Verslag schriftelijk overleg van de vaste commissie voor Justitie met de minister van Justitie - Nederlanders in buitenlandse gevangenissen en buitenlanders in Nederlandse gevangenissen

Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. 1 toegevoegd aan dossier 25203 - Nederlanders in buitenlandse gevangenissen en buitenlanders in Nederlandse gevangenissen.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Nederlanders in buitenlandse gevangenissen en buitenlanders in Nederlandse gevangenissen; Verslag schriftelijk overleg van de vaste commissie voor Justitie met de minister van Justitie 
Document­datum 27-01-1997
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST19377
Kenmerk 25203, nr. 1
Van Staten-Generaal
Commissie(s) Justitie (JUST)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 1996–1997

25 203

Nederlanders in buitenlandse gevangenissen en buitenlanders in Nederlandse gevangenissen

Nr. 1

VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 27 januari 1997

De vaste commissie voor Justitie1 heeft met de minister van Justitie een briefwisseling gevoerd over de situatie van Nederlanders in buitenlandse gevangenissen en buitenlanders in Nederlandse gevangenissen.

Van deze briefwisseling brengt de commissie hierna verslag uit.

De voorzitter van de commissie, V. A. M. van der Burg

De griffier van de commissie, Pe

1 Samenstelling:

Leden: V. A. M. van der Burg (CDA), voorzitter, Schutte (GPV), Korthals (VVD), Janmaat (CD), De Hoop Scheffer (CDA), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Van de Camp (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter, M. M. van der Burg (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Aiking-van Wageningen (Groep Nijpels), Rabbae (GroenLinks), J. M. de Vries (VVD), Van Oven (PvdA), Van der Stoel (VVD), Dittrich (D66), Verhagen (CDA), Dijksman (PvdA), De Graaf (D66), Rouvoet (RPF), B. M. de Vries (VVD), O. P. G. Vos (VVD), Van Vliet (D66).

Plv. leden: Koekkoek (CDA), Van den Berg (SGP), Van Blerck-Woerdman (VVD), Marij-nissen (SP), Biesheuvel (CDA), Bremmer (CDA), Doelman-Pel (CDA), Van Traa (PvdA), Van Heemst (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Rehwinkel (PvdA), Vliegenthart (PvdA), R. A. Meijer (Groep Nijpels), Sipkes (GroenLinks), Rijpstra (VVD), Middel (PvdA), Passtoors (VVD), Van Boxtel (D66), Van der Heijden (CDA), Apostolou (PvdA), Roethof (D66), Leerkes (U55+), Van den Doel (VVD), Weisglas (VVD), De Koning (D66).

Aan de Minister van Justitie ’s-Gravenhage, 15 mei 1996

De vaste commissie voor Justitie heeft in haar procedurevergadering van 15 mei 1996 besloten u een brief te vragen over de situatie van Nederlanders in buitenlandse gevangenissen en van buitenlandse gevangenen in Nederlandse gevangenissen.

Zij overweegt na ontvangst van uw brief over dit onderwerp een algemeen overleg te voeren.

De griffier van de commissie, De Gier

1 Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Justitie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

’s-Gravenhage, 8 oktober 1996

Met verwijzing naar uw brief van 15 mei 1996 waarin u mij verzoekt om een brief over de situatie van Nederlanders in buitenlandse gevangenissen en van buitenlanders in Nederlandse gevangenissen, bericht ik u het volgende.

Aangezien de belangenbehartiging van Nederlanders in buitenlandse gevangenissen tot de competentie van de Minister van Buitenlandse Zaken behoort, heb ik deze verzocht mij hierover te informeren. Mijn ambtgenoot van Buitenlandse Zaken heeft aan mijn verzoek voldaan en mij tevens verzocht u mede namens hem te informeren.

Uit een nadere toelichting op uw brief heb ik begrepen dat uw verzoek ziet op de toepassingsmogelijkheid van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (Wots). Alvorens in te gaan op de door mij ten behoeve van de beantwoording verzamelde gegevens, zal ik hier eerst in het algemeen enkele opmerkingen maken over deze toepassingsmogelijkheid.

Artikel 2 van de Wots bepaalt dat de tenuitvoerlegging in Nederland van buitenlandse strafrechtelijke beslissingen niet geschiedt dan krachtens een verdrag.

Tijdens de parlementaire behandeling van het wetsontwerp is destijds veel aandacht geschonken aan deze verdragseis. Daarbij is een afweging gemaakt tussen onder meer enerzijds humanitaire overwegingen die tegen de verdragseis pleiten, omdat een dergelijke eis het toepassingsbereik verkleint en anderzijds het bij deze vorm van rechtshulp noodzakelijk geachte vertrouwen in de kwaliteit van de strafrechtspleging in de staat van veroordeling, hetgeen tot uitdrukking komt door het stellen van de verdragseis. Ik verwijs u voor deze afweging naar de Bijl. Hand. II 83/84, 84/85 en 85/86 bij wetsontwerp 18 129. De Wots stelt deze verdragseis niet aan van Nederland uitgaande verzoeken tot overdracht van de strafexecutie. Tot op heden is nog geen overbrenging gerealiseerd naar een land waarmee geen verdragsrelatie bestaat.

De overbrenging van gevonniste personen geschiedt, afgezien van een enkele uitzondering, op basis van het multilaterale Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen. Dit verdrag stelt als voorwaarde dat de overbrenging enkel met instemming van de gedetineerde geschiedt. Bij dit verdrag zijn momenteel 35 landen partij. Voor de landen die het betreft, moge ik u verwijzen naar bijlage 11. Een overdracht van de tenuitvoerlegging van een strafvonnis zonder instemming van de veroordeelde is mogelijk op basis van het Europees Verdrag inzake de internationale geldigheid van strafvonnissen. Bij dit verdrag is slechts een gering aantal landen partij (zie bijlage 2)1.

Ter vermijding van het ontstaan van een veelheid van bilaterale verdragen op het gebied van de internationale rechtshulp in strafzaken naast de reeds bestaande multilaterale verdragen die in de praktijk reeds hun waarde hebben bewezen, hanteer ik als beleid dat nieuwe verdragsrelaties primair door toetreding tot de bestaande multilaterale verdragen tot stand dienen te komen.

Na deze algemene inleiding zal ik nu eerst informatie verstrekken over Nederlanders in buitenlandse gevangenissen en daarna over buitenlanders in Nederlandse gevangenissen.

1 Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Met betrekking tot de Nederlanders in buitenlandse gevangenissen kan ik u hierbij de volgende informatie doen toekomen:

– een overzicht van Nederlandse gedetineerden in het buitenland per 9 september 1996. Het eerst genoemde getal achter het land geeft het totaal aantal gedetineerden aan; het getal tussen haakjes is het aantal gedetineerden dat voor een drugsdelict is gearresteerd. In beide gevallen gaat het zowel om preventief gehechte personen als veroordeelden (bijlage 3)1;

– een overzicht met een onderverdeling naar land van onder meer het aantal in het buitenland gedetineerde Nederlanders en in Nederland gedomicilieerde vreemdelingen die in de periode 1991–1994 met toepassing van het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen naar Nederland zijn overgebracht (bijlage 4)1 en een overzicht van het aantal van deze overbrengingen in 1995 (bijlage 5)1;

– een nadere uitwerking inclusief de bezoekfrequentie van de landen Marokko, Indonesië, Ecuador, Brazilië, Japan, Suriname en Venezuela (bijlage 6)1.

Met betrekking tot de regelingen voor het afleggen van bezoeken kan nog het volgende worden opgemerkt. De regelingen die onze vertegenwoordigers in de desbetreffende landen hebben getroffen, zijn gebaseerd op het algemene beleidsuitgangspunt dat de gearresteerde landgenoot zo spoedig mogelijk na arrestatie wordt bezocht. Voor de niet in de bijlagen genoemde landen geldt hetzelfde uitgangspunt. Daarbij moge voor de duidelijkheid nog worden opgemerkt dat de regeling voor het afleggen van bezoeken afhankelijk is van de bezetting van de post, de hoeveelheid werkzaamheden en de afstand naar de plaats van de gevangenis. Bij het bezoek aan de landgenoot wordt besproken of rechtsbijstand moet worden geregeld, of informatie aan relaties in Nederland kan worden verstrekt e.d. Indien een bezoek niet op korte termijn kan worden gebracht, dan geeft de ambassade per brief in het kort informatie. Hierbij wordt tevens de folder «Als u in het buitenland bent gearresteerd» gevoegd. Ook de door de gedetineerde opgegeven contactpersoon in het buitenland ontvangt deze folder. Een exemplaar ervan treft u hierbij aan (bijlage 7)1.

Reeds enige tijd wordt prioriteit gegeven aan het uitbreiden van het netwerk van vrijwilligers die bereid zijn Nederlandse gedetineerden in het buitenland te bezoeken. Om deze vrijwilligers te stimuleren en motiveren worden in overleg met de ambassades en Reclassering Nederland per regio bijeenkomsten gehouden, zodat de vrijwilligers op de hoogte blijven van het te voeren beleid en tevens de gelegenheid hebben ervaringen uit te wisselen.

Met betrekking tot buitenlandse gevangenen in Nederlandse gevangenissen kan ik u de volgende informatie doen toekomen:

– een overzicht van de stand van zaken in maart 1996 van het aantal buitenlandse gedetineerden in de Nederlandse gevangenissen. Onder de in totaal 6178 veroordeelde gedetineerden bevinden zich 1530 (24,7%) niet-Nederlanders. Van deze 1530 niet-Nederlanders hebben er 585 (38,2%) de nationaliteit van een land waarmee een verdragsrelatie bestaat op het gebied van de overdracht van de strafexecutie. Gedetineerden met de Turkse nationaliteit zijn veruit het meest vertegenwoordigd in deze groep: 280 (47,8%). Van het aantal niet-Nederlanders hebben 945 (61,7%) gedetineerden de nationaliteit van een land waarmee geen verdragsrelatie bestaat. Hierbij vormen de gedetineerden met de Marokkaanse nationaliteit de grootste groep: 397 (42%). Hierbij dient de kanttekening te worden geplaatst dat niet bekend is hoeveel van deze gedetineerden als gedomici-lieerden kunnen worden beschouwd (bijlage 8)1;

– door het Centraal Bureau voor de Statistiek in september 1995 gepubliceerde cijfers omtrent de delictsachtergrond van niet-Nederlanders die de nationaliteit van een verdragsland hebben. Deze cijfers laten zien dat de drie meest voorkomende soorten delicten geweldsmisdrijven, vermogensdelicten en drugsdelicten zijn (zie bijlage 9)1. Van het in de periode 1991–1994 naar het buitenland overgebrachte aantal gedetineerden was 65% veroordeeld voor hard-drugsdelicten, 30% voor gewelds- of levensdelicten en 5% voor vermogensdelicten;

– een overzicht met een onderverdeling naar land van onder meer het aantal in Nederland gedetineerde vreemdelingen die in de periode 1991–1994 met toepassing van het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen naar hun eigen land zijn overgebracht (bijlage 10)1 en een overzicht van het aantal van deze overbrengingen in 1995 (bijlage 11)1.

Dat in vergelijking met het eerder genoemde aantal van 585 gedetineerden die de nationaliteit hebben van een land waarmee een verdragsrelatie bestaat op het gebied van de strafexecutie het aantal overbrengingen gering is, houdt onder meer verband met het feit dat dit aantal mede omvat gedomicilieerde vreemdelingen en met de vereiste instemming van de veroordeelde;

– In de penitentiaire inrichtingen zijn folders aanwezig in de talen Nederlands, Frans, Duits, Engels, Spaans, Turks, Portugees en Italiaans, waarin informatie wordt verschaft over de mogelijkheid een opgelegde vrijheidsstraf in het eigen land te ondergaan. Tevens is daarin opgenomen een formulier waarmee op eenvoudige wijze de wens tot overbrenging kenbaar kan worden gemaakt. Een voorbeeld hiervan treft u aan als bijlage 121.

Begin dit jaar is op verzoek van het Bureau Internationale Rechtshulp in Strafzaken van mijn ministerie een intern onderzoek verricht naar de toepassing van de Wots over de jaren 1991–1994. Op grond hiervan en op grond van de in het kader van de beantwoording van deze brief verzamelde informatie zal nog worden bezien of er aanleiding bestaat het tot dusver gevoerde beleid in dezen te herzien.

Ik hoop u met bovenstaande mede namens de minister van Buitenlandse Zaken voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Justitie, W. Sorgdrager

1 Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Aan de Minister van Justitie Den Haag, 27 november 1996

De vaste commissie voor Justitie heeft in haar vergadering van heden Uw brief inzake de situatie van Nederlandse gedetineerden in buitenlandse gevangenissen besproken.

Namens de commissie moge ik U met het oog op een nog te plannen algemeen overleg verzoeken haar de laatste stand van zaken in dezen te verschaffen.

De griffier van de vaste commissie voor Justitie, Pe

Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Justitie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

’s-Gravenhage, 22 januari 1997

Met verwijzing naar uw brief van 27 november 1996, waarin u mij verzoekt de vaste commissie voor Justitie te informeren over de laatste stand van zaken betreffende de situatie van Nederlandse gedetineerden in buitenlandse gevangenissen, kan ik u in aanvulling op mijn brief van 8 oktober 1996 het volgende berichten.

– Letland heeft op 30 oktober 1996 het op 21 maart 1983 tot stand gekomen Verdrag inzake de overbrengingen van gevonniste personen (Trb. 1983, 74) ondertekend. Verder hebben zich wat dit verdrag betreft geen wijzigingen voorgedaan. Met betrekking tot het op 28 mei 1970 tot stand gekomen Europees Verdrag inzake de internationale geldigheid van strafvonnissen (Trb. 1971, 137) zijn geen wijzigingen opgetreden.

– Op 8 oktober 1996 is te Caracas tot stand gekomen het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen tussen de Republiek Venezuela en het Koninkrijk der Nederlanden (Trb. 1996, 297). De voorbereiding van dit verdrag is genoemd in de rapportage over ontwerp-verdragen, Kamerstukken II 23 530 (ref.nr. 247). Het verdrag is op instigatie van de Nederlandse Antillen en Aruba tot stand gekomen. De goedkeuring ervan is in voorbereiding.

– Zoals ook in de rapportage over ontwerp-verdragen is genoemd, wordt in het kader van de Raad van Europa door het Committee of Experts on the Operation of European Conventions in the Penal Field (PC-OC) een Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen voorbereid. In dit overleg is aan de orde:

  • 1. 
    de overdracht van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende sancties zonder de instemming van de veroordeelde in gevallen waarin de betrokkene zich niet langer in de staat van veroordeling bevindt en hij zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van zijn straf (analoog aan Schengen);
  • 2. 
    de overbrenging van veroordeelde vreemdelingen zonder hun instemming naar hun staat van nationaliteit of domicilie indien vaststaat dat zij na afloop van hun detentie zullen worden uitgezet.

De Minister van Justitie, W. Sorgdrager

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.