Memorie van toelichting - Instelling van een vast college van advies van het Rijk op het terrein van het landelijk gebied (Wet op de raad voor het landelijk gebied)

Deze memorie van toelichting i is onder nr. 3 toegevoegd aan wetsvoorstel 24642 - Wet op de raad voor het landelijk gebied i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Instelling van een vast college van advies van het Rijk op het terrein van het landelijk gebied (Wet op de raad voor het landelijk gebied); Memorie van toelichting  
Document­datum 14-03-1996
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST13456
Kenmerk 24642, nr. 3
Van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 1995–1996

24 642

Instelling van een vast college van advies van het Rijk op het terrein van het landelijk gebied (Wet op de raad voor het landelijk gebied)

Nr. 3

MEMORIE VAN TOELICHTING

  • 1. 
    Inleiding

Dit wetsvoorstel beoogt de instelling van een adviescollege op het terrein van het landelijk gebied, te weten de Raad voor het landelijk gebied. Het wetsvoorstel is onderdeel van een wetgevingsprogramma waarmee de regering beoogt het adviesstelsel eerst ingrijpend te saneren, om vervolgens een nieuw sober stelsel tot stand te brengen. Onderdeel van bovengenoemd wetsgevingsprogramma is het wetsvoorstel Herzieningswet adviesstelsel (Kamerstukken I, 1995/96, 24 222, nr. 88), thans in behandeling bij de Eerste Kamer. Dit wetsvoorstel beoogt de bestaande adviescolleges, behoudens twee uitzonderingen, op te heffen, dan wel te ontheffen van hun adviestaken.

Ook in voorbereiding ter inrichting van het nieuwe adviesstelsel is het wetsvoorstel Kaderwet adviescolleges, dat momenteel ter behandeling bij de Tweede Kamer ligt (Kamerstukken II, 1995/96, 24 503, nrs. 1 t/m 3 AB). Dit wetsvoorstel beoogt een algemeen wettelijk kader te bieden waarbinnen adviescolleges tot stand kunnen worden gebracht en bevat algemene regels met betrekking tot de inrichting, bevoegdheid en werkwijze van de nieuwe adviescolleges. Hierdoor kunnen de wetten ter instelling van de afzonderlijke adviescolleges beperkt blijven tot de instelling, naam, taak en omvang van dat college.

Beoogd wordt dat de wetsvoorstellen in bovengenoemd kader, indien zij tot wet zijn verheven, met ingang van 1 januari 1997 in werking zullen treden.

  • 2. 
    Beleidsterrein

In het landelijk gebied is sprake van ontwikkelingen die in toenemende mate de komende jaren een grote maatschappelijke dynamiek zullen laten zien. De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij staat derhalve de komende jaren een actief vernieuwingsbeleid van het platteland voor, waarin de relaties tussen landbouw, natuur, bos en landschap, visserij en openlucht-recreatie steeds meer de aandacht krijgen. Een actief vernieuwingsbeleid ter zake vergt een departementsoverschrijdend beleid, waarin een reeks van vraagstukken in onderlinge samenhang dient te worden bezien. Het gaat hierbij in hoofdzaak om het zoeken in het landelijk gebied naar een balans tussen de functie natuur, de economische bedrijvigheid en werkgelegenheid in de landbouw, bosbouw, visserij en recreatieve sector alsmede de openlucht-recreatie als vrijetijdsbesteding. Het gebruik van het landelijk gebied zal in de komende tijd aan grote veranderingen onderhevig zijn, bijvoorbeeld als gevolg van de doorwerking van de Uruguay-ronde, de herziening van het gemeenschappelijk Europees landbouwbeleid, de aanstaande uitbreiding van de Europese Unie en de veranderingen in Midden- en Oost-Europa. Die ontwikkelingen zullen door hun aard ingrijpende gevolgen voor de agrarische sector, voor de visserijsector, voor het natuur- en bosbeleid en voor de openlucht-recreatie hebben. Daarnaast spelen er vraagstukken in de sfeer van verstedelijking en milieu alsmede vraagstukken op het gebied van de technologische ontwikkeling in de landbouwsector. Voorts is in het natuurbeleid sprake van internationalisering, zoals bijvoorbeeld op het gebied van de biodiversiteit. In de openluchtrecreatie spelen onder meer vraagstukken op het gebied van economisering en betaalbaarheid.

Bovengenoemde ontwikkelingen zijn aanleiding dat het kabinet heeft vastgesteld dat in het nieuwe bestel plaats moet zijn voor een Raad voor het landelijk gebied (Kamerstukken II, 1994/95, 22 725, nr. 6).

  • 3. 
    Taakomschrijving

De nieuwe raad zal adviseren over beleidsvraagstukken met betrekking tot de volgende functies van het landelijk gebied: landbouw, natuur, bos en landschap, openluchtrecreatie en visserij. Ook zal de raad adviseren over beleidsvraagstukken die verband houden met of van invloed zijn op die functies, al dan niet in onderlinge samenhang. Centraal bij de advisering door de raad zullen de waarde en het fysieke gebruik van het landelijk gebied staan. Onder gebruik van het landelijk gebied wordt verstaan: gebruik voor produktiedoeleinden (landbouw, hout en visserij) alsmede recreatief (mede)gebruik.

De aandacht bij de advisering zal niet alleen gericht zijn op regionaal en nationaal beleid, maar ook op internationaal beleid.

De adviezen zullen onder meer kunnen liggen op de volgende terreinen:

– technologische innovaties in de landbouw;

– gevolgen van infrastructurele werken voor het landelijk gebied en zijn functies;

– visserijaspecten in relatie tot natuur- en ecologische aspecten;

– invloed bestuurlijke vernieuwing en de ontwikkeling van het landelijk gebied;

– de relatie tussen stad en groene ruimte;

– de effecten van individualisering voor landbouw, bos en landschap, natuur, openluchtrecreatie en visserij in relatie tot het landelijk gebied en

– gebiedsgericht beleid;

Daarnaast kunnen ook sectorspecifieke onderwerpen van strategische aard met betrekking tot landbouw, natuur (inclusief soortenbehoud en wildbeheer), bos en landschap, recreatie (inclusief de relatie met toerisme in sport) en visserij aan de orde komen.

  • 4. 
    Samenstelling

Gezien het zeer brede terrein waarover de raad zal gaan adviseren, is in het voorgestelde artikel 1, tweede lid, bepaald dat de raad een omvang zal hebben van minimaal twaalf en maximaal vijftien leden, de voorzitter daaronder begrepen, zodat enerzijds de uiteenlopende deskundigheden die de adviestaak vergt in de raad aanwezig kunnen zijn, terwijl anderzijds ook gestreefd wordt naar een werkbaar aantal.

Het aantal van minimaal twaalf en maximaal vijftien leden wordt voorgesteld teneinde de raad in staat te stellen op basis van in die raad zelf aanwezige deskundigheid alle uit te brengen adviezen te bespreken en vast te stellen. Gestreefd wordt naar -op termijn- een omvang van de raad van twaalf leden.

  • 5. 
    Samenwerking met andere adviescolleges

Het wetsontwerp Kaderwet adviescolleges voorziet in gezamenlijke adviesaanvragen. Het voorgestelde artikel 22 stelt dat adviescolleges gezamenlijk advies uitbrengen als dat in het adviesverzoek wordt gevraagd.

Afstemming en samenwerking met andere adviesraden zal onder meer nodig zijn als het gaat om:

– aspecten op het terrein van ruimtelijke ordening, milieu en water (Raad voor verkeer en waterstaat en VROM-raad)

– relaties tussen het landelijk gebied en sociaal-cultureel facetbeleid alsmede leefbaarheidsvraagstukken (Raad voor de maatschappelijke ontwikkeling en VROM-raad)

– technologische innovatie in de agrarische sector (Adviesraad voor het wetenschaps- en technologiebeleid).

De vormgeving van de samenwerking wordt overgelaten aan de raden zelf.

In het werkprogramma van de onderhavige raad zal telkens aangegeven worden op welke wijze in de samenwerking voor een bepaald jaar voorzien is. De ontwerp-Kaderwet adviescolleges kent de verplichting om een werkprogramma op te stellen dat vastgesteld en zonodig gewijzigd wordt door de betreffende minister. Dit werkprogramma is kaderstellend voor het adviescollege en zal gekoppeld zijn aan de departementale begrotingstoelichting.

  • 6. 
    Personele gevolgen

Aan de herziening van het adviesstelsel zijn personele consequenties verbonden. Voor het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij houdt de herziening in dat de secretariaten van de bestaande adviesorganen worden opgeheven. In rechtspositionele zin is sprake van een reorganisatie. Naast het Algemeen rijksambtenarenreglement en het Besluit Sociaal beleidskader rijksoverheid 1991 is het Reorganisatiestatuut van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van toepassing.

De voorbereidingen van de reorganisatie van de huidige secretariaten zijn thans in gang gezet. Eind 1996 zal de reorganisatie afgerond zijn. Dan moet ook duidelijk zijn hoe het nieuwe secretariaat samengesteld zal zijn.

Het secretariaat van de Raad voor het landelijk gebied zal zowel een administratief-ondersteunende als een inhoudelijk-ondersteunende functie hebben voor de raad. Het secretariaat zal ten laste komen van de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, maar is inhoudelijk onafhankelijk van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Het secretariaat zal geheel ten behoeve van de raad functioneren. Het zal, met het oog hierop, zelfstandig zijn gehuisvest. De exacte omvang en de samenstelling van het secretariaat zijn thans nog niet bekend.

  • 7. 
    Financiën

De financiële gevolgen van het wetsvoorstel strekken zich uit tot de kosten van de vergoedingen aan de leden en de kosten voor de secretariaten. De kosten zullen worden opgenomen in de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

De leden van de huidige externe adviesorganen krijgen vergoedingen op grond van het Vacatiegeldenbesluit 1988, het Reisbesluit binnenland en de Reisregeling binnenland.

In het wetsvoorstel Kaderwet adviescolleges wordt de mogelijkheid geschapen om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur de vergoedingen aan leden van adviescolleges te regelen. De belangrijkste reden om bedoelde algemene maatregel van bestuur vast te stellen zal zijn gelegen in de omstandigheid dat bovengenoemde regelingen niet zonder meer geschikt zijn voor het aantrekken van hoog gekwalificeerde leden.

De kosten per lid van een adviescollege zullen kunnen stijgen na het vaststellen van een dergelijke specifieke regeling. Omdat echter het aantal leden van adviescolleges door de gehele herzieningsoperatie zal afnemen, zullen naar verwachting de hiermee gepaard gaande kosten niet hoger zijn dan thans het geval is. Zolang bedoelde algemene maatregel van bestuur nog niet is vastgesteld, zullen de hierboven genoemde regelingen van toepassing zijn op de leden van de in te stellen Raad voor het landelijk gebied. De kosten voor het nieuwe secretariaat zijn nog niet bekend, wel duidelijk is dat het financiële beslag op de begroting niet groter zal zijn dan thans het geval is.

  • 8. 
    Oprichting

Het tijdstip van inwerkingtreding van de Raad voor het landelijk gebied is bepaald op 1 januari 1997. Dit tijdstip sluit aan bij de beoogde datum van inwerkingtreding van het nieuwe adviesstelsel. Het ligt in de bedoeling dat het wetsvoorstel Kaderwet adviescolleges en het wetsvoorstel Herzieningswet adviesstelsel per gelijke datum in werking zullen treden.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, J. J. van Aartsen

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.