongeveer 20 %. Daarmee is het maximale marktaandeel bereikt.
Rekening van baten en lasten over 1998
(bedragen in f 1 000,–)
Omschrijving |
Raming |
Realisatie |
Realisatie 1997 |
Baten |
|||
Opbrengst registratie geneesmidde- |
|||
len |
21 425 |
23 847 |
22 868 |
Rentebaten |
150 |
244 |
200 |
Bijzondere baten |
- |
148 |
2 268 |
Totaal |
21 575 |
24 239 |
25 336 |
Lasten |
|||
Apparaatskosten |
|||
|
9 065 |
12 208 |
9 362 |
|
1 810 |
3 151 |
2 089 |
RIVM |
5 806 |
5 806 |
5 806 |
Subsidie Lareb |
2 835 |
2 513 |
2 667 |
Bijdrage aan kerndepartement |
2 264 |
1 543 |
2 265 |
Afschrijvingen |
295 |
460 |
368 |
Dotaties aan voorzieningen |
- |
76 |
2 301 |
Rentelasten |
5 |
- |
- |
Totaal |
22 080 |
25 757 |
24 858 |
Saldo van baten en lasten |
-505 |
|
478 |
TOELICHTING
Het tekort van f 1,518 miljoen werd in 1998 reeds in een vroegtijdig stadium geprognosticeerd, vermeld in de kwartaalrapportages en opgenomen in de begroting 1999. Dit tekort wordt deels gefinancierd uit de in 1996 en 1997 opgebouwde reserve van f 0,771 miljoen. Het restant van f 0,747 miljoen zal gefinancierd worden uit de post «vooruit gefactureerde registratievergoedingen» van ruim f 4,7 miljoen (zie toelichting op de balans: overlopende passiva).De volgende waarderingsgrondslag is basis voor de vorming van deze post.
Bij «nieuwe aanvragen tot registratie» en bij de «aanvragen tot wijziging in registratie-voorwaarden» wordt de verschuldigde vergoeding gefactureerd zodra de aanvraag in behandeling is genomen. De (totale) vergoeding wordt echter pas als gerealiseerd beschouwd en als bate in de exploitatie verantwoord op het moment dat het College een besluit heeft genomen om het geneesmiddel in te schrijven in de Databank Humane Geneesmiddelen (dan wel de «aanvraag tot registratie» af te wijzen), respectievelijk een besluit heeft genomen over het verzoek tot wijziging. De (totale)vergoedingen voor het ten behoeve van het EMEA (Europees bureau voorde geneesmiddelenbeoordeling) te verrichten rapporteurs-werkzaamheden worden eveneens pas als gerealiseerd beschouwd op het moment dat de werkzaamheden zijn beëindigd.
De in het afgelopen jaar ontwikkelde systematiek van het toerekenen van de baten komt er op neer dat registratievergoedingen niet in hun geheel «doorgesluisd» worden naar een volgend jaar, maar gedeeltelijk naar gelang het nog te behandelen traject. Door deze nieuwe systematiek zal naar verwachting een groot deel van de post «vooruit gefactureerde registratievergoedingen» (éénmalig)beschikbaar komen. Derhalve verwacht het ACBG voor de komende jaren geen financiële risico’s te lopen door het incidentele tekort in 1998. Zoals in de ontwerpbegroting 1999 reeds is aangegeven, worden ter dekking van de structurele lasten de tarieven voor de jaarvergoeding verhoogd.
Baten
Opbrengst registratie geneesmiddelen
Het overzicht van de geraamde en gerealiseerde opbrengsten is als volgt:
(bedragen in f 1 000,–)
Omschrijving |
Raming |
Realisatie |
Realisatie 1997 |
|||
Aantal |
Bedrag |
Aantal |
Bedrag |
Aantal |
Bedrag |
|
Nieuwe aanvragen |
||||||
geneesmiddel met een nieuw |
||||||
werkzaam bestanddeel |
50 |
1 000 |
70 |
1 240 |
50 |
815 |
generieke producten |
349 |
2 495 |
447 |
3 130 |
320 |
2 300 |
parallel importen |
700 |
1 750 |
870 |
2 175 |
854 |
2 268 |
aanmeldingen homeopathica |
- |
- |
- |
- |
10 276 |
1 628 |
registratieaanvragen homeopa- |
||||||
thica |
1 000 |
200 |
293 |
63 |
218 |
22 |
Jaarvergoedingen |
||||||
allopathische geneesmiddelen |
10 000 |
15 000 |
10 220 |
15 330 |
9 870 |
14 805 |
homeopathische geneesmiddelen |
250 |
5--- |
- |
|||
Wijzigingen in registratie- |
||||||
voorwaarden |
||||||
ingrijpend van aard |
80 |
400 |
68 |
340 |
41 |
205 |
minder ingrijpend |
215 |
215 |
234 |
234 |
145 |
145 |
Omschrijving
Raming Aantal Bedrag
Realisatie Aantal Bedrag
Realisatie 1997 Aantal Bedrag
Rapporteurschappen
nieuwe aanvragen Wijzigingen
Overig
Verstrekking kopie registerbladen/ bijsluiters
Totaal
350 |
10 |
878 |
11 |
443 |
|
10 |
- |
14 |
21 425 |
23 847 |
663
17
22 868
Het aantal registratieaanvragen homeopathica was uiteindelijk minder dan verwacht. Gezien de recentelijk toegevoegde taak tot het registreren van homeopathische geneesmiddelen en dus het ontbreken van ervaringscijfers waren de aantallen moeilijk in te schatten. Met name het aantal zogenaamde artikel 4 producten was uiteindelijk minder dan geraamd.
Het hogere aantal nieuwe aanvragen waarvoor Nederland (co-)rapporteur is en daardoor hogere ontvangsten krijgt, zijn het gevolg van de verschillende verschijningsvormen van een geneesmiddel (het tarief wordt per vorm vergoed). Deze zijn vóóraf moeilijk in te schatten. Nederland heeft een aandeel van circa 20% (1997: circa 20%)binnen de Europese beoordelingen. Gezien de «evenredige» verdeling over de Europese landen is deze 20 % het maximaal haalbare. Nederland blijft daarmee in de top meedraaien. In de raming werd, door gebrek aan gegevens daaromtrent, geen rekening gehouden met werkzaamheden rond de wijziging van reeds geregistreerde producten (waarvoor Nederland ooit rapporteur was).
Rentebaten
De voorschotrente voor de tegoeden bij de Rijkshoofdboekhouding bedroeg 2,75%.
Bijzondere baten
De specificatie is als volgt (bedragen in guldens): Bijdrage inrichtingskosten Overige baten
125 000
22 859
147 859
Van de makelaar (Kamerbeek en Nieboer)is in verband met de door het ACBG gedane investering in de infrastructuur van het Forumgebouw een bedrag van f 125 000,– ontvangen. De geringe overige baten hebben onder andere betrekking op een schade-afhandeling, de voorziening verhuizing en diverse kleinere ontvangsten.
LASTEN
Personeel
In de oorspronkelijke raming 1998 werd de post externe adviseurs van f 100 000,– abusievelijk opgenomen onder de post materieel in plaats van personeel. De realisatie is echter opgenomen onder de post personeel.
5
6
De specificatie van de personele kosten is als volgt (bedragen in guldens)
Salarissen personeel in dienst Agentschap CBG
Raming
Realisatie
Realisatie 1997
salarissen en sociale lasten |
7 390 000 |
9 195 073 |
7 220 323 |
wachtgelden |
210 000 |
187 843 |
199 766 |
vergoedingen collegeleden |
385 000 |
415 918 |
364 575 |
uitzendkrachten |
200 000 |
444 828 |
320 170 |
externe adviseurs |
- |
857 303 |
548 536 |
overige personeelskosten |
310 000 |
228 491 |
198 106 |
Salarissen personeel elders
8 495 000 570 000
11 329 456 877 990
8 851 476 510 854
Totaal
9 065 000
12 207 446
9 362 330
De in de jaarrekening verantwoorde toelagen voor tegemoetkoming ziektekosten rijksambtenaren (TZR)zijn gevoelig voor misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O).De TZR wordt toegekend op basis van een verklaring van de belanghebbende. Het departementale controlebeleid bestaat uit het opvragen van bewijsstukken bij door personeelsleden doorgegeven wijzigingen. Daarnaast is 10% van de personeelsleden (willekeurig geselecteerd)gecontroleerd aan de hand van opgevraagde bewijsstukken.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)is belast met de uitvoering van de uitkerings- en wachtgeldregelingen voor het Rijkspersoneel. De Staat der Nederlanden, in casu BZK, heeft voor de uitvoering van deze regelingen met de Stichting Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en Onderwijs (USZO)een overeenkomst afgesloten. Een aantal regelingen is M&O-gevoelig. Met name voor de aspecten arbeidsverleden en neveninkomsten bestaat onzekerheid of de belanghebbende al dan niet opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt.
Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport stelt, voor zover mogelijk, de voor de toekenning bepalende gegevens op, geeft deze door aan de USZO en beoordeelt de van de USZO ontvangen gegevens over de beslissing tot toekenning aan de hand van de oorspronkelijke gegevens. De USZO draagt zorg voor de toekenning, de uitbetaling, de administratie, de doorbelasting naar de departementen en de formulering en uitvoering van het M&O-beleid. De USZO heeft voor de uitvoering van het M&O-beleid op de aspecten arbeidsverleden en neveninkomsten een toereikend controlebeleid geformuleerd. Het oordeel over de kwaliteit van de uitvoering van dat controlebeleid maakt onderdeel uit van de accountantsverklaring bij de jaarstukken van de USZO.
De declaraties 1998 van de USZO, die in maand t als voorschot in de administratie worden verwerkt, worden in maand t+1, op basis van een gespecificeerde opgave van de werkelijke bruto uitgaven, definitief geboekt. De definitieve vaststelling geschiedt op grond van de jaarstukken van de USZO en de bijbehorende accountantsverklaringen. De USZO heeft op dit moment nog geen accountantsverklaring bij de uitgaven over 1998 overlegd. Als gevolg daarvan bestaat op dit moment onzekerheid over de rechtmatige uitvoering van de regelingen door de USZO, alsmede over de werkelijke hoogte van de uitvoeringskosten van de USZO.
Eind 1998 had het ACBG een bezetting van circa 100 fte (in 1997 circa 77,5 fte). De gemiddelde kosten per fte bedroegen circa f 92 000,– (over 1997 circaf93 000,–).In de raming werd uitgegaan van ongewijzigd beleid,
omdat de uitkomsten van het onderzoek en de beslissing daarover nog niet bekend waren.
De toename van het werk betekende in 1998 een uitbreiding van ongeveer 20 fte’s. Omdat pas later in het jaar toestemming kwam voor deze uitbreiding en wegens langdurig ziekteverzuim werd extra gebruik gemaakt van uitzendkrachten. Inmiddels is er een ziekteverzuimprotocol, in samenwerking met de bedrijfsarts en Bedrijfsmaatschappelijk Werk, opgesteld. Dit moet leiden tot het terugdringen van het langdurig ziekteverzuim.
De inzet van externe adviseurs was langer nodig dan voorzien. In 1998 diende de organisatie verder te professionaliseren en zich voor te bereiden op de toekomst. Inmiddels is zowel voor de functie van adjunct-directeur/hoofd afdeling Bedrijfsvoering als voor het hoofd afdeling IT de wervingsprocedure in gang gezet zodat in 1999 deze plaatsen niet langer op interim basis worden vervuld.
Materieel
De specificatie van de materiële kosten is als volgt (bedragen in guldens)
Raming |
Realisatie |
Realisatie 1997 |
|
Huisvestingskosten Forum |
- |
1 233 147 |
- |
Huisvestingskosten personeel elders |
100 000 |
70 820 |
63 700 |
Congressen |
- |
144 855 |
|
Reis en verblijfkosten |
75 000 |
169 428 |
148 662 |
Automatiseringskosten |
150 000 |
340 577 |
272 810 |
Diverse bureaukosten |
535 000 |
961 840 |
639 676 |
Kosten college |
100 000 |
79 158 |
82 969 |
Kosten onderzoekingen |
750 000 |
262 485 |
654 506 |
Externe adviseurs |
100 000 |
- |
- |
Overige lasten |
- |
33 374 |
81 852 |
Totaal |
1 810 000 |
3 150 829 |
2 089 030 |
De ontwikkelingen op het gebied van IT (met name het systeem BIOS) veroorzaakten hogere kosten. In de oorspronkelijke raming was hiermee niet volledig rekening gehouden. Het plan van aanpak werd in het eerste kwartaal uitgewerkt en daarna in stappen uitgevoerd.
In de raming werd, ten behoeve van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ),rekening gehouden met een totaalbedrag aan onderzoeksgelden van f 0,5 miljoen. Het ACBG heeft het bedrag niet als kosten in de verantwoording 1998 opgenomen. In verband met een herijking van de taken en werkzaamheden van het ACBG, vindt op dit moment namelijk overleg plaats met de IGZ over de uitvoering van de onderzoeken en de toe te rekenen kosten.
RIVM
In het kader van de registratie van humane geneesmiddelen verricht het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) beoordelings-werkzaamheden op chemisch-farmaceutisch en farmacologisch-toxicologisch gebied. De totale lasten bedroegen f 5,806 miljoen
Lareb
Het ACBG heeft in 1998 aan de Stichting Lareb een bedrag vergoed van f 2 650 000,– als voorschot en f 136 875,- teruggevorderd in verband met de definitieve bijdrage 1997 voor de door de Stichting Lareb uitgevoerde registratie van bijwerkingen van geneesmiddelen.
Bijdrage aan kerndepartement
De post «bijdrage aan kerndepartement» betreft een interne verrekening tussen het ACBG en het kerndepartement. De bijdragen werden vastgelegd in de tussen het kerndepartement en het ACBG afgesloten managementafspraak.
De specificatie is als volgt (bedragen in guldens):
Gebruik gebouw Hoogvoorde 361 000
Overhead kerndepartement 1182 000
1 543 000
Het gebruik van gebouw Hoogvoorde betreft de periode van januari tot en met april 1998. Vanaf de verhuizing in mei zijn de huisvestingslasten rechtstreeks aan derden verschuldigd.
De overhead betreft de uitgaven die door de stafdirecties van het departement zijn gemaakt ten behoeve van de facilitaire dienstverlening aan het ACBG.
Afschrijvingen
De specificatie van de afschrijvingskosten is als volgt (bedragen in guldens):
Meubilair 93194 Automatiseringsapparatuur 233 438 Kantoorapparatuur 26271 Software 107 496 |
Afschrijvingstermijn 5–10 jaar Afschrijvingstermijn 3 jaar Afschrijvingstermijn 7 jaar Afschrijvingstermijn 3 jaar |
Totaal 460 399 |
|
Rekening van kapitaaluitgaven |
en kapitaalontvangsten over 1998 |
Omschrijving |
Raming Realisatie Realisatie 1997 |
Kapitaaluitgaven |
|||
uitgaven onroerende goederen |
- |
- |
- |
uitgaven overige kapitaalgoederen |
200 |
885 |
586 |
Totaal |
200 |
885 |
586 |
Kapitaalontvangsten |
|||
investeringsbijdrage van het |
|||
departement |
- |
- |
- |
toevoeging aan liquide middelen |
200 |
460 |
368 |
Totaal |
200 |
460 |
368 |
TOELICHTING
De kapitaaluitgaven betreft investeringen in verband met vervanging van verouderde inventaris en uitbreiding van de inventaris ten behoeve van nieuwe medewerkers. Ook werd de software en automatiseringsapparatuur uitgebreid ten behoeve van investeringen in de IT-infrastructuur.
De kapitaalontvangsten betreft een toename van de liquide middelen als gevolg van afschrijvingen, die in de tarieven zijn verdisconteerd.
Het kasstroomoverzicht ziet er als volgt uit (bedragen in f 1 000,–)
Omschrijving
Liquide middelen 1-1-1998
saldo van baten en lasten Afschrijvingen mutaties voorzieningen mutaties in het werkkapitaal Kasstroom uit operationele activiteiten
Investeringen
Desinvesteringen kasstroom uit investeringsactiviteiten
Liquide middelen 31-12-1998
1 518 460
2 050 274
885 72
8 205
2 834
-
-813
4 558
Balans
(bedragen in f 1 000,–)
Omschrijving |
31-12-98 |
31-12-97 |
||
Activa |
||||
Materiële activa |
||||
|
1 470 |
1 117 |
||
Debiteuren |
||||
|
1 103 |
2 005 |
||
|
114 |
989 |
38 |
1 967 |
Overlopende activa |
74 |
76 |
||
Liquide middelen |
||||
|
4 558 |
8 205 |
||
|
-– |
4 558 |
-– |
8 205 |
Totaal |
7 091 |
11 365 |
||
Passiva |
||||
Agentschapsvermogen |
||||
|
771 |
293 |
||
|
|
478 |
||
|
771 |
|||
Voorziening verhuizing |
- |
2 126 |
||
Crediteuren |
232 |
413 |
||
Overlopende passiva |
7 606 |
8 055 |
||
Totaal |
7 091 |
11 365 |
TOELICHTING
Algemene waarderingsgrondslagen
De activa en passiva zijn opgenomen tegen de nominale waarde «(inclusief omzetbelasting)», tenzij anders is vermeld.
Materiële activa
De materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen historische kosten verminderd met afschrijvingen, welke zijn gebaseerd op de economische levensduur. Afschrijvingen geschieden lineair en tijdsevenredig over het jaar.
De economische levensduur wordt voor de volgende categorieën gesteld op:
– software |
3 jaar |
||
– automatiseringsapparatuur |
3 jaar |
||
– kantoorapparatuur |
7 jaar |
||
– meubilair |
5–10 jaar |
||
Het verloop van de materiële activa is als |
volgt (bedragen x f 1 000) |
||
Inventaris |
Software |
Totaal |
|
Verkrijgingsprijs |
1 773 |
338 |
2 111 |
afschrijvingen tot en met 1997 |
833 |
161 |
994 |
boekwaarde 1-1-1998 |
940 |
177 |
1 117 |
mutaties in boekjaar: |
|||
bij: verkrijgingsprijs investeringen |
792 |
93 |
885 |
desinvestering afschrijvingen |
72 |
- |
72 |
af: afschrijvingen |
353 |
107 |
460 |
desinvestering verkrijgingsprijs |
144 |
- |
144 |
totaal mutaties |
367 |
|
353 |
Verkrijgingsprijs |
2 421 |
431 |
2 852 |
afschrijvingen tot en met 1998 |
1 114 |
268 |
1 382 |
boekwaarde per 31-12-1998 |
1 307 |
163 |
1 470 |
Debiteuren
De debiteuren zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor niet te innen vorderingen is een voorziening getroffen. De looptijd van de vorderingen, met uitzondering van de dubieuze debiteuren, is niet langer dan een jaar. De specificatie van de debiteuren is als volgt (bedragen in guldens):
Debiteuren uit hoofde van registratievergoedingen Overige debiteuren
1 036 638
66 793
1 103 431
Voorziening dubieuze debiteuren
De voorziening wegens niet te innen vorderingen van f 114 000,– (slechts 0,5%van de totale baten) is bepaald door individuele beoordeling van de vorderingen. Het betreft een gering aantal debiteuren met betrekking tot de homeopathische industrie. In 1998 werd begonnen met een strengere aanpak van de dubieuze debiteuren en werd de incassoprocedure verder geprofessionaliseerd. In 1999 zal dit zijn vruchten gaan afwerpen.
Het verloop van de voorziening dubieuze debiteuren is als volgt (bedragen in guldens):
Stand 1-1-1998
Af: afboeking als gevolg van niet te innen vorderingen
Bij: toevoeging Stand per 31-12-1998
37 530
37 530
76 470
114 000
Voorziening verhuizing
Het ACBG is in mei 1998 verhuisd naar het Forumgebouw in de binnenstad van Den Haag. Voor de financiering werd met het kerndepartement afgesproken de bijdrage voor huisvesting en overhead 1997 van f 2 265 000,– niet te verrekenen maar door middel van een voorziening te bestemmen voor de in 1998 te maken inrichtings- en verhuiskosten. In 1997 werd voor een bedrag van f 139 108,– aan de voorziening onttrokken ten behoeve van voorbereidende werkzaamheden.
In 1998 werd voor een bedrag van f 2 121 310,– aan de voorziening onttrokken ten behoeve van de werkzaamheden rond de verhuizing. Het restant van f 4 582,– werd ten gunste van de (bijzondere)baten geboekt.
De specificatie is als volgt (bedragen in guldens):
– Bouwkundige aanpassingen
– Infrastructuur
– Inrichting
– Verhuiskosten
– Adviseurs
– Restant voorziening
371 771
749 981
729 950
78 056
191 552
2 121 310
4 582
2 125 892
Overlopende passiva
De specificatie van de overlopende passiva is als volgt (bedragen in guldens):
Vooruit gefactureerde registratie- |
||
vergoedingen |
4 772 500 |
|
Vooruit ontvangen bedragen |
227 538 |
|
Te betalen salarissen: |
||
– salarissen en wachtgelden |
1 134 261 |
|
– salarissen contractmedewerkers |
340 779 |
|
|
422 800 |
1 897 840 |
Overige te betalen posten: |
||
– abonnementen openbaar vervoer |
145 390 |
|
– levering goederen/diensten VWS |
242 704 |
|
– overige posten |
320 117 |
708 211 |
Stichting Lareb |
pm 7 606 089 |
De vooruit gefactureerde registratievergoedingen betreffen de reeds gefactureerde opbrengsten voor werkzaamheden waarvan de besluitvorming door het College nog niet heeft plaatsgevonden. Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de toelichting onder de algemene waarderingsgrondslagen in de rekening van baten en lasten.
De vooruit ontvangen bedragen betreffen voornamelijk ontvangsten van het EMEA voor nog niet door het ACBG afgeronde rapporteurswerkzaam-heden. Op dit moment is de hoogte van de definitieve bijdrage 1998 aan de Stichting Lareb nog niet bekend.
Niet in de balans opgenomen verplichtingen
Met betrekking tot de werkzaamheden door de Stichting Lareb heeft het ACBG zich verplicht in 1999 maximaal f 2,5 miljoen te vergoeden.
BIJLAGE 1.1
DE AAN TE GANE VERPLICHTINGEN VOOR DE TE VERLENEN GARANTIES WAARVOOR DE VEREISTE (WETTELIJKE) GOEDKEURING IS VERKREGEN
artikel- omschrijving van nummer de regeling
de wet of andere |
het verplichtingen |
beginselbrieven/toezeggingen |
||
regeling op grond |
bedrag van de te |
|||
waarvan de |
verlenen garantie |
|||
garantie is verleend |
op de begroting |
|||
totaal bedrag uitgebracht |
verleend in |
totaal bedrag |
||
1-1-1998 in 1998 |
1998 |
31-12-1998 |
U 24.08
Voorzieningen niet-sedentaire personen
Rijksregeling tbv Inrichting voor Thuisloze personen
0000
U 24.08
Voorzieningen allochtone groepen
Rijksgarantieregeling allochtone groepen
0000
U 24.08 Voorzieningen gehandicapten
Rijksregeling Gezinsvervangende Tehuizen voor Gehandicapten en Rijksregeling dagverblijven voor Gehandicapten
32 034 285
58 362 025
29 920 285
32 034 285
56 248 025
U 24.08
Voorzieningen organisaties en instellingen van sociaal-cultureel werk
Welzijnswet
0000
U 24.08
Garantie van rente en aflossing van leningen voor internaten voor kinderen waarvan de ouders een trekkend bestaan hebben
Welzijnswet
0000
U 25.04
Voorzieningen tbv inrichtingen voor gezondheidszorg
Garantieregeling 1958
0 39 574 020
0 39 574 020
U 25.04
Voorzieningen tbv verpleeg- en behandelingsinrichtingen
Financieringsregeling
0000
U 25.04
U 25.04
Rode Kruis Bloedbank
Voorzieningen tbv Stichting Revalidatiecentrum De Hoogstraat
Begrotingswet Begrotingswet
0000
100 000
100 000
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
artikel- omschrijving van de wet of andere het verplichtingen beginselbrieven/toezeggingen nummer deregeling regelingopgrond bedrag vandete waarvan de verlenen garantie garantieis opdebegroting verleend totaal bedrag 1-1-1998
uitgebracht in 1998
verleend in 1998
totaal bedrag 31-12-1998
U 24.04
Garantieverklaring terzake van vergoeding ziektekosten pupillen in de residentiële landelijke voorzieningen voor jeugdhulpverlening
Wet op de jeugdhulpverlening
P.M.
P.M.
U 22.01
Materieel Volksgezondheid
Garantieverklaring terzake van eventuele juridische consequenties en schadeclaims i.v.m. publicaties door de Stichting GEBU over de werking van geneesmiddelen
P.M.
P.M.
U 25.01
Beroepen en opleidingen Volksgezondheid
Garantieverklaring aan de Maatschap Gynaecologie en Obstetrie van het Sint Franciscus Gasthuis te Rotterdam m.b.t. aantal bevallingen per jaar
P.M.
P.M.
U 25.03
Artikel 73a van de Ziekenfondswet
Aansprakelijkheid voor door de Ziekenfondsraad verschuldigde betalingen indien een ziekenfonds ophoudt te betalen
P.M.
P.M.
BIJLAGE 1.2
DE LOPENDE VERPLICHTINGEN UIT HOOFDE VAN DE VERLEENDE GARANTIES; Stand per 31 december 1998
artikel- omschrijving nummer van de regeling
de wet of |
het verplichtin- |
de verleende garanties (nominaal) |
|||
andere |
gen bedrag |
||||
regeling op |
van de te |
||||
grond waarvan |
verlenen |
||||
de garantie is |
garantie op de |
||||
verleend |
begroting |
||||
stand per |
verleend in |
vervallen in |
stand per |
||
1-1-1998 |
1998 |
1998 |
31-12-1998 |
||
Rijksregeling |
0 |
73 214 000 |
0 |
0 |
73 214 000 |
U 24.08 Voorzieningen niet-sedentaire personen
U 24.08
U 24.08
U 24.08
Voorzieningen allochtone groepen
Voorzieningen gehandicapten
Voorzieningen organisaties en instellingen van sociaalcultureel werk tbv Inrichting voor Thuisloze personen
Rijksgarantieregeling allochtone groepen
Rijksregeling Gezinsvervangende
Tehuizen voor Gehandicapten en Rijksregeling dagverblijven voor Gehandicapten
Welzijnswet
1 078 440
32 034 285 1 325 645 866
32 034 285 33 236 158*
1 078 440
1 325 506 271
65 410 038*
17 766 500**
475 000
17 291 500
U 24.08
Garantie van rente en aflossing van leningen voor internaten voor kinderen waarvan de ouders een trekkend bestaan hebben
Welzijnswet
2 446 000
2 446 000
U 25.04
U 25.04
U 25.04
U 25.04
Voorzieningen tbv inrichtingen voor gezondheidszorg
Voorzieningen tbv verpleegen behandelingsinrichtingen
Rode Kruis Bloedbank
Voorzieningen tbv Stichting Revalidatiecentrum De Hoogstraat
Garantieregeling 1958
Financieringsregeling
Begrotingswet Begrotingswet
0 5 584 595 400***
5 976 400
0 3 000 000
0 68 875 000
0 26 590 000
210 669 350**** 333 750 000****
5 434 924 750
5 976 400
3 000 000
18 750 000**** 25 000 000****
62 625 000
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
artikel- omschrijving nummer van de regeling de wet of het verplichtin- de verleende garanties (nominaal)
andere gen bedrag regelingop vandete grond waarvan verlenen de garantie is garantie op de verleend begroting stand per 1-1-1998
verleend in 1998
vervallen in 1998
stand per 31-12-1998
U 24.04
U 22.01
U 25.01
U 25.03
Garantie- |
Wet op de |
verklaring |
jeugd- |
terzake van |
hulpverlening |
vergoeding |
|
ziektekosten |
|
pupillen in de |
|
residentiële |
|
landelijke |
|
voorzieningen |
|
voor jeugd- |
|
hulpverlening |
|
Materieel |
Garantie- |
verklaring |
|
terzake van |
|
eventuele |
|
juridische |
|
consequenties |
|
en schade- |
|
claims i.v.m. |
|
publicaties |
|
door de |
|
stichting GEBU |
|
over de |
|
werking van |
|
geneesmidde- |
|
len |
|
Beroepen en |
Garantie- |
opleidingen |
verklaring aan |
Volksgezond- |
de Maatschap |
heid |
Gynaecologie |
en Obstetrie |
|
van het Sint |
|
Franciscus |
|
Gasthuis te |
|
Rotterdam |
|
m.b.t. het |
|
aantal |
|
bevallingen |
|
per jaar |
|
Artikel 73a van |
Aansprakelijk- |
de |
heid voor door |
Ziekenfonds- |
de Zieken- |
wet |
fondsraad |
verschuldigde |
|
betalingen |
|
indien een |
|
ziekenfonds |
|
ophoudt te |
|
betalen |
P.M.
P.M.
P.M.
P.M.
P.M.
P.M.
P.M.
P.M.
-
*Betreft hersluitingen; in de kolom vervallen in 1998 is het oorspronkelijk nominale bedrag opgenomen.
** De beginstand is verlaagd met f425 000 als gevolg van correcties die in 1997 nog niet waren verwerkt.
*** De beginstand per 1 januari 1998 is verlaagd met f 1 490 000, zijnde de nominale leningsbedragen van in 1997 versterkt afgeloste leningen die niet in de garantiestaat van 1997 zijn verwerkt.
**** Herfinancieringen
BIJLAGE 1.3
HET FEITELIJK RISICO PER 31 DECEMBER 1998 OP BASIS VAN DE CONTRACTDATUM (SCHULDRESTANT VAN DE LENING)
artikel- omschrijving van de wet of andere het feitelijk risico op basis van contractdatum nummer deregeling regelingopgrond waarvan de garantieis stand per stortingenin aflossingen verleend 1-1-1998 1998 in1998
stortingen zonder contract in stand per 1998 (poten-31-12-1998 tieel risico)
U 24.08
Voorzieningen niet-sedentaire personen
Rijksregeling tbv Inrichting voor Thuisloze personen
44 029 818
0 1 818 475 42 211 343
U 24.08
Voorzieningen allochtone groepen
Rijksgarantieregeling allochtone groepen
555 855
36 822
519 033
U 24.08
Voorzieningen gehandicapten
Rijksregeling Gezinsvervangende Tehuizen voor Gehandicapten en Rijksregeling dagverblijven voor Gehandicapten
1 066 705 133
70 098 393* 80 828 655* 1055 974 871
U 24.08
Voorzieningen organisaties en instellingen van sociaal-cultureel werk
Welzijnswet
5 899 800
530 200
5 369 600
U 24.08
Garantie van rente en aflossing van leningen voor internaten voor kinderen waarvan de ouders een trekkend bestaan hebben
Welzijnswet
888 690
888 690
U 25.04
Voorzieningen tbv inrichtingen voor gezondheidszorg
Garantieregeling 1958
4 119 209 600** 210 669 350* 396 528 572* 3 933 350 378
U 25.04
Voorzieningen tbv verpleeg- en behandelingsinrichtingen
Financieringsregeling
483 875
212 702
271 173
U 25.04
Rode Kruis Bloedbank
Begrotingswet
75 000
75 000
U 25.04
Voorzieningen tbv Stichting Revalidatiecentrum De Hoogstraat
Begrotingswet
44 614 750 18 750 000* 21234 875* 42 129 875
U 24.04
Garantieverklaring terzake van vergoeding ziektekosten pupillen in de residentiële landelijke voorzieningen voor jeugdhulpverlening
Wet op de jeugdhulpver-leing
P.M.
P.M.
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
artikelnummer omschrijving van de regeling de wet of andere regeling op grond waarvan de garantie is verleend het feitelijk risico op basis van contractdatum stand per stortingen in 1-1-1998 1998
aflossingen in 1998
stortingen zonder contract in stand per 1998 (poten-31-12-1998 tieel risico)
U 22.01
Materieel Volksgezondheid
U 25.01
Beroepen en opleidingen Volksgezondheid
U 25.03
Artikel 73a van de ziekenfondswet
Garantieverklaring terzake van eventuele juridische consequenties en schadeclaims ivm publicaties door de stichting GEBU over de werking van geneesmiddelen
Garantieverklaring aan de Maatschap Gynaecologie en Obstetrie van het Sint Francis Gasthuis te Rotterdam m.b.t. het aantal bevallingen per jaar
Aansprakelijkheid voor door de Ziekenfondsraad verschuldigde betalingen indien een ziekenfonds ophoudt te betalen
P.M.
P.M.
P.M.
P.M.
P.M.
P.M.
-
*Stortingen en aflossingen zijn inclusief de herfinancieringen.
** De beginstand is inclusief een vermindering van f 656 500 zijnde de restschuld van in 1997 versterkt afgeloste leningen die niet in de garantie-staat van 1997 zijn verwerkt.
BIJLAGE 1.4
DE BEDRAGEN WELKE ALS UITVLOEISEL VAN DE GARANTIEVERLENING TOT HET EINDE VAN HET JAAR IN TOTAAL TEN LASTE EN TEN GUNSTE VAN DE RIJKSBEGROTING ZIJN BETAALD DAN WEL TERUGONTVANGEN
Ten laste van de rijksbegroting zijn in totaal betaald
Ten gunste van de rijksbegroting zijn in totaal terugontvangen
Begr.jaar U-artikel omschrijving artikel nummer uitgaven begr.jaar
M-artikel omschrijving nummer artikel ontvangsten
1982
U 260
Voorzieningen tbv inrichtingen Gezondheidszorg
268 375
1983 |
U 268 |
idem |
1984 |
U 155 |
Rijksbijdrage; subsidies en overige uitgaven t.b.v. minderheden |
1985 |
U 173 |
Voorzieningen tbv inrichtingen Gezondheidszorg |
118 947
317 749 1 985/1986
1 161 700
1985
Voorzieningen allochtone groepen
Voorzieningen tbv inrichtingen Gezondheidszorg
131 878
387 322
1988 U 035 Rijksbijdragen, subsidies en overige uitgaven t.b.v. minderheden
75 000
1988 M013 Terugbetaling op effectief geworden garanties
1 161 700
1989
U 05.02
Welzijn minderheden en opvang vluchtelingen
443 833
1990
U 05.02
Welzijn minderheden en opvang vluchtelingen
19 796
1993
U 11.02
Garantie van rente en aflossingen van leningen
921 219
1994
U 11.02
Garantie van rente en aflossingen van leningen
895 063
1995 U25.04 Garantie van rente en aflossingen van leningen volksgezondheid
871 516
1996 U25.04 Garantie van rente en aflossingen van leningen volksgezondheid
842 750
1997 U25.04 Garantie van rente en aflossingen van leningen volksgezondheid
816 594
M
M
Opgave van de deelnemingen in ondernemingen en internationale instellingen per 31 december 1998
Naam vandeonderneming Bedrag vande Wijze vande Bedrag van de deelneming deelneming deelneming uitgedrukt in percentage van het geplaatste kapitaal
N.B.: Het Ministerie van VWS neemt nietdeel in ondernemingen en internationale instellingen per 31 december 1998
AFKORTINGENLIJST
A
AAW
ABP
AFBZ
ALBA
ALCON
AMG
APZ
ASGI
ASP
ATW
AWBZ
AWO
AWOB
A&O
Algemene Arbeidsongeschiktheidswet
Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds
Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten
Allergenen Databank
Stichting Alcohol Consultancy
Arbo Management Group
Algemeen Psychiatrisch Ziekenhuis
Algemene Subsidiebepalingen Gesubsidieerde
Instellingen
Algemene Subsidiebepalingen voor Projecten
Arbeidstijdenwet
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
Arbeidsmarkt Werkgelegenheids-en Opleidingsfonds
Arbeidsmarkt Werkgelegenheids en Opleidingsfonds
Bejaardenoorden
Arbeidsmarkt- en Opleidingsfonds
B
BEURS BIGWet BKZ BOPZ
BSE BTW
Begrotingsuitvoering rapportage systeem Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg Budgettair Kader Zorg Wet Bijzondere Opneming Psychiatrische Ziekenhui- zen
Bovine Spongiforme Encephalopathie Belasting Toegevoegde Waarde
C
CAO CAW CBG CCBH
CLB
CONO
COTG
CPA
CTB
CW
D
DES DNA
Collectieve Arbeidsovereenkomst Centraal Administratiekantoor Welzijn College ter Beoordeling van Geneesmiddelen Centrale Commissie Behandeling Heroïne-verslaafden
Centraal Laboratorium voor de Bloedtransfusie-dienst
Centraal Orgaan Nascholing en Opleiding Centraal Orgaan Tarieven Gezondheidszorg Centrale Post Ambulancevervoer College Toelating van Bestrijdingsmiddelen Comptabiliteits Wet
Diethylstilbestrol Desoxyribo Nucleic Acid
E
EACH
EG
EK
EMEA
EU
Europian Alzheimer Clearing House Economische Gemeenschap Europese Kampioenschappen European Medicines Evaluation Agency Europese Unie
F
FBG
FH FIOM
Facilitair Bureau Gemachtigden Bouw VWS
(stichting)
Familiare Hypercholesterolemie
Federatie Instellingen Ongehuwde Moederzorg
Fte FTO
G
GAK GES GFO GGD GGZ GHR GLIAGG
GMV
GOA GR GVO GVS
H
HDI HIV
I
IARC ICODO
IF
IFIS
IGB
IGC
IGZ
IMC
IOC
IOG
IPA
IPO
ISG
ISS IVV IWG
IZA/IZR
J
JGZ JHV JMW JOZ
K
KNCV
KWF
L
LBIO
Full time Equipment Farmaco Therapie Overleg
Gemeenschappelijk Administratie Kantoor Gezondheids Effecten Screening Gemeentelijk Functioneel Ontwerp Gemeentelijke gezondheids Dienst Geestelijke Gezondheidszorg Geneeskundige hulpverlening bij rampen Gereformeerde Landelijke Instelling Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg Geneesmiddelen, exportverklaringen opium-verloven,sera en vaccins en vergunningen voor geneesmiddelen.
Gemeentelijk Onderwijs Achterstandbeleid Gezondheidsraad
Gezondheidsvoorlichting en opleiding Geneesmiddelen Vergoedingensysteem
Helen Downing Institute Human Immunodeficiency Virus
International Agency for Research on Cancer Stichting Informatie- en Coördinatie-orgaan Dienstverlening Oorlogsgetroffenen Interim-Functievervulling Implementatie Financieel Informatiesysteem Inspectie Gezondheidsbescherming Intergouvernementele Conferentie Inspectie Gezondheidszorg Intramurale Motivatie Centra Internationaal Olympisch Comité Indicatie Overleg Geestelijke Gezondheidszorg Interdepartementale Personeelsadministratie Interprovinciaal Overleg
Interdepartementale Stuurgroep Gehandicaptenbeleid
International Social Service Informatievoorziening verslavingszorg Interdepartementale Werkgroep Geneesmiddelendistributie Interimregeling Ziektekosten Ambtenaren
Jeugdgezondheidszorg Jeugdhulpverlening Joods Maatschappelijk Werk Jaaroverzicht Zorg
Koninklijke Nederlandse Centrale Vereniging tot bestrijding tuberculose Koningin Wilhelmina Fonds
Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen
LHV LIS LOB LOSB
LOPP/GGZ
LVGGD
Landelijke Huisartsen Vereniging Letsel Informatie Systeem Landelijk Oncologisch Beraad Landelijke Organisatie Sport en Bewegingsstimulering
Landelijk Overleg Platform Preventie Geestelijke Gezondheidszorg
Landelijke Vereniging van Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdiensten
M
MAP
MDW
MFE
MIBO
MOU
M&O
MTA
N
NCCZ NESTOR
NEVO NHG NIDI NIGZ
NIP
NISSO
NIVEL
NIZW NKI NMI NOC*NSF
NOP
NOS
NP/CF
NPI
NRV
NSPH
Now
NZI NIZW
O
OC&W
OCV OSA
OVA
P
PEO
Meerjaren Aktiviteiten Programma
Marktwerking Deregulering en Wetgevingskwaliteit
Multifunctionele Eenheden
Magazijnen In Buitengewone Omstandigheden
Memorandum of Understanding
Misbruik en Oneigenlijk gebruik
Medical Technology Assessment
Nationale Commissie Chronisch Zieken Nederlands Stimuleringsprogramma Ouderen-onderzoek
Databank Voedingsstoffen Nederlands Huisartsen Genootschap Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut Nederlands Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie Nederlands Instituut Psychologen Nederlands Instituut voor Sexuologisch Onderzoek Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Eerstelijns gezondheidszorg Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn Nederlands Kanker Instituut Nederlands Meet Instituut
Nederlands Olympisch Comité * Nederlandse Sport Federatie
Nationaal Onderzoeksprogramma Luchtverontrei-ninging en klimaatveranderingen Nederlandse Omroep Stichting Nederlandse Patiënten/Consumenten Federatie Nederlands Paramedisch Instituut Nationale Raad voor de Volksgezondheid Netherlands School of Public Health Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
Nederlands Zorg Instituut Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
Overlegcommissie Verkenningen Stichting Organisatie voor Strategisch Arbeidsmarktonderzoek Overheidsbijdrage in de Arbeidskostenontwikkeling
Projecten, Experimenten en Onderzoek
PGB |
Persoonsgebonden budget |
PGHOR |
Project Geneeskundige Hulpverlening Ongevallen en |
Rampen |
|
PREFFI |
Preventie Effectiviteits Instrument |
PUR |
Pensioen- en Uitkeringsraad |
PR |
Public Relation |
Pview |
Personal View |
P & C |
Planning en Control |
R RAZ |
Rapportage Arbeidsmarkt Zorgsector |
RIAGG |
Regionale Instelling voor Ambulante Geestelijke |
Gezondheidszorg |
|
RIBW |
Regionale Instelling Beschermde Woonvormen |
RIPAGG |
Regionale Informatiesystemen Patientenregistratie |
RIGO |
Rijksinstituut voor Geneesmiddelenonderzoek |
RGO |
Raad voor Gezondheidsonderzoek |
RHBH |
Rijkshoofdboekhouding |
RINO |
Regionale Instituten Nascholing en Opleiding |
RIVM |
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu |
RMO |
Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling |
RVZ |
Raad voor de Volksgezondheid en Zorg |
S SCP |
Sociaal Cultureel Planbureau |
SDGVStichting |
Doelmatige Geneesmiddelenvoorziening |
SGZ |
Staat van de Gezondheidszorg |
SMOCK |
Sociaal Medisch Onderzoek CB-kinderen |
SOA |
Sexueel Overdraagbare Aandoeningen |
SOGG |
Stichting Overlegorganen Geestelijke Gezondheids- |
zorg |
|
STIMO |
Stimulering Modernisering Ouderenzorg |
STIVORO |
Stichting Volksgezondheid en Roken |
StOEH |
Stichting Opsporing Familiare Hypercholesterolemie |
SRJV |
Stichting Registratie Jeugdhulpverlening |
SRS |
Subsidie Registratie Stysteem |
Stb |
Staatsblad |
SVM |
Stichting tot Bevordering van de Volksgezondheid |
en Milieuhygiëne |
|
SWAB |
Stichting Werkgroep Antibiotica Beleid |
SWOR |
Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Revalidatie |
T THD |
Telefonische Hulp Diensten |
TOG |
Tegemoetkoming Onderhoudskosten thuiswonende |
meervoudig of ernstig lichamelijk Gehandicapte |
|
kinderen |
|
TK |
Tweede Kamer |
TNO |
Toegepaste Natuurwetenschappelijk Ondezoek |
TNO/PG |
TNO Preventie en Gezondheid |
TVK |
Taskforce Volume en Kostenbeheersing |
TWSSV |
Tijdelijke Wet Stimulering Sociale Vernieuwing |
TZR |
Tegemoetkoming Ziektekosten Rijksambtenaren |
U UNAIDS |
United Nations AIDS Programme |
UNDCP |
United Nations Drug Contol Programme |
UNDP |
United Nations Development Programme |
UNEP |
United Nations Environmental Program |
UNESCO
UNICEF USZO
UV
United Nations Educational, Scientific and Cultural
Organisation
Kinderfonds van de VN
Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid Overheid en
Onderwijs
Ultra-Violet
V
VBOK
VBF
VERA
VI
VN
VNG
VLO
VROM
VTA VTV VTZ VUT VWS
Vereniging voor Behoud van het Ongeboren Kind.
Verzorgingshuizen met een Bijzondere Functie
Vergunningen en verloven administratie systeem
Veterinaire Inspectie
Verenigde Naties
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Verbetering Levensomstandigheden het Ministerie van Volkshuisvesting Ruimetelijke
Ordening en Milieuhygiene
Vorming Training en Advies
Volksgezondheids Toekomst Verkenningen
Vereniging Terminale Zorg
Vervroegde uittreding het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport
W
WAO WBO WGP WBP WHO WHW
WIN
WIP
WIV
WML
WOD
WOG
WBPZO
WTZ WUBO
WUV WVA WZV
X
XTC
Wet arbeidsongeschiktheid Wet op de Bejaardenoorden Wet geneesmiddelenprijzen Wetten buitengewoon pensioen Wereldgezondheidsorganisatie Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek
Welzijnsregeling Inburgering Nieuwkomers Werkgroep Infectiepreventie Wet buitengewoon pensioen Indisch Verzet Wet Minimumloon Wet op de Orgaandonatie Wet op de Geneesmiddelenvoorziening Wet Buitengewoon Pensioen Zeelieden Oorlogsslachtoffers
Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945
Wet Uitkeringen Vervolgden Wet Vermindering Afdracht loonbelasting Wet Ziekenhuisvoorzieningen
Ecstasy
Z
ZFW ZON ZRS
Ziekenfondswet
Zorg Onderzoek Nederland
Zorg Registratie Systeem
Aansluitingstabel tussen artikelonderdelen en beleidsvelden (uitgaven)
Volksgezondheid-preventie
Artikelonderdelen
Voedingenproducten 25.02.10
Alcoholentabak 25.02.07/u1227/u2294/u2295
Projecten, experimenten en onderzoeken 25.02.13
Overig 25.02/03/05/08/09
Volksgezondheid-cure
Beroepen en opleidingen Eerstelijnszorg/thuiszorg Overig
25.01.02 25.02.04 25.01.01; 25.02/01/02/11; 25.04.00
Zorg en Welzijn
Ouderenbeleid
Gehandicaptenbeleid
Drugsbeleid
Verslavingszorg
Overig
24.02/01/02/03/04
24.03
25.02.07 m.u.v. u1227/u2294/u2295
24.09.03 (alleen u2372/u6592
25.02.06
Rijksbijdrage AWBZ en ZFW |
|
Rijksbijdrage AWBZ en ZFW |
25.03.01 |
Arbeidsmarktbeleid |
|
Facilitering arbeidsmarkt Extra banen zorgsector |
25.03.02 25.03.03 |
Jeugdbeleid |
|
Uitkering aan provincies Overig |
24.04.01 24.04.02; 24.04.03 |
Sociaal beleid |
Sociaal beleid algemeen Inburgering nieuwkomers «Maatschappelijke opvang en vrouwen-opvang« Illegalenfonds
24.09.01; 24.09.02 (deels)
24.09.02 (deels)
24.09.03 (uitgezonderd u2372/u6592) 25.02.12
Sportbeleid |
|
Sportbeleid |
24.07 |
Verzetdeelnemers en vervolgden |
|
Pensioenen en uitkeringen Overige uitgaven |
24.05.01 24.05/02/03/04/05 |
Apparaatskosten kernministerie |
|
Apparaatskosten kernministerie |
22.01 |
Inspecties |
Inspectie gezondheidsbescherming, waren en veterinaire zaken Inspectie jeugdhulpverlening en jeugdbescherming Inspectie gezondheidszorg
26.01
22.07 23.01
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
27.01
Overig
Adviesraden 22.09
Sociaal en Cultureel Planbureau 22.06
Internationale samenwerking 22.08
Loon/prijsbijstelling/onvoorzien/vut/
wachtgelden volgers 22.02; 22.03; 22.04; 22.05
Aansluitingstabel tussen artikelonderdelen en beleidsvelden (ontvangsten)
Volksgezondheid-preventie
25.01.01 (DEELS)
Volksgezondheid-cure
22.02.00 (DEELS); 25.01.01 (DEELS); 25.01.02; 25.01.04; 25.01.05; 25.01.06; 25.02.00; 25.06.00
Volksgezondheid-care
22.02.00 (DEELS); 24.01.01 (DEELS); 25.01.01 (DEELS)
Rijksbijdrage AWBZ en ZFW
GEEN ONTVANGSTEN
Arbeidsmarktbeleid
25.01.01 (DEELS)
Jeugdbeleid
22.02.00 (DEELS); 24.01.01 (DEELS);24.02.02; 24.03.01; 24.03.02; 24.03.03
Sociaal beleid
22.02.00 (DEELS; 24.01.01 (DEELS); 24.02.03; 24.02.04
Sportbeleid
22.02.00 (DEELS); 24.01.01 (DEELS)
Verzetdeelnemers en vervolgden
22.02.00 (DEELS); 24.01.01;
Apparaatskosten kernministerie
22.01.01; 22.01.02 (DEELS); 22.01.03 (DEELS); 22.01.04 (DEELS); 22.01.05 (DEELS); 22.02.00 (DEELS)
Inspecties
22.01.02 (DEELS); 22.01.03 (DEELS); 22.01.03 (DEELS); 22.01.04 (DEELS); 22.02.00 (DEELS); 23.01.01; 23.01.02; 23.01.03; 23.01.04; 23.01.05; 26.01.00
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
22.01.03 (DEELS); 27.01.00; 27.01.02; 27.01.03; 27.01.04; 27.02.00 Overig
22.01.04 (DEELS); 22.01.05 (DEELS); 22.02.00 (DEELS); 24.01.01 (DEELS); 25.01.01 (DEELS)