Lijst van vragen en antwoorden - Compensatiebeleid aanschaf defensiematerieel in het buitenland

Deze lijst van vragen en antwoorden i is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 26231 - Compensatiebeleid aanschaf defensiematerieel in het buitenland.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Compensatiebeleid aanschaf defensiematerieel in het buitenland; Lijst van vragen en antwoorden  
Document­datum 08-02-1999
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST33605
Kenmerk 26231, nr. 3
Van Staten-Generaal
Commissie(s) de Rijksuitgaven (RU)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 1998–1999

26 231

Compensatiebeleid aanschaf defensiematerieel in het buitenland

Nr. 3

LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 8 februari 1999

De commissie voor de Rijksuitgaven1 heeft over het rapport

«Compensatiebeleid aanschaf defensiematerieel in het buitenland» de volgende vragen aan de Algemene Rekenkamer voorgelegd.

De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen bij brief van 8 februari 1999

beantwoord.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van Walsem

De griffier van de commissie, Van der Windt

1 Samenstelling:

Leden: Rosenmöller (GL), Van Zijl (PvdA), Hillen (CDA) Witteveen-Hevinga (PvdA), ondervoorzitter, Van Heemst (PvdA), Hessing (VVD), Giskes (D66), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), Van Walsem (D66), voorzitter, Th. A. M. Meijer (CDA), De Haan (CDA), Wagenaar (PvdA), Van den Akker (CDA), Van Beek (VVD), Duijkers (PvdA), Verburg (CDA), Vendrik (GL), Remak (VVD), Weekers (VVD), Kuijper (PvdA), Udo (VVD), Blok (VVD).

Plv. leden: Harrewijn (GL), Van Zuijlen (PvdA), Ross-van Dorp (CDA), Koenders (PvdA), Bos (PvdA), Voûte-Droste (VVD), Lambrechts (D66), Kant (SP), Feenstra (PvdA), Schutte (GPV), Van der Vlies (SGP), Schimmel (D66), Stroeken (CDA), Wijn (CDA), Van Dok-van Weele (PvdA), Rietkerk (CDA), O. P. G. Vos (VVD), Hamer (PvdA), Reitsma (CDA), Rabbee (GL), Van Blerck-Woerdman (VVD), Geluk (VVD), Smits (PvdA), De Vries (VVD). Balemans (VVD).

1

Op welke wijze is onderzocht en gecontroleerd dat compensatieorders voortvloeien uit de Nederlandse defensieorders en zonder deze orders niet tot stand zouden zijn gekomen?

Het compensatieplichtige bedrijf heeft de verplichting compensatieorders te plaatsen die voldoen aan het criterium van additionaliteit. De Rekenkamer heeft onderzocht hoe de bedrijven die de compensatie-orders ontvangen de additionaliteit van die orders beoordelen. Zij heeft dit gedaan aan de hand van een schriftelijke enquête onder een representatieve steekproef van bedrijven die betrokken waren bij de uitvoering van compensatieorders. Uit de antwoorden bleek dat 25% van de geclaimde orders naar de mening van het desbetreffende bedrijf in werkelijkheid gewone lopende orders waren.

Deze meningen heeft de Rekenkamer niet getoetst aan de argumentaties van het compensatieplichtige bedrijf dat de order had geplaatst.

2

Naar aanleiding van het onderzoek heeft het Commissariaat voor de Militaire Produktie (CMP) te kennen gegeven om de aanbeveling over te nemen dat alleen claims worden toegekend op basis van facturen, voorzover dit mogelijk is. Wat betekent dit precies? Zijn er ook situaties denkbaar waarbij dit niet mogelijk is en om welke situaties gaat het hierbij? (blz. 10).

Het komt wel voor dat aan de compensatieplicht wordt voldaan op een andere manier dan door het plaatsen van een order, bijvoorbeeld door het overdragen van kennis of door overname van een failliet bedrijf door het compensatieplichtige bedrijf. In die gevallen is het niet mogelijk een factuur over te leggen.

3

In hoeverre is de Algemene Rekenkamer van mening dat de formulering van de voorwaarden in de compensatieovereenkomsten verdere verduidelijking en concretisering behoeft? (blz. 13).

De Rekenkamer acht primair van belang dat de algemene doelstelling van het compensatiebeleid («het versterken van de industriële basis van kansrijke industrietakken») concreter wordt omschreven. Een concreter omschrijving zou bijvoorbeeld inzicht bieden in de soorten industrie die worden bedoeld, in de mogelijke vormen van compensatie en in voorkeuren voor bepaalde vormen van compensatie. Zo’n doelomschrijving zou de basis kunnen zijn voor een duidelijker en concreter formulering van de voorwaarden in de compensatieovereenkomsten.

4 en 5

In hoeverre is het onterecht toekennen van claims in verband met het

onvoldoende technologisch gehalte te wijten aan het weinig harde

karakter van dit criterium, of is er (met name bij de minst recente claims)

te weinig kritisch gekeken naar het technologisch gehalte van individuele

claims? (blz. 14).

Welke maatregelen werden aangewend teneinde na te gaan of sprake is

van een gelijkwaardig technologisch niveau van compenserende orders?

(blz. 14).

Voorheen vond de beoordeling van het technologisch niveau hoofdzakelijk plaats bij de toetsing van de ingediende claim aan de compensatieovereenkomst. Of de «hardheid» van het criterium «gelijkwaardig technologisch niveau» van invloed is geweest op de toekenning van claims heeft de Rekenkamer niet onderzocht. Wel blijkt uit haar onderzoek dat de toepassing van dit criterium in de recentere overeenkomsten aanzienlijk slagvaardiger gebeurt, doordat het veel eerder in het proces aandacht krijgt: meteen bij het afsluiten van de overeenkomst worden hierover concrete afspraken gemaakt.

6

Kan de Algemene Rekenkamer nader aangeven op welke wijze is onderzocht in welke mate het afdwingen van compensatieorders de prijs van defensieorders heeft verhoogd? (blz. 14).

De Rekenkamer heeft dit niet onderzocht. Wel is haar uit gesprekken met vertegenwoordigers van een aantal bedrijven gebleken dat veel betrokkenen van mening zijn dat compensatie uiteindelijk een kostprijs-verhogend effect heeft.

7

Is de Algemene Rekenkamer in staat om een oordeel te verschaffen – gegeven het prijsopdrijvende effect van het stelsel van compenserende orders–over de doelmatigheid van dit stelsel als instrument van industriebeleid? (blz. 14).

Op basis van haar onderzoekresultaten kan de Rekenkamer over de in de vraag bedoelde doelmatigheid geen uitspraken doen. Overigens wijst zij erop dat de weinig concreet omschreven doelstelling het in ieder geval moeilijk zou maken om een uitspraak over de doelmatigheid van het beleid te doen.

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.