Interpellatie-Fritsma, gericht tot de minister van Justitie, over de verstoring van een lampionnenoptocht (31782) 

Deze interpellatie is onder nr. 26, pag. 2181-2186 toegevoegd aan dossier 31782 - Interpellatie-Fritsma over het verstoren van een lampionnenoptocht i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Interpellatie-Fritsma, gericht tot de minister van Justitie, over de verstoring van een lampionnenoptocht (31782) 
Document­datum 20-01-2009
Publicatie­datum 21-01-2009
Nummer HAN8356A06
Kenmerk nr. 26, pag. 2181-2186
Van Staten Generaal (SG)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Sprekers

De heer Fritsma (PVV)
Minister Hirsch Ballin
De heer Fritsma (PVV)
Mevrouw Karabulut (SP)
Minister Hirsch Ballin

Aan de orde is de interpellatie-Fritsma, gericht tot de minister van Justitie, over de verstoring van een lampionnenoptocht.

Tot het houden van deze interpellatie is verlof verleend in de vergadering van 11 november 2008.

(De vragen zijn opgenomen aan het eind van deze editie.)1

©

foto S.R. (Sietse)  Fritsma
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Op woensdag 5 november jongstleden is in de Haagse Transvaalbuurt een lampionnenoptocht voor kinderen georganiseerd. Deze optocht was bij voorbaat zwaar bewaakt omdat ook deze buurt al heel lang in de greep is van Marokkaanse straatterroristen. Maar ondanks de tientallen agenten en toezichthouders die dit kinderfeest in goede banen moesten leiden, ging het mis. Marokkaanse straatterroristen probeerden voor de optocht al het buurthuis te bestormen waar de kleintjes hun kop chocolademelk dronken. Buiten werd de optocht helemaal verziekt. De kinderen werden bekogeld en toeschouwers werden getreiterd. Ook de politie werd met eieren bekogeld.

De agressie van het laf Marokkaans tuig, die zich zelfs op peuters richt, is met geen pen meer te beschrijven. In prachtwijk Transvaal is het dus ellende troef. Daar is recentelijk bijvoorbeeld ook een homoseksuele man door Marokkanen uitgescholden en met stenen bekogeld. Het gebed zonder einde van Marokkaanse agressie gaat maar door. In Amsterdam, Gouda, Utrecht, Den Haag, Ede, waar eigenlijk niet? Dit kabinet probeert de problemen op te lossen met een taakstrafje hier en daar, met het langer open houden van buurthuizen en met een paar extra wijkagenten. Wereldvreemder kun je nauwelijks zijn.

Ondertussen verdwijnt de veiligheid. Nederland wordt overgenomen door scheldende, spugende en rovende agressievelingen. Figuren die helemaal niets met de Nederlandse samenlevingen ophebben en het zelfs normaal vinden om ambulances leeg te roven terwijl hulpverleners gewonden helpen. Er is een heuse Intifada gaande op Nederlands grondgebied. Maar niet alleen de veiligheid verdwijnt. Ook de Nederlandse gezelligheid is door de aanwezigheid van zo veel haatdragendheid niet meer wat ze geweest is. Want of het nu gaat om lampionnenoptochten, Sinterklaasoptochten, koopavonden of avonden naar de bioscoop, de Marokkaanse terreur steekt overal de kop op en maakt mensen overal het leven zuur.

De PVV-fractie eist dat dit ophoudt. De PVV-fractie eist dat dit tuig eindelijk wordt aangepakt en het land uit wordt gegooid. Maar in plaats van hier, naast de deur, oproerkraaiers aan te pakken, op te sluiten en uit te zetten, zit het kabinet bakken met geld uit te geven op Curaçao, aan een nieuwe overzeese prachtwijk nota bene. Het kabinet mag zich daarvoor diep schamen.

Ik heb een aantal interpellatievragen ingediend en de strekking ervan lijkt mij duidelijk. In de prachtwijk Transvaal kan kennelijk geen kinderfeest meer worden georganiseerd zonder zware bewaking. Desondanks is de op 5 november gehouden lampionnenoptocht gruwelijk uit de hand gelopen en is er van alle straatterroristen die de boel verziekten maar één opgepakt. Wat is er precies gebeurd? Hoe heeft het zo mis kunnen gaan en wat doet het kabinet eraan om er eindelijk voor te zorgen dat zoiets niet nog eens gebeurt?

©

foto E.M.H. (Ernst)  Hirsch Ballin
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Minister Hirsch Ballin: Voorzitter. Bij de beantwoording van de vragen en opmerkingen van de heer Fritsma zal ik uiteraard mede gebruik maken van de informatie die ons is gegeven door de diensten die de minister voor Wonen, Wijken en Integratie terzijde staan, door de Haagse politie en door het ministerie van BZK. Het is helaas niet de eerste keer dat een lampionnenoptocht aantrekkingskracht uitoefent op baldadige jongeren. Al eerder hebben jongeren met eieren gegooid tijdens dergelijke evenementen. Om die reden is het politietoezicht de afgelopen twee jaren versterkt. Uit de rapportage van de commissaris van politie valt af te leiden dat tijdens de tocht dit soort ergerlijke incidenten zich inderdaad hebben voorgedaan, vooral in de richting van de politie en de vrijwilligers die de stoet begeleidden. Volgens de rapportage van de politie waren deze akelige baldadighe-den niet of nauwelijks gericht tegen de kinderen die aan de optocht deelnamen, maar tegen degenen die begeleidden, de politie. Uiteraard is dat ook niet goed te praten. Vandaar ook dat de politie is opgetreden tegen deze jongeren. Ik zal daarop dadelijk nader ingaan.

Uit de berichtgeving van de politie maak ik op dat het om ongeveer twintig baldadige jongeren van tussen de tien en zestien jaar gaat. Het gaat dus niet om terroristen. Er zijn eieren gegooid. Er is een bushokje vernield. In vergelijking met de voorgaande jaren moet het de beleving van de deelnemers zijn geweest dat de lampionnenoptocht wel gewoon doorgang heeft kunnen vinden.

Ik ga nu in op de vragen die zijn gesteld bij deze interpellatie. Ik doe dat aan de hand van de volgorde waarin zij zijn gesteld. De eerste vraag van de interpel-lant is: in hoeverre ben ik van mening dat de incidenten waarbij Marokkaans-Nederlandse jongeren zijn betrokken, worden uitvergroot? Sorry, dat was niet de eerste vraag. Ik heb de verkeerde vraag voor mij, want dit kan natuurlijk geen vraag van de heer Fritsma zijn.

De eerste vraag van de heer Fritsma is: hoe beoordeel ik het feit dat een kinderfeest in een van de prachtwijken per definitie zware bewaking nodig heeft van politie en beveiligers? Ik heb al gezegd dat incidenten zoals die zich rond de optocht hebben voorgedaan, niet aanvaardbaar zijn. Dat is ook de reden dat er extra inzet is gepleegd in vergelijking met voorgaande jaren. Waar nodig treden politie en justitie op.

Hoe kan het dat de optocht desondanks, in de ogen van de interpellant, is verziekt door tientallen Marokkaanse straatterroristen? In een aantal wijken lijkt een klimaat te zijn ontstaan waarin zich gemakkelijk ordeverstoringen en rellen als deze voordoen. Daarin willen wij uiteraard niet berusten. Helaas zijn er jongeren die op straat hangen en dit soort publieke gebeurtenissen aangrijpen. Een fenomeen dat zich voordoet bij jongeren van uiteenlopende achtergrond. Ik herinner daarvoor nog maar eens aan de rellen rond oud en nieuw.

Richt de agressie zich op kleine kinderen? Daarvoor vind ik geen bevestiging in de rapportage van de politie Haaglanden. Ik heb daar zojuist al iets over gezegd.

Er is een vergelijkbare vraag gesteld over agressie tegen politieagenten. Geweld tegen politieambtenaren en andere werknemers met een publieke taak is niet aanvaardbaar. Dat is ook het uitgangspunt van het programma Veilige Publieke Taak, dat mijn collega van BZK samen met mij heeft ontwikkeld. Dit programma behelst een dadergerichte aanpak, waarbij agressie en geweld niet worden getolereerd. Dat betekent dat er altijd een reactie volgt als een dader agressief of gewelddadig gedrag vertoont. Dat heeft ons ook geleid tot veranderingen in de strafmaat. Daarover hebben wij echter al in een ander verband met elkaar gesproken.

De vraag over de bestorming van een buurthuis. Daarvoor zijn geen aanknopingspunten te vinden in de politierapportage.

Er was voor zover bekend, de zesde vraag van de interpellant, geen sprake van het treiteren van toeschouwers. De informatie van de politie Haaglanden wijst erop dat de agressie zich vooral op de politie richtte en enigszins op de begeleiding. Voor zover de politie bekend zijn er geen toeschouwers getreiterd, wat niet wegneemt dat toeschouwers zich uiteraard gestoord zullen hebben aan wat zich daar afspeelde.

Wat heeft de politie gedaan om de agressie te beteugelen? Er is extra capaciteit ingezet. Jongeren zijn verder geconfronteerd met de onaanvaardbaarheid van hun gedrag. Dat heeft ertoe geleid, de achtste vraag, dat één raddraaier, een jongen, is aangehouden. Uit de informatie van de politie en het OM blijkt dat de rest is gevlucht.

Hoe komt het dat deze jongen op vrije voeten is gesteld? Het ging om een jonge ″first offender″. Hij wordt verdacht van het strafbare feit van belediging van een ambtenaar in functie. Dat betekent niet dat daarmee de strafzaak is geëindigd. Er vindt bespreking plaats in het justitieel casusoverleg. In geval van belediging is snelrecht niet mogelijk, omdat het daarbij moet gaan om voorgeleidingswaardige zaken.

De tiende vraag beantwoord ik tegelijk met vraag elf. Gouda had een harde aanpak van Marokkaanse straatterroristen beloofd, aldus de interpellant. Volgens hem is daadkracht echter ver te zoeken. Wat doe ik om te voorkomen dat het nog eens gebeurt. Ik geef op deze twee vragen tegelijk antwoord. Zowel in Gouda als Den Haag wordt gewerkt aan een intensieve aanpak van de problematiek. De resultaten daarvan zullen op termijn zichtbaar worden. De steden kiezen voor een integrale aanpak. Den Haag heeft een aanpak overlast gevende groepen die in Den Haag-Centrum wordt beproefd en vervolgens in de hele stad zal worden ingevoerd, ook in de wijk Transvaal waar zich de verstoring van de optocht heeft voorgedaan. Dat is een aanpak waarbij de politie, het openbaar ministerie, de zorg en de gemeentelijke instellingen nauw samenwerken. Deze omvat repressieve en preventieve maatregelen; bestuurlijke maatregelen zoals het toepassen van samenscholingsverboden, maatregelen gericht op het betrekken van buurtbewo- ners, jongeren en volwassenen, ook uit de Marokkaans-Nederlandse gemeenschap, en maatregelen gericht op het bevorderen van een meer positieve vrijheids-besteding en dergelijke. Er zijn gelukkig ook goede voorbeelden gegeven dat deze preventieve aanpak – ik zeg het maar, voordat het wordt voorgesteld als iets wat slap en ineffectief is – werkt. Als wij daarmee het merendeel van de jongeren bereiken, dan is dat goed werk. Tegen de anderen moet worden opgetreden met de middelen waarover politie en justitie beschikken. Dergelijke initiatieven worden in veel gemeenten genomen. Ons is gebleken dat de burgemeesters hier gelijkluidend over denken.

De interpellant heeft een vraag gesteld over de strafmaat. Er bestaan voldoende mogelijkheden om hierop te reageren met behulp van zowel bestuurlijke maatregelen, de handhaving van de openbare orde en strafrechtelijke maatregelen. Er is bovendien een wetsvoorstel bij u aanhangig dat aanvullende bevoegdheden biedt op het punt van op de persoon en op gebieden gerichte verboden. Er is geen aanleiding om de wettelijke strafbedreiging aan te passen, maar wel om de wetgeving tot stand te brengen waar ik zo-even op doelde. Wij hebben op het punt van de straftoemeting net nog een discussie gehad bij de behandeling van de Justitiebegroting.

Een harde aanpak van de ouders is niet zonder meer effectief. Ouders moeten worden aangesproken; dat is een deel van het beleid. Ik verwijs op dit punt naar de brief die ik samen met collega Rouvoet heb gestuurd over de jongste dadergroep van overlast en crimineel gedrag. Ouders moeten worden aangesproken, ook via een intensieve aanpak. Deze gezinnen hebben vaak te maken met meervoudige soorten problemen. Wij gaan daar binnenkort op in in de brief over de Marokkaans-Nederlandse jongens die de minister voor WWI en ik samen met de minister van BZK en de minister voor Jeugd en Gezin in voorbereiding hebben.

Gevraagd is of ik bereid ben om deze ouders mee de cel in te sturen als minderjarige kinderen bij herhaling de fout in gaan. Mijn antwoord daarop is nee. Mensen kunnen alleen tot celstraf worden veroordeeld wegens eigen gedrag, niet wegens een soort afgeleide strafrechtelijke aansprakelijkheid. Dat is uiteraard anders als ouders op enigerlei wijze hebben deelgenomen aan de strafbare feiten, bijvoorbeeld als zij middelen hebben gegeven voor het begaan van criminaliteit. Dan is het anders. Ik merk nog op dat een wetsvoorstel over de medeverschijningsplicht van ouders bij strafzaken tegen minderjarigen bij de Eerste Kamer aanhangig is; in dat wetsvoorstel wordt geëist dat ouders worden opgeroepen voor de zitting. Op dit moment is daar in de Eerste Kamer discussie over.

Ik kom op de vraag of wij bereid zijn om tot uitzetting over te gaan, ook van de ouders. Uitzetting op basis van dit soort overtredingen is niet mogelijk; dat is uiteraard wel het geval bij een cumulatie van crimineel gedrag of zeer ernstig crimineel gedrag. Daar is de Kamer ook bij herhaling over geïnformeerd door huidige en vroegere bewindslieden. Voorzover bekend gaat het in dit geval trouwens om Nederlanders. Er is geen criterium dat een rem zet op het Nederlanderschap of intrekking van het Nederlanderschap toelaat. Er is een wetsvoorstel bij de Kamer aanhangig dat beperkte uitzondering toelaat binnen de grenzen van het Europees nationaliteitsverdrag. Dezelfde vraag is gesteld met betrekking tot meervoudige nationaliteit. Het antwoord op die vraag is niet anders.

Vraag 17 gaat over het dweilen met de kraan open zolang de massa-immigratie doorgaat. Dat is de omschrijving van de interpellant. Het lijkt mij goed om zaken uit elkaar te houden en niet alles wat tot zorgen en ongenoegen leidt te koppelen aan wat zich heeft voorgedaan rondom de lampionnenoptocht. Volgens de gegevens waarover wij nu beschikken, gaat het om in Nederland geboren en getogen jongemannen die zich niet weten te gedragen.

Ten slotte is gevraagd wat er wordt gedaan om massa-immigratie tegen te gaan. Het beleid op het punt van de toelating van vreemdelingen is gebaseerd op een individuele beoordeling, resulterend in individuele toelating of individuele afwijzing van een verzoek om toelating, en niet op massa-immigratie. Een onderscheid op basis van godsdienst bij de toepassing van deze bepalingen is in strijd met artikel 1 van de Grondwet en met de bepalingen van het EVRM en het Geneefse Vluchtelingenverdrag.

Voorzitter. Ik hoop hiermee de vragen goed te hebben weergegeven in hun essentie en de zakelijke antwoorden daarop te hebben gegeven.

De voorzitter: Mijnheer Fritsma, uw tweede termijn.

De beraadslaging wordt geopend.

©

foto S.R. (Sietse)  Fritsma
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Ik dank de minister voor de gegeven antwoorden, al ben ik daar niet tevreden mee. De minister heeft gezegd dat de agressie zich met name op de politie richtte. Ik kan dat bijvoorbeeld al niet rijmen met een bericht van de politie zelf. Op de website www.politie.nl staat duidelijk: ″Aan het eind van de optocht, rond zeven uur, belaagde de groep een vrouw die haar hond uitliet. Ook probeerden zij de hond te schoppen.″ De politie geeft dus zelf al aan dat de agressie zich wel degelijk ook tot anderen richtte.

Verder hebben wij hier te maken met de situatie dat tijdens een kinderfeest, een lampionnenoptocht, mensen zijn bekogeld door straatterroristen. Daarmee zeg ik niets te veel. Een bushokje is gesloopt, zoals de minister heeft aangegeven. De relschoppers belaagden volgens de politie een vrouw die haar hond uitliet. De lafaards probeerden de hond daarbij te schoppen en de enige raddraaier die is aangehouden, stribbelde daarbij tegen en schold de politie uit.

De VVD-burgemeester van Den Haag vindt dit geen ernstige verstoring, zo heeft hij te kennen gegeven. Dat is ongelofelijk. Ook de minister lijkt de situatie te bagatelliseren. Er wordt gesproken over baldadige jongeren. Er wordt gesproken over incidenten, terwijl dit juist een gebed zonder einde is van Marokkaanse agressie. De daadkracht van het kabinet is ver te zoeken. Nogmaals, ten tijde van de gebeurtenissen in Gouda, waarbij ook straatterroristen actief waren, is daadkracht beloofd, maar wij zien nu in Den Haag dat zo’n groep raddraaiers niet eens wordt aangepakt. Er is maar één opgepakt van de twintig raddraaiers en die is ook niet vastgezet.

Dat geeft aan dat dit kabinet de problemen niet serieus neemt. Dat blijkt bijvoorbeeld ook uit het feit dat het kabinet weigert iets te doen aan de voortdurende massa-immigratie. Dat is wel degelijk de bron van deze ellende. Dat is wel degelijk de bron van deze anti-Nederlandse haat. Voorzitter. Ik wil graag de volgende drie moties indienden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland wordt geteisterd door misdaad, wangedrag en straatterreur waar met name Marokkaanse allochtonen zich buitengewoon vaak schuldig aan maken;

constaterende dat het kabinet hier nog steeds geen antwoord op heeft zoals ook blijkt uit het feit dat Marokkaanse straatterroristen een lampionnenoptocht voor kinderen ernstig kunnen verzieken;

verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat: A: meteen veel zwaardere gevangenisstraffen worden opgelegd aan raddraaiers;

B: ook aan de ouders van allochtone straatterroristen gevangenisstraf wordt gegeven wanneer hun minderjarige kinderen voor de tweede keer de fout in gaan; C: volhardende allochtone straatterroristen, inclusief de ouders wanneer het om minderjarigen gaat, uit Nederland worden verwijderd en dat daarbij ook het Nederlanderschap in wordt getrokken wanneer sprake is van een meervoudige nationaliteit,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Fritsma, Wilders, Agema, De Roon en Brinkman. Zij krijgt nr. 1 (31782).

Mevrouw Karabulut (SP): Voorzitter. De heer Fritsma spreekt voortdurend van Marokkaanse agressie. Ik vroeg mij af wat hij daaronder verstaat en of hij daar zelf misschien ook last van heeft. Een andere vraag is wat hij nu doet met jongens die geen Marokkaans-Nederlandse achtergrond hebben, die gewoon autochtoon Nederlands zijn, en die dit soort overtredingen en/of strafbare feiten begaan.

De voorzitter: Dank u wel.

Mevrouw Karabulut (SP): Gaat u die ook oppakken, mijnheer Fritsma, samen met hun ouders, en gaat u die ook het land uitzetten? Is dat uw oplossing voor al die wijken?

De voorzitter: Mevrouw Karabulut, als ik ″dank u wel″ zeg, is de essentie dat u dan stopt met praten.

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. De Marokkaanse agressie is duidelijk. Daaronder versta ik niet alleen criminaliteit zoals straatroven en gewapende overvallen. Ik versta daar ook de voortdurende overlast onder die Nederlandse burgers van deze lieden ondervinden, die constant iedereen bedreigen, bespugen, intimideren en uitschelden. Dat versta ik onder de agressie van deze

Marokkaanse straatterroristen. Ik heb daar zelf ook wel eens last van gehad. Ik rijd zelf ook wel eens met de tram door Den Haag en zie mensen binnenkomen, de boel verstieren, tegen dingen aanschoppen en anderen bespugen. Iedereen heeft hiervan last. Bovendien wil de PVV ook de autochtone raddraaiers aanpakken.

Mevrouw Karabulut (SP): Voorzitter. Ik heb een korte vervolgvraag die heel belangrijk is.

De voorzitter: Dat weet ik zeker, maar u hebt straks nog een eigen termijn waarin u die opmerking kunt maken. De heer Fritsma vervolgt met het indienen van zijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat straatterroristen vaak hun gang kunnen gaan zonder dat ze door de politie worden tegengehouden of van straat worden gehaald;

overwegende dat dit onacceptabel is en aantoont dat de politie het voortdurende geweld niet meer aankan;

verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat het leger wordt ingezet in probleemwijken om orde op zaken te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Fritsma, Wilders, Agema, De Roon en Brinkman. Zij krijgt nr. 2 (31782).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nederlandse regering volstrekt niet in staat is, de problemen op te lossen die veel Nederlandse steden en burgers ondervinden door Marokkaans straattuig;

constaterende dat het kabinet uitblinkt in afwezigheid en gebrek aan daadkracht ten aanzien van de landelijke problematiek van dit Marokkaanse straattuig;

constaterende dat het kabinet een week nadat Nederlandse kinderen in een lampionnenoptocht in Den Haag werden bedreigd en bekogeld door Marokkaans straattuig wel extra geld belooft voor een nieuwe prachtwijk op Curaçao;

van mening dat het kabinet prioriteiten legt die getuigen van een ongekende onnozelheid;

spreekt uit dat dit kabinet zich diep moet schamen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Fritsma, Wilders, Agema, De Roon en Brinkman. Zij krijgt nr. 3 (31782).

©

foto S. (Sadet)  Karabulut
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Mevrouw Karabulut (SP): Voorzitter. De Stichting Haagse Hopjes organiseerde op 5 november jongstleden een hele grote lampionnenoptocht in de Haagse wijk Transvaal. Maar liefst 600 kinderen deden mee. Deze optocht is verstoord door een groepje jongens, snotneuzen tussen de 10 en 16 jaar oud. Zij hadden eieren in hun zak waarmee zij begonnen te gooien. Ook Zamira, de werkt bij de Haagse Hopjes, kreeg een ei naar haar hoofd. Voor de heer Fritsma is dit alles reden om hier zijn ei kwijt te kunnen. Voor mij is dit reden, net als voor alle bewoners in die wijk en voor de vrijwilligers, Zamira en Joke, de voorzitter van de Haagse Hopjes, uit te spreken dat eieren naar elkaar gooien niet kan en niet mag, niet naar kinderen en niet naar volwassenen. Dat is antisociaal of gewoon asociaal gedrag. Zeker wanneer de daders kinderen zijn, is er veel mis. De vraag die mij echter bezighoudt, is: is hier direct gehandeld door de politie? Dit is ook een vraag die ik naar aanleiding van dit specifieke geval heb aan de minister. Wij spreken zo vaak over lik-op-stukbeleid. Die jongens opereren allemaal in groepsverband en het is vaak stoer doen. Wat doet het OM met de jongen die wel is geverbaliseerd? Wij hebben vaker aangekaart dat er ook in deze buurt vacatures voor wijkagenten zijn. Hoe verhoudt zich dat tot de bezuinigingen die het kabinet in petto heeft?

Belangrijker dan van incident naar incident te hollen, is te kijken naar wat er echt in die wijken aan de hand is. Ik heb zeer veel wijken en buurten in de afgelopen periode bezocht, maar ook de jaren daarvoor: de Transvaal, Schilderswijk, Oosterwijk enzovoorts. Zij hebben allemaal één ding gemeen: er is veel armoede, veel werkloosheid en veel segregatie. Wat vindt de minister ervan dat 85% van de bewoners in Transvaal bestaat uit migranten en dat de werkloosheid en armoede zo hoog zijn? Beperkt dit niet bij voorbaat de kansen? Moet hij niet iets doen aan de wijksamenstelling en aan de zwarte scholen, waar de kwetsbare kinderen bij elkaar naar school gaan? Moet deze vicieuze cirkel na 30 jaar falend integratiebeleid niet gewoon doorbroken worden? Dat moet niet alleen door baldadig gedrag achteraf te bestraffen, maar ook door echt iets te doen aan de segregatie, door echt iets te doen om de integratie te bewerkstellingen. Heel veel bewoners van die wijk willen niets anders dan verhuizen, zij willen naar een gemengde buurt, zij willen hun kinderen naar een gemengde school sturen. Wij moeten dit dan wel mogelijk maken.

Het viel mij op dat bij de Haagse Hopjes in Transvaal maandelijks 4500 kinderen spelen. Dat is nogal wat! Het is een buurt met heel veel jonge kinderen. Eigenlijk is het een wonder dat het zo goed gaat. Er zijn niet alleen heel veel mensen die hun best doen, maar er is ook sprake van een uitzichtloze situatie. In die wijk is de laatste jaren heel veel geïnvesteerd en zijn er stenen gestapeld, maar de problemen van de wijkbewoners zijn niet opgelost. Mijn centrale vraag aan de minister is: wanneer gaat hij die problemen nu oplossen?

©

foto E.M.H. (Ernst)  Hirsch Ballin
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Minister Hirsch Ballin: Mevrouw de voorzitter. De heer Fritsma heeft in tweede termijn een paar punten onderstreept en onder de aandacht gebracht in het verlengde van zijn bijdrage in eerste termijn. Ik heb begrepen dat ik hem niet heb overtuigd. Ik had er al enigszins, gelet op de toonzetting van de vragen, rekening mee gehouden dat dit zou blijken in tweede termijn. Ik denk dat ik de bijdrage van de heer Fritsma het meest recht doe door, nu hij op zo’n compacte manier zijn standpunt heeft samengevat in drie moties, te reageren aan de hand van deze moties.

De eerste motie-Fritsma c.s. heeft betrekking op een aantal aspecten in verband met migratie, strafbaarheid van de ouders en verwijdering uit Nederland. Bij het beantwoorden van zijn vragen ben ik al op elk van de drie punten ingegaan. De inhoud van de motie gaat op elk van de drie punten in tegen de gegeven antwoorden. Het lijkt mij daarom het beste dat ik de aanneming van deze motie ontraad.

In de tweede motie-Fritsma c.s. wordt gevraagd om de inzet van de krijgsmacht in de probleemwijken. Op grond van de Politiewet is er de mogelijkheid voor bijstand aan de politie vanuit de krijgsmacht. Deze bijstand wordt in de regel gegeven door de Koninklijke Marechaussee, naast haar eigen taken. Er is geen sprake van een situatie, zoals ook bleek uit het rapport van de Haagse gemeentepolitie, waarbij dat aan de orde zou moeten komen. Wij hebben wel onder ogen gezien dat er een behoefte bestaat aan versterking van de recherche. Wij hebben dat ook meegedeeld in het debat over de problemen in Gouda. Wij hebben namelijk een goed doordacht en krachtig beleid om overlast en criminaliteit op straat, ook in de openbare ruimte tegen te gaan. Het is buitengewoon belangrijk dat wij dat doen, want daar spelen de echte problemen. Daar is ons kabinetsbeleid ook eenduidig op gericht. Ik wijs op het coalitieakkoord, op het beleidsprogramma en meer in het bijzonder op het project ″Veiligheid begint bij Voorkomen″ dat ik samen met de andere betrokken collega’s bij de Kamer heb gepresenteerd. Daar hoort ook bij het bestrijden van recidive. Ik heb eerder voorbeelden gegeven uit andere gemeenten, maar de algemene lijn is overduidelijk, namelijk dat wij willen optreden tegen de beginvormen van overlast en criminaliteit. Dat doen wij door goed te kijken naar wat er met de jongemannen die deze problemen veroorzaken, vaak ernstige problemen, aan de hand is, uiteraard zo tijdig mogelijk om ons recidive-beleid zo sterk mogelijk te maken. Daarop reageren wij. Daarvoor hebben wij wettelijke mogelijkheden, maar ook de mogelijkheid van de gedragsbeïnvloedende maatregel. Een en ander wordt aangepakt via de afstemming van het optreden van gemeente, politie, justitie, jeugdzorg, verslavingszorg en onderwijs in de veiligheidshuizen. Dat is een krachtige en doelgerichte aanpak. Voor de harde kern van deze groep geldt dat er bovendien ook zwaarder strafrechtelijk geschut in stelling gebracht moet worden. Dan hebben wij het niet over eieren gooien, maar over ernstige vormen van criminaliteit waartegen moet worden opgetreden. Dat is ook de reden dat ik in reactie op de problemen die zich in Gouda hebben voorgedaan, heb besloten om extra recherchecapaciteit beschikbaar te stellen voor het onderzoek naar de harde kern die is overgebleven na een effectieve aanpak van meelopers en anderen die zich aan crimineel gedrag schuldig maakten. Dit betekent dat de richting die de heer Fritsma in zijn motie wil wijzen, niet de goede is. Ik ontraad dan ook de aanneming van de motie.

De heer Fritsma heeft met dezelfde vier medeondertekenaars een motie ingediend waarin een aantal vergelijkingen wordt gemaakt met Curaçao en die een aantal kwalificaties bevat, waaronder ook kwalificaties met betrekking tot de psychische condities waaronder het kabinetsbeleid is geformuleerd, en die van ons een bepaalde attitude vraagt waarvoor ik geen grond zie, vandaar dat ik de aanneming van deze motie ontraad.

De heer Fritsma (PVV): Ik heb nog een paar kleine punten. Ik heb inderdaad een motie ingediend die ertoe strekt dat het kabinet zich moet schamen. Ik heb dit niet voor niets gedaan. Het kabinet loopt op Curaçao bakken vol geld in een bodemloze put te gooien. Het geeft immers geld uit aan een krachtwijk, een nieuwe prachtwijk, terwijl hier naast de deur, in Transvaal, de problemen zich opstapelen waarop het kabinet niet eens een antwoord heeft. Ik blijf er dan ook bij dat dit een prioriteitsstelling is die onbegrijpelijk is. Ik vraag de minister om een reactie op dat punt. Daarnaast heeft de minister in zijn beantwoording aangegeven dat het kabinet mensen met een dubbele nationaliteit niet wil en niet kan denaturaliseren en uitzetten. Dat klopt echter niet helemaal. Het kabinet stelt immers zelf voor om terroristen wél de Nederlandse nationaliteit te ontnemen. In die lijn vraag ik het kabinet dus alleen om de mogelijkheden tot denaturalisatie te verbreden naar andere criminelen die de Nederlandse samenleving ook ernstig ontwrichten.

Minister Hirsch Ballin: Ik ga graag in op de beide punten die de heer Fritsma aansnijdt. Wat de verhouding betreft tussen het beleid dat gevoerd wordt ten aanzien van wijken en het beleid ten aanzien van overige situaties waarin zich problemen van overlast en criminaliteit voordoen – het gaat immers niet alleen om de wijken uit het wijkenbeleid – heb ik net uiteengezet hoe krachtig en consequent ons beleid is. De kwalificaties die de heer Fritsma hieraan verbindt, kan ik dus niet delen, om de simpele reden dat het niet klopt wat de heer Fritsma zegt over ons beleid.

Wat de nationaliteit betreft heb ik in eerste termijn volstaan met een korte samenvatting. Ik heb gezegd waarop de heer Fritsma zo-even doelde, namelijk dat er onder het Europees Nationaliteitsverdrag een beperkte mogelijkheid is om personen met een meervoudige nationaliteit de nationaliteit te ontnemen, namelijk in die gevallen waarin fundamentele belangen van de staat zijn aangetast. Dit valt ook te lezen in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat hierin voorziet. Verder kunnen en mogen wij niet gaan. Aanpak van criminaliteit gebeurt niet door de Nederlanders op de een of andere manier te belagen met dingen die volgens de beginselen van onze rechtsstaat niet mogen. Dit gebeurt daarentegen door iedereen consequent aan te spreken op het gedrag, zonder uitzondering en zonder onderscheid.

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter...

De voorzitter: Nee, mijnheer Fritsma, de minister vervolgt zijn betoog.

Minister Hirsch Ballin: Dan heb ik nog de punten liggen die door mevrouw Karabulut onder de aandacht zijn gebracht. Ik ben het uiteraard eens met wat zij zei over wangedrag dat niet acceptabel is. Ik ben hier mijn bijdrage in eerste termijn ook mee begonnen. Daar zijn wij het dus over eens.

Het onderwerp vacatures bij de politie is aan de orde geweest bij het wetgevingsoverleg dat mijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, samen met mij, onlangs met de Kamer heeft gevoerd. Ik verwijs naar de antwoorden die in dit wetgevingsoverleg zijn gegeven. Wat de scholen en de wijken betreft, is het kabinet het zeer eens met mevrouw Karabulut. Goede scholing is een cruciale factor in de preventie van problemen. Ik heb zojuist melding gemaakt van de aanpak van jongeren die problemen veroorzaken. De aanpak omvat zowel bestraffend optreden als preventie. Een goede scholing is een belangrijk onderdeel van die aanpak, evenals het reageren op schooluitval, spijbelen en andere tekenen dat er iets misgaat.

Mevrouw Karabulut (SP): Ik begin met het laatste punt. Natuurlijk zijn wij het eens over goede scholing en bestrijding van schooluitval. Nu wil het geval dat ik juist in die buurt een jongen tegenkwam die op zoek was naar een school, maar die door niemand werd geholpen. Ik sprak over de segregatie, over het feit dat in Nederland meer en meer buurten en wijken steeds zwarter worden. De mensen gaan daar steeds meer apart van elkaar leven. Juist in die wijken worden kansarme mensen bij elkaar gepropt en dat leidt tot een vicieuze cirkel. De kinderen uit die wijken gaan naar zwarte scholen, zodat alle kwetsbare kinderen bij elkaar zitten. Wanneer gaat het kabinet na 30 jaar falend integratiebeleid nu eens iets doen aan die segregatie, zodat integratie ook echt mogelijk wordt?

Minister Hirsch Ballin: Ik onderken uiteraard het probleem dat zich voordoet met de scholen. Dat doen de hiervoor verantwoordelijke collega’s uiteraard minstens zozeer. Het is een goede zaak om dit punt te bespreken bij de onderwijsbegroting of bij andere discussies die zich daarvoor lenen, bijvoorbeeld met de nieuwe minister voor Wonen, Wijken en Integratie. Ik heb de wijk waar deze problemen zich hebben voorgedaan onlangs nog bezocht. Het is waar dat er een eenzijdige bevolkingssamenstelling is wat achtergrond betreft. Uiteraard zie je dat terug in de wijkscholen. Gelukkig zijn er ook bemoedigende tegenvoorbeelden, ook in andere wijken. Ik ben van mening dat het goed is, het gesprek daarover bij een andere gelegenheid te vervolgen. Het onderwerp dat nu bij de interpellatie aan de orde is, raakt de betrokkenheid van het onderwijs bij de veiligheidshuizen. Het beleid als zodanig moet worden besproken met de collega’s die het kabinetsbeleid op dit punt uitdragen.

Mevrouw Karabulut (SP): Dit is nu precies het probleem. Voor de vacatures bij de politie verwijst de minister naar de ene collega en voor de segregatie verwijst hij naar een andere collega. Er blijft nog één vraag voor de minister liggen. Wat doet het OM met de jongen die wel is geverbaliseerd?

Minister Hirsch Ballin: Daar is het OM nog mee bezig. De zaak krijgt de normale behandeling die nodig is en komt niet terecht in de snelrechtprocedure om de reden die ik in eerste termijn al heb genoemd. Het OM zal binnenkort een beslissing nemen over wat er moet gebeuren met de verdachte.

Wat de inleidende opmerking van mevrouw Karabulut betreft, merk ik op dat ik geen moment heb geaarzeld om ons aller beleid, ook op de onderwerpen die primair door mijn collega’s worden behartigd, te verwoorden. Het overleg over de politie bijvoorbeeld heb ik met mijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gevoerd tijdens het wetgevingsoverleg. Wij staan daar samen voor en dat geldt voor het kabinetsbeleid als geheel.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter: Ik dank de minister voor zijn bondige beantwoording. Stemmingen over de moties zijn volgende week dinsdag.

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.