Richtlijn 1995/59 - Belasting, andere dan omzetbelasting, op het verbruik van tabaksfabrikaten

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31995L0059

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31995L0059

Richtlijn 95/59/EG van de Raad van 27 november 1995 betreffende de belasting, andere dan omzetbelasting, op het verbruik van tabaksfabrikaten

Publicatieblad Nr. L 291 van 06/12/1995 blz. 0040 - 0045

RICHTLIJN 95/59/EG VAN DE RAAD van 27 november 1995 betreffende de belasting, andere dan omzetbelasting, op het verbruik van tabaksfabrikaten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 99,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

  • (1) 
    Overwegende dat Richtlijn 72/464/EEG van de Raad van 19 december 1972 betreffende de belasting, andere dan omzetbelasting, op het verbruik van tabaksfabrikaten (3) en Richtlijn 79/32/EEG, Tweede Richtlijn van de Raad van 18 december 1978 betreffende de belasting, andere dan omzetbelasting, op het verbruik van tabaksfabrikaten (4) herhaaldelijk en ingrijpend zijn gewijzigd; dat derhalve die richtlijnen om redenen van rationele ordening van de tekst en van de duidelijkheid ervan dienen te worden gecodificeerd en in één tekst bijeengebracht;
  • (2) 
    Overwegende dat het Verdrag gericht is op de totstandbrenging van een economische unie waarin gezonde mededinging bestaat en waarvan de kenmerken analoog zijn aan die van een binnenlandse markt; dat de verwezenlijking van dit doel met betrekking tot de sector tabaksfabrikaten veronderstelt dat de in de Lid-Staten op het verbruik van produkten van deze sector geheven belasting zodanig wordt toegepast dat de mededingingsvoorwaarden niet worden vervalst en het vrije verkeer van deze produkten binnen de Gemeenschap niet wordt belemmerd;
  • (3) 
    Overwegende dat, wat de accijnzen betreft, de harmonisatie van de structuren in het bijzonder tot gevolg moet hebben dat de concurrentieverhoudingen tussen de verschillende categorieën tabaksfabrikaten die tot een zelfde groep behoren, niet vervalst wordt door de invloed van de belastingheffing en dat zodoende de openstelling van de nationale markten van de Lid-Staten wordt verwezenlijkt;
  • (4) 
    Overwegende dat de structuur van de accijns op sigaretten, naast een per eenheid produkt bepaald specifiek deel, een evenredig deel moet omvatten dat is gebaseerd op de kleinhandelsverkoopprijs inclusief alle belastingen; dat, aangezien de omzetbelasting op sigaretten dezelfde werking heeft als een evenredige accijns, daarmee bij de vaststelling van de verhouding van het specifieke deel van de accijns en de totale belasting rekening dient te worden gehouden;
  • (5) 
    Overwegende dat voor sigaretten bovengenoemd doel het best bereikt wordt door een stelsel waarbij een afnemende invloed van de belasting wordt verkregen, en dat daartoe bij het belasten van deze produkten een evenredige accijns gecombineerd dient te worden met een specifieke accijns, waarvan het bedrag door elke Lid-Staat volgens communautaire criteria wordt vastgesteld;
  • (6) 
    Overwegende dat de harmonisatie van de structuren van de tabaksaccijnzen in etappes dient te geschieden;
  • (7) 
    Overwegende dat de eisen inzake de mededinging een regeling impliceren waarbij de prijzen voor alle groepen tabaksfabrikaten vrij tot stand worden gebracht;
  • (8) 
    Overwegende dat er verschillende soorten tabaksfabrikaten bestaan die zich van elkaar onderscheiden door hun eigenschappen en door hun gebruiksdoeleinden;
  • (9) 
    Overwegende dat deze verschillende soorten tabaksfabrikaten moeten worden gedefinieerd;
  • (10) 
    Overwegende dat het om economische redenen gewenst is, voor bepaalde Lid-Staten in tijdelijke afwijkingen te voorzien;
  • (11) 
    Overwegende dat een onderscheid dient te worden aangebracht tussen tabak van fijne snede voor het rollen van sigaretten en andere soorten rooktabak;
  • (12) 
    Overwegende dat het begrip "fabrikant" dient te worden omschreven als de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die daadwerkelijk de tabaksfabrikaten vervaardigt en die de maximumkleinhandelsverkoopprijs bepaalt voor elk van de Lid-Staten waar de betrokken produkten tot verbruik worden uitgeslagen;
  • (13) 
    Overwegende dat, waar de meeste Lid-Staten voor bepaalde tabaksfabrikaten naar gelang van het gebruik vrijstelling of belastingteruggaaf verlenen, in deze richtlijn de vrijstellingen of teruggaven voor bijzondere vormen van gebruik dienen te worden vastgesteld;
  • (14) 
    Overwegende dat tabaksrolletjes die als zodanig na een eenvoudige behandeling met de hand kunnen worden gerookt, ter wille van een uniforme belasting van die produkten eveneens als sigaret dienen te worden beschouwd;
  • (15) 
    Overwegende dat het Duitsland dient te worden toegestaan op bedoelde tabaksrolletjes tot uiterlijk 31 december 1998 accijns te heffen volgens een tarief of met een bedrag dat ten minste gelijk is aan het tarief of het bedrag dat van toepassing is voor tabak van fijne snede voor het rollen van sigaretten;
  • (16) 
    Overwegende dat deze richtlijn geen afbreuk mag doen aan de verplichtingen van de Lid-Staten wat de in bijlage I, deel B, bedoelde tijdslimieten betreft,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

TITEL I

Algemene beginselen

Artikel 1

  • 1. 
    De structuren van de accijns welke de Lid-Staten op tabaksfabrikaten heffen, worden in etappes geharmoniseerd.
  • 2. 
    In deze richtlijn worden algemene beginselen voor deze harmonisatie vastgesteld, alsmede de bijzondere criteria welke tijdens de etappes van de harmonisatie van toepassing zijn.
  • 3. 
    Het besluit om van de ene harmonisatie-etappe naar de volgende over te gaan wordt, op voorstel van de Commissie, genomen door de Raad, waarbij rekening wordt gehouden met het resultaat dat de maatregelen welke de Lid-Staten met betrekking tot hun accijnssysteem hebben getroffen om zich te richten naar de voor de lopende etappe geldende bepalingen, gedurende die etappe hebben opgeleverd. De overgang van de ene etappe naar de volgende kan met name worden uitgesteld indien deze voor een Lid-Staat een onevenredige derving van ontvangsten zou meebrengen.

Artikel 2

  • 1. 
    Als tabaksfabrikaten worden beschouwd:
  • a) 
    sigaretten,
  • b) 
    sigaren en cigarillo's,
  • c) 
    rooktabak:
  • tabak van fijne snede voor het rollen van sigaretten;
  • andere soorten rooktabak,

zoals gedefinieerd in de artikelen 3 tot en met 7.

  • 2. 
    De Raad stelt, op voorstel van de Commissie, de nodige bepalingen vast, om aan te geven hoe tabaksfabrikaten moeten worden gedefinieerd en in groepen ingedeeld.
  • 3. 
    Onverminderd de reeds vastgestelde communautaire bepalingen, doen de in de artikelen 3 tot en met 7 bedoelde definities geen afbreuk aan de vaststelling van de systemen noch aan die van de hoogte van belasting die van toepassing zijn op de verschillende in deze artikelen genoemde groepen produkten.

Artikel 3

Als sigaren of cigarillo's worden beschouwd de volgende produkten, indien zij geschikt zijn om als zodanig te worden gerookt:

  • 1. 
    volledig uit natuurtabak bestaande tabaksrolletjes;
  • 2. 
    tabaksrolletjes met een dekblad van natuurtabak;
  • 3. 
    tabaksrolletjes met een dekblad met normale sigaarkleur en een omblad, beide van geregenereerde tabak, waarvan de tabaksdeeltjes voor ten minste 60 gewichtsprocenten breder en langer zijn dan 1,75 mm en waarvan het dekblad schuin gewikkeld is volgens een lijn die met de lengteas van het rolletje een scherpe hoek van ten minste 30° maakt;
  • 4. 
    tabaksrolletjes met een dekblad met normale sigaarkleur van geregenereerde tabak, waarvan het gewicht zonder filter en mondstuk 2,3 g of meer per stuk bedraagt, waarvan de tabaksdeeltjes voor ten minste 60 gewichtsprocenten breder en langer dan 1,75 mm zijn en waarvan de omtrek over ten minste een derde van de lengte 34 mm of meer bedraagt.

Artikel 4

  • 1. 
    Als sigaretten worden beschouwd:
  • a) 
    tabaksrolletjes die geschikt zijn om als zodanig te worden gerookt en die geen sigaren of cigarillo's zijn in de zin van artikel 3;
  • b) 
    tabaksrolletjes die door middel van een eenvoudige niet-industriële handeling in een huls van sigarettenpapier worden geschoven;
  • c) 
    tabaksrolletjes die door middel van een eenvoudige niet-industriële handeling met sigarettenpapier worden omhuld.

Tot en met 31 december 1998 mag Duitsland de onder b) bedoelde tabaksrolletjes belasten volgens een tarief of met een bedrag dat ten minste gelijk is aan het tarief of het bedrag dat van toepassing is op tabak van fijne snede voor het rollen van sigaretten.

  • 2. 
    Een tabaksrolletje als bedoeld in lid 1 wordt voor de toepassing van de accijns als twee sigaretten beschouwd wanneer het, zonder filter en mondstuk, meer dan 9 doch niet meer van 18 cm lang is, en als drie sigaretten wanneer het, zonder filter en mondstuk, meer dan 18 doch niet meer dan 27 cm lang is, enzovoorts.

Artikel 5

Als rooktabak worden beschouwd:

  • 1. 
    gesneden of op andere wijze versnipperde, gesponnen of tot flakes geperste tabak die geschikt is om zonder verdere industriële verwerking te worden gerookt;
  • 2. 
    tabakafval, verpakt voor de verkoop in het klein, dat niet onder de artikelen 3 en 4 valt en dat geschikt is om te worden gerookt.

Artikel 6

Als tabak van fijne snede voor het rollen van sigaretten wordt beschouwd, rooktabak als omschreven in artikel 5 die voor meer dan 25 gewichtsprocenten tabaksdeeltjes met een snijbreedte van minder dan 1 mm bevat. De Lid-Staten die op 1 januari 1993 niet deze snijbreedte van 1 mm toepassen, dienen uiterlijk op 31 december 1997 aan deze bepaling te voldoen.

Voorts mogen de Lid-Staten als tabak van fijne snede voor het rollen van sigaretten beschouwen, rooktabak die voor meer dan 25 gewichtsprocenten tabaksdeeltjes met een snijbreedte van meer dan 1 mm bevat en die verkocht is of bestemd is om te worden verkocht voor het rollen van sigaretten.

Artikel 7

  • 1. 
    Met sigaren en cigarillo's worden gelijkgesteld, produkten die gedeeltelijk uit andere stoffen dan tabak bestaan, maar die aan de overige criteria van artikel 3 voldoen, op voorwaarden evenwel dat deze produkten zijn voorzien van, respectievelijk:
  • een dekblad van natuurtabak,
  • een dekblad en een omblad van tabak, beide van geregenereerde tabak,
  • een dekblad van geregenereerde tabak.
  • 2. 
    Met sigaretten en rooktabak worden gelijkgesteld, de produkten die geheel of gedeeltelijk uit andere stoffen dan tabak bestaan, maar die aan de overige criteria van artikel 4, respectievelijk artikel 5 voldoen.

In afwijking van de eerste alinea worden produkten die geen tabak bevatten, niet als tabaksfabrikaten beschouwd wanneer zij uitsluitend voor medische doeleinden dienen.

Artikel 8

  • 1. 
    In elke Lid-Staat wordt op in de Gemeenschap vervaardigde en op uit derde landen ingevoerde sigaretten een evenredige accijns geheven die berekend is over de maximumkleinhandelsverkoopprijs, met inbegrip van de douanerechten, alsmede een specifieke accijns welke berekend wordt per eenheid produkt.
  • 2. 
    Het heffingspercentage van de evenredige accijns en het bedrag van de specifieke accijns moeten voor alle sigaretten dezelfde zijn.
  • 3. 
    In het definitieve stadium van de harmonisatie der structuren wordt in alle Lid-Staten voor sigaretten dezelfde verhouding tussen de specifieke accijns en de som van de evenredige accijns en de omzetbelasting tot stand gebracht, zodat de kleinhandelsverkoopprijzen een juiste afspiegeling vormen van het verschil in de verkoopprijzen der fabrikanten.
  • 4. 
    Zo nodig kan voor de accijns op sigaretten een minimumaccijnsbedrag worden vastgesteld, waarvan de bovengrens voor elke etappe door de Raad, op voorstel van de Commissie, wordt vastgesteld.

Artikel 9

  • 1. 
    Als fabrikant wordt beschouwd, de in de Gemeenschap gevestigde natuurlijke persoon of de rechtspersoon die tabak verwerkt tot voor verkoop in de kleinhandel gerede produkten.

De fabrikanten of, in voorkomend geval, hun vertegenwoordigers of gemachtigden in de Gemeenschap alsmede de importeurs van fabrikaten uit derde landen stellen vrijelijk de maximumkleinhandelsverkoopprijs vast van elk van hun produkten voor iedere Lid-Staat waar deze tot verbruik worden uitgeslagen.

De bepaling van de tweede alinea mag echter geen beletsel vormen voor de toepassing van de wettelijke regelingen van de Lid-Staten inzake prijzencontrole of de inachtneming van de vastgestelde prijzen, voor zover deze verenigbaar zijn met de communautaire voorschriften.

  • 2. 
    Ter vereenvoudiging van de accijnsheffing kunnen de Lid-Staten voor elke groep tabaksfabrikanten een schaal voor de kleinhandelsprijzen vaststellen, mits die schaal voldoende uitgebreid en gedifferentieerd is om de verscheidenheid van de produkten uit de Gemeenschap metterdaad te dekken. Elke schaal geldt voor alle produkten van de groep tabaksfabrikaten waarop zij betrekking heeft, zonder onderscheid naar kwaliteit, presentatie, oorsprong van de produkten of van de gebruikte grondstoffen, kenmerken van de ondernemingen of enig ander criterium.

Artikel 10

  • 1. 
    De wijze van heffing van de accijns wordt uiterlijk in het eindstadium geharmoniseerd. Gedurende de voorgaande etappes wordt de accijns in beginsel geheven door middel van fiscale merktekens. Indien de Lid-Staten de accijns heffen door middel van fiscale merktekens, zijn zij verplicht deze merktekens verkrijgbaar te stellen voor de fabrikanten en handelaren van de andere Lid-Staten. Indien zij de accijns op een andere wijze heffen, zien de Lid-Staten erop toe dat hieruit geen enkele administratieve of technische belemmering voor het handelsverkeer tussen de Lid-Staat voortvloeit.
  • 2. 
    Importeurs en fabrikanten van tabaksfabrikaten zijn onderworpen aan de in lid 1 bedoelde regeling inzake de wijze van heffing en betaling van de accijns.

Artikel 11

Van de accijns kunnen worden vrijgesteld of teruggaaf van de reeds voldane accijns kan worden verkregen voor:

  • a) 
    gedenatureerde tabaksfabrikaten die voor industriële of tuinbouwkundige doeleinden worden gebruikt;
  • b) 
    tabaksfabrikaten die onder overheidstoezicht worden vernietigd;
  • c) 
    tabaksfabrikaten die uitsluitend zijn bestemd voor wetenschappelijke proefnemingen en voor tests in verband met de kwaliteit van de produkten;
  • d) 
    tabaksfabrikaten die door de producent opnieuw worden be- of verwerkt.

De Lid-Staten bepalen voor bovenbedoelde vrijstellingen of teruggaven aan welke voorwaarden en formaliteiten moet worden voldaan.

TITEL II

Bijzondere bepalingen welke van toepassing zijn in de eerste harmonisatie-etappe

Artikel 12

  • 1. 
    Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 1, lid 3, beslaat de eerste etappe van de harmonisatie van de structuren van de accijns op tabaksfabrikaten een periode van zestig maanden, te rekenen vanaf 1 juli 1973.
  • 2. 
    Gedurende de eerste etappe zijn de artikelen 13 en 14 van toepassing.

Artikel 13

  • 1. 
    Het bedrag van de specifieke accijns op sigaretten wordt voor de eerste maal berekend op basis van sigaretten van de prijsklasse die volgens de op 1 januari 1973 bekende gegevens het meest gevraagd wordt.
  • 2. 
    Onverminderd de oplossing die uiteindelijk zal worden gekozen ter zake van de verhouden tussen het specifieke en het evenredige deel, mag het in lid 1 bedoelde bedrag niet lager zijn dan 5 %, noch hoger dan 75 % van het gezamenlijke bedrag van de evenredige en specifieke accijns welke op deze sigaretten worden geheven.
  • 3. 
    Indien de accijns op de in lid 1 bedoelde prijsklasse na 1 januari 1973 wordt gewijzigd, wordt het bedrag van de specifieke accijns vastgesteld op basis van de nieuwe belasting op de in lid 1 genoemde sigaretten.

Artikel 14

In afwijking van artikel 8, lid 1, kan elke Lid-Staat de douanerechten uitsluiten van de berekeningsgrondslag voor de evenredige accijns op sigaretten.

TITEL III

Bijzondere bepalingen welke van toepassing zijn in de tweede harmonisatie-etappe

Artikel 15

  • 1. 
    De tweede etappe van de harmonisatie der structuren van de accijns op tabaksfabrikaten vangt aan op 1 juli 1978.
  • 2. 
    Gedurende de tweede harmonisatie-etappe is artikel 16 van toepassing.

Artikel 16

  • 1. 
    Het bedrag van de specifieke accijns op sigaretten wordt berekend op basis van sigaretten van de prijsklasse die volgens de op 1 januari van elk jaar, te beginnen met 1 januari 1978, bekende gegevens het meest gevraagd wordt.
  • 2. 
    Het specifieke deel van de accijns mag niet lager zijn dan 5 %, noch hoger dan 55 % van het totale belastingbedrag dat resulteert uit de samentelling van de op deze sigaretten geheven evenredige accijns, specifieke accijns en omzetbelasting.
  • 3. 
    Indien de accijns of de omzetbelasting op de in lid 1 bedoelde prijsklasse na 1 januari 1978 wordt gewijzigd, wordt het bedrag van de specifieke accijns vastgesteld op basis van de nieuwe totale belasting op de in lid 1 genoemde sigaretten.
  • 4. 
    In afwijking van artikel 8, lid 1, kan elke Lid-Staat de douanerechten uitsluiten van de berekeningsgrondslag voor de evenredige accijns op sigaretten.
  • 5. 
    De Lid-Staten kunnen op sigaretten en op tabak van fijne snede voor het rollen van sigaretten een minimumaccijns heffen, mits deze niet tot gevolg heeft dat de totale belasting op meer dan 90 % komt te liggen van de totale belasting die respectievelijk wordt geheven op sigaretten van de meest gevraagde prijsklasse en op tabak van fijne snede van de meest gevraagde prijsklasse, bestemd voor het rollen van sigaretten.

TITEL IV

Slotbepalingen

Artikel 17

Zo nodig stelt de Raad, op voorstel van de Commissie, de maatregelen vast betreffende de toepassing van deze richtlijn.

Artikel 18

De Lid-Staten stellen de Commissie in kennis van de tekst van belangrijke bepalingen van nationaal recht die zij op het gebied, waarop deze richtlijn betrekking heeft, vaststellen.

Artikel 19

  • 1. 
    De richtlijnen die in bijlage I, deel A, zijn opgenomen, worden hierbij ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de Lid-Staten wat de in bijlage I, deel B, bedoelde tijdslimieten voor transponering betreft.
  • 2. 
    Verwijzingen naar genoemde richtlijnen gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de in bijlage II opgenomen concordantietabel.

Artikel 20

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 21

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 27 november 1995.

Voor de Raad De Voorzitter P. SOLBES MIRA

BIJLAGE I

DEEL A

INGETROKKEN RICHTLIJNEN

(bedoeld in artikel 19) 1. Richtlijn 72/464/EEG 2. Richtlijn 79/32/EEG en de successieve wijzigingen daarop:

  • Richtlijn 74/318/EEG - Richtlijn 75/786/EEG - Richtlijn 76/911/EEG - Richtlijn 77/805/EEG - Richtlijn 80/369/EEG - Richtlijn 80/1275/EEG - Richtlijn 81/463/EEG - Richtlijn 82/2/EEG - Richtlijn 82/877/EEG - Richtlijn 84/217/EEG - Richtlijn 86/246/EEG - Richtlijn 92/78/EEG

DEEL B

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

CONCORDANTIETABEL

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.