Verordening 2001/1452 - Specifieke maatregelen voor bepaalde landbouwproducten ten behoeve van de Franse overzeese departementen, houdende wijziging van Richtlijn 72/462/EEG en houdende intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 525/77 en (EEG) nr. 3763/91 (Poseidom)

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32001R1452

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32001R1452

Verordening (EG) nr. 1452/2001 van de Raad van 28 juni 2001 houdende specifieke maatregelen voor bepaalde landbouwproducten ten behoeve van de Franse overzeese departementen, houdende wijziging van Richtlijn 72/462/EEG en houdende intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 525/77 en (EEG) nr. 3763/91 (Poseidom)

Publicatieblad Nr. L 198 van 21/07/2001 blz. 0011 - 0025

Verordening (EG) nr. 1452/2001 van de Raad

van 28 juni 2001

houdende specifieke maatregelen voor bepaalde landbouwproducten ten behoeve van de Franse overzeese departementen, houdende wijziging van Richtlijn 72/462/EEG en houdende intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 525/77 en (EEG) nr. 3763/91 (Poseidom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name artikel 36, artikel 37 en artikel 299, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement(1),

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    De Raad heeft bij Besluit 89/687/EEG(2) van 26 juni 1991 een programma van speciaal op het afgelegen en insulaire karakter van de Franse overzeese departementen afgestemde maatregelen vastgesteld (Poseidom), dat past in het beleid van de Gemeenschap ten gunste van haar ultraperifere regio's. Dit programma is erop gericht de economische en sociale ontwikkeling van deze regio's te bevorderen en deze regio's te laten profiteren van de voordelen van de interne markt, waarvan zij volledig deel uitmaken, ondanks de objectieve factoren die hun een uit geografisch en economisch oogpunt aparte positie geven. Dit programma bevestigt de toepassing van het GLB in deze regio's en voorziet in de vaststelling van specifieke maatregelen. Dit programma voorziet met name in maatregelen ter verbetering van de omstandigheden voor de productie van en de handel in landbouwproducten van die departementen en maatregelen om de gevolgen van hun uitzonderlijke geografische situatie en de daarmee gepaard gaande problemen, zoals nadien erkend bij artikel 299, lid 2, van het Verdrag, te compenseren.
  • (2) 
    De uitzonderlijke geografische ligging van de DOM ten opzichte van hun bronnen voor de voorziening met essentiële producten voor verwerking en voor verbruik als productiemiddel in de landbouw, heeft tot gevolg dat in deze regio's extra aanvoerkosten moeten worden gemaakt. Bovendien ondervinden de marktdeelnemers en producenten van de DOM als gevolg van objectieve factoren in verband met het insulaire karakter en de ultraperifere ligging extra problemen die hun activiteiten in ernstige mate hinderen. Dit is met name het geval voor de voorziening met granen, die in de DOM nagenoeg niet worden geproduceerd en ook niet op grote schaal kunnen worden geproduceerd, zodat deze gebieden voor de voorziening met deze granen volledig afhankelijk zijn van externe bronnen. Deze handicaps kunnen worden ondervangen door de prijzen van de genoemde essentiële producten te verlagen. Zo is het dienstig om, teneinde de voorziening van de DOM met plaatselijke producten te garanderen en de extra kosten in verband met het afgelegen en insulaire karakter en de ultraperifere ligging van de DOM op te vangen, een specifieke voorzieningsregeling in te stellen.
  • (3) 
    Hiertoe moet, in afwijking van artikel 23 van het Verdrag, de invoer van de betrokken producten uit derde landen worden vrijgesteld van de geldende invoerrechten.
  • (4) 
    Om de nagestreefde prijsverlaging in de DOM op doeltreffende wijze te realiseren en de extra kosten in verband met het afgelegen en insulaire karakter en de ultraperifere ligging op te vangen en om tegelijkertijd het concurrentievermogen van de communautaire producten te handhaven, moet steun worden verleend voor de levering van communautaire producten in de DOM. Bij deze steun wordt rekening gehouden met de extra kosten van vervoer naar de DOM, met de prijzen die gelden bij de uitvoer naar derde landen en, wanneer het landbouwproductiemiddelen of voor verwerking bestemde producten betreft, met de extra kosten vanwege het insulaire karakter en de ultraperifere ligging.
  • (5) 
    Aangezien de specifieke voorzieningsregeling slechts betrekking heeft op die hoeveelheden die voor de voorziening van de DOM nodig zijn, heeft dit systeem geen nadelige effecten voor de interne markt. Bovendien mogen de economische voordelen van de specifieke voorzieningsregeling niet leiden tot verlegging van het handelsverkeer voor de betrokken producten. Derhalve dient herverzending of wederuitvoer van deze producten vanuit de DOM te worden verboden. Dit verbod geldt echter niet voor het handelsverkeer tussen de DOM. Bij verwerking geldt dit verbod onder bepaalde voorwaarden evenmin voor de uitvoer naar derde landen, teneinde de regionale handel te bevorderen, noch voor traditionele verzending naar de rest van de Gemeenschap.
  • (6) 
    De economische voordelen van de specifieke voorzieningsregeling moeten tot in het stadium van de eindgebruiker doorwerken in de productiekosten. Derhalve dient de toekenning van die voordelen afhankelijk te worden gemaakt van daadwerkelijke doorberekening naar de volgende stadia en moeten terzake de nodige controlemaatregelen worden genomen.
  • (7) 
    Voor Guyana is bij Verordening (EEG) nr. 3763/91(3) gelet op de toenmalige ontwikkelingen op landbouwgebied, een specifieke maatregel genomen om de rijstteelt te ontwikkelen. Deze maatregel is aan het einde van het verkoopseizoen 1996 afgelopen, waarbij door de betrokken lidstaat geen verzoek tot verlenging is ingediend, zodat de maatregel is ingetrokken. Er bestaat een maatregel om een deel van de plaatselijke productie in Guadeloupe, Martinique en in de rest van de Gemeenschap af te zetten en te verkopen. Aangezien niet de hele lokale productie in Guyana zelf verbruikt kan worden, en de mogelijkheden om de rijst ter plaatse op te slaan zeer gering zijn, moet deze laatste voor het evenwicht van de bedrijfskolom vitale maatregel worden voortgezet onder dezelfde voorwaarden als volgens de thans geldende regelgeving.
  • (8) 
    De traditionele veeteelt moet worden gesteund om te voorzien in de lokale consumptiebehoeften van deze departementen. Hiertoe moet worden afgeweken van sommige in de gemeenschappelijke marktordeningen opgenomen bepalingen betreffende de productiebeperking, om rekening te houden met de mate van ontwikkeling van de plaatselijke productie en de plaatselijke productieomstandigheden, die totaal anders zijn dan in de rest van de Gemeenschap. Daarenboven kan deze doelstelling worden nagestreefd door rasverbeteringsprogramma's te financieren, die onder andere de aankoop van raszuivere fokdieren omvatten, door de aankoop van commercieel beter aan de lokale omstandigheden aangepaste rassen, door de toekenning van toeslagen voor zoogkoeien en voor de slacht, en, zo nodig, door de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden voor de mesterij bestemde mannelijke runderen uit derde landen in te voeren. Ook moet worden afgeweken van de voorwaarden bij invoer van dieren en dierlijke producten.
  • (9) 
    De voorziening van de DOM met verse zuivelproducten, die momenteel slecht is, moet verbeterd worden. Zuivelproducten worden momenteel grotendeels ingevoerd. Deze verbetering kan bereikt worden door enerzijds de steun voor de ontwikkeling van de koemelkproductie voort te zetten binnen de grenzen van periodiek via een balans geraamde lokale behoeften, en anderzijds door het niet toepassen van de bij Verordening (EEG) nr. 3950/92(4) ingestelde extra heffing ten laste van de producenten van koemelk. De voor deze ultraperifere gebieden kenmerkende slechte voorziening - de omstandigheden verschillen namelijk volledig van die in de rest van de Gemeenschap - en de noodzaak de lokale productie te stimuleren, rechtvaardigen namelijk een dergelijke afwijking.
  • (10) 
    Voor de periode 1996-2000 zijn bij wijze van overgangsmaatregel communautaire middelen uitgetrokken voor de financiering van regionale programma's op Martinique en Réunion voor de productie van en de handel in lokale producten van de sectoren veeteelt en zuivel. Voor de betrokken sectoren is de lokale zelfvoorzieningsgraad nog laag. Of de communautaire steun op doelmatige wijze kan worden ingezet is afhankelijk van het vermogen van de verschillende bedrijfskolommen om strategieën uit te stippelen en toe te passen die zijn toegesneden op de plaatselijke context inzake economische ontwikkeling, landinrichting en professionalisering van de verschillende actoren. Deze steun moet tijdelijk worden voortgezet om ervoor te zorgen dat de betrokken sector zich moderniseert, kwalitatief sterker wordt en meer produceert. Deze bepaling wordt ook van toepassing verklaard op Guyana en Guadeloupe voorzover ter plaatse brancheorganisaties worden opgericht.
  • (11) 
    In de sectoren groenten en fruit en bloemen en planten, zijn maatregelen ingesteld om de productiviteit van de bedrijven en de kwaliteit van de producten te verbeteren, om de bedrijfskolommen te structureren, om de productie van plaatselijke verwerkte producten te ontwikkelen, om de productie van bepaalde traditionele producten (vanille, etherische oliën...) te handhaven, en om plaatselijke handel in dergelijke producten, de verwerking ervan en het elders in de handel brengen ervan te bevorderen. Dankzij deze maatregelen kon de aanzet worden gegeven tot een verbetering van de concurrentiepositie van de lokale producten op de groeimarkten, betere afstemming van de productie op de eisen van de consument en op de nieuwe distributiekanalen, en positionering van deze producten in de rest van de Gemeenschap, en deze inspanningen dienen te worden voortgezet.
  • (12) 
    Bij Verordening (EEG) nr. 525/77(5) is een steunregeling voor de productie van ananasconserven ingesteld die alleen op Martinique is toegepast. Rekening houdend met het specifieke karakter van deze regeling en van de productieregio, moet deze regeling om redenen van harmonisatie van wetgeving en administratie worden opgenomen in de onderhavige verordening en moet Verordening (EEG) nr. 525/77 worden ingetrokken. Het voortbestaan van de bedrijfskolom ananas kan alleen worden gegarandeerd als alle actoren van deze bedrijfskolom bij de desbetreffende actie worden ingeschakeld. De ananasteelt is uit economisch en sociaal oogpunt voor het eiland Martinique bijzonder belangrijk. De productiekosten van deze teelt zijn hoog en de verwerkte producten op basis van ananas hebben te lijden van de concurrentie van derde landen. De activiteit op het gebied van verwerking moeten verder worden ondersteund, de kleine landbouwbedrijven moeten in stand worden gehouden, de voorziening van de industrie moet worden verzekerd, en de rol van de telersverenigingen moet worden versterkt, terwijl er tegelijkertijd voor moet worden gezorgd dat de productie op middellange termijn sterker kan worden gericht op een betere valorisatie en, eventueel, op de markt voor verse ananassen.
  • (13) 
    De rietsuikersector is essentieel voor de economie van de DOM. De handicaps van de DOM blijven aanzienlijk (afgelegen en insulair karakter, ultraperifere ligging, moeilijk toegankelijk bergachtig terrein, geringe omvang en sterke verspreiding van de landbouwbedrijven, beperkt aantal fabrieken, hoge plaatselijke vervoerskosten, gebrekkig weggennet) en brengen extra kosten met zich. Ook bestaan er specifieke handicaps ten opzichte van de productie van suikerbieten op het Europese continent, met name wat de inzameling van het suikerriet betreft. Om ervoor te zorgen dat de sector zich voorspoedig ontwikkelt en om de genoemde problemen te ondervangen, moeten maatregelen worden genomen ter compensatie van de extra kosten voor het vervoer van het suikerriet van de velden naar de leveringscentra.
  • (14) 
    Rum is een product waarvan het economische belang en de afzet essentieel zijn voor de DOM. De geleidelijke afschaffing van bepaalde voordelen die dit product momenteel geniet, zou ernstige gevolgen hebben voor het inkomen van de betrokken producenten. Met name moeten de maatregelen ter ondersteuning van de suikerrietteelt en de directe verwerking van suikerriet tot "rhum agricole" en suikerstroop worden voortgezet, omdat deze maatregelen een positief effect hebben op de instandhouding van de productie van suikerriet dat wordt geleverd aan de distilleerderijen, die daardoor hun investeringen in het productieapparaat kunnen plannen en rationaliseren, en omdat deze maatregelen de inkomens van de suikerriettelers positief beïnvloeden en hen ertoe aanzetten om op hun beurt hun productieapparaat te verbeteren, zodat zij een bepaald rendement en een bepaalde kwaliteit kunnen garanderen.
  • (15) 
    De landbouwproducenten in de DOM moeten worden aangemoedigd om kwaliteitsproducten te leveren en de afzet van deze producten moet worden bevorderd. In dit verband kan het gebruik van een door de Gemeenschap ingesteld logo nuttig zijn.
  • (16) 
    De landbouw in de DOM kampt met bijzondere fytosanitaire problemen die verband houden met het klimaat en met het feit dat de tot nu toe aangewende middelen om plantenziekten te bestrijden ontoereikend zijn. Het is belangrijk dat programma's voor onder meer de biologische bestrijding van schadelijke organismen worden uitgevoerd en dat de bijdrage van de Gemeenschap voor de uitvoering van de programma's word vastgesteld.
  • (17) 
    In Verordening (EG) nr. 1257/1999(6) zijn de maatregelen voor plattelandsontwikkeling die voor communautaire steun in aanmerking komen, en de daarvoor geldende voorwaarden vastgelegd.
  • (18) 
    Bij Verordening (EEG) nr. 3763/91 van de Raad zijn maatregelen vastgesteld om het afgelegen en insulaire karakter van deze departementen te compenseren en de voorwaarden voor de productie en afzet van landbouwproducten in deze departementen te verbeteren.
  • (19) 
    De structuur van bepaalde landbouwbedrijven of ondernemingen die producten verwerken en afzetten in de Franse overzeese departementen vertoont ernstige gebreken en terzake doen zich specifieke problemen voor; derhalve moet, voor bepaalde soorten investeringen, kunnen worden afgeweken van de bepalingen die de verlening van bepaalde soorten structurele steun als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1257/1999, beperken of verbieden.
  • (20) 
    Bij artikel 29, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1257/1999 wordt de steun beperkt tot bosbouw in bossen en op gronden die eigendom zijn van particuliere personen of verenigingen daarvan, of van gemeenten of verenigingen daarvan. Het merendeel van de bossen en beboste gronden op het grondgebied van deze departementen zijn echter eigendom van andere overheden dan gemeenten. De voorwaarden van artikel 29 moeten dan ook worden versoepeld.
  • (21) 
    De financiële bijdrage van de Gemeenschap aan drie van de in artikel 35, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1257/1999 bedoelde begeleidende maatregelen kan in de ultraperifere gebieden tot 85 % van de totale subsidiabele kosten bedragen. Overeenkomstig artikel 47, lid 2, derde streepje, van Verordening (EG) nr. 1257/1999 is de financiële bijdrage van de Gemeenschap aan milieumaatregelen in de landbouw, die de vierde begeleidende maatregel vormen, daarentegen beperkt tot 75 % in alle gebieden van doelstelling 1. Gezien het belang dat in het kader van de plattelandsontwikkeling aan milieumaatregelen in de landbouw wordt gehecht, dient het percentage van de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor alle begeleidende maatregelen in de ultraperifere gebieden te worden geharmoniseerd.
  • (22) 
    Overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1260/1999(7) bestrijkt elk plan, communautair bestek, operationeel programma en enkelvoudig programmeringsdocument een periode van zeven jaar en begint de programmeringsperiode op 1 januari 2000. Terwille van de samenhang en om discriminatie van verschillende voor steun uit eenzelfde programma in aanmerking komende gebieden te voorkomen, moeten de afwijkingen als bedoeld in deze verordening, bij wijze van uitzondering, voor de gehele programmeringsperiode gelden.
  • (23) 
    Om de specifieke nadelen van de agrarische productie in de DOM te ondervangen die het gevolg zijn van het afgelegen en insulaire karakter en de ultraperifere ligging van deze departementen, hun geringe oppervlakte, het reliëf en het klimaat, en de economische afhankelijkheid van een klein aantal producten, kan een afwijking worden toegestaan van het vaste beleid van de Commissie om geen steun voor de bedrijfsvoering toe te staan in de sectoren productie, verwerking en afzet van landbouwproducten die vallen onder bijlage I van het Verdrag.
  • (24) 
    Er dient een mogelijkheid te worden gecreëerd om overgangsmaatregelen te nemen teneinde de overgang van de regeling van de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 3763/91 van de Raad en van de regeling van Verordening (EEG) nr. 525/77 van de Raad naar de nieuwe regeling van deze verordening te vergemakkelijken en, in geval van voortzetting van de huidige maatregelen, voor de nodige continuïteit te zorgen.
  • (25) 
    De voor de invoering van deze verordening vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(8),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bij deze verordening worden specifieke maatregelen vastgesteld om voor bepaalde landbouwproducten het afgelegen en insulaire karakter en de ultraperifere ligging van de Franse overzeese departementen (DOM) te compenseren.

TITEL I

SPECIFIEKE VOORZIENINGSREGELING

Artikel 2

  • 1. 
    Voor de in bijlage I genoemde landbouwproducten die in de DOM essentieel zijn om te voorzien in de behoeften voor menselijke consumptie en voor verwerking, en als productiemiddel voor de landbouw, wordt een specifieke voorzieningsregeling ingesteld.
  • 2. 
    De jaarlijkse behoeften voor de voorziening met de in bijlage I genoemde producten worden in een geraamde voorzieningsbalans gekwantificeerd. De behoeften van de verwerkings- of de verpakkingsbedrijven die producten leveren die bestemd zijn voor de plaatselijke markt of die onder bepaalde voorwaarden naar derde landen worden geëxporteerd of traditioneel naar de rest van de Gemeenschap verzonden, worden in een aparte voorzieningsbalans geraamd.

Artikel 3

  • 1. 
    Bij rechtstreekse invoer, in de DOM, van producten van oorsprong uit derde landen waarvoor de specifieke voorzieningsregeling geldt en die afkomstig zijn uit derde landen, wordt voor de in de voorzieningsbalans vastgestelde hoeveelheden geen recht toegepast.
  • 2. 
    Om ervoor te zorgen dat wordt voorzien in de overeenkomstig artikel 2 vastgestelde behoeften, wat hoeveelheden, prijs en kwaliteit betreft, en dat daarbij een even groot deel van de producten uit de Gemeenschap komt als voorheen, wordt steun verleend voor de voorziening van de DOM met communautaire producten uit openbare voorraden van in het kader van interventiemaatregelen opgeslagen producten, of met producten die beschikbaar zijn op de markt van de Gemeenschap.

Bij de vaststelling van het steunbedrag wordt rekening gehouden met de extra kosten van vervoer naar de markten van de DOM, met de prijzen die worden toegepast bij uitvoer naar derde landen en, wanneer het te verwerken producten of landbouwproductiemiddelen betreft, met de extra kosten die het gevolg zijn van het insulaire karakter en de ultraperifere ligging van deze departementen.

  • 3. 
    De in dit artikel bedoelde regeling wordt op zodanige wijze ten uitvoer gelegd dat met name rekening wordt gehouden met:
  • de specifieke behoeften van de DOM en, wanneer het te verwerken producten of landbouwproductiemiddelen betreft, nauwkeurige kwaliteitseisen,
  • de handelsstromen uit en naar de rest van de Gemeenschap,
  • en het economische aspect van de voorgenomen steun.
  • 4. 
    De specifieke voorzieningsregeling wordt slechts toegepast als het economisch voordeel dat voortvloeit uit de vrijstelling van het invoerrecht of uit de steun bij levering uit de rest van de Gemeenschap daadwerkelijk aan de eindgebruiker wordt doorgegeven.
  • 5. 
    De producten waarvoor de specifieke voorzieningsregeling wordt toegepast, mogen achteraf niet worden uitgevoerd naar derde landen en niet worden verzonden naar de rest van de Gemeenschap. Het in dit lid bedoelde verbod geldt niet voor de handelsstromen tussen de DOM onderling.

In geval van verwerking van deze producten in de DOM geldt het voornoemde verbod niet voor uitvoer naar derde landen, noch voor traditionele verzending van de betrokken verwerkte producten naar de rest van de Gemeenschap onder de door de Commissie volgens de procedure van artikel 23, lid 2, vastgestelde voorwaarden.

Er wordt geen uitvoerrestitutie toegekend.

  • 6. 
    De uitvoeringbepalingen van deze titel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 23, lid 2. Deze bepalingen omvatten met name:
  • de vaststelling van de steun voor leveranties uit de Gemeenschap,
  • adequate voorschriften om te garanderen dat deze steun werkelijk aan de eindgebruiker wordt doorgegeven,
  • zo nodig, de invoering van een stelsel van invoer- of leveringscertificaten.

De Commissie stelt volgens de in artikel 23, lid 2, bedoelde procedure voorzieningsbalansen op; zij kan deze balansen en de in bijlage I opgenomen lijst met producten volgens dezelfde procedure herzien op grond van de ontwikkeling van de behoeften in de DOM.

Artikel 4

Voor een jaarlijkse maximumhoeveelheid van 8000 ton wordt de uit hoofde van de artikelen 10 en 11 van Verordening (EG) nr. 1766/92(9) ingestelde heffing niet toegepast op de invoer in Réunion van uit ACS-landen afkomstige tarwezemelen van GN-code 2302 30.

TITEL II

MAATREGELEN TEN GUNSTE VAN DE LOKALE PRODUCTIE

HOOFDSTUK I

RIJST

Artikel 5

  • 1. 
    Voor een jaarlijkse hoeveelheid van maximaal 12000 ton volwitte-rijstequivalent wordt communautaire steun verleend voor in Frans-Guyana geoogste rijst waarvoor seizoenscontracten zijn gesloten met het oog op afzet en verkoop ervan op Guadeloupe en Martinique, en in de rest van de Gemeenschap. Voor de afzet en de handel in de rest van de Gemeenschap wordt steun verleend voor maximaal 4000 ton.

De contracten moeten worden gesloten tussen, enerzijds, producenten uit Guyana, en anderzijds, naar gelang van het geval, op Guadeloupe of Martinique of elders in de Gemeenschap gevestigde natuurlijke of rechtspersonen.

De steun is gelijk aan 10 % van de waarde van de op Guadeloupe of Martinique of elders in de Gemeenschap in de handel gebrachte en verkochte producten, geleverd franco eerste loshaven. Dit percentage wordt verhoogd tot 13 % wanneer de contractsluitende partij voor de producenten een telersvereniging of een groepering van telersverenigingen is. De steun wordt uitgekeerd aan de koper die de producten in het kader van seizoenscontracten in de handel brengt.

  • 2. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 23, lid 2. Volgens dezelfde procedure kan de Commissie de in lid 1, eerste alinea, genoemde jaarlijkse maximumhoeveelheid van 12000 ton herzien.

HOOFDSTUK II

VEEHOUDERIJ EN ZUIVELPRODUCTEN

Artikel 6

  • 1. 
    In de sector veehouderij wordt steun verleend voor de levering aan de DOM van raszuivere dieren, van dieren van commercieel geschikte rassen en van producten, van oorsprong uit de Gemeenschap.
  • 2. 
    Bij de vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van de steun wordt met name rekening gehouden met de voorzieningsbehoeften van de DOM om de bedrijfskolommen op te starten en de veestapel genetisch te verbeteren en om dieren van de op grond van de lokale omstandigheden meest geschikte rassen aan te schaffen. De steun wordt toegekend voor de levering van goederen die aan de communautaire voorschriften voldoen.
  • 3. 
    Bij de vaststelling van de steun worden de volgende factoren in aanmerking genomen:
  • de met de geografische ligging van de DOM samenhangende condities voor de voorziening, en met name de kosten daarvan,
  • de prijzen van de goederen op de markt van de Gemeenschap en op de wereldmarkt,
  • de vrijstelling, in voorkomend geval, van rechten bij invoer uit derde landen,
  • het economische aspect van de voorgenomen steun.
  • 4. 
    Het bepaalde in artikel 3, leden 4 en 5, is van toepassing op goederen waarvoor de steun op grond van lid 1 wordt toegekend.
  • 5. 
    De lijst van de in lid 1 bedoelde producten, de bedragen van de in lid 1 bedoelde steun en de uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 19, lid 2.

Artikel 7

  • 1. 
    Totdat de veestapel van plaatselijke jonge mannelijke runderen voldoende groot is om de ontwikkeling van de lokale vleesproductie te garanderen en binnen de in artikel 6 vastgestelde limiet, wordt de mogelijkheid geboden om zonder toepassing van de in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1254/1999(10) bedoelde douanerechten runderen van oorsprong uit derde landen in te voeren om ze vet te mesten met het oog op verbruik in de DOM.

Artikel 3, lid 4, en artikel 3, lid 5, eerste alinea, zijn van toepassing op de dieren waarvoor de in de eerste alinea bedoelde vrijstelling geldt.

  • 2. 
    De aantallen dieren waarvoor de in lid 1 bedoelde vrijstelling geldt, worden vastgesteld wanneer invoer noodzakelijk is met het oog op de ontwikkeling van de lokale productie. Deze aantallen alsmede de uitvoeringsbepalingen van dit artikel, waaronder met name de minimumduur van de mestperiode, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 19, lid 2. Deze dieren zijn bij voorrang bestemd voor producenten waarvan de mestdieren voor tenminste 50 % van lokale oorsprong zijn.

Artikel 8

Het volgende artikel wordt ingevoegd in Verordening 72/462/EEG(11): "Artikel 31 bis

Onverminderd artikel 13 van Richtlijn 91/496/EEG(12) en artikel 18 van Richtlijn 97/78/EG(13) kan de Commissie volgens de procedure van artikel 29 van deze richtlijn afwijken van wat de invoer in de Franse overzeese departementen betreft.

Bij de aanneming van de in de vorige alinea bedoelde besluiten worden de regels die van toepassing zijn na de invoer volgens dezelfde procedure vastgesteld.".

Artikel 9

  • 1. 
    Ter ondersteuning van de traditionele rundveehouderij en voor de kwalitatieve verbetering van de rundvleesproductie wordt voor maximaal het consumptieve verbruik in de DOM, dat wordt geraamd in het kader van een periodieke balans, de in de tweede alinea, onder a) en b) genoemde steun verleend.

Bij het opstellen van die balans wordt ook rekening gehouden met de op grond van de artikelen 6 en 7 bis geleverde dieren.

  • a) 
    Producenten van rundvlees ontvangen een toeslag op de bij artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1254/1999 ingestelde zoogkoeienpremie. Deze toeslag bedraagt 50 EUR per zoogkoe die op de datum van indiening van de aanvraag van de premie in het bezit is van de producent;
  • b) 
    Producenten van rundvlees ontvangen een toeslag op de bij artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1254/1999 ingestelde slachtpremie. Deze toeslag bedraagt 25 EUR per dier.
  • 2. 
    De bepalingen die:
  • a) 
    in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1254/1999 zijn vastgesteld inzake het regionale maximum voor de speciale premie;
  • b) 
    in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1254/1999 zijn vastgesteld inzake het individuele maximum voor de premie per zoogkoe;
  • c) 
    op grond van artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1254/1999 zijn vastgesteld inzake het nationale maximum voor slachtpremies;
  • d) 
    bij artikel 12 van genoemde verordening zijn vastgesteld inzake het veebezettingsgetal van het bedrijf,

gelden niet voor de DOM, niet voor de speciale premie, de premie per zoogkoe en de slachtpremie, en evenmin voor de premietoeslagen bedoeld in lid 1 onder a) en b).

  • 3. 
    De in leden 1 en 2 genoemde basispremies en premietoeslagen worden jaarlijks toegekend voor maximaal 10000 mannelijke runderen, 35000 zoogkoeien en 20000 geslachte runderen.
  • 4. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 19, lid 2. Deze bepalingen omvatten de vaststelling van de in lid 1 genoemde balansen, de eventuele herziening daarvan op grond van de ontwikkeling van de behoeften, alsmede
  • a) 
    wat de speciale premie voor mannelijke runderen betreft:
  • "bevriezing" van het aantal dieren waarvoor de speciale premie in het jaar 1994 in de DOM is toegekend, binnen het in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1254/1999 bedoelde regionale maximum,
  • toekenning van de premie voor maximaal 90 dieren per leeftijdstranche per kalenderjaar per bedrijf,
  • b) 
    wat de premie voor zoogkoeien betreft:
  • voorzover nodig, regels om de rechten te waarborgen van producenten aan wie een premie is toegekend op grond van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1254/1999,
  • de mogelijke vorming van een speciale reserve voor de DOM en vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de toewijzing of nieuwe toewijzing van rechten, rekening houdende met de doelstellingen voor de veehouderijsector; de grootte van deze reserve wordt bepaald met inachtnemening van het in lid 3 vastgestelde plafond en het voor het jaar 1994 toegekende aantal premies,
  • c) 
    wat de slachtpremie betreft:
  • "bevriezing" van het aantal dieren waarvoor de slachtpremie in het jaar 2000 in de DOM is toegekend, binnen het in artikel 38, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2342/1999(14) bedoelde nationale maximum.

De uitvoeringsbepalingen kunnen extra voorwaarden voor de toekenning van de toeslagen omvatten.

De Commissie kan, volgens dezelfde procedure, de in lid 3 bedoelde plafonds herzien.

Artikel 10

  • 1. 
    Er wordt steun verleend voor de ontwikkeling van de koemelkproductie voor maximaal het consumptieve verbruik in de DOM dat wordt geraamd aan de hand van een periodieke balans. De hoeveelheden melk die worden gebruikt voor de productie van magere melk voor vervoedering komen niet voor steun in aanmerking.

Deze steun wordt aan de producenten en producentenverenigingen toegekend voor de hoeveelheden die aan de melkfabrieken worden geleverd. De steun wordt betaald via de zuivelfabrieken.

De steun bedraagt 8,45 EUR per 100 kg volle melk.

De steun wordt ieder jaar betaald voor maximaal 40000 ton melk.

  • 2. 
    De regeling inzake de extra heffing ten laste van de koemelkproducenten die is ingesteld bij Verordening (EEG) nr. 3950/92 is niet van toepassing in de DOM.
  • 3. 
    De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen van dit artikel en de in lid 1 bedoelde balans vast overeenkomstig de procedure van artikel 23, lid 2.

Volgens diezelfde procedure kan de Commissie de in lid 1, vierde alinea, bedoelde maximumhoeveelheid herzien.

Artikel 11

  • 1. 
    Van 2001 tot en met 2006 wordt steun verleend voor de uitvoering van algemene programma's voor ondersteuning van de productie en de afzet van lokale veehouderij- en zuivelproducten in de departementen Réunion en Martinique. Voor 2001 wordt de steun verleend voor éénjarige overgangsprogramma's. De algemene programma's hebben een looptijd van vijf jaar, van 2002 tot en met 2006.

Deze programma's kunnen maatregelen omvatten zoals acties met het oog op de verbetering van de kwaliteit en de hygiëne, de afzet en de organisatie van de bedrijfskolom, rationalisatie van de productie- en afzetstructuur, voorlichting ter plaatse met betrekking tot kwaliteitsproducten en uitkering van technische bijstand. De programma's mogen niet inhouden dat aanvullende premies worden toegekend naast de premies die op grond van de artikelen 9 en 10 worden uitgekeerd.

Deze programma's worden opgesteld en uitgevoerd in nauw overleg tussen enerzijds de door de lidstaat aangewezen bevoegde autoriteiten en anderzijds de bestaande brancheorganisaties die erkend zijn als de meest representatieve van de betrokken sectoren.

  • 2. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 23, lid 2. De ontwerp-programma's, met een maximumlooptijd van vijf jaar, worden door de bevoegde autoriteiten aan de Commissie voorgelegd; de Commissie keurt deze ontwerpen goed volgens de procedure van artikel 23, lid 2. Volgens diezelfde procedure kan de Commissie de toepassing van dit artikel uitbreiden tot de departementen Guadeloupe en Guyana, voorzover in deze departementen brancheorganisaties worden opgericht.
  • 3. 
    De Franse autoriteiten leggen ieder jaar een verslag voor over de uitvoering van de programma's. Uiterlijk eind 2005 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een evaluatieverslag voor over de toepassing van de in dit artikel bedoelde maatregel. In voorkomend geval laat zij dit verslag vergezeld gaan van passende maatregelen.

HOOFDSTUK III

GROENTEN EN FRUIT, BLOEMEN EN PLANTEN

Artikel 12

  • 1. 
    Voor groenten, fruit, en bloemen en levende planten van de hoofdstukken 6, 7 en 8 van de gecombineerde nomenclatuur, pepers van GN-code 0904, alsmede specerijen van GN-code 0910 die lokaal zijn geoogst of geteeld en die bestemd zijn voor de voorziening van de markt van de DOM, wordt steun verleend. Op Martinique en Guadeloupe wordt deze steun niet verleend voor andere bananen dan "plantains" van GN-code 0803 00 11.

Deze steun wordt verleend voor producten die voldoen aan de bij de communautaire regelgeving vastgestelde gemeenschappelijke normen of, als die niet bestaan, aan specificaties die in de leveringscontracten zijn opgenomen.

De steun wordt slechts toegekend als leveringscontracten met een looptijd van een of meer verkoopseizoenen zijn gesloten tussen, enerzijds, individuele telers, groepen telers of de in de artikelen 11, 13 en 14 van Verordening (EG) nr. 2200/96(15) bedoelde telersverenigingen, en, anderzijds, ondernemers uit de distributie- of de horecasector, of instellingen.

De steun wordt voor maximaal de per categorie producten vastgestelde jaarlijkse hoeveelheden verleend aan de bovengenoemde individuele telers, groepen telers of telersverenigingen.

Het bedrag van de steun wordt voor elk van de nader te bepalen categorieën producten forfaitair vastgesteld op basis van de gemiddelde waarde van de betrokken producten. Voor de steun wordt een verschillend bedrag vastgesteld naargelang de ontvanger al dan niet een van de telersverenigingen is als bedoeld in de artikelen 11, 13 en 14 van Verordening (EG) nr. 2200/96.

  • 2. 
    Voor de productie van groene vanille van GN-code 0905 00 00 bestemd voor de productie van gedroogde vanille (zwart) of vanille-extracten wordt steun ten bedrage van 6,04 EUR per kg toegekend.

Deze steun wordt uitgekeerd voor een maximale jaarlijkse hoeveelheid van 75 ton.

  • 3. 
    Voor de productie van etherische oliën van geranium en vetiver respectievelijk van de GN-codes 3301 21 en 3301 26 wordt steun ten bedrage van 44,68 EUR per kg verleend.

Deze steun wordt uitgekeerd voor een jaarlijkse maximumhoeveelheid van 30 ton geraniumolie en 5 ton vetiverolie.

  • 4. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 23, lid 2. De in lid 1 bedoelde categorieën producten en steunbedragen worden volgens dezelfde procedure vastgesteld en, in voorkomend geval, worden de in de leden 2 en 3 bedoelde maximumhoeveelheden eveneens volgens die procedure herzien.

Artikel 13

  • 1. 
    Voor de productie van verwerkte groenten en fruit die zijn verkregen uit in de DOM geoogste producten wordt steun verleend.

De productiesteun wordt uitgekeerd aan de verwerker die de teler voor de grondstof tenminste de minimumprijs heeft betaald op grond van contracten die zijn gesloten tussen enerzijds de telers of de erkende telersverenigingen in de zin van Verordening (EG) nr. 2200/96, en anderzijds de verwerkers of rechtsgeldig opgerichte verwerkersverenigingen of groeperingen daarvan. De lidstaat stelt een minimumprijs voor de grondstof vast op basis van de productiekosten daarvan.

  • 2. 
    Het steunbedrag wordt voor elk van de te bepalen categorieën producten forfaitair vastgesteld op basis van de prijs van de gebruikte lokale grondstof en de invoerprijs van diezelfde grondstof.
  • 3. 
    De steun wordt uitgekeerd voor per productcategorie vastgestelde jaarlijkse maximumhoeveelheden.
  • 4. 
    De lijst van verwerkte producten waarvoor de steun wordt verleend en de uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 19, lid 2. Volgens diezelfde procedure worden de in lid 2 bedoelde productcategorieën en steunbedragen en de in lid 3 bedoelde maximumhoeveelheden vastgesteld.

Artikel 14

  • 1. 
    De Franse autoriteiten dienen bij de Commissie een programma in voor de ondersteuning van de bedrijfskolom ananas op Martinique.

Dit programma omvat stimuleringsmaatregelen om de teelt van, de handel in en de verwerking van ananassen te verbeteren, om het concurrentievermogen van de bedrijfskolom te helpen versterken, om deze te herstructureren, en om kleine bedrijven in stand te houden. Op Martinique geproduceerde ananas komt niet in aanmerking voor de steun op grond van artikel 10.

  • 2. 
    De ontwerpprogramma's, met een looptijd van maximaal vijf jaar, worden, vergezeld van een uitvoeringsbalans betreffende het vorige programma, door de Franse autoriteiten aan de Commissie voorgelegd, en worden volgens de procedure van artikel 19, lid 2 goedgekeurd.

Artikel 15

  • 1. 
    Er wordt steun verleend voor de sluiting van seizoenscontracten voor de afzet van en de handel in de in artikel 9, lid 1, bedoelde producten. Deze steun wordt uitgekeerd voor een in het handelsverkeer gebrachte hoeveelheid van ten hoogste 3000 ton per product per jaar en per departement.

De contracten worden gesloten tussen, enerzijds, telers of de in de artikelen 11, 13, en 14 van Verordening (EG) nr. 2200/96 bedoelde telersverenigingen en, anderzijds, elders in de Gemeenschap gevestigde natuurlijke personen of rechtspersonen.

  • 2. 
    De steun bedraagt 10 % van de waarde van de in de handel gebrachte productie, franco gebied van bestemming geleverd.
  • 3. 
    De steun wordt verleend aan de koper die zich ertoe verbindt om de producten uit de DOM in het kader van de in lid 1 bedoelde contracten in de handel te brengen.
  • 4. 
    Als de in lid 1 bedoelde acties worden uitgevoerd door joint ventures waaraan, met het oog op het in de handel brengen van producten uit de DOM, wordt deelgenomen door telers uit deze departementen of telersverenigingen of groeperingen daarvan, en elders in de Gemeenschap gevestigde natuurlijke of rechtspersonen, en de partners zich ertoe verbinden om gedurende ten minste drie jaar de kennis en de know-how te delen die nodig zijn om het doel van het samenwerkingsverband te bereiken, wordt het in lid 2 bedoelde steunbedrag verhoogd tot 13 % van de waarde van de jaarlijks gezamenlijk in de handel gebrachte productie.
  • 5. 
    De in dit artikel bedoelde steun wordt, onder de voorwaarden van de leden 1 tot en met 4, ook verleend voor:
  • verwerkte producten op basis van in de DOM geoogste groenten en fruit,
  • etherische oliën van geranium en vetiver respectievelijk van de GN-codes 3301 21 en 3301 26,
  • gedroogde (zwarte) vanille van GN-code ex 0905 00 00 en vanille-extracten van GN-code 3301 90 90, waarvoor seizoenscontracten voor de afzet en de handel worden gesloten.
  • 6. 
    Voor meloenen van GN-code ex 0807 19 00 en ananas van GN-code ex 0804 30 00 kan echter in een departement steun worden verleend voor een hoeveelheid van meer dan 3000 ton, voorzover de totale hoeveelheid waarvoor de DOM steun ontvangen, niet wordt overschreden.
  • 7. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 23, lid 2.

HOOFDSTUK IV

SUIKER EN BEDRIJFSKOLOM SUIKERRIET-SUIKER-RUM

Artikel 16

  • 1. 
    Voor het vervoer van het suikerriet van de velden waar het wordt geoogst naar de leveringscentra wordt steun verleend aan telers voor wie de bevoegde organen, die door de lidstaat moeten worden aangewezen, een bewijs van levering aan de verwerkende industrie hebben opgesteld.
  • 2. 
    Het steunbedrag wordt vastgesteld op basis van de afstand en andere objectieve criteria in verband met vervoer; de steun mag niet meer bedragen dan de helft van de door de Franse autoriteiten voor ieder departement forfaitair vastgestelde vervoerskosten per ton.

Artikel 17

  • 1. 
    Er wordt steun verleend voor de directe verwerking van in de DOM geteeld suikerriet tot suikerstroop of tot "rhum agricole" als omschreven in artikel 1, lid 4, onder a), punt 2, van Verordening (EEG) nr. 1576/89(16).

De steun wordt, naar gelang van het geval, uitgekeerd aan de fabrikant van suikerstroop of de distilleerder, op voorwaarde dat deze aan de suikerrietteler een nader te bepalen minimumprijs heeft betaald.

  • 2. 
    De steun wordt uitgekeerd:
  • wat de productie van suikerstroop betreft, voor een jaarlijkse maximumhoeveelheid van 250 ton,
  • wat de productie van "rhum agricole" betreft, voor een totale maximumhoeveelheid van 75600 hl zuivere alcohol.

Artikel 18

De uitvoeringsbepalingen van dit hoofdstuk, het steunbedrag en de in artikel 17, lid 1, bedoelde minimumprijs worden overeenkomstig de procedure van artikel 23, lid 2, vastgesteld.

HOOFDSTUK V

LOGO

Artikel 19

  • 1. 
    De voorwaarden voor het gebruik van het logo dat is ingevoerd om ruimere bekendheid te geven aan al dan niet verwerkte kwaliteitsproducten van de landbouw die specifiek zijn voor de DOM als ultraperifere regio's, worden door de bedrijfsorganisaties voorgesteld. De Franse autoriteiten delen deze voorstellen, met hun advies, ter goedkeuring mee aan de Commissie.

Het gebruik van het logo wordt gecontroleerd door een overheidsinstantie of een door de bevoegde Franse autoriteiten erkende dienst.

  • 2. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden, zo nodig, vastgesteld volgens de procedure van artikel 23, lid 2.

TITEL III

FYTOSANITAIRE MAATREGELEN

Artikel 20

  • 1. 
    De Franse autoriteiten dienen bij de Commissie programma's in voor de bestrijding van organismen die schadelijk zijn voor planten of plantaardige producten. In deze programma's worden met name de doelstellingen, de uit te voeren maatregelen, en de duur en de kosten van deze maatregelen vermeld. De op grond van dit artikel ingediende programma's mogen niet gelden voor de bescherming van de bananenteelt.
  • 2. 
    De Gemeenschap bepaalt haar financiële bijdrage voor deze programma's op grond van een technische analyse van de situatie in de regio.
  • 3. 
    Besluiten over de toekenning van de financiële bijdrage van de Gemeenschap en de hoogte van die bijdrage worden genomen volgens de procedure van artikel 23, lid 2. Volgens diezelfde procedure wordt bepaald welke maatregelen in aanmerking komen voor de financiële bijdrage van de Gemeenschap.
  • 4. 
    Deze financiële bijdrage kan tot 60 % van de financierbare uitgaven bedragen. De bijdrage wordt uitbetaald op grond van de door de Franse autoriteiten verstrekte documenten. Indien nodig kan de Commissie onderzoeken organiseren en voor haar rekening laten uitvoeren door de in artikel 21 van Richtlijn 2000/29/EG(17) bedoelde deskundigen.

TITEL IV

AFWIJKINGSBEPALINGEN INZAKE STRUCTUURMAATREGELEN

Artikel 21

  • 1. 
    In afwijking van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1257/1999 bedraagt het totale steunbedrag, uitgedrukt in procenten van het in aanmerking komende investeringsvolume, maximaal 75 % voor investeringen die met name zijn bedoeld om diversificatie, herstructurering of omschakeling naar duurzame landbouw aan te moedigen bij landbouwbedrijven van beperkte economische omvang, nader te omschrijven in het in artikel 19, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad bedoelde programmacomplement.
  • 2. 
    In afwijking van artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1257/1999 bedraagt het totale steunbedrag, uitgedrukt in procenten van het in aanmerking komende investeringsvolume, maximaal 65 % voor investeringen in ondernemingen voor de verwerking en afzet van hoofdzakelijk lokaal geproduceerde landbouwproducten in sectoren welke nader moeten worden omschreven in het in artikel 19, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1260/1999 bedoelde programmacomplement. Voor kleine en middelgrote ondernemingen bedraagt het totale steunbedrag onder dezelfde voorwaarden ten hoogste 75 %.
  • 3. 
    De in artikel 29, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1257/1999 vastgestelde beperking is niet van toepassing op tropische bossen en beboste arealen op het grondgebied van de overzeese departementen.
  • 4. 
    In afwijking van artikel 47, lid 2, tweede alinea, derde streepje, van Verordening (EG) nr. 1257/1999, bedraagt de financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de in de artikelen 22 tot en met 24 van deze verordening bedoelde milieumaatregelen in de landbouw 85 %.
  • 5. 
    De maatregelen die op grond van dit artikel voor deze departementen worden overwogen, worden kort samengevat in de enkelvoudige programmeringsdocumenten als bedoeld in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1260/1999.

TITEL V

ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 22

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig de beheersprocedure van artikel 22, lid 2.

Artikel 23

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door het comité van beheer voor granen, dat is ingesteld bij artikel 22 van Verordening (EG) nr. 1766/1992 of het comité van beheer dat is ingesteld bij de verordening houdende een gemeenschappelijke marktordening voor de betrokken producten.

Voor producten die vallen onder Verordening (EEG) nr. 827/68(18) en voor producten die onder geen enkele gemeenschappelijke marktordening vallen, wordt de Commissie bijgestaan door het comité van beheer voor hop, dat is ingesteld bij artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 1696/71(19).

Voor aangelegenheden betreffende het logo en in de andere gevallen waarvan sprake in deze verordening wordt de Commissie bijgestaan door het comité van beheer voor verse groenten en fruit, dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 2200/96.

Voor de uitvoering van titel III wordt de Commissie bijgestaan door het permanent plantenziektekundig comité, dat is ingesteld bij Besluit 76/894/EEG(20).

Voor de uitvoering van titel IV wordt de Commissie bijgestaan door het Comité voor de ontwikkeling en omschakeling van de regio's en het Comité voor de landbouwstructuur en de plattelandsontwikkeling, die zijn ingesteld bij artikel 48, respectievelijk artikel 50, van Verordening (EG) nr. 1260/1999.

  • 2. 
    Wanneer wordt verwezen naar dit lid, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

Voor de uitvoering van titel III wordt echter de procedure toegepast van artikel 18 van Richtlijn 2000/29/EG.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt bepaald op één maand.

  • 3. 
    De comités stellen hun reglement van orde vast.

Artikel 24

Voor de landbouwproducten die vallen onder bijlage I van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, waarvoor de artikelen 87 tot en met 89 van genoemd Verdrag van toepassing zijn, kan de Commissie in de sectoren productie, verwerking en afzet toestaan dat steun voor de bedrijfsvoering wordt verleend om de specifieke kostennadelen van de landbouwproductie in de DOM te ondervangen die verband houden met het afgelegen en insulaire karakter en de ultraperifere ligging van deze departementen.

Artikel 25

De in deze verordening vastgestelde maatregelen, met uitzondering van die van artikel 21, zijn interventies ter regulering van de landbouwmarkten in de zin van artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1258/1999(21).

Artikel 26

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de bepalingen van deze verordening worden nageleefd, met name ten aanzien van de controlemaatregelen en de administratieve sancties, en stellen de Commissie van deze maatregelen in kennis.

De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 19, lid 2.

Artikel 27

  • 1. 
    Frankrijk dient bij de Commissie jaarlijks een verslag in over de uitvoering van de in deze verordening vastgestelde maatregelen.
  • 2. 
    Uiterlijk aan het eind van het vijfde jaar waarin de regeling is toegepast, brengt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een algemeen verslag uit waarin het effect wordt aangegeven van de maatregelen die op grond van deze verordening zijn uitgevoerd. In voorkomend geval gaat dit verslag vergezeld van passende voorstellen.

Artikel 28

Verordening (EEG) nr. 3763/91 wordt ingetrokken. Verwijzingen naar Verordening (EEG) nr. 3763/91 gelden als verwijzing naar deze verordening en moeten worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Verordening (EEG) nr. 525/77 wordt ingetrokken met ingang van het verkoopseizoen 2002-2003.

De Commissie stelt, volgens de procedure van artikel 23, lid 2, de overgangsmaatregelen vast die nodig zijn om een soepele overgang te waarborgen van de tijdens het jaar 2000 of het verkoopseizoen 2000/2001 geldende regeling naar de regeling die voortvloeit uit de bij deze verordening vastgestelde maatregelen. In geval van voortzetting van de bestaande maatregelen zorgt zij voor de nodige continuïteit.

Artikel 29

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van de dag van haar inwerkingtreding.

  • artikel 10 is evenwel van toepassing vanaf 1 januari 2001;
  • artikel 11 is van toepassing met ingang van 1 januari 2001;
  • artikel 16 is van toepassing op suikerriet geoogst vanaf en uit hoofde van het verkoopseizoen 2001/2002;
  • artikel 21 is van toepassing met ingang van 1 januari 2000.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 28 juni 2001.

Voor de Raad

De voorzitter

  • B. 
    Rosengren
  • (1) 
    Advies uitgebracht op 14 juni 2001 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
  • (2) 
    PB L 399 van 30.12.1989, blz. 39.
  • (3) 
    Verordening (EEG) nr. 3763/91 van de Raad van 16 december 1991 houdende specifieke maatregelen voor bepaalde landbouwproducten ten behoeve van de Franse overzeese departementen (PB L 356 van 24.12.1991, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2826/2000 (PB L 328 van 23.12.2000, blz. 2).
  • (4) 
    Verordening (EEG) nr. 3950/92 van de Raad van 28 december 1992 tot instelling van een extra heffing in de sector melk en zuivelproducten (PB L 405 van 31.12.1992, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1256/1999 van de Commissie (PB L 160 van 26.6.1999, blz. 73).
  • (5) 
    Verordening (EEG) nr. 525/77 van de Raad van 14 maart 1977 tot instelling van een steunregeling voor de productie van ananasconserven (PB L 73 van 21.3.1977, blz. 46). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1699/85 (PB L 163 van 22.6.1985, blz. 12).
  • (6) 
    Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80).
  • (7) 
    Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen (PB L 161 van 26.6.1999, blz. 1).
  • (8) 
    PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
  • (9) 
    Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad van 30 juni 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (PB L 181 van 1.7.1992, blz. 21). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening 1666/2000 (PB L 193 van 29.7.2000, blz. 1).
  • (10) 
    Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21).
  • (11) 
    Richtlijn 72/462/EEG van de Raad van 12 december 1972 inzake gezondheidsvraagstukken en veterinairrechtelijke vraagstukken bij de invoer van runderen en varkens en van vers vlees uit derde landen (PB L 302 van 31.12.1972, blz. 28). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/70/EG (PB L 24 van 30.1.1998, blz. 31).
  • (12) 
    Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1999 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/43/EG (PB L 162 van 1.7.1996, blz. 1).
  • (13) 
    Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9).
  • (14) 
    Verordening (EG) nr. 2342/1999 van de Commissie van 28 oktober 1999 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees met betrekking tot de premieregelingen (PB L 281 van 4.11.1999, blz. 30). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 192/2001 van de Commissie (PB L 29 van 31.1.2001, blz. 7).
  • (15) 
    Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit (PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2826/2000 van de Commissie (PB L 328 van 23.12.2000, blz. 2).
  • (16) 
    Verordening (EEG) nr. 1576/89 van de Raad van 29 mei 1989 tot vaststelling van de algemene voorschriften betreffende de definitie, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van gedistilleerde dranken (PB L 160 van 12.6.1989, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3378/94 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 366 van 31.12.1994, blz. 1).
  • (17) 
    Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/33/EG van de Commissie (PB L 127 van 9.5.2001, blz. 42).
  • (18) 
    Verordening (EEG) nr. 827/68 van de Raad van 28 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten voor bepaalde in bijlage II van het Verdrag vermelde producten (PB L 151 van 30.6.1968, blz. 16). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3290/94 (PB L 349 van 31.12.1994, blz. 105).
  • (19) 
    Verordening (EEG) nr. 1696/71 van de Raad van 26 juli 1971 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector hop (PB L 175 van 4.8.1971, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 191/2000 (PB L 23 van 28.1.2000, blz. 4).
  • (20) 
    Besluit 76/894/EEG van de Raad van 23 november 1976 houdende instelling van een permanent plantenziektekundig comité (PB L 340 van 9.12.1976, blz. 25).
  • (21) 
    Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103).

BIJLAGE I

Producten die in aanmerking komen voor de in de artikelen 2 en 3 bedoelde bijzondere voorzieningsregeling:

  • Granen en graanproducten bestemd voor voeding of vervoedering
  • Hop
  • Pootaardappelen
  • Voor de verwerkende industrie bestemde plantaardige oliën
  • Vruchtenpulp, vruchtenpuree en geconcentreerde vruchtensappen, andere dan die welke op grond van artikel 13 voor verwerkingssteun in aanmerking komen
  • Voor vervoedering gebruikte bereidingen van de GN-codes 2309 90 31, 2309 90 33, 2309 90 41, 2309 90 43, 2309 90 51 en 2309 90 53 (1)
  • (1) 
    Geldt alleen voor het departement Guyana, en totdat de installaties voor de fabricage in bedrijf zijn gesteld; voor ingevoerde producten geldt de vrijstelling van invoerrechten uitsluitend voor de heffingen die op grond van artikel 11 van Verordening (EEG) nr. 1766/92 zijn vastgesteld.

BIJLAGE II

Concordantietabel

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.