Nota - LNV - Emancipatiebeleid tot 2000

Deze nota is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 24795 - LNV - Emancipatiebeleid tot 2000.

1.

Kerngegevens

Officiële titel LNV - Emancipatiebeleid tot 2000; Nota  
Document­datum 27-06-1996
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST15694
Kenmerk 24795, nr. 2
Van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 1995–1996

24 795

LNV – Emancipatiebeleid tot 2000

Nr. 2

NOTA

Inhoudsopgave

  • 1. 
    Inleiding
  • 2. 
    Pijlers van het emancipatiebeleid

3.

4.

4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5.

De betekenis van emancipatie voor de beleidsterreinen van LNV

Ontwikkelingen en activiteiten

Algemene regeringsdoelstellingen Markt en concurrentiekracht Dynamiek landelijk gebied Kennis en innovatie Internationale zaken

4.6. Financiële paragraaf

Bijlage

Evaluatie beleid 1992–1995

  • 1. 
    2. 3. 4. 5. 6. 7.

Inleiding

Algemeen

Markt en concurrentiekracht

Dynamiek van het landelijk gebied

Kennis en innovatie

Overige aangelegenheden

Algemene conclusie

blz.

5 7

7

8

9 11 13 15 16 17

18

18 18 20 22 24 27 28

HOOFDSTUK 1. INLEIDING Verantwoording

In de Beleidsnota Emancipatie van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (Kamerstukken II, 1991–1992, 22 561, nr 2) is aangekondigd dat het emancipatiebeleid van het ministerie over de periode 1992–1995 zou worden geëvalueerd. Daarnaast is bij het overzicht van de stand van zaken per eind 1994 met betrekking tot de uitvoering van het Beleidsprogramma emancipatie van de regering, de «Tussenstand 1994» (Kamerstukken II, 1994–1995, 22 913, nr. 17), toegezegd dat gelijktijdig het vervolg-emancipatiebeleid van LNV tot het jaar 2000 geformuleerd zou worden. Met deze nota worden deze toezeggingen gestand gedaan. Daarnaast draagt het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zorg voor de coördinatie van een interdepartementale evaluatie van het emancipatiebeleid, die binnenkort ook aan de Tweede Kamer wordt toegezonden.

Bij de voorbereiding van de nota ben ik bijgestaan door de Externe Klankbordgroep Emancipatie, ingesteld bij regeling van 23 oktober 1995 (Stcrt. 211, 95).

De Interdepartementale Coö rdinatiecommissie Emancipatiebeleid heeft desgevraagd bij brief van 21 juni 1996 een positief advies gegeven. De suggestie van het ministerie van Buitenlandse Zaken is in de paragraaf 4.5 verwerkt.

Beleidskader

Binnen de uitgangspunten en doelstellingen van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij zal emancipatie van vrouwen gestalte krijgen als onderdeel van het algemeen beleid. De nota Dynamiek en vernieuwing (Kamerstukken II, 1994–1995, 24 140) vormt daarbij het uitgangspunt. Daarin zijn drie beleidsthema’s geformuleerd:

– markt en concurrentiekracht;

– dynamiek van het landelijk gebied;

– kennis- en innovatiebeleid.

Met de onderhavige emancipatienota is nauw aangesloten bij deze prioritaire beleidsthema’s vanwege de na te streven integratie van het emancipatiebeleid in het reguliere beleid. Vrouwen zijn – zo blijkt uit de evaluatie – vaak al actief bezig met veranderingen die ik door uitvoering van de nota Dynamiek en vernieuwing verwacht te realiseren. Ik verwacht dat vrouwen belangrijke partners worden bij verdere uitvoering van het beleid.

De Beleidsnota Emancipatie uit 1992 was voornamelijk gericht op de agrarische sector; de uitvoering van het beleid was nauwelijks gericht op vrouwen die actief zijn op het terrein van openluchtrecreatie, natuurbeheer en visserij. In het toekomstig beleid voor de agrarische sector kan worden voortgebouwd op de uitgevoerde initiatieven. Daarom kunnen vervolgactiviteiten voor deze sector ook concreter zijn dan voor openluchtrecreatie, natuurbeheer en visserij. In deze laatste sectoren zullen activiteiten worden geformuleerd om daar het emancipatiebeleid op gang te brengen dan wel verder te stimuleren.

Met veel activiteiten, vermeld in hoofdstuk 4, wordt aangesloten bij activiteiten uit de regeringsnota Emancipatie in uitvoering (Kamerstukken II, 1995–1996, 24 406, nr. 4).

Jaarlijks zal in de Memorie van Toelichting op de begroting van LNV aandacht worden besteed aan de voortgang op specifieke onderdelen.

Algemene conclusies evaluatie

Een aantal doelstellingen uit de Beleidsnota Emancipatie uit 1992, hierna de Beleidsnota, is gehaald, maar bij een aantal zit er minder schot in dan gehoopt. Zo is in het onderwijs de beoogde 35% deelname door vrouwen gehaald. In advies- en inspraakorganen is de deelname van vrouwen toegenomen, maar de doelstelling is niet gehaald. Het vergroten van de economische zelfstandigheid, uitgedrukt in het vermeerderen van het aantal man/vrouwmaatschappen is grotendeels gehaald. Het aantal man-vrouwmaatschappen is verdrievoudigd ten opzichte van 1990.

Duidelijk is dat er in de afgelopen 4 jaren veel veranderd is in positieve zin. Vooral in de agrarische sector zijn de vrouwen zeer actief op het gebied van emancipatie. Ten aanzien van de deelname van vrouwen in besturen van maatschappelijke organisaties en overlegorganen kan nog veel verbeteren. Ik wil dan ook de invloed van vrouwen in deze organisaties en organen vergroten.

Voorts wil ik in de komende jaren vrouwen die actief zijn op het gebied van natuurbeheer, openluchtrecreatie en aan vrouwen in de visserijsector meer aandacht geven. Op grond van de evaluatie van de Beleidsnota kan geconcludeerd worden dat, indien onvoldoende accent wordt gelegd op bepaalde sectoren er ook weinig activiteiten van de grond komen.

Uit de evaluatie kan ook geconcludeerd worden dat het ministerie meer inhoud moet geven aan integratie van het emancipatiebeleid in het LNV-beleid.

Van het aparte budget voor emancipatiebeleid is goed gebruik gemaakt. Veel projecten voor en door vrouwen zijn mede daarmee uitgevoerd. Uit de evaluatie blijkt dat het ondersteunen van projecten doelmatig en effectief is. Het sluit ook goed aan bij de werkwijze van de doelgroepen. Ik vind het van belang dat dat budget blijft bestaan.

De algemene doelstellingen van de Beleidsnota zijn nog steeds geldig. In deze nota is een accentverschil aangebracht in de wijze waarop de doelstellingen zullen worden gerealiseerd. Zo wil ik duidelijker dan voorheen, binnen de randvoorwaarden van het regeringsbeleid, vrouwen de mogelijkheden bieden zelfstandig tot keuzen te komen, bijvoorbeeld ten aanzien van de wijze waarop zij invulling geven aan de doelstelling «het vergroten van de economische zelfstandigheid». Voor de realisering van het toekomstig beleid wil ik daar waar mogelijk aansluiten bij de activiteiten van de doelgroep.

Opbouw van de nota

De onderhavige nota verwoordt het toekomstig beleid. De hoofdstukken twee en drie betreffen de meer algemene uitgangspunten. Het vierde hoofdstuk vermeldt de beoogde ontwikkelingen en activiteiten. De activiteiten die de komende jaren uitgevoerd moeten worden, staan vermeld bij elke paragraaf van het betreffende onderwerp. In de bijlage komt de evaluatie van de Beleidsnota Emancipatie voor de periode 1992–1995 aan de orde.

Het interne personeelsbeleid van LNV is niet in deze nota opgenomen omdat daarover periodiek wordt gerapporteerd door het ministerie van Binnenlandse Zaken vanuit de coördinerende verantwoordelijkheid voor het personeelsbeleid van het Rijk.

HOOFDSTUK 2. PIJLERS VAN HET EMANCIPATIEBELEID

De centrale regeringsdoelstelling van het emancipatiebeleid is «het bevorderen van de ontwikkeling naar een pluriforme maatschappij, waarin ieder, ongeacht sekse of burgerlijke staat, de mogelijkheid heeft een zelfstandig bestaan te verwerven en waarin vrouwen en mannen gelijke rechten, kansen, vrijheden en verantwoordelijkheden kunnen realiseren». LNV geeft in de onderhavige nota vorm aan dit regeringsbeleid.

Voor de realisering van het beleid is LNV gebaat bij een evenwichtige participatie van mannen en vrouwen in zowel het arbeidsproces als op bestuurlijk niveau. Een gelijkwaardige participatie van mannen en vrouwen maakt het mogelijk de verscheidenheid aan capaciteiten te benutten en verschillen tussen mannen en vrouwen niet te zien als een te overbruggen kloof, maar als een bron van dynamiek en inspiratie. Emancipatie is dus niet een zaak van vrouwen alleen, maar ook van mannen.

Door de jaren heen staan in het emancipatiebeleid de thema’s gelijkheid, zelfstandigheid en pluriformiteit centraal. Hieronder geef ik de raakvlakken aan van deze thema’s met de beleidsterreinen van LNV.

Gelijkheid: het streven is daarbij niet zozeer gericht op «hetzelfde», maar op gelijke rechten, kansen en toegang tot het maatschappelijk proces. Het integreren van vrouwelijke kwaliteiten in management en bestuur zal leiden tot een verbetering van de kwaliteit van bestuurlijke processen. Op dit terrein wil ik enerzijds dat bij het ontwikkelen van beleid beter rekening gehouden wordt met de effecten van dat beleid op de emancipatiemogelijkheden. Anderzijds wil ik projecten van maatschappelijke organisaties gericht op integratie van vrouwen ondersteunen.

Zelfstandigheid: naast economische zelfstandigheid wordt hieronder ook begrepen de mogelijkheid om eigen keuzes te maken en verantwoordelijkheden te realiseren. Een belangrijke bijdrage daaraan is het zichtbaar maken van en inzicht geven in de kwaliteit van de arbeidsinzet van vrouwen. Om het economisch potentieel van vrouwen beter te benutten, zal ik de arbeidsparticipatie van vrouwen stimuleren. Zowel het zelfstandig ondernemerschap als de arbeidsparticipatie bij bedrijven, organisaties en instellingen op de terreinen van LNV hebben daarbij mijn aandacht.

Pluriformiteit: binnen het emancipatiebeleid dienen maatregelen genomen te worden die ruimte bieden aan het pluriforme karakter van de samenleving. Hierbij wordt gestreefd naar een evenwichtige verdeling van onbetaalde en betaalde arbeid tussen mannen en vrouwen. Dit zal een belangrijke bijdrage leveren aan de doorbreking van de traditionele beeldvorming en dus aan de sociale betekenis die aan het man- en vrouw-zijn wordt toegekend. Ik zal het creëren van mogelijkheden stimuleren om arbeid en zorgtaken te combineren, waar dat binnen mijn beleidsterrein mogelijk is.

HOOFDSTUK 3. DE BETEKENIS VAN EMANCIPATIE VOOR DE BELEIDSTERREINEN VAN LNV

Beleidsdoelstellingen voor LNV zijn gebaseerd op de uitgangspunten van het emancipatiebeleid zoals verwoord in de nota’s «Met het oog op ’95» (Kamerstukken II, 1992–1993, 22 913, nr. 2) en Emancipatie in uitvoering van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, als Coördinerend Minister voor het Emancipatiebeleid (hierna te noemen de Coö rdinerend Minister), de resultaten van de evaluatie van de Beleidsnota Emancipatie van LNV en de resultaten van de vierde VN-vrouwenconferentie gehouden te Beijing (China) in 1995.

Uit deze uitgangspunten en resultaten volgt dat de doelstellingen van de voorgaande emancipatienota van LNV nog steeds actueel zijn:

– de integratie van vrouwen in besluitvormende- en overlegorganen voor alle beleidsterreinen van LNV;

– de realisering van economische zelfstandigheid van vrouwen die actief zijn op de beleidsterreinen van LNV;

– invloed van vrouwen vergroten op gebruik, inrichting en beheer van het landelijk gebied.

Ten opzichte van de vorige nota vindt een verbreding van het beleid naar alle doelgroepen van LNV plaats. Voorts zal voor de realisering van de geformuleerde doelstellingen de mix van instrumenten worden gewijzigd. Hierdoor vindt een verdieping en verbreding plaats ten opzichte van het tot nu toe gevoerde beleid.

Ik zal mij de komende periode vooral richten op het zoeken naar mogelijkheden om samen met maatschappelijke organisaties het emancipatiebeleid verder tot uitvoering te brengen. In bepaalde gevallen zal LNV, conform het regeringsbeleid, de trekkersrol op zich nemen. In andere gevallen zal LNV voorwaarden scheppen en initiatieven vanuit het veld ondersteunen. Mijn uitgangspunt daarbij is dat vrouwen de mogelijkheid krijgen om zelfstandig tot keuzen te komen.

Daarnaast heeft LNV als organisatie een voorbeeldfunctie te vervullen, die onder andere blijkt uit visieontwikkeling, beeldvorming en cultuur. LNV zal daarmee rekening houden in zijn interne beleid en in zijn optreden naar buiten.

Maatschappelijke organisaties zijn verantwoordelijk voor de wijze waarop zij de emancipatiedoelstellingen in hun eigen organisatie verwezenlijken.

HOOFDSTUK 4. ONTWIKKELINGEN EN ACTIVITEITEN

In de eerste paragraaf van dit hoofdstuk zijn de thema’s opgenomen die vanuit het regeringsbeleid een nadere uitwerking voor de beleidsterreinen van LNV behoeven. In de daarop volgende paragrafen wordt vanuit de beleidsthema’s, zoals beschreven in de nota Dynamiek en vernieuwing, de rol van vrouwen bij de realisering van de doelstellingen aangegeven. Daarbij wordt invulling gegeven aan het emancipatiebeleid voor de beleidsthema’s «markt en concurrentiekracht», «dynamiek van het landelijk gebied», «kennis en innovatie». Ten slotte wordt er een paragraaf aan internationale zaken gewijd. Per paragraaf worden de daarbij behorende activiteiten vermeld. Het streven is om het overgrote deel van deze activiteiten in 1996 en 1997 te starten en zo mogelijk te realiseren. Voor de daaropvolgende jaren zullen in de Memorie van Toelichting bij de Begroting van LNV jaarlijks zonodig aanvullende activiteiten geformuleerd worden.

Het beleidskader van LNV is vastgelegd in de nota Dynamiek en vernieuwing. Daarin is aangegeven dat het beleid de werkenden in de agrarische sector perspectief wil bieden én de belangen van natuur en landschap duurzaam wil veilig stellen. Het streven zal in de komende jaren zijn het samengaan van economie en ecologie te bevorderen. Zoals aangegeven in de nota Dynamiek en vernieuwing zal de agrarische sector zich moeten richten op een efficiëntere wijze van produceren, op nieuwe produkten en op het zoeken naar produktiewijzen die inspelen op de problemen verbonden aan de huidige produktiemethoden (milieu, natuur, dierenwelzijn). Daarnaast vindt bestuurlijke vernieuwing plaats van het landelijk gebied. Dit houdt enerzijds een verandering in van het bestuurlijk model, waarbij de uitwerking van de decentralisatie-tendens centraal komt te staan en waar een herbezinning plaatsvindt op de verdeling van de verantwoordelijkheden tussen overheid en burger. Anderzijds treedt een verandering van de functies in het landelijk gebied op, waarbij er een uitdaging ligt in het benutten van particuliere initiatieven die het economisch draagvlak van de groene ruimte kunnen versterken.

Deze veranderingen vereisen een cultuuromslag op een aantal terreinen. Hierbij is de inbreng van vrouwen onontbeerlijk. Zij hebben een andere, vernieuwende kijk op veel zaken, zo blijkt uit onderzoek. Vrouwen zijn in staat om initiatieven te nemen gericht op het versterken van het economisch draagvlak en op het wegnemen van (vermeende) tegenstellingen tussen de verschillende functies van het landelijk gebied.

4.1. Algemene regeringsdoelstellingen

Verdeling macht en invloed

Zoals uit de evaluatie blijkt, is de participatie van vrouwen in besturen en in inspraak- en adviesorganen nog erg laag. Daarom is ervoor gekozen om dit onderwerp ook in de komende periode als prioriteit te handhaven. Ten opzichte van de vorige periode zal het beleid strikter toegepast moeten worden.

Onderzoek wijst uit dat pas bij een vertegenwoordiging van 30 à 35% verschijnselen als «tokenisme» (dat wil zeggen dat iemand louter als symbool gezien wordt van de minderheidsgroep in plaats van als individu) verdwijnen. Ook is er dan voldoende «kritische massa» om het aantal vrouwen zonder speciale aandacht getalsmatig op hetzelfde niveau te houden of zelfstandig verder te laten groeien. Door de VN wordt sinds 1990 30% aangehouden als kritische ondergrens. Het bereiken van dit percentage wordt algemeen als essentieel gezien om vrouwen daadwerkelijk invloed te laten uitoefenen op beslissingen en serieus genomen te worden als partners in besluitvorming. Dit is ook verwoord in het eindadvies van de interdepartementale werkgroep «Vrouwen in besluitvorming» aan de Coördinerend Minister.

Uit de evaluatie blijkt dat de werving en selectie van leden ten behoeve van besturen en overlegorganen gewijzigd moet worden. Zo moet het bijvoorbeeld bij het samenstellen van overlegorganen niet meer vanzelfsprekend zijn dat alleen de voorzitter van een bestuur, meestal een man, afgevaardigd wordt. Bij een verzoek om vertegenwoordiging moet aangegeven worden wat van de vertegenwoordiger of deskundige verwacht wordt en welke kwaliteiten vereist zijn (profielschets). Organisaties moeten zich bewust worden van de noodzaak van de aanwezigheid van vrouwen op sleutelposities binnen hun organisaties.

In het wetsvoorstel Kaderwet adviescolleges, dat momenteel in de Eerste Kamer wordt behandeld, (Kamerstukken I, 1995/96, 24 503) wordt bepaald dat de overheid bij het instellen van adviesorganen moet streven naar evenredige deelname van vrouwen. In 1997 wordt voor LNV «De Raad voor het Landelijk Gebied» ingesteld. Op dit moment is de personele invulling van de Raad voor het Landelijk Gebied nog niet bekend.

Activiteiten

  • LNV zal er bij de samenstelling van commissies of overlegorganen naar streven deze voor de helft uit vrouwen te laten bestaan. LNV verplicht zich de samenstelling van commissies en organen voor minimaal 30% uit vrouwen te laten bestaan, conform de door de VN gehanteerde kritische ondergrens.
  • Bij verzoek om vertegenwoordiging van maatschappelijke organisaties in commissies of overlegorganen moet zo veel mogelijk gewerkt worden met een profielschets.
  • Projecten gericht op de integratie van vrouwen in besturen en organisaties, behorend tot de doelgroepen van LNV, kunnen voor ondersteuning in aanmerking komen.

Aanbevelingen vanuit het project «Meer vrouwen in besturen» van LTO-Nederland zullen daarbij betrokken worden.

  • Projecten die tot doel hebben de banden tussen vrouwen van verschillende organisaties te versterken en de (vermeende) verschillen te verminderen, kunnen voor ondersteuning in aanmerking komen.

Combinatie van arbeid en zorgtaken

De mogelijkheden voor mannen en vrouwen om betaalde arbeid en zorgtaken te combineren is een centraal thema in het algemene emancipatiebeleid. Het creëren van algemene randvoorwaarden voor de realisering van pluriformiteit en keuzevrijheid van mannen en vrouwen ligt met name op het beleidsterrein van de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), Economische Zaken (EZ) en Financiën (Fin). Bij de invulling van dat beleid wordt uitgegaan van de positie van vrouwen in loondienst. In het LNV-beleid zal daarnaast aandacht worden besteed aan de mogelijkheden voor zelfstandige ondernemers. Zo mogelijk wordt daarbij met EZ samengewerkt. Tot nu toe was de aandacht gericht op agrarische vrouwen. Verbreding naar de positie van vrouwen in de sectoren openluchtrecreatie en visserij zal in de komende periode worden beoogd. Een van de aandachtspunten zal daarbij zijn de mogelijkheid tot het treffen van voorzieningen bij zwangerschap. Zo verstrekt LNV aan het Landelijk Contactorgaan Bedrijfsverzorging tot 1 januari 1998 subsidie om vervanging bij ziekte of zwangerschap van agrarische vrouwen zo adequaat mogelijk te kunnen regelen.

Vanuit emancipatoir oogpunt is het van groot belang dat een stimulans wordt geboden aan vrouwen om zelfstandig tot een evenwichtige keuze te komen ten aanzien van het gezin, het bedrijf en hun eigen loopbaan. Projecten als «Levensloopbaanplanning en beroepsperspectieven voor agrarische vrouwen» van het Gelders Agrarisch Vrouwen Overleg (GAVO) kunnen hieraan een bijdrage leveren. Voortzetting van projecten op dit terrein en uitbreiding naar andere dan de agrarische sector, acht ik van belang.

Daarnaast is in de nota Emancipatie in uitvoering (SZW) aangekondigd dat er een externe Commissie Dagindeling van de Samenleving wordt ingesteld. Deze commissie krijgt tot taak om een toekomstbeeld te schetsen, waarin voorzieningen zoals kinderopvang, buitenschoolse opvang, onderwijs- en arbeidstijden en vervoersmodaliteiten zo op elkaar zijn afgestemd, dat betaalde arbeid en zorgtaken op een verantwoorde manier met elkaar kunnen worden gecombineerd. LNV zal zich aansluiten bij de door de regering eventueel over te nemen aanbevelingen van deze commissie. LNV zal onder andere aandacht vragen voor de positie van zelfstandige ondernemers.

Activiteiten

  • Projecten gericht op het maken van keuzen door vrouwen en mannen om te komen tot de door hen gewenste inzet in gezin, bedrijf en loopbaan kunnen voor ondersteuning in aanmerking komen.
  • LNV zal aansluiten bij activiteiten voortvloeiend uit de aanbevelingen van de door de Coördinerend Minister ingestelde externe Commissie voor de Dagindeling van de Samenleving.

De integratie van emancipatie in LNV-beleid

Sterker dan in het verleden stelt LNV zich de komende periode ten doel de integratie van het emancipatie-beleid in het reguliere LNV-beleid te bevorderen. In de verschillende fasen van de beleidscyclus zal uitwerking gegeven worden aan deze integratiegedachte.

Zowel bij het reeds vastgestelde beleid als bij het ontwikkelen van nieuw beleid kan sprake zijn van onbedoelde negatieve emancipatieeffecten. In het nieuw te ontwikkelen beleid zal zoveel mogelijk hierop geanticipeerd worden. Het streven is om reeds in de aanvang van het beleidstraject aan te geven of en waar specifieke aandacht voor de positie van de vrouw zinvol is. Bij de evaluatie van beleid zal waar relevant nagegaan worden welke effecten het beleid op de positie van vrouwen heeft gehad.

LNV zal ter bevordering van het emancipatiebeleid bij bedrijven, organisaties en instellingen die een subsidierelatie met LNV hebben, daar waar zinvol en mogelijk, additionele emancipatoire voorwaarden aan de te verlenen subsidie stellen.

Ter bevordering van de integratie van het emancipatiebeleid in het LNV-beleid heeft LNV op verzoek van de Tweede Kamer tot op heden jaarlijks aan één van de directies of diensten de emancipatiewisselbeker uitgereikt. De prijs heeft met name het karakter van een aanmoedigingsprijs gehad. In de komende periode zal ik jaarlijks een prijs uitloven voor het beste emancipatie-initiatief van een persoon of organisatie (binnen of buiten LNV).

Activiteiten

  • Per jaar zal voor prioritaire beleidsthema’s een plan van aanpak voor integratie van emancipatie-aspecten worden opgesteld. Voor 1997 zijn dat de beleidsvelden plattelandsvernieuwing, kennis en agribusiness.
  • Jaarlijks wordt een beleidsthema doorgelicht op emancipatieeffecten. Voor 1997 is het beleidsthema «de herstructurering van de intensieve veehouderij» gekozen.
  • Ter bevordering van het emancipatiebeleid bij bedrijven, organisaties en instellingen die subsidie van LNV krijgen, worden de mogelijkheden bekeken voor het stellen van additionele emancipatoire voorwaarden. In 1997 zal een pilotproject voor organisaties op het gebied van Natuurbeheer uitgewerkt worden.
  • Het jaarlijks uitloven van een prijs voor het beste emancipatieinitiatief van een persoon of organisatie (binnen en/of buiten LNV).

4.2 Markt en concurrentiekracht

In de nota Dynamiek en vernieuwing is aangegeven dat de kansen voor de Nederlandse landbouw liggen in onder andere het inspelen op de problemen die een gevolg zijn van de huidige intensieve produktiewijze en het oog hebben voor de wensen en eisen die de consument aan de produktiewijze stelt. Daartoe zal een dialoog moeten plaatsvinden tussen de landbouworganisaties en natuur-, milieu- en consumentenorganisaties. Ik acht daarbij de inbreng van vrouwen van wezenlijk belang. Deze inbreng zal bijdragen aan een evenwichtiger stijl van ondernemen en daarmee bijdragen aan een duurzame, sterke en concurrerende landbouw.

Uit onderzoek is gebleken dat de invloed op de bedrijfsontwikkeling toeneemt bij zowel een gezamenlijke bedrijfsvoering als bij het ontwikkelen van een eigen tak op het bedrijf.

De noodzakelijke veranderingen vragen om vernieuwingsgezindheid van alle mannen en vrouwen die in de sectoren werken. Het beleid zal er de komende jaren op gericht zijn deze vernieuwingsgezindheid te stimuleren. Vrouwen hebben bewezen over de nodige vernieuwingsgezindheid te beschikken. Van belang is dat er aandacht zal worden besteed aan het toegankelijk maken voor vrouwen van de in de nota Dynamiek en vernieuwing aangekondigde kaderregeling voor stimulering van vernieuwende projecten.

Het bevorderen van de economische zelfstandigheid van vrouwen

Agrarische vrouwen staan in de huidige tijd voor de keuze tussen meewerken of mee-ondernemen op het bedrijf of een eigen loopbaan buitenshuis. Het tot nu toe door LNV gevoerde beleid is voornamelijk gericht geweest op het bevorderen van het vrouwelijk (mede-) ondernemerschap. Ik wil het beleid de komende periode meer richten op de keuze-mogelijkheden voor vrouwen om binnen of buiten het eigen bedrijf te werken. Om inzicht te krijgen in de keuzemogelijkheden, belemmeringen en motivaties van vrouwen zal onderzoek gedaan worden.

In de recreatiesector is een behoorlijk aantal vrouwen als werknemer en – in mindere mate – als zelfstandig ondernemer werkzaam. Bekeken zal worden in hoeverre hiervoor genoemd beleid ook van toepassing kan zijn op de openluchtrecreatie.

Netwerkontwikkeling kan bijdragen aan het stimuleren van vrouwen om zelfstandige ondernemers te worden. Bekeken wordt in welke regio’s of gebieden aangesloten kan worden bij reeds bestaande initiatieven.

De deelname van vrouwen in de visserij-activiteiten is gering. De deelname van vrouwen in de visverwerkende industrie is wel aanzienlijk. Mede door ervaringen uit het verleden lijkt het weinig zinvol om de deelname van vrouwen op de vloot te bevorderen. De partners van schippers zijn wel in meer of mindere mate betrokken bij verschillende administratieve taken, inkoop van proviand en bij het onderhoud van het schip. Onderzoek naar de sociale, (fiscaal) juridische en economische positie van deze vrouwen en naar haar behoefte aan voorlichting is gewenst.

Activiteiten

  • Onderzoek zal gestart worden naar de positie van vrouwen binnen zelfstandige ondernemingen in de sectoren visserij, land- en tuinbouw en de openluchtrecreatie.
  • Projecten gericht op het stimuleren van zelfstandig ondernemerschap, met name ter bevordering van netwerkontwikkeling, kunnen voor ondersteuning in aanmerking komen.

Verbeteren van kwantitatieve en kwalitatieve arbeidsparticipatie van vrouwen

De campagne «Opportunity 2000», gestimuleerd door de ministeries van SZW en EZ, is er op gericht de kwalitatieve en kwantitatieve arbeidsmarktparticipatie van vrouwen te verbeteren en het economisch potentieel van vrouwen beter te benutten. Bedrijven en instellingen die zich aansluiten bij deze campagne stellen voor zichzelf toetsbare programma’s op, die beogen betere kansen te scheppen voor vrouwen in hun bedrijf tegen het jaar 2000. LNV zal bedrijven en organisaties behorend tot zijn doelgroepen stimuleren hieraan mee te doen. De agribusiness zal als eerste doelgroep benaderd worden om hierin te participeren.

Het geleidelijk realiseren van de Ecologische HoofdStructuur (EHS) en van nieuwe bossen betekent waarschijnlijk een verdere groei van het aantal arbeidsplaatsen in het beheer van bos, natuur en landschap. De participatie van vrouwen in deze sector is tot op heden laag. Voor een deel is de lage arbeidsparticipatie verklaarbaar uit het feit dat het om fysiek vrij zware arbeid gaat. Bosarbeid is daar een goed voorbeeld van. Vanuit LNV kan een hogere arbeidsparticipatie van vrouwen bij organisaties, instellingen en bedrijven die werkzaam zijn in het beheer, worden gestimuleerd. Het gegeven dat er vaak sprake is van een subsidierelatie met LNV kan daarbij benut worden. Deze mogelijkheid is uitgewerkt in een activiteit genoemd in paragraaf 4.1. over integratie van emancipatie in LNV-beleid.

Nagegaan zal worden of aansluiting bij de campagne «Opportunity 2000» ook voor deze sector tot de mogelijkheden behoort.

In de nota Emancipatie in uitvoering (SZW) is aangegeven dat elk afzonderlijk departement verantwoordelijk is voor het emancipatiebeleid ten aanzien van allochtone vrouwen. In de afgelopen jaren heeft Nederland zich ontwikkeld tot een multiculturele samenleving. Allochtone vrouwen vormen een groeiende, heterogene groep met verschillende achtergronden en perspectieven, die vaak niet te vergelijken zijn met die van autochtone vrouwen. Ik vind het wenselijk het inzicht te vergroten in de arbeidsparticipatie en het loopbaanperspectief van allochtone vrouwen werkzaam op de beleidsterreinen van LNV.

Activiteiten

  • LNV zal stimuleren dat bedrijven, instellingen en organisaties op de beleidsterreinen van LNV zich aansluiten bij de campagne «Opportunity 2000» van EZ en SZW.
  • Onderzoek zal gestart worden naar de arbeidsparticipatie en het -perspectief van allochtone vrouwen werkzaam op de beleidsterreinen van LNV.

4.3 Dynamiek landelijk gebied

In de nota Dynamiek en vernieuwing heb ik geconstateerd dat in de afgelopen periode veranderingen hebben plaatsgevonden in het gebruik van de groene ruimte, zoals het landelijk gebied tegenwoordig wordt genoemd. Er is sprake van concurrentie tussen verschillende vormen van grondgebruik, zoals verstedelijking, landbouw, natuur, recreatie en infrastructuur. Als gevolg daarvan is de kwaliteit van het landschap, van de natuur en het milieu in de groene ruimte achteruitgegaan en staat de leefbaarheid onder druk. In sommige gebieden loopt bovendien de werkgelegenheid terug. Positief is dat de samenleving meer en meer bereid is uitdagingen zelf op te pakken om een nieuw elan aan het landelijk gebied te geven.

Uit de evaluatie van het emancipatiebeleid van LNV blijkt dat vrouwen deze uitdagingen met enthousiasme oppakken. Zo hebben organisaties van plattelandsvrouwen zich beziggehouden met thema’s die met duurzame ontwikkeling en plattelandsvernieuwing samenhangen. Uit onderzoeken als «Vrouwen vernieuwen het platteland» van de Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen en «Agrarische vrouwen en bedrijfsontwikkeling» van de WLTO (Westelijke Land- en Tuinbouw

Organisatie) blijkt dat agrarische vrouwen een actieve rol spelen in het zoeken naar nieuwe economische dragers voor het landelijk gebied.

Invloed van vrouwen op gebruik, inrichting en beheer van het landelijke gebied

In de evaluatie is geconstateerd dat vrouwen belang hebben bij de wijze van gebruik, inrichting en beheer van het landelijk gebied, maar dat het daarvoor nodig is de invloed van vrouwen via officiële instanties te vergroten. LNV zal, voorzover het in zijn macht ligt, blijven stimuleren dat vrouwen worden betrokken bij gebruik, inrichting en beheer van het landelijk gebied, zoals in het kader van landinrichtingsprojecten en ROMen WCL-gebieden (Ruimtelijke Ordening en Milieugebieden en Waardevolle Cultuur Landschappen). Vooral provincies en maatschappelijke organisaties moeten daar concreet invulling aan geven door het benoemen van vrouwen in adviescommissies.

De in de nota Dynamiek en vernieuwing aangekondigde decentralisatieontwikkelingen kunnen voor vrouwen een kans vormen om meer invloed uit te oefenen omdat de aangelegenheden betreffende gebruik, inrichting en beheer van het landelijk gebied dichter bij huis hun beslag krijgen. LNV zal de verantwoordelijken voor de uitvoering, met name de provincies, stimuleren aandacht te besteden aan de mogelijkheid de invloed van vrouwen op gebruik, inrichting en beheer van het landelijk gebied te vergroten.

Activiteit

  • Projecten gericht op het vergroten van invloed van vrouwen via officiële instanties op gebruik, inrichting en beheer van het landelijk gebied, kunnen voor ondersteuning in aanmerking komen.

Nieuwe economische dragers in het landelijk gebied

Zoals in de evaluatie wordt geconstateerd, vormen agrarische vrouwen vaak de verbindende schakel tussen bedrijf, gezin en maatschappij. Veelal zijn zij zowel consument als producent en staan zij meer dan mannen in contact met andere sectoren in de samenleving. Gebleken is dat vrouwen openstaan voor veranderingen en aandacht hebben voor de sociale aspecten van het werk en de leefbaarheid van het landelijk gebied. Ik wil de vernieuwingsgezindheid van vrouwen benutten bij het proces van plattelandsvernieuwing. In de evaluatie is aangegeven dat onderzoek uitwijst dat vrouwen veel nieuwe activiteiten, onder andere in de toeristische sfeer, starten.

Om deze tendens te ondersteunen is een project gestart waarbij gekeken wordt naar de mogelijkheden de agrarische bedrijfsactiviteiten te verbreden met het verlenen van zorg op het bedrijf aan onder andere gehandicapten en ex-verslaafden («Project Landbouw en zorg»). Onderdeel van de zorgverlening is de arbeidsparticipatie op het agrarisch bedrijf. Vanuit het emancipatiebeleid is bij dit traject aangesloten vanwege de vernieuwingsgezindheid van vrouwen en het bevorderen van de economische zelfstandigheid van vrouwen. In dit project wordt door landbouworganisaties, zorginstellingen en de overheid (LNV en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) samengewerkt.

Voorts is een project gestart door het NIZW (Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn) «Maatschappelijk ondernemerschap» met als doelstelling het creëren van nieuw werk waaraan commercieel en maatschappelijk behoefte bestaat. Bekeken wordt of hierbij door vrouwen uit het landelijk gebied aangesloten kan worden.

Activiteit

  • Projecten gericht op het stimuleren en ondersteunen van vrouwen bij het ontwikkelen van een nieuwe economische activiteit, kunnen voor ondersteuning in aanmerking komen.

Duurzame ontwikkeling van het landelijk gebied

Bij de vierde VN-vrouwenconferentie is «Milieu en vrouwen» als thema aan bod gekomen. Vrouwen-, natuur- en landschapsorganisaties hebben belangstelling voor het onderwerp omgaan met natuurlijke hulpbronnen en wijze van produceren. Momenteel wordt door de Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen een tweede project op het terrein van consument-producent-relaties uitgevoerd.

Activiteit

  • Projecten van vrouwen op het terrein van duurzame ontwikkeling van het landelijk gebied kunnen voor ondersteuning in aanmerking komen.

4.4. Kennis en innovatie

Zoals in de nota Dynamiek en vernieuwing is aangegeven, is het kennis-en innovatiesysteem één van de belangrijkste instrumenten voor vernieuwingen in de LNV-sectoren. Daarom zullen kennisvernieuwing en educatie worden bevorderd. Ervaringen bij onder andere de landinrichting hebben geleerd dat het noodzakelijk is over adequate kennis te beschikken om invloed uit te kunnen oefenen. De toegankelijkheid van het kennissysteem voor vrouwen blijft een punt van voortdurende aandacht, met name bij de discussie over de toekomst van het kennissysteem.

In de nota Dynamiek en vernieuwing is aangekondigd dat het profijtbeginsel in het kennisbeleid een essentieel sturend beginsel zal worden. Bij de sturing en financiering van kennissystemen zal de nadruk gelegd worden op resultaatfinanciering, ook wel programmafinanciering genoemd. In de evaluatie is aangegeven dat de kans bestaat dat deze wijze van financieren ten koste van de vraag naar kennis van vrouwen kan gaan. Van belang is dat bij programmafinanciering, waar mogelijk, aandacht aan de positie van vrouwen wordt geschonken. Waar in de nota Dynamiek en vernieuwing aangegeven wordt dat belanghebbenden worden betrokken, houdt dat in dat ook vrouwen in beeld zijn.

Uit de evaluatie blijkt dat de participatie van vrouwen in met name onderwijs en voorlichting duidelijk is toegenomen, maar dat vervolgens de integratie in het reguliere onderwijs en in de reguliere voorlichtingsactiviteiten stagneert. Bij voorlichtingsdiensten, zoals de Dienst Landbouw Voorlichting (DLV) en de Sociaal-Economische Voorlichting (SEV) zal bij het benaderen van bedrijven aandacht besteed moeten worden aan een uitnodigend klimaat naar vrouwen op de bedrijven om deelname aan reguliere voorlichtingsactiviteiten te bevorderen. Dit kan worden bevorderd door aandacht te blijven schenken aan de positie van vrouwen bij het aanbod van kennis, maar ook door een betere vertegenwoordiging van vrouwen in besturen, directies en onder het personeel van deze en andere instellingen, die daar overigens een eigen verantwoordelijkheid in kennen.

Gezien de tendens tot verzelfstandiging van kennisinstellingen kiest LNV voor het personeelsbeleid voor aansluiting bij de campagne «Opportunity 2000» (zie activiteit bij paragraaf 4.2).

In het onderwijs zal de komende jaren niet alleen aandacht worden besteed aan een grotere instroom van meisjes, maar ook aan een goed klimaat voor meisjes op de scholen. Zo zal bij de studiekeuze meer aandacht moeten uitgaan naar de perspectieven op de arbeidsmarkt.

Daarbij zijn ook de doorstroom in het onderwijs, stagebegeleiding, en de uitstroom uit het onderwijs van belang. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCenW) heeft een project «De veilige school» gestart, waarbij met name bovengenoemde punten voor alle leerlingen aan bod komen. Het komende jaar wordt bekeken hoe het agrarisch onderwijs bij het genoemde project van OCenW kan aansluiten en of voor bepaalde aspecten gerichte aandacht voor meisjes nodig is.

Ten behoeve van de monitoring van de realisering van emancipatiedoelstellingen is de aanwezigheid van statistische informatie noodzakelijk. LNV zal bekijken op welke wijze deze statistische informatievoorziening verder verbeterd kan worden.

Activiteiten

  • Bij programmafinanciering voor onderzoek en voorlichting zal, daar waar zinvol, aandacht aan de positie voor vrouwen worden geschonken. Vrouwen zullen – waar relevant – uitdrukkelijk betrokken worden bij de opstelling van programma’s en cursussen.
  • Projecten gericht op de integratie van vrouwen bij de voorlichting en het vormgeven van de formele positie van vrouwen in het bedrijf kunnen voor ondersteuning in aanmerking komen.
  • Projecten gericht op de kwalitatieve verbetering van de scholing van meisjes en vrouwen kunnen voor ondersteuning in aanmerking komen. Momenteel wordt gezocht naar de mogelijkheden voor aansluiting bij het project van het ministerie van OCenW «De veilige school».
  • Bekeken zal worden of en hoe de registratie van statistische gegevens kan worden verbeterd teneinde de informatievoorziening voor het monitoren van de realisatie van emancipatiedoelstellingen te verbeteren.

4.5 Internationale zaken

Kaderstellend voor het internationaal emancipatiebeleid van Nederland zijn de ministeries van SZW en Buitenlandse Zaken. Ingevolge de Convention on the Elimination of all forms of Discrimination Against Women (CEDAW, New York, 18 december 1979) is de Nederlandse regering verantwoordelijk voor het feit dat door zijn beleid de positie van vrouwen in de betreffende landen niet verslechtert en dat aangrijpingspunten gebruikt worden om de participatie van vrouwen op alle niveaus te bevorderen.

LNV zal ervoor zorgen dat vrouwenorganisaties betrokken worden in de contacten en bij activiteiten in het buitenland. Daarnaast zie ik mogelijkheden in het stimuleren van het uitwisselen van ervaringen tussen vrouwen in het kader van internationale netwerken. Zo is begin 1996 een internationale workshop door de FAO en LNV georganiseerd voor de integratie van vrouwen in het landelijk gebied. Deze workshop heeft overheden geadviseerd om bij (handels)relaties met andere landen een goed inzicht te verkrijgen in de sociale structuren en de positie van vrouwen op het platteland en daar in de reguliere activiteiten rekening mee te houden.

Voorts zal ik bij de uitvoering van het beleid rekening houden met de afspraken gemaakt op de vierde VN-vrouwenconferentie en met de Europese Richtlijn ter bevordering van gelijke behandeling van mannen en vrouwen zoals die binnenkort gewijzigd zal worden.

LNV zal de uitvoering van het beleid ten aanzien van vrouwen en ontwikkeling afstemmen met het ministerie van Buitenlandse Zaken, en wel met name de afdeling Speciaal Programma Vrouwen en Ontwikkeling.

Activiteiten

  • LNV zal bij het ontplooien van activiteiten in ontwikkelingslanden rekening houden met de belangen van vrouwen. Dit betreft met name de toegankelijkheid voor vrouwen van activiteiten en de deelname van vrouwen aan activiteiten.
  • LNV zal uitvoering geven aan de aanbeveling van de FAO-workshop om bij (handels)relaties met andere landen een goed inzicht te verkrijgen in de sociale structuren en de positie van vrouwen op het platteland en daar in de reguliere activiteiten rekening mee houden.
  • Bij het organiseren van internationale workshops en conferenties zal de deelname van vrouwen aandachtspunt zijn. Op inhoudelijk vlak moet bij de inbreng van LNV rekening gehouden worden met de belangen van vrouwen.
  • Projecten gericht op uitwisseling van ervaringen en kennis tussen vrouwen uit verschillende landen kunnen voor ondersteuning in aanmerking komen.

4.6. Financiële paragraaf

Naast bestaande subsidiemogelijkheden, is bij de vorige Beleidsnota Emancipatie een emancipatiebudget ingesteld. Zoals uit de evaluatie blijkt is van het budget voor emancipatiezaken goed gebruik gemaakt, zowel kwalitatief als kwantitatief. Een aantal bovengenoemde activiteiten zal (mede)gefinancierd worden uit dat budget.

Dit budget is in beginsel bedoeld voor de financiering van projecten die moeilijk inpasbaar zijn in het reguliere beleidsinstrumentarium. Jaarlijks is een bedrag van 430 000 gulden beschikbaar.

BIJLAGE                                                  EVALUATIE VAN HET BELEID 1992–1995

  • 1. 
    Inleiding

De eerste Beleidsnota Emancipatie van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) is in 1992 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 1991–1992, 22 561, nr. 2). Deze nota is gebaseerd op de centrale emancipatiedoelstelling zoals uiteengezet in het Beleidsplan Emancipatie 1985 van de toenmalige Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, als Coördinerend Minister voor Emancipatiezaken (Kamerstukken II, 1984–1985, 19 052).

LNV heeft in de Beleidsnota Emancipatie, hierna de Beleidsnota, aangegeven binnen de geschetste hoofddoelstellingen vorm te willen geven aan de centrale regeringsdoelstelling van het emancipatiebeleid dat is gericht op de bevordering van de ontwikkeling in de maatschappij, waarbij een ieder ongeacht sexe of burgerlijke staat, de mogelijkheid heeft een zelfstandig bestaan te verwerven en waarin mannen en vrouwen gelijke rechten, kansen, vrijheden en verantwoordelijkheden kunnen realiseren.

Zoals in de Beleidsnota is aangegeven is gestreefd naar integratie van het emancipatiebeleid in de hoofddoelstellingen van het ministerie van LNV. De doelstellingen en genoemde acties uit de Beleidsnota waren met name gericht op de primaire agrarische produktiesector. In de onderhavige evaluatie komt de nadruk dan ook te liggen op deze sector. Via een monitoringsysteem is de afgelopen jaren de voortgang van het beleid bijgehouden. Jaarlijks heb ik in de Memorie van Toelichting op de LNV-begroting de voortgang op hoofdlijnen aangegeven.

Ik heb ervoor gekozen om de evaluatie volgens de thema’s van de nota Dynamiek en vernieuwing (Kamerstukken II, 1994–1995, 24 140) te rangschikken om zo een betere aansluiting tussen het toekomstig beleid en het evaluatiegedeelte te bewerkstelligen. Zoals in de nota over het toekomstig beleid 1996–2000 is aangegeven, is aangesloten bij de nota Dynamiek en vernieuwing om inhoud te geven aan de integratie van het emancipatiebeleid binnen het LNV-beleid.

Per te evalueren doelstelling wordt eerst aangegeven hoe de doelstelling in de Beleidsnota is geformuleerd, vervolgens zo mogelijk kwantitatief welke resultaten zijn behaald, welke acties zijn ondernomen en ten slotte worden per doelstelling de conclusies weergegeven.

Allereerst wordt in paragraaf «Algemeen» de integratie van vrouwen in besluitvormingsprocessen behandeld.

  • 2. 
    Algemeen

Integratie van vrouwen in besluitvormingsprocessen Doelstellingen Beleidsnota Emancipatie

– Voor de participatie van vrouwen in externe inspraak- en adviesorganen van LNV wordt in de periode 1991–1995 gestreefd naar een toename van 10%.

– Het op de genoemde beleidsterreinen van LNV stimuleren van projecten die gericht zijn op de integratie van agrarische vrouwen in besluitvormingsprocessen.

Deze doelstellingen vormen de uitwerking van het regeringsbeleid, zoals geformuleerd in de beleidsnota uit 1985.

Resultaten

In 1991 bedroeg het aantal vrouwen in inspraak- en adviesorganen van

LNV ongeveer 8%. In plaats van de beoogde 18% bedraagt het aantal vrouwen in deze organen in 1995 ongeveer 12%.

Volgens het onderzoek «Het maatschappelijk tekort» (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 1994) bedraagt het gemiddeld aandeel van vrouwen in besturen van landelijke maatschappelijke organisaties ongeveer 20%. Volgens dit onderzoek ligt het percentage vrouwelijke bestuursleden in de agrarische sector op ongeveer 6% en in de sector natuur- en milieubeheer op 19%. In de visserijsector is het percentage vrouwelijke bestuurders vrijwel nihil.

Ondernomen acties

Het beleid is de afgelopen jaren gericht geweest op zowel het aandeel vrouwen in advies- en inspraakorganen van het ministerie als op het aandeel vrouwen in besturen van maatschappelijke organisaties op het terrein van LNV. In 1991 is slechts het percentage vrouwen in alle inspraak- en adviesorganen van LNV geïnventariseerd. Het aandeel vrouwen in besturen van maatschappelijke organisaties per sector was in 1991 onbekend.

Voorzover LNV een verzoek doet voor een voordracht voor vertegenwoordiging in inspraak- of adviesorganen, wordt vaak, maar nog niet in alle gevallen, expliciet gewezen op het streven van de overheid om het aantal vrouwen in deze organen te verhogen. Zo heeft de Dienst Landinrichting en Beheer Landbouwgronden (LBL) speciale aandacht geschonken aan het vergroten van deelname van vrouwen in landinrichtingscommissies, onder meer door speciale cursussen voor vrouwen te verzorgen. (Zie paragraaf «Dynamiek van het landelijk gebied»).

Ter bevordering van de deelname van vrouwen in besturen, heeft LNV samen met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), subsidie verleend aan de Federatie van Land- en Tuinbouw Organisaties -Nederland (voorheen de Centrale Landbouworganisaties) voor het project «van Emancipatie naar Integratie». Doel van het project was het leveren van een wezenlijke inbreng door agrarische vrouwen in de meningsvorming en de besluitvorming van de organisatie. Gestreefd werd naar 25% vrouwelijke leden en bestuursleden. Het totaal aantal vrouwelijke leden is in 1995 blijven steken op 7%. Het aantal vrouwen in diverse besturen van LTO-Nederland is mede door toedoen van het project toegenomen van 3% naar gemiddeld 10%. Dit percentage is echter te gering om te spreken van een wezenlijke inbreng zoals de doelstelling van het project was. Daarom heeft LNV samen met het ministerie van SZW een vervolg-project «Meer vrouwen in besturen» financieel gesteund. Dit project is een pilot-project met betrekking tot het streven naar verhoging van het aantal vrouwen in besturen, dat moet resulteren in aanbevelingen voor besturen van andere organisaties, zoals natuur- en milieu-organisaties. In dit project wordt met name aandacht geschonken aan de wijze van werving en selectie van bestuurders.

Knelpunten

De geringe deelname van vrouwen in besluitvormende organen heeft verschillende oorzaken.

Zo speelt de wijze van werving en selectie voor bestuursfuncties een belangrijke rol. Mannen zoeken binnen hun eigen netwerk naar opvolging. Binnen een verhoudingsgewijs traditionele cultuur, zoals in de agrarische en visserij-sector, speelt het probleem van werving en selectie de vrouwen nog eens extra parten.

Daarnaast zijn vrouwen in het algemeen zwaarder belast door de combinatie van werk en zorgtaken. Bovendien, zo blijkt uit onderzoek, is de groep goed opgeleide en ervaren vrouwen relatief gering en is deze groep vaak al overbezet.

Bij LTO-Nederland komt daar nog bij dat door de federatievorming van de land- en tuinbouworganisaties minder bestuursfuncties beschikbaar zijn gekomen. Relatief veel vrouwen zijn daarbij afgevallen bij de invulling van de bestuursfuncties voor de nieuwe organisatie. Welke invloed de ontwikkelingen rond de Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie, waaronder het Landbouwschap, op het aantal vrouwen in besturen heeft, is nog onduidelijk.

Ten aanzien van inspraak- en adviesorganen bij de overheid is van belang dat met ingang van 1 januari 1997 veel adviesorganen worden opgeheven en per departement één adviesorgaan wordt ingesteld. In het afgelopen jaar is daar al op ingespeeld, waardoor er geen nieuwe adviesorganen zijn ingesteld en oude organen weinig nieuwe mensen hebben geworven. In 1997 wordt voor LNV «De Raad voor het Landelijk Gebied» ingesteld. Het streven van de overheid is evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in dergelijke adviesorganen. Op dit moment is de personele invulling van de Raad voor het Landelijk Gebied nog onbekend.

Conclusie

De diverse initiatieven hebben geleid tot een lichte stijging van vrouwen in besluitvormingsorganen. Mede vanwege het feit dat de Beleidsnota met name gericht was op de agrarische sector zijn in de sector visserij en op het terrein van openluchtrecreatie en natuurbeheer weinig initiatieven genomen om het aandeel van vrouwen in besturen van organisaties te vergroten.

Het is noodzakelijk de wijze van werving en selectie voor besturen en andere besluitvormende organen te wijzigen. Dit vereist vooral bij mannen een andere houding. Met name de resultaten van het hiervoor genoemde project «Meer vrouwen in besturen» van LTO-Nederland zullen gebruikt worden voor toekomstig beleid, alsmede de aanbevelingen uit het interdepartementale project «Vrouwen in besluitvorming».

  • 3. 
    Markt en concurrentiekracht

Doelstelling Beleidsnota

Er wordt gestreefd naar het inzichtelijk maken van de wijze waarop de arbeidsinzet van vrouwen in ondernemingen (zelfstandig ondernemerschap, mede-ondernemer, meewerken in bedrijf van de partner of werknemer) geregeld kan worden teneinde een zelfstandige keuze van vrouwen zodanig te bevorderen dat ten opzichte van 1991 het aantal bedrijfshoofden en vrouwelijke ondernemers in 1995 tezamen met 10% is toegenomen. Onder vrouwelijke ondernemers worden zowel de vrouwen die een eigen onderneming drijven als de vrouwen die samen met hun partner een onderneming drijven, begrepen.

Deze doelstelling is afgeleid van de algemene regeringsdoelstelling «het bevorderen van economische zelfstandigheid van vrouwen».

Resultaten

Het aantal vrouwen onder de agrarische bedrijfshoofden is bijna verdrievoudigd, van 7000 in 1990 naar 20 000 in 1995 (CBS).

Het percentage vrouwelijke ondernemers gerelateerd aan het totale aantal ondernemers is ten opzichte van 1991 toegenomen met 4%: van ruim 8% tot ruim 12%.

Onderzoek van het Landbouw-Economisch Instituut (LEI) («Opvolgers van boeren en tuinders, Situatie in 1993 en ontwikkelingen») heeft een toename van het aantal vrouwelijke bedrijfsopvolgers laten zien in 1993 met 16% ten opzichte van 1988. Het aandeel van vrouwelijke bedrijfsop-volgers in het totaal blijft echter, met 4%, gering. Wel hebben veel vrouwen (ongeveer 13% van de agrarische vrouwen) in de afgelopen jaren een eigen economische activiteit ontplooid. Daarnaast werken vooral veel jonge vrouwen (ongeveer 32% van agrarische vrouwen onder de 40 jaar) buitenshuis. (onderzoek LEI – DEMETRA, 1996)

Ondernomen acties

Zoals in de Beleidsnota is aangegeven werd een toename van het aantal man/vrouwmaatschappen verwacht vanwege de invoering van belastingvoordelen. Daarnaast probeert met name de Sociaal-Economische Voorlichtingsdienst (SEV) door middel van gerichte aandacht voor de positie van de vrouw de belemmeringen voor economische zelfstandigheid van vrouwen te verminderen. Zo besteedt de SEV in haar basiscursus (Cursus Economische Vorming Agrarische Vrouwen) aandacht aan de positie van vrouwen in het agrarisch bedrijf en worden bij voorlichtingsgesprekken vrouwen betrokken. Positief is dat de cursussen «Man-vrouwmaatschap» en «Financiën en regelingen binnen het gezin» goed worden bezocht.

Voorts heeft het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) een studiedag georganiseerd en acties ondernomen, onder andere de ontwikkeling van de folder «Financieel: prettig geregeld», om diverse adviseurs te motiveren meer in te spelen op de wensen van (jonge) agrarische vrouwen.

Zoals in de beleidsnota is aangekondigd hebben LNV en het ministerie van EZ de brochure «Man en vrouw in één onderneming» aangepast, waarbij partners wegwijs gemaakt worden in de verschillende mogelijkheden met elkaar samen te werken in één bedrijf. De fiscale, sociale en juridische aspecten zijn daarbij nader belicht.

Het NAJK heeft met een financiële bijdrage van LNV een project «Jonge agrarische onderneemsters» uitgevoerd. Het doel van het project was het creëren van betere kansen voor jonge vrouwen die het agrarisch bedrijf willen overnemen en het versterken van de positie van jonge vrouwelijke ondernemers die gezin en bedrijf willen combineren.

Ter stimulering van de economische zelfstandigheid van vrouwen, heeft LNV onderzoek mede-gefinancierd naar onder andere de wijze waarop vrouwen meewerken en meebeslissen in het agrarisch bedrijf («Agrarische vrouwen en bedrijfsontwikkeling» in opdracht van de Westelijke Land- en Tuinbouw organisatie (WLTO) en naar activiteiten van vrouwen om nieuwe bedrijvigheid in de landbouw op te zetten. («Agrarische vrouwen vernieuwen het platteland» in opdracht van de Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen (NBvP). Uit deze onderzoeken blijkt dat er bij agrarische vrouwen een grote behoefte bestaat om eigen economische activiteiten te ontplooien. De vrouwen leggen zich op geheel verschillende activiteiten toe, zoals het maken en produceren van agrarische produkten, maar ook dienstverlenende (recreatieve) activiteiten. Vaak doen ze dit op het bedrijf, ook als de activiteiten niet agrarisch van aard zijn. Zo heeft een vrouw een dansschool opgericht en wordt er gedanst op de deel waar vroeger koeien stonden. Uit bovengenoemd onderzoek blijkt dat vaak een combinatie van financiële en sociale motieven de reden is om dergelijke activiteiten op te zetten.

Daarnaast zijn acties door LNV en maatschappelijke organisaties uitgevoerd om de sociale, juridische en fiscale positie van vrouwen te versterken, zodat die positie geen belemmering hoeft te zijn bij het ondernemen van werkzaamheden.

Het Ontwikkelings- en Saneringsfonds van het ministerie van LNV heeft financiële middelen ter beschikking gesteld om te bevorderen dat meer vrouwen lid worden van de bedrijfsverzorgingsdienst, zodat bij zwangerschap of ziekte van agrarische vrouwen de vervanging op adequate wijze kan worden geregeld.

Tot en met 1995 zijn ongeveer 500 vrouwen per jaar lid van de bedrijfs-verzorgingsdiensten geworden.

Door de Centrale van PlattelandsVrouwen Organisatie (CPVO) is met subsidie van LNV het project «Loon naar werken» uitgevoerd. In dit project is veel aandacht besteed aan de positie van meewerkende echtgenote. Zo is gekeken naar mogelijkheden om inzicht te krijgen in de arbeidsinzet van deze vrouwen. Daarbij is voorlichting op sociaal, juridisch en fiscaal gebied van groot belang. Ook het feit dat vrouwen zelf verzekerd zijn tegen ziekte of arbeidsongeschiktheid (zwangerschap inbegrepen) speelt een rol.

Tot aan de privatisering van de Ziektewet hebben zelfstandigen de mogelijkheid vrijwillig een ziekengeldverzekering af te sluiten. Aangezien na privatisering van de Ziektewet ook de zwangerschaps- en bevallingsuitkering voor zelfstandigen vervalt, is door het Kabinet voorgesteld een aparte zwangerschapsregeling in het wetsvoorstel Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen (WAZ) op te nemen. Deze verzekering wordt verplicht voor zelfstandigen. Binnenkort zal het Kabinet het wetsvoorstel ter behandeling aan de Tweede Kamer aanbieden.

Knelpunten

De voorlichting over de sociale, juridische en fiscale positie van vrouwen en mannen, waaronder de brochure van LNV en EZ, wordt nog niet als voldoende ervaren. Ondanks de flinke toename van man/vrouwmaatschappen blijkt uit signalen uit het veld dat de stap voor vrouwen om samen met de partner een maatschap te vormen, door velen nog als groot wordt ervaren.

Bij het ontwikkelen van eigen activiteiten op het bedrijf blijkt uit bovengenoemd onderzoek dat veel vrouwen de regelgeving en vereisten als knelpunt ervaren.

Ook worden de bestaande en toekomstige zwangerschapsvoorzieningen als knelpunt ervaren.

Conclusie

Het aantal vrouwelijke ondernemers is flink toegenomen. Daarnaast is een tendens te zien dat vrouwen eigen activiteiten ontplooien of buitenshuis werken. Hoewel de moeilijke economische situatie van de land- en tuinbouw op de korte termijn geleid kan hebben tot de keuze om buitenshuis te werken of een activiteit aan huis te ontwikkelen, bevorderen deze activiteiten de ontplooiingsmogelijkheden en de economische zelfstandigheid van vrouwen op de lange termijn.

Omdat de doelstelling nauwelijks gericht was op de visserij- en natuursector, zijn er weinig acties in die sectoren ondernomen.

  • 4. 
    Dynamiek van het landelijk gebied

Doelstelling

Het streven naar een zodanige inrichting en beheer van het landelijk gebied dat vrouwen dezelfde kansen en mogelijkheden worden geboden ten aanzien van het gebruik van het landelijk gebied als mannen.

Resultaten

Het is moeilijk aan te geven of de doelstelling is gehaald. De betrok- kenheid van vrouwen bij hun directe leefomgeving lijkt de afgelopen jaren te zijn vergroot.

Activiteiten

Om aan de doelstelling te voldoen is een behoorlijk aantal activiteiten ontplooid, zowel door de overheid als door maatschappelijke organisaties, waaronder vrouwenorganisaties. Door gerichte aandacht van de dienst LBL voor vrouwen is het aantal vrouwen in landinrichtingscommissies gestegen van 2,6 % in 1988 naar 4,3 % in 1995. De verantwoordelijkheid om vrouwen daadwerkelijk zitting te laten nemen in landinrichtingscommissies ligt onder meer bij maatschappelijke organisaties en provincies. De bijdrage van de dienst LBL bestond onder andere uit een cursus «Vrouwen en Landinrichting», uit het uitdrukkelijk verzoek aan vrouwen om te komen naar voorlichtingsavonden en uit specifieke bijeenkomsten door inspecteurs voor vrouwen. Deze aanpak blijkt succes te hebben. Veel meer vrouwen dan voorheen nemen deel aan deze activiteiten.

Staatsbosbeheer heeft 2 projecten opgezet om vrouwen op te leiden als boswachters/groenbeheerders. Bij het tweede project wordt samengewerkt met de Vereniging Natuurmonumenten. Hierdoor worden vrouwen ook betrokken bij het beheer van natuurgebieden.

Maatschappelijke organisaties hebben zich ingezet voor het behoud van de leefbaarheid van het landelijk gebied. Zo heeft de Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen (NBvP) de campagne «Kritisch consumeren, duurzaam produceren» opgezet, mede gefinancierd door LNV. Veel vrouwen hebben zich gedurende 2 jaar bezig gehouden met onderwerpen als voedsel, energie en verpakkingen. Daarbij hebben met name de agrarische vrouwen zich bezig gehouden met het vraagstuk van de duurzame landbouw en een prettig leefklimaat. Vrouwen hebben oog voor maatschappelijke ontwikkelingen, zoals aandacht voor een milieu- en diervriendelijke wijze van produceren en communiceren daarover met consumenten. Daarnaast is mede uit het hiervoor genoemde onderzoek «Agrarische vrouwen vernieuwen het platteland» gebleken dat vrouwen op verschillende manieren initiatieven ontwikkelen om nieuwe activiteiten in het landelijk gebied op te zetten.

In de Beleidsnota is voor het deelnemen van recreatieve activiteiten door vrouwen opgenomen dat sociale veiligheid en bereikbaarheid van voorzieningen essentiële voorwaarden zijn. In het Structuurschema Groene Ruimte is om die reden «sociale veiligheid» opgenomen als toetsingscriterium voor gebiedsperspectieven van grote groengebieden (Waardevolle Cultuurlandschappen). De uitvoering van het plan ligt bij de provincies. Zij zullen aan het toetsingscriterium moeten voldoen.

Naar verwachting zullen de komende jaren ongeveer 100 zogenoemde Melkert-banen ingezet worden om de sociale veiligheid bij recreatiegebieden te vergroten. Het betreft recreatiewachten.

Daarnaast hebben de ANWB, LNV en de Stichting Toerisme en Recreatie AVN een gezamenlijk initiatief genomen voor het project «recreatie dicht bij huis». Uitgangspunt is het streven naar een situatie waarin aanbod van recreatiemogelijkheden in de woonomgeving goed aansluit bij de behoefte van die omgeving. Deze behoefte – ook van vrouwen – wordt in kaart gebracht.

Knelpunten

Het belang van vrouwen op gebruik, inrichting en beheer van het landelijk gebied is groot. De invloed via officiële instanties, zoals besluitvormingsorganen, gemeenteraden en landinrichtingscommissies, is echter nog te gering. Vrouwen tonen vele initiatieven, maar zij ervaren dat zij nog onvoldoende door officiële instanties bij ontwikkelingen van het landelijk gebied serieus genomen worden als betrokkene. Zoals in de paragraaf «Macht en invloed» is aangegeven ligt dat mede aan het feit dat zij onvoldoende door organisaties als potentiële bestuurs-kandidaat naar voren worden geschoven en aan het feit dat de aantallen vrouwen voor bepaalde functies nog te klein zijn.

Een ontwikkeling van de afgelopen jaren die van invloed is op de inrichting van het landelijk gebied is de decentralisatie van rijkstaken op het gebied van inrichting en beheer van het landelijk gebied naar provincies. De decentralisatie kan ook een kans vormen voor vrouwen omdat de aangelegenheden betreffende de regio dichter bij huis hun beslag krijgen.

Conclusie

Door de wijze van formuleren van de doelstelling kunnen de resultaten niet gemeten worden. Wel kan uit onderzoek geconcludeerd worden dat vrouwen vaak eerder initiatieven nemen om de kwaliteit en leefbaarheid van de groene ruimte te versterken. Vrouwen leveren daarmee een wezenlijke bijdrage aan de vernieuwingen in het landelijk gebied. Zij vormen in het algemeen de schakel tussen producent en consument. Vrouwen hebben mede door deze interacties meer aandacht voor duurzaam produceren. Het is wenselijk dat vrouwen meer dan voorheen via officiële instanties invloed op de leefomgeving kunnen uitoefenen.

  • 5. 
    Kennis en innovatie

Onderwijs

Doelstelling 1992

De doelstelling van de Beleidsnota voor het onderwijs: Ter bevordering van een evenwichtige verdeling van mannen en vrouwen in het agrarisch onderwijs wordt gestreefd naar een gemiddelde toename van vrouwen van 5% in 1995 ten opzichte van 1991.

Resultaten

Deze doelstelling is gehaald: het aantal vrouwen aan het agrarisch onderwijs is ten opzichte van 1991 gemiddeld toegenomen met ruim 5% in 1995. In het cursusjaar 1994–1995 namen ruim 35% vrouwen deel aan agrarisch dagonderwijs.

Activiteiten

In 1991 is het Project Emancipatie Landbouw Onderwijs (PELO) gestart; dit loopt door tot 1 december 1996. Het project wordt gesubsidieerd door de ministeries van SZW en LNV. Vanuit het project wordt deskundige ondersteuning en begeleiding gegeven aan de Agrarische Opleidings Centra (AOC’s) om emancipatiedoelstellingen te bevorderen. PELO heeft bevorderd dat het Ontwikkelcentrum op nieuw te ontwikkelen cursus- en lesmateriaal een emancipatietoets toepast. Ook de oude leerstof is op dit aspect aangepast.

Het PELO draagt daarnaast ook zorg voor het verspreiden en hanteerbaar maken van de onderzoeksresultaten van het onderzoek van Q. Kools «Meisjes in lager en middelbaar agrarisch onderwijs». Uit dat onderzoek komt onder meer naar voren dat meisjes wel naar het agrarisch beroepsonderwijs doorstromen, maar richtingen kiezen die vaak weinig toekomstperspectieven hebben. Vanuit LNV wordt belang gehecht aan gerichte voorlichting om meisjes te bewegen andere studierichtingen te volgen, die meer aansluiten bij de arbeidsmarkt.

Uit bovengenoemd onderzoek van Kools volgt ook dat de verantwoordelijkheid voor emancipatie van meisjes nog niet door alle actoren (directies, besturen en leraren) van de onderwijsinstellingen wordt gevoeld.

Naast het Project Emancipatie Landbouwonderwijs zijn ook andere initiatieven genomen. Zo zijn op verschillende AOC’s de cursussen «meisjes in het middelbaar agrarisch onderwijs» en weerbaarheidscur-sussen georganiseerd om tussentijdse uitstroom tegen te gaan.

Daarnaast heeft LNV kinderopvang gesubsidieerd ten behoeve van vrouwen die deelnemen aan het cursorisch onderwijs voor volwassenen.

Knelpunten

LNV constateert uit ervaringen van PELO en het hiervoor genoemde onderzoek van Kools dat binnen de AOC’s emancipatiebeleid geen prioriteit heeft, mede vanwege de vele onderwijsvernieuwingen van de laatste tijd. De voorbeeldfunctie van de AOC’s zelf ontbreekt doordat vrouwen in besturen en directies van AOC’s slecht vertegenwoordigd zijn. Ook onder het onderwijzend personeel zijn nog relatief weinig vrouwen.

Conclusie

De doelstelling in het agrarisch onderwijs is gehaald. De kwantitatieve toename is als doelstelling echter onvoldoende om vrouwen volwaardig van het onderwijs te laten profiteren. De volgende stap is dat ook de kwaliteit van het klimaat in het agrarisch onderwijs voor vrouwen verbeterd dient te worden. Daarbij is aandacht nodig voor de doorstroom en uitstroom van meisjes in het agrarisch onderwijs. De studiekeuze van meisjes sluit nog onvoldoende aan op de perspectieven van de arbeidsmarkt.

Tenslotte is van belang dat ook in de besturen, directies en het onderwijzend personeel vrouwen beter vertegenwoordigd zijn.

Onderzoek en verzamelen statistische gegevens

Doelstelling 1992

In de Beleidsnota is aangegeven dat in het onderzoek de komende jaren gestreefd wordt naar integratie van het emancipatie-aspect.

Activiteiten

In de Beleidsnota is aangegeven dat bij de beoordeling van plannen voor door het ministerie te subsidiëren onderzoekprogramma’s in de toekomst getoetst zou worden of in voldoende mate rekening is gehouden met het departementale onderzoekbeleid, dus ook met het emancipatieaspect. Echter, bij de beoordeling van het reguliere onderzoek is met het emancipatieaspect zelden rekening gehouden.

Vanwege de verzelfstandiging van onderzoeksinstellingen heeft beoordeling door LNV van de jaarplannen van deze instellingen op consequenties voor de vrouw niet plaats gevonden.

Er is wel specifiek onderzoek uitgevoerd naar de positie van vrouwen in met name de agrarische sector. Hierop is in het voorgaande ingegaan bij de betreffende onderwerpen. Het aangekondigde coördinatiepunt is vanwege financiële redenen niet opgericht.

Ten aanzien van het verzamelen van statistische gegevens is een in emancipatoir opzicht positieve wijziging van de landbouwtelling doorge- voerd. Sinds 1992 worden man/vrouwmaatschappen ook als zodanig geregistreerd.

Knelpunten

Het emancipatie-aspect is nog onvoldoende in het algemeen beleid geïntegreerd, waardoor het emancipatie-aspect bij de onderzoeksvragen ook niet is geïntegreerd. Daarnaast vereist de verzelfstandiging van onderzoeksinstituten een andere aansturing vanuit het beleid. Bij de ontwikkeling naar meer resultaatgerichte financiering, de zogenoemde programmafinanciering, wordt het emancipatie-aspect bij de aansturing nog niet stelselmatig meegenomen.

Conclusie

De afgelopen jaren is het emancipatie-aspect niet in het onderzoek geïntegreerd, ook al was dat bij bepaald onderzoek wel mogelijk geweest.

Bij programma-financiering dient waar relevant het emancipatie-aspect meegenomen te worden. Zowel vanuit de vrager als vanuit het beleid dient specifiek aandacht geschonken te worden aan aspecten die vrouwen betreffen.

Voorlichting

Doelstelling 1992

Voorlichting is genoemd als instrument om bij mannen en vrouwen belemmeringen voor emancipatie te verminderen en weerstanden te doen afnemen.

Ondernomen acties

De SEV en DLV hebben door een aantal activiteiten en in hun materiaal aandacht besteed aan een evenwichtige benadering van de aanwezigheid en betekenis van mannen en vrouwen op het bedrijf. Zo heeft de SEV cursussen speciaal gericht op vrouwen in het agrarisch bedrijf verzorgd. De cursus «man-vrouwmaatschap» en «Financiën en regelingen binnen het gezin» zijn goed bezocht. Bij groepsvoorlichting was het aandeel van vrouwen in 1995 ongeveer 25%.

De DLV heeft toegankelijkheid tot de voorlichting voor agrarische vrouwen vergroot, hetgeen onder meer tot uitdrukking komt in de uitnodigingen voor voorlichtingsactiviteiten, en de evenwichtige positie van mannen en vrouwen in voorlichtingsmateriaal. Of in de praktijk bij de voorlichting de vrouw van het bedrijf ook aanwezig is, ligt aan het initiatief van de ondernemers. In de bijscholing van voorlichters wordt altijd aandacht aan de positie van vrouwen besteed.

In de sectorraden en de begeleidingscommissies zitten helaas slechts 10% vrouwen. Maatschappelijke organisaties spelen hier een belangrijke rol omdat zij een vertegenwoordiger voor deze organen aanwijzen.

Knelpunten

Vrouwen ervaren dat zij nog niet voldoende bij de individuele voorlichting door met name de DLV worden betrokken. Bij mannen heerst nog niet de overtuiging dat het belangrijk is dat de vrouw ook bij voorlichting over het bedrijf aanwezig is, zo blijkt uit het eerder aangehaalde onderzoek «Agrarische vrouwen en bedrijfsontwikkeling».

Daarnaast is ook bij voorlichting een ontwikkeling ingezet naar een marktgericht voorlichtingsaanbod. Vanuit LNV wordt meer via zogenoemde programmafinanciering aangestuurd. Zowel vanuit het beleid als vanuit de vrager kan bij deze nieuwe ontwikkeling de positie van de vrouw in het geding komen. Dit kan bijvoorbeeld spelen bij voorlichting over bedrijfsovername, waarbij de positie van de agrarische vrouw in het geding is, maar waar het bedrijfsbelang de centrale ingang is bij de voorlichtingsvraag.

Conclusie

Voorlichtingsinstituten als de SEV en DLV hebben vorderingen gemaakt bij het integreren van het emancipatie-aspect, hoewel bij vrouwen het gevoel overheerst dat er meer op hun positie gelet zou moeten worden.

Evenals bij onderzoek dient bij voorlichting, waar relevant, bij programmafinanciering het emancipatie-aspect meegenomen te worden. Zowel vanuit de vrager als vanuit het beleid dient specifiek aandacht geschonken te worden aan aspecten die vrouwen betreffen.

  • 6. 
    Overige aangelegenheden

Internationaal

In de Beleidsnota is geen doelstelling opgenomen voor het internationaal beleid. Als activiteit is in de Beleidsnota opgenomen dat de werkzaamheden van de werkgroep Vrouwen en Ontwikkelings Samenwerking (VELOS) opnieuw gestart zouden worden. Dit actiepunt heeft geen doorgang gevonden. Wel heeft LNV in overleggen en multilaterale beleids- en beheersfora het thema «vrouwen en ontwikkeling» meegenomen. LNV heeft op dit terrein veel samengewerkt met het ministerie van Buitenlandse Zaken. Vrouwen en landbouwontwikkeling is voor LNV altijd een punt van aandacht geweest bij visie-ontwikkeling en het uitdragen van standpunten bij bijvoorbeeld de FAO en de EU. Ook heeft LNV financieel bijgedragen aan de deelname van Nederlandse agrarische vrouwen bij de voorbereidingen van de VN-Wereldvrouwenconferentie 1995 in Beijing en aan de deelname van het NGO-Forum zelf. Zo heeft bijvoorbeeld het Platform Beijing Vrouwen en Duurzame Ontwikkeling subsidie van LNV ontvangen om onder meer de standpunten van de Nederlandse vrouwenbeweging op elkaar af te stemmen om zo een duidelijke inbreng in Beijing te kunnen leveren.

Wetgeving

Bepalingen in de Jachtwet en de Paardenwet (de laatste is opgegaan in de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren) zijn aangepast dan wel vervallen vanwege ongerechtvaardigde verschillen tussen verschillende relatie- en leefvormen. Bij de wijziging van de Pachtwet heeft de wetgever geoordeeld dat uitbreiding naar andere relatie- en leefvormen niet wenselijk is.

Organisatie LNV

Op verzoek van de Tweede Kamer is door LNV toegezegd dat elk jaar een emancipatiewisselbeker uitgereikt zou worden aan de directie die de grootste inspanning heeft geleverd ten behoeve van de emancipatie van vrouwen. De beker is vier keer uitgereikt.

Om een extra impuls te geven aan de integratiegedachte is de wijze van beleidsmatige ondersteuning van het emancipatiebeleid gewijzigd. De Vaste Emancipatie Commissie is opgeheven, beleidsdirecties moeten, nadrukkelijker dan voorheen, vormgeven aan het externe emancipatiebeleid. De Directie Landbouw is als verantwoordelijke directie voor de coö rdinatie aangewezen. Bij elke directie is een emancipatiecontactpersoon benoemd.

  • 7. 
    Algemene conclusie

Een aantal doelstellingen uit de Beleidsnota is gehaald, bij een aantal zit er minder schot in dan gehoopt. Duidelijk is dat er in de afgelopen 4 jaren veel veranderd is in positieve zin. Vooral in de agrarische sector zijn de vrouwen zeer actief, hetgeen zijn vruchten begint af te werpen. De discussie is levendig en wordt nog elke dag gevoerd op bedrijfsniveau, maar ook op het niveau van maatschappelijke organisaties. Bij de maatschappelijke organisaties en beleidsbeïnvloedende organen moet nog veel gebeuren.

Van belang is dat in de komende jaren vrouwen in de andere sectoren – de visserij- en natuurbeheersector – ook voldoende aandacht krijgen. Op grond van de Beleidsnota kan geconcludeerd worden, dat indien onvoldoende accent wordt gelegd op bepaalde sectoren er ook weinig acties van de grond komen. Bovendien liggen er in de agrarische sector zowel voor LNV als voor de vrouwen zelf meer aanknopingspunten om de emancipatiedoelstellingen te realiseren dan in de andere sectoren. Naast gerichte aandacht van het ministerie zullen de vrouwen zelf en de maatschappelijke organisaties in die sectoren hun verantwoordelijkheid moeten nemen.

Het is moeilijk aan te geven of acties uit het Beleidsplan dan wel andere maatschappelijke ontwikkelingen de voortgang hebben bewerkstelligd. Ik denk dat het één niet zonder het andere kan. Door een beleidsplan met bijbehorende acties wordt de discussie op gang gebracht. Mede door deze discussie wordt de beeldvorming gewijzigd. Meer vrouwen grijpen de mogelijkheid aan om zelfstandig keuzen te maken en hun stem te laten horen. Het resultaat is nog onvoldoende, maar we zijn op de goede weg.

Uit de evaluatie kan ook geconcludeerd worden dat het ministerie meer inhoud moet geven aan integratie van het emancipatiebeleid in het LNV-beleid. De eerste stappen zijn gezet, maar het kan beter.

Van het aparte budget voor emancipatiebeleid is goed gebruik gemaakt. Veel projecten voor en door vrouwen zijn mede daarmee uitgevoerd. Het ondersteunen van projecten is een effectief en doelmatig middel gebleken om bij te dragen aan het realiseren van de doelstellingen. Ik vind het van belang dat het budget voor emancipatie blijft bestaan.

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.