Brief minister met eerste reactie op een kosten/baten analyse van het waarborgfonds door de commissie voor rijksuitgaven - Machtiging tot medewerking aan de oprichting van een Waarborgfonds voor de zorgsector - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 3 toegevoegd aan wetsvoorstel 25627 - Machtiging tot medewerking aan de oprichting van een Waarborgfonds voor de zorgsector i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Machtiging tot medewerking aan de oprichting van een Waarborgfonds voor de zorgsector; Brief minister met eerste reactie op een kosten/baten analyse van het waarborgfonds door de commissie voor rijksuitgaven |
---|---|
Documentdatum | 15-10-1997 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST24548 |
Kenmerk | 25627, nr. 3 |
Van | Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 1997–1998
25 627
Oprichting waarborgfonds zorgsector
Nr. 3
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Rijswijk, 15 oktober 1997
Tijdens het algemeen overleg op 8 oktober jl. over het waarborgfonds zorgsector is afgesproken dat ik zou reageren op de uitkomsten van een door de staf van de commissie voor rijksuitgaven opgestelde kosten/baten analyse.
Ik ontving bovengenoemde analyse op 10 oktober met het verzoek uiterlijk 15 oktober te reageren. Gegeven de korte termijn ga ik in deze brief alleen in op het punt van het rentevoordeel. De overige informatie die ik heb toegezegd zal ik u nog deze maand doen toekomen.
Onderstaand ga ik eerst kort in op de notitie van de staf van de commissie van de rijksuitgaven, aansluitend volgt mijn reactie.
In de notitie wordt verondersteld dat deelname gelijkmatig groeit en dat na 15 jaar de potentiële markt (f 1,5 miljard) wordt gedekt. Uitgaande van een rentevoordeel van 0,65% wordt het cumulatief rentevoordeel voor de instellingen berekend. Vervolgens wordt bij de kosten rekening gehouden met de rentelasten (6%) voor het rijk. Deze kosten worden in mindering gebracht op de opbrengsten: het netto contant voordeel. De conclusies zijn vervolgens dat, indien rekening gehouden wordt met de rentelasten voor het rijk, de kosten nooit zullen worden terugverdiend. Indien geen rekening met de rentelasten zou worden gehouden zouden de kosten pas na 20 jaar zijn terugverdiend.
De volgende tabel is hierbij gepresenteerd.
(mln. gulden) |
1998 |
2002 |
2007 |
2012 |
2017 |
2018 |
Deelname WBF |
100 |
500 |
1 000 |
1 500 |
1 500 |
1 500 |
Cumulatief voordeel |
1 |
9 |
33 |
72 |
117 |
126 |
Netto contant |
1 |
7 |
22 |
40 |
56 |
59 |
De conclusies die in de notitie worden getrokken zijn evenwel niet correct.
De becijferde rentevoordelen zijn namelijk structureel terwijl de investering van f 120 mln incidenteel is. Dit betekent dat in 2018 een structureel rentevoordeel wordt bereikt van f 126 miljoen (en groeit daarna, volgens dit voorbeeld, jaarlijks met f 9 mln structureel). Daar staat een investering van f 120 miljoen incidenteel tegenover.
Wanneer puur gekeken wordt naar het break-even-point van kosten en baten dan dienen de jaarlijkse rentevoordelen bij elkaar te worden opgeteld. De totale opbrengst in 2012 is dan f 115 miljoen. Het breakeven-point wordt dus in de loop van 2013 bereikt.
Vervolgens worden in de notitie van de commissie van de rijksuitgaven de rentelasten voor het rijk bij de kosten betrokken. Indien men dit al zou willen doen, het staat immers niet vast dat de f 120 miljoen uit directe belastingopbrengsten of via staatsleningen wordt gefinancierd, dan moet ook rekening worden gehouden met de renteopbrengst bij het waarborgfonds. De f 120 miljoen wordt immers niet uitgegeven, maar belegd door het WBF. Een gemiddeld beleggingsresultaat van 6% ligt in de rede. Rentekosten en beleggingsopbrengsten vallen dan tegen elkaar weg. Daarmee komt regel 3 van de tabel te vervallen.
Samenvattend: ik deel de conclusies van de staf van de commissie van de rijksuitgaven niet.
Zelfs bij een zeer lang ingroeitraject van 15 jaar zou in het jaar 2018 een structurele opbrengst van f 126 miljoen worden gerealiseerd. Dit weegt ruimschoots op tegen de incidentele investering van f 120 mln. Deze interpretatie wordt onderschreven door het ministerie van Financiën.
Tot slot zou ik willen benadrukken dat het bij de «baten» van een waarborgfonds om meer gaat dan de rentevoordelen. Het gaat mij evenzeer om het veiligstellen van de financierbaarheid van de sector op de lange termijn mede door de terugkeer van de institutionele beleggers en het inbouwen van prikkels voor goed financieel management via de toezichtfunctie van het waarborgfonds.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. Borst-Eilers