Verordening (EG) nr. 814/2000 van de Raad van 17 april 2000 betreffende voorlichtingsacties op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid

1.

Tekst

Avis juridique important

|

2.

32000R0814

Verordening (EG) nr. 814/2000 van de Raad van 17 april 2000 betreffende voorlichtingsacties op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid

Publicatieblad Nr. L 100 van 20/04/2000 blz. 0007 - 0009

Verordening (EG) nr. 814/2000 van de Raad

van 17 april 2000

betreffende voorlichtingsacties op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement(2),

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    Op grond van de artikelen 32 tot en met 38 van het Verdrag wordt een gemeenschappelijk landbouwbeleid uitgevoerd.
  • (2) 
    Op grond van Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid(3) financiert de afdeling Garantie van het EOGFL maatregelen inzake voorlichting over het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
  • (3) 
    De materiële aspecten van het huidige voorlichtingsbeleid op het gebied van het GLB moeten in essentie behouden blijven.
  • (4) 
    Overeenkomstig artikel 22, lid 1, van het Financieel Reglement van 21 december 1977, van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen(4), is voor de uitvoering van de in de begroting opgenomen kredieten voor communautaire acties voorafgaande vaststelling van een basisbesluit vereist, rekening houdend met het Interinstitutioneel Akkoord van 13 oktober 1998 betreffende de rechtsgronden en de uitvoering van de begroting(5) geldt deze vereiste ook voor de in deze verordening vervatte maatregelen.
  • (5) 
    Het gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt dikwijls slecht begrepen en gaat gebukt onder een tekort aan voorlichting dat alleen door een samenhangende, objectieve en globale voorlichtings- en communicatiestrategie kan worden aangevuld.
  • (6) 
    Zowel ten behoeve van de landbouwers en de rechtstreeks betrokkenen als voor het grote publiek moeten het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de ontwikkelingen in dat beleid, zowel binnen als buiten de Gemeenschap voortdurend worden verduidelijkt. De goede uitvoering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid hangt in ruime mate af van de verduidelijking die aan alle betrokken actoren wordt gegeven en vergt dat de bedoelde voorlichtingsacties als beheerselementen van dit beleid erin worden geïntegreerd.
  • (7) 
    Het is belangrijk te bepalen voor welke prioritaire acties de Gemeenschap steun kan verlenen.
  • (8) 
    De organisaties van personen die in de landbouw werkzaam zijn en de plattelandsverenigingen, en met name de landbouworganisaties, de consumentenverenigingen en de milieuorganisaties zijn onmisbare partners om enerzijds aan het gemeenschappelijk landbouwbeleid bekendheid te geven en anderzijds de Commissie te informeren over de standpunten van de betrokken actoren in het algemeen en de landbouwers in het bijzonder.
  • (9) 
    Aangezien het gemeenschappelijk landbouwbeleid de belangrijkste sector van het geïntegreerde beleid van de Gemeenschap blijft, moet dit beleid aan het grote publiek worden uitgelegd en moeten in dit verband naast de bovengenoemde organisaties ook andere personen in aanmerking komen die interessante projecten kunnen indienen.
  • (10) 
    De Commissie moet over de nodige middelen beschikken voor de uitvoering van door haar gewenste voorlichtingsacties op het gebied van landbouw.
  • (11) 
    Enerzijds moet worden voorkomen dat activiteiten worden gefinancierd waarvoor ook op grond van een ander communautair programma bij stand kan worden verleend, maar anderzijds moet de complementariteit van die activiteiten met andere Gemeenschapsinitiatieven worden bevorderd.
  • (12) 
    De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(6),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De Gemeenschap kan voorlichtingsacties op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid financieren die er inhoudelijk met name op gericht zijn:

  • a) 
    een bijdrage te leveren tot enerzijds het verduidelijken en anderzijds het uitvoeren en het ontwikkelen van dit beleid,
  • b) 
    het Europese landbouwmodel te propageren en het inzicht daarin te bevorderen,
  • c) 
    de landbouwers en de overige plattelandsactoren voor te lichten,
  • d) 
    de publieke opinie bewust te maken van het belang en de doelstellingen van dit beleid.

Deze acties zijn erop gericht een samenhangende, objectieve en globale voorlichting te verstrekken, zowel binnen als buiten de Gemeenschap, teneinde een overzicht van dit beleid te bieden.

Artikel 2

  • 1. 
    Onder de in artikel 1 bedoelde acties wordt verstaan:
  • a) 
    jaarlijkse activiteitenprogramma's die met name door landbouw- of plattelandsontwikkelingsorganisaties of door consumentenverenigingen en milieuorganisaties worden ingediend,
  • b) 
    gerichte acties die door ongeacht welke persoon of instantie, andere dan onder a) bedoeld, worden voorgesteld, en meer in het bijzonder door de overheid van de lidstaten, media en universitaire instellingen,
  • c) 
    alle op initiatief van de Commissie opgezette activiteiten.
  • 2. 
    Wat de in lid 1, onder a) en b), bedoelde acties betreft, wordt maximaal 50 % van de subsidiabele kosten gefinancierd. In uitzonderlijke gevallen die in de toepassingsverordening moeten worden bepaald, kan dit maximum echter tot 75 % worden verhoogd.
  • 3. 
    Voor de in artikel 1 bedoelde Gemeenschapsfinanciering komen niet in aanmerking:
  • a) 
    acties op grond van een wettelijke verplichting,
  • b) 
    acties die reeds in het kader van een andere maatregel van de Gemeenschap gefinancierd worden.
  • 4. 
    Voor de uitvoering van de in lid 1, onder c), bedoelde acties kan de Commissie in voorkomend geval een beroep doen op de nodige technische en administratieve bijstand.

Artikel 3

  • 1. 
    In het kader van de in artikel 2 bedoelde acties komen met name voor financiering in aanmerking: conferenties, seminars, voorlichtingsbezoeken, publicaties, mediaproducties en -campagnes, deelname aan evenementen van internationaal belang en op uitwisseling van ervaringen gerichte programma's.
  • 2. 
    Voor de keuze van de in artikel 2 bedoelde acties worden algemene criteria gehanteerd, zoals:
  • a) 
    de kwaliteit van het project,
  • b) 
    een gunstige kosten-batenverhouding.

Artikel 4

De in artikel 1 bedoelde financiële bijdrage van de Gemeenschap wordt vastgesteld binnen de grenzen van de door de begrotingsautoriteit uitgetrokken jaarlijkse middelen.

Artikel 5

De Commissie zorgt ervoor dat de communautaire acties en projecten om deze verordening toe te passen en de overige maatregelen van de Gemeenschap onderling coherent zijn en elkaar aanvullen.

Artikel 6

De Commissie zorgt voor het toezicht en de controle op de correcte en doelmatige uitvoering van de acties die op grond van deze verordening zijn gefinancierd. De door de Commissie gemachtigde personen mogen deze acties ter plaatse, eventueel steekproefsgewijs, controleren.

Artikel 7

De Commissie zal, ingeval zij dit passend acht, de op grond van deze verordening gefinancierde acties evalueren.

Artikel 8

De Commissie brengt om de twee jaar aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de tenuitvoerlegging van deze verordening. Het eerste verslag wordt uiterlijk op 31 december 2001 voorgelegd.

Artikel 9

De toepassingsbepalingen van deze verordening, met inbegrip van de eventueel noodzakelijke overgangsmaatregelen, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 10.

Artikel 10

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door het Comité van het Europees oriëntatie- en garantiefonds voor de landbouw, ingesteld bij artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1258/1999, (hierna "het Comité").
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt gesteld op één maand.

  • 3. 
    Het Comité stelt zijn reglement van orde vast.
  • 4. 
    De Commissie stelt het Comité in kennis van de krachtens deze verordening overwogen en getroffen maatregelen.

Artikel 11

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 17 april 2000.

Voor de Raad

De voorzitter

  • L. 
    Capoulas Santos
  • (1) 
    PB C 376 E van 28.12.1999, blz. 40.
  • (2) 
    Advies uitgebracht op 17 maart 2000 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
  • (3) 
    PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.
  • (4) 
    PB L 356 van 31.12.1977, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, EGKS, Euratom) nr. 2779/98 (PB L 347 van 23.12.1998, blz. 3).
  • (5) 
    PB C 344 van 12.11.1998, blz. 1.
  • (6) 
    PB L 184 van 17.7.1999, p. 23.

3.

Verwante dossiers

 
 

4.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

5.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.