Richtlijn 1992/33 - In de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31992L0033

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31992L0033

Richtlijn 92/33/EEG van de Raad van 28 april 1992 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad

Publicatieblad Nr. L 157 van 10/06/1992 blz. 0001 - 0009

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 42 blz. 0107

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 42 blz. 0107

RICHTLIJN 92/33/EEG VAN DE RAAD van 28 april 1992 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat in de agrarische produktie van de Gemeenschap de teelt van groentegewassen een belangrijke plaats inneemt;

Overwegende dat bevredigende resultaten bij de teelt van groentegewassen in ruime mate afhangen van de kwaliteit en de fytosanitaire staat, niet alleen van het zaad dat reeds valt onder Richtlijn 70/458/EEG van 29 september 1970 betreffende het in de handel brengen van groentezaad (4), maar ook van het plantgoed en het teeltmateriaal van groentegewassen dat voor de vermeerdering ervan wordt gebruikt; dat een aantal Lid-Staten dan ook voorschriften hebben vastgesteld om te garanderen dat het op de markt gebrachte teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen van goede kwaliteit en fytosanitair in orde zijn;

Overwegende dat het uiteenlopende beleid van de Lid-Staten ten aanzien van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen handelsbelemmeringen kan veroorzaken en zo voor het vrije verkeer van deze goederen binnen de Gemeenschap een hinderpaal kan zijn; dat, met het oog op de totstandkoming van de interne markt, deze handelsbelemmeringen moeten worden opgeheven door de nationale voorschriften door communautaire voorschriften te vervangen;

Overwegende dat door de vaststelling van geharmoniseerde voorschriften op communautair niveau wordt gegarandeerd dat de kopers in de gehele Gemeenschap teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen ontvangen die fytosanitair in orde en van goede kwaliteit zijn;

Overwegende dat, wat het fytosanitaire aspect betreft, de geharmoniseerde voorschriften coherent moeten zijn met het bepaalde in Richtlijn 77/93/EEG van de Raad van 21 december 1976 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen op het grondgebied van de Lid-Staten van voor planten of voor plantaardige produkten schadelijke organismen (5);

Overwegende dat het, onverminderd de fytosanitaire voorschriften van Richtlijn 77/93/EEG, niet dienstig is de communautaire voorschriften voor het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen toe te passen wanneer wordt aangetoond dat deze produkten voor uitvoer naar derde landen bestemd zijn, aangezien de in die landen geldende voorschriften kunnen afwijken van de voorschriften van de onderhavige richtlijn;

Overwegende dat voor de vaststelling van fytosanitaire eisen en kwaliteitsnormen voor elk geslacht en elke soort groente uitvoerig en gedetailleerd technisch en wetenschappelijk onderzoek is vereist; dat daartoe derhalve moet worden voorzien in een procedure;

Overwegende dat het in de eerste plaats de taak is van de leveranciers van teeltmateriaal of plantgoed van groentegewassen om ervoor te zorgen dat hun produkten aan de voorschriften van deze richtlijn voldoen;

Overwegende dat de bevoegde instanties van de Lid-Staten er via controles en keuringen op moeten toezien dat deze leveranciers deze voorschriften naleven;

Overwegende dat communautaire controlemaatregelen moeten worden getroffen om te garanderen dat de normen van deze richtlijn in alle Lid-Staten op gelijke wijze worden toegepast;

Overwegende dat het in het belang is van de koper van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen dat de benaming van het ras bekend is en dat de identiteit wordt gevrijwaard;

Overwegende dat daartoe voor zover mogelijk moet worden bepaald dat de voorschriften inzake het rasaspect, zoals die ten aanzien van het in de handel brengen van groentezaad zijn vastgesteld, van toepassing zijn;

Overwegende dat met het oog op een correcte identificatie en een geordende afzet van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen communautaire voorschriften moeten worden vastgesteld met regels betreffende het apart houden van de partijen en de waarmerking; dat op de gebruikte etiketten alle gegevens moeten worden vermeld die voor de officiële controle en de informatie van de gebruiker nodig zijn;

Overwegende dat regels moeten worden vastgesteld op grond waarvan bij tijdelijke moeilijkheden op het gebied van de voorziening, teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen in de handel mogen worden gebracht die aan minder strenge eisen voldoen dan die welke bij deze richtlijn zijn vastgesteld;

Overwegende dat, als een eerste stap naar geharmoniseerde voorschriften, de Lid-Staten een verbod moet worden opgelegd om voor de in bijlage II bedoelde geslachten en soorten waarvoor een schema zal worden opgesteld nog andere eisen of beperkingen voor het in de handel brengen vast te stellen dan die welke bij deze richtlijn zijn vastgesteld;

Overwegende dat moet worden bepaald dat in derde landen geproduceerd teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen in de Gemeenschap in de handel gebracht mogen worden, op voorwaarde dat voor deze produkten in alle gevallen dezelfde garanties worden gegeven als voor het teeltmateriaal en het plantgoed van groentegewassen die in de Gemeenschap worden geproduceerd en die aan de communautaire voorschriften voldoen;

Overwegende dat om de verschillende, in de Lid-Staten toegepaste technische controlemethoden te harmoniseren en het in de Gemeenschap geproduceerde teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen te kunnen vergelijken met de produkten uit derde landen, vergelijkingsproeven moeten worden uitgevoerd om na te gaan of deze produkten aan de bepalingen van deze richtlijn voldoen;

Overwegende dat, om de bij deze richtlijn vastgestelde regeling doeltreffend ten uitvoer te leggen, de Commissie moet worden opgedragen maatregelen ter uitvoering van deze richtlijn vast te stellen en de bijlage ervan te wijzigen en dat daartoe een procedure moet worden ingesteld waarbij de Commissie en de Lid-Staten nauw met elkaar samenwerken in het kader van het Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    Deze richtlijn is van toepassing op het in de handel brengen in de Gemeenschap van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad.
  • 2. 
    De voorschriften van de artikelen 2 tot en met 20 en van artikel 24 zijn van toepassing op de in bijlage II genoemde geslachten en soorten, alsmede op hybriden daarvan.

Bovengenoemde artikelen zijn ook van toepassing op onderstammen en andere plantedelen van geslachten of soorten of op hybriden daarvan, wanneer een van deze geslachten of soorten of hybriden daarvan daarop wordt of moet worden geënt.

  • 3. 
    Wijzigingen in de lijst van de in bijlage II genoemde geslachten en soorten worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 22.

Artikel 2

Onverminderd de gezondheidsvoorschriften van Richtlijn 77/93/EEG is deze richtlijn niet van toepassing op teeltmateriaal en plantgoed waarvan wordt aangetoond dat zij voor uitvoer naar derde landen bestemd zijn, mits zij duidelijk als zodanig zijn geïdentificeerd en in voldoende mate apart worden gehouden.

De uitvoeringsmaatregelen van de eerste alinea, met name wat betreft de identificatie en het apart houden, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 21.

Artikel 3

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

  • a) 
    teeltmateriaal: plantedelen en alle plantmateriaal met inbegrip van onderstammen, bestemd voor de vermeerdering en de produktie van groentegewassen;
  • b) 
    plantgoed: volledige planten en plantedelen, waaronder voor geënte planten de enten inbegrepen die bestemd zijn om te worden uitgeplant voor de produktie van groentegewassen;
  • c) 
    leverancier: elke natuurlijke of rechtspersoon die beroepshalve ten minste één van de volgende activiteiten verricht met betrekking tot teeltmateriaal of plantgoed van groentegewassen: vermeerderen, produceren, beschermen en/of behandelen en in de handel brengen;
  • d) 
    in de handel brengen: het ter beschikking of in voorraad houden, tentoonstellen of te koop aanbieden, verkopen en/of leveren aan een andere persoon, in gelijk welke vorm, van teeltmateriaal of plantgoed van groentegewassen;
  • e) 
    verantwoordelijke officiële instantie:
  • i) 
    de enige door de Lid-Staat opgerichte of aangewezen centrale instantie die onder toezicht van de nationale regering staat en die verantwoordelijk is voor vraagstukken inzake de kwaliteit;
  • ii) 
    een overheidsinstantie, die
  • hetzij op nationaal niveau is ingesteld,
  • hetzij - onder toezicht van nationale instanties, binnen door de nationale wetgeving van de betrokken Lid-Staat vastgestelde grenzen - op regionaal niveau is ingesteld.

De onder i) en ii) bedoelde instanties kunnen, overeenkomstig de nationale wetgeving, hun in deze richtlijn bedoelde taken die onder hun gezag en toezicht moeten worden verricht, overdragen aan een publiek- of privaatrechtelijk rechtspersoon die, krachtens zijn officieel goedgekeurde statuten, uitsluitend belast is met specifieke taken van openbaar belang, op voorwaarde dat deze rechtspersoon en de leden daarvan geen enkel persoonlijk voordeel trekken uit het resultaat van de maatregelen die zij nemen.

De Lid-Staten zorgen voor een nauwe samenwerking van de in punt ii) bedoelde instanties met de in punt i) bedoelde instanties.

Bovendien kan, overeenkomstig de procedure van artikel 21, een andere namens een onder i) of ii) bedoelde instantie ingestelde rechtspersoon die onder het gezag en toezicht van een dergelijke instantie handelt, worden erkend, op voorwaarde dat deze rechtspersoon geen enkel persoonlijk voordeel trekt uit het resultaat van de maatregelen die hij neemt.

De Lid-Staten stellen de Commissie in kennis van hun verantwoordelijke officiële instanties. De Commissie zendt deze informatie toe aan de andere Lid-Staten;

  • f) 
    officiële maatregelen: door de verantwoordelijke officiële instantie genomen maatregelen;
  • g) 
    officiële inspectie: door de verantwoordelijke officiële instantie verrichte inspectie;
  • h) 
    officiële verklaring: door de verantwoordelijke officiële instantie of onder haar verantwoordelijkheid afgegeven verklaring;
  • i) 
    partij: een aantal eenheden van één produkt, identificeerbaar door zijn homogene samenstelling en oorsprong;
  • j) 
    laboratorium: een publiek- of privaatrechtelijke dienst die analyses uitvoert en adequate diagnoses stelt aan de hand waarvan de producent de kwaliteit van de produktie kan controleren.

Artikel 4

Voor elk geslacht of elke soort vermeld in bijlage II of voor onderstammen van andere geslachten en soorten, wanneer materiaal van het geslacht en/of de soort daarop geënt wordt of moet worden, wordt volgens de procedure van artikel 22 in bijlage I een schema opgesteld waarin wordt verwezen naar de fytosanitaire eisen van Richtlijn 77/93/EEG die op het betrokken geslacht en/of de betrokken soort van toepassing zijn; dat schema bevat:

  • i) 
    de voorwaarden waaraan het plantgoed van groentegewassen moet voldoen, met name de voorwaarden inzake de kwaliteit van het gewas, de zuiverheid van het gewas en indien van toepassing de raskenmerken. Deze voorwaarden zullen worden opgenomen in deel A van bijlage I;
  • ii) 
    de voorwaarden waaraan het teeltmateriaal moet voldoen, met name met betrekking tot het toegepaste vermeerderingsprocédé, de zuiverheid van het staand gewas en indien van toepassing de raskenmerken. Deze voorwaarden zullen worden opgenomen in deel B van bijlage I.

Artikel 5

  • 1. 
    De Lid-Staten zien erop toe dat de leveranciers alle noodzakelijke maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat in alle fasen van de produktie en het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen aan de voorschriften van deze richtlijn wordt voldaan.
  • 2. 
    Voor de toepassing van lid 1 moeten de leveranciers controles op de volgende grondslagen uitvoeren dan wel laten uitvoeren door een erkende leverancier of de verantwoordelijke officiële instantie:
  • identificatie van de kritische punten in hun produktieproces op basis van de toegepaste produktiemethoden;
  • uitwerking en toepassing van methoden voor toezicht op en controle van de in het eerste streepje bedoelde kritische punten;
  • nemen van monsters voor analyse in een door de verantwoordelijke officiële instantie erkend laboratorium om te controleren of aan de normen van deze richtlijn is voldaan;
  • registratie, hetzij schriftelijk hetzij op een andere op bestendiging gerichte wijze, van de in het eerste, tweede en derde streepje bedoelde gegevens, alsmede bijhouden van een register betreffende de produktie en het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed, welke registers ter beschikking moeten worden gehouden van de verantwoordelijke officiële instantie. Deze documenten en registers dienen ten minste één jaar te worden bewaard.

Leveranciers die hun activiteiten in dit verband beperken tot enkel distributie van teeltmateriaal of plantgoed van groentegewassen dat niet op hun eigen bedrijf is geproduceerd en verpakt, hoeven echter alleen een register of een onuitwisbaar bewijs bij te houden van de aan- en verkoop en/of levering van deze produkten.

De bepalingen van dit lid zijn niet van toepassing op leveranciers die hun activiteiten in dit verband beperken tot het leveren van kleine hoeveelheden teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen aan niet-professionele eindverbruikers.

  • 3. 
    Indien uit hun eigen controles of uit de informatie waarover de in lid 1 bedoelde leveranciers beschikken blijkt dat één of meer van de in de overeenkomstig artikel 4 opgestelde schema's genoemde schadelijke organismen voorkomen, dienen de leveranciers dit onmiddellijk aan de verantwoordelijke officiële instantie te melden en dienen zij de door deze instantie opgelegde maatregelen uit te voeren. Leveranciers dienen een register bij te houden van alle gevallen waarin schadelijke organismen op hun bedrijf zijn voorgekomen en van alle maatregelen die in verband met die gevallen zijn genomen.
  • 4. 
    De uitvoeringsbepalingen van lid 2, tweede alinea, worden volgens de procedure van artikel 21 vastgesteld.

Artikel 6

  • 1. 
    De verantwoordelijke officiële instantie erkent leveranciers wanneer zij heeft vastgesteld dat hun produktiemethoden en bedrijf voldoen aan de eisen van deze richtlijn met betrekking tot de aard van hun activiteiten. Wanneer een leverancier besluit andere activiteiten te verrichten dan die waarvoor hij is erkend, is een nieuwe erkenning nodig.
  • 2. 
    De verantwoordelijke officiële instantie erkent laboratoria wanneer zij heeft vastgesteld dat het laboratorium, de procédés en de bedrijfsvoorzieningen voldoen aan de volgens de procedure van artikel 21 gepreciseerde eisen van deze richtlijn met betrekking tot hun controlewerkzaamheden. Wanneer een laboratorium besluit andere activiteiten te verrichten dan die waarvoor het is erkend, is er een nieuwe erkenning nodig.
  • 3. 
    De verantwoordelijke officiële instanties nemen de nodige maatregelen wanneer niet meer aan de in de leden 1 en 2 bedoelde eisen wordt voldaan. Daartoe houden zij in het bijzonder rekening met de conclusies van de overeenkomstig artikel 7 uitgevoerde controles.
  • 4. 
    Op gezette tijden worden de leveranciers, bedrijven en laboratoria onderworpen aan toezicht en controle door of onder verantwoordelijkheid van de verantwoordelijke officiële instantie, die te allen tijde vrije toegang dient te hebben tot alle delen van de bedrijven, ten einde zich ervan te vergewissen dat aan de eisen van deze richtlijn wordt voldaan. Volgens de procedure van artikel 21 kunnen zo nodig uitvoeringsbepalingen betreffende het toezicht en de controle worden vastgesteld.

Indien bij het toezicht en de controles blijkt dat niet aan de eisen van deze richtlijn wordt voldaan, neemt de verantwoordelijke officiële instantie passende maatregelen.

Artikel 7

  • 1. 
    Deskundigen van de Commissie kunnen, in samenwerking met de verantwoordelijke officiële instanties van de Lid-Staten, zo nodig controles ter plaatse verrichten om een uniforme toepassing van deze richtlijn te waarborgen, in het bijzonder om na te gaan of de leveranciers de voorschriften van deze richtlijn daadwerkelijk in acht nemen. De Lid-Staat op het grondgebied waarvan een controle wordt verricht, dient de deskundigen alle nodige bijstand te verlenen bij de uitvoering van hun taken. De Commissie stelt de Lid-Staten in kennis van het resultaat van het uitgevoerde onderzoek.
  • 2. 
    De uitvoeringsbepalingen van lid 1 worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 21.

Artikel 8

  • 1. 
    Teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen mogen alleen door erkende leveranciers in de handel worden gebracht, mits zij daarenboven voldoen aan de eisen die in het in artikel 4 bedoelde schema staan.
  • 2. 
    Onverminderd het bepaalde in Richtlijn 77/93/EEG is lid 1 niet van toepassing op:
  • a) 
    teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen bestemd voor proeven of voor wetenschappelijke doeleinden;
  • b) 
    teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen bestemd voor selectie;
  • c) 
    maatregelen tot instandhouding van de genetische diversiteit.

De uitvoeringsbepalingen van de punten a) en b) worden, zo nodig, vastgesteld volgens de procedure van artikel 21. De uitvoeringsbepalingen van punt c) worden bij voorkeur vóór 1 januari 1993 vastgesteld volgens dezelfde procedure.

Artikel 9

  • 1. 
    Onverminderd artikel 2 worden teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen die behoren tot de in bijlage II genoemde geslachten en/of soorten en tevens onder Richtlijn 70/458/EEG vallen, binnen de Gemeenschap alleen in de handel gebracht wanneer zij behoren tot een ras dat overeenkomstig die richtlijn is toegelaten.
  • 2. 
    Onverminderd artikel 2 en de leden 3 en 4 van het onderhavige artikel worden teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen die behoren tot de in bijlage II genoemde geslachten en/of soorten, maar niet onder Richtlijn 70/458/EEG vallen, binnen de Gemeenschap alleen in de handel gebracht wanneer zij behoren tot een ras dat in ten minste één Lid-Staat officieel is toegelaten.

Wat de toelatingsvoorwaarden betreft zijn de artikelen 4 en 5 en artikel 10, lid 3, van die richtlijn van toepassing.

Wat de procedures en formaliteiten voor de toelating en de op instandhouding gerichte selectie betreft zijn artikel 3, leden 2 en 4, de artikelen 6, 7 en 8 en artikel 10, leden 1, 2 en 4 en de artikelen 11 tot en met 15 van die richtlijn mutatis mutandis van toepassing.

Resultaten van onofficiële onderzoeken en praktische informatie die bij het kweken is verkregen, kunnen in alle gevallen in aanmerking worden genomen.

  • 3. 
    De Lid-Staten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de geldigheidsduur van de officiële toelating van de rassen die behoren tot de in lid 2 bedoelde geslachten of soorten, welke vóór 1 januari 1993 is geschied overeenkomstig andere beginselen dan die van Richtlijn 70/458/EEG of op grond van het feit dat het materiaal ervan vóór genoemde datum op hun grondgebied in de handel is gebracht, uiterlijk op 30 juni 1998 verstrijkt, tenzij de rassen in kwestie op die datum overeenkomstig lid 1 zijn toegelaten.
  • 4. 
    De overeenkomstig de leden 2 en 3 officieel toegelaten rassen worden opgenomen in de in artikel 17 van Richtlijn 70/458/EEG bedoelde "Gemeenschappelijke rassenlijst voor groentegewassen". Artikel 16, leden 2 en 3 en de artikelen 17, 18 en 19 van die richtlijn zijn mutatis mutandis van toepassing.

In die publikatie worden de overeenkomstig lid 3 toegelaten rassen met een speciale referentie aangeduid.

Artikel 10

  • 1. 
    Tijdens de groei, tijdens het rooien of tijdens het wegnemen van enten bij het uitgangsmateriaal worden teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen in afzonderlijke partijen gehouden.
  • 2. 
    Wanneer teeltmateriaal of plantgoed van groentegewassen van verschillende oorsprong bij verpakking, opslag, vervoer of levering worden samengevoegd of gemengd, houdt de leverancier een register bij met de volgende gegevens: samenstelling van de partij en oorsprong van de samenstellende delen.
  • 3. 
    De Lid-Staten vergewissen zich er door middel van officiële inspecties van dat de in de leden 1 en 2 bedoelde voorschriften in acht worden genomen.

Artikel 11

Onverminderd artikel 10, lid 2, worden teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen slechts in voldoende homogene partijen in de handel gebracht en nadat is vastgesteld dat zij voldoen aan de bepalingen van onderhavige richtlijn en indien zij vergezeld gaan van een document dat door de leverancier is opgemaakt in overeenstemming met de voorwaarden als opgenomen in het in artikel 4 bedoelde schema. Wanneer op dit document een officiële verklaring voorkomt, moet deze duidelijk van de rest van de inhoud van het document gescheiden zijn.

De voorschriften inzake het etiketteren en/of plomberen en verpakken van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen worden opgenomen in het in artikel 4 bedoelde schema.

Bij levering van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen door een kleinhandelaar aan niet-professionele eindverbruikers, kunnen de etiketteringsvoorschriften worden beperkt tot de noodzakelijke informatie betreffende het produkt.

Artikel 12

De Lid-Staten kunnen ontheffing verlenen

  • van de toepassing van artikel 11, aan kleine producenten waarvan de volledige produktie en verkoop van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen bestemd is voor uiteindelijk gebruik door personen op de lokale markt die niet beroepshalve betrokken zijn bij de produktie van gewassen ( "lokaal verkeer");
  • van de in artikel 18 bedoelde controles en officiële inspectie, voor lokaal verkeer van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, geproduceerd door aldus vrijgestelde personen.

Overeenkomstig de procedure van artikel 21 worden uitvoeringsbepalingen vastgesteld betreffende andere eisen inzake de in de eerste alinea, eerste en tweede streepje, bedoelde ontheffingen, in het bijzonder voor de begrippen "kleine producenten" en "lokale markt" en betreffende de procedures dienaangaande.

Artikel 13

Onverminderd de fytosanitaire voorschriften van Richtlijn 77/93/EEG kunnen in geval van tijdelijke moeilijkheden bij de levering van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen die voldoen aan de eisen van deze richtlijn, volgens de procedure van artikel 21 maatregelen worden aangenomen die ertoe strekken het in de handel brengen van deze produkten aan minder stringente eisen te onderwerpen.

Artikel 14

  • 1. 
    Voor het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen die voldoen aan de eisen en voorwaarden van deze richtlijn, mogen geen andere dan de in deze richtlijn vastgestelde beperkingen gelden wat de leverancier, de fytosanitaire aspecten, het substraat en de inspectievoorschriften betreft.
  • 2. 
    Voor het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen waarvan het ras is opgenomen in de "Gemeenschappelijke rassenlijst voor groentegewassen", mogen ten aanzien van het ras geen andere dan de in deze richtlijn vastgestelde beperkingen gelden.

Artikel 15

Voor het in de handel brengen van de in bijlage II bedoelde produkten leggen de Lid-Staten geen stringentere voorwaarden of andere beperkingen op dan die van de in artikel 4 bedoelde schema's of, bij onstentenis daarvan, dan die welke op de datum van aanneming van deze richtlijn bestaan.

Artikel 16

  • 1. 
    Volgens de procedure van artikel 21 wordt besloten of teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen die in een derde land zijn geproduceerd en dezelfde garanties bieden inzake verplichtingen van de leverancier, identiteit, kenmerken, fytosanitaire aspecten, substraat, verpakking, voorschriften met betrekking tot inspectie, waarmerking en plombering, in al deze opzichten gelijkwaardig zijn aan teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen die in de Gemeenschap zijn geproduceerd en aan de eisen en voorschriften van deze richtlijn voldoen.
  • 2. 
    In afwachting van het in lid 1 bedoelde besluit kunnen de Lid-Staten tot 1 januari 1993 en onverminderd Richtlijn 77/93/EEG op de invoer van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen uit derde landen voorwaarden toepassen die ten minste gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden die op tijdelijke of permanente basis zijn opgenomen in de in artikel 4 bedoelde schema's. Indien in deze schema's niet in dergelijke voorwaarden is voorzien, dienen de voorwaarden voor de invoer ten minste gelijkwaardig te zijn aan de voorwaarden die gelden voor de produktie in de betrokken Lid-Staat.

In afwachting van het in lid 1 bedoelde besluit kan bovengenoemde termijn volgens de procedure van artikel 21 voor de onderscheiden derde landen verlengd worden.

Voor teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen die door een Lid-Staat worden ingevoerd overeenkomstig een besluit dat die Lid-Staat overeenkomstig de eerste alinea heeft genomen, mogen ten aanzien van de in lid 1 vermelde punten in andere Lid-Staten geen beperkingen voor het in de handel brengen gelden.

Artikel 17

De Lid-Staten dragen er zorg voor dat teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen tijdens de produktie en het in de handel brengen steekproefsgewijs officieel worden geïnspecteerd, ten einde na te gaan of de eisen en voorwaarden van deze richtlijn in acht zijn genomen.

Artikel 18

Volgens de procedure van artikel 21 worden, zo nodig, uitvoeringsbepalingen betreffende de in artikel 5 bedoelde controles en de in de artikelen 10 en 17 bedoelde officiële inspectie, inclusief bemonsteringsmethoden, vastgesteld.

Artikel 19

  • 1. 
    Wanneer bij het toezicht en de controle als bedoeld in artikel 6, lid 4, de officiële inspectie bedoeld in artikel 17 of de proeven bedoeld in artikel 20 blijkt dat teelmateriaal of plantgoed van groentegewassen niet aan de eisen van deze richtlijn voldoen, neemt de verantwoordelijke officiële instantie van de betrokken Lid-Staat passende maatregelen om te bewerkstelligen dat deze produkten aan deze bepalingen voldoen of, indien zulks niet mogelijk is, om het in de handel brengen van teeltmateriaal of plantgoed van groentegewassen dat daar niet aan voldoet, in de Gemeenschap te verbieden.
  • 2. 
    Wanneer blijkt dat teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen die door een bepaalde leverancier in de handel worden gebracht, niet aan de eisen en voorwaarden van deze richtlijn voldoen, draagt de betrokken Lid-Staat er zorg voor dat tegen deze leverancier passende maatregelen worden genomen. Wanneer deze leverancier geen teeltmateriaal of plantgoed van groentegewassen in de handel mag brengen, stelt de Lid-Staat de Commissie en de bevoegde nationale instanties in de Lid-Staten in kennis van dit verbod.
  • 3. 
    Krachtens lid 2 genomen maatregelen worden ingetrokken zodra met voldoende zekerheid is vastgesteld dat het teeltmateriaal en het plantgoed van groentegewassen die bestemd zijn om door de leverancier in de handel te worden gebracht, voortaan aan de eisen en voorwaarden van deze richtlijn zullen voldoen.

Artikel 20

  • 1. 
    In de Lid-Staten worden, zo nodig, op monsters proeven of tests uitgevoerd om na te gaan of het teeltmateriaal en het plantgoed van groentegewassen voldoen aan de eisen en voorwaarden van deze richtlijn, met inbegrip van de fytosanitaire voorschriften. De Commissie kan de proeven door vertegenwoordigers van de Lid-Staten en van de Commissie laten inspecteren.
  • 2. 
    Volgens de procedure van artikel 21 kan worden beslist of het noodzakelijk is op communautair niveau proeven of tests uit te voeren met hetzelfde doel als beoogd in lid 1. De Commissie kan de proeven door vertegenwoordigers van de Lid-Staten en van de Commissie laten inspecteren.
  • 3. 
    De in de leden 1 en 2 bedoelde proeven of tests zijn erop gericht de technische methoden voor het onderzoek van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen te harmoniseren. Over de proeven of tests worden voortgangsrapporten opgesteld die als vertrouwelijk document aan de Lid-Staten en aan de Commissie worden toegezonden.
  • 4. 
    De Commissie zorgt ervoor dat in passende gevallen in het bij artikel 21 ingestelde Comité regelingen worden getroffen voor de cooerdinatie, de uitvoering en de inspectie van de in de leden 1 en 2 bedoelde proeven alsmede voor de beoordeling van de uitkomsten van die proeven. Wanneer fytosanitaire aspecten ter sprake komen, brengt de Commissie het Permanent Planteziektenkundig Comité op de hoogte. Zo nodig worden specifieke regelingen vastgesteld. Bij de proeven worden ook teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen onderzocht die in derde landen zijn geproduceerd.

Artikel 21

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door een Comité, genaamd "Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw", voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.
  • 2. 
    De vertegenwoordiger van de Commissie legt aan het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het Comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij stemming in het Comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.
  • 3. 
    De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn.

Indien deze maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het advies dat het Comité heeft uitgebracht, worden zij onverwijld door de Commissie ter kennis van de Raad gebracht. In dat geval kan de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten, voor ten hoogste één maand na deze kennisgeving uitstellen.

De Raad kan binnen de in de voorgaande alinea genoemde termijn met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

Artikel 22

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door een Comité, genoemd "Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw", voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.
  • 2. 
    De vertegenwoordiger van de Commissie legt het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het Comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij de stemming in het Comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.
  • 3. 
    De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité.

Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien de Raad, na verloop van een termijn van drie maanden na de indiening van het voorstel bij de Raad, geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.

Artikel 23

Wijzigingen van de overeenkomstig artikel 4 opgestelde schema's en van de voorwaarden en bepalingen ter uitvoering van deze richtlijn worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 21.

Artikel 24

  • 1. 
    De Lid-Staten dragen er zorg voor dat teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen die op hun grondgebied worden geproduceerd om in de handel te worden gebracht, voldoen aan de eisen van deze richtlijn.
  • 2. 
    Wanneer bij officiële inspectie blijkt dat teeltmateriaal of plantgoed van groentegewassen niet in de handel mogen worden gebracht omdat niet aan een fytosanitaire eis is voldaan, neemt de betrokken Lid-Staat passende officiële maatregelen om de daaraan verbonden fytosanitaire gevaren weg te nemen.

Artikel 25

  • 1. 
    De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 1992 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

  • 2. 
    Wat de artikelen 5 tot en met 11, 14, 15, 17, 19 en 24 betreft, wordt de toepassingsdatum voor elk geslacht of elke soort, bedoeld in bijlage II, volgens de procedure van artikel 21 vastgesteld bij de opstelling van het in artikel 4 bedoelde schema.

Artikel 26

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Luxemburg, 28 april 1992.

Voor de Raad

De Voorzitter

Arlindo MARQUES CUNHA

  • (1) 
    PB nr. C 46 van 27. 2. 1990, blz. 4; en PB nr. C 296 van 15. 11. 1991, blz. 10.(2) PB nr. C 240 van 16. 9. 1991, blz. 193.(3) PB nr. C 182 van 23. 7. 1990, blz. 19.(4) PB nr. L 225 van 12. 10. 1970, blz. 7. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 90/654/EEG (PB nr. L 353 van 17. 12. 1990, blz. 48).(5) PB nr. L 26 van 31. 1. 1977, blz. 20. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/10/EEG van de Commissie (PB nr. L 70 van 17. 3. 1992, blz. 27).

BIJLAGE I

Overeenkomstig artikel 4 vast te stellen voorwaarden Deel A

Voorwaarden waaraan het plantgoed van groentegewassen moet voldoen.

Deel B

Schema's voor niet in Richtlijn 70/458/EEG genoemde geslachten en soorten, met de voorwaarden waaraan het teeltmateriaal moet voldoen.

BIJLAGE II

Lijst van de in artikel 1, lid 2, bedoelde geslachten en soorten

  • Allium ascalonicum

Sjalot

  • Allium cepa L. Ui
  • Allium fistulosum L. Bieslook
  • Allium porrum L. Prei
  • Allium sativum Knoflook
  • Anthriscus cerefolium (L.) Hoffm. Kervel
  • Apium graveolens L. Selderij
  • Asparagus officinalis L. Asperge
  • Beta vulgaris L. var. vulgaris Snijbiet
  • Beta vulgaris L. var. conditiva Alef. Rode biet
  • Brassica oleracea L. convar. acephala (DC.) Alef. var. sabellica L. Boerekool
  • Brassica oleracea L. convar. botrytis (L.) Alef. var. botrytis L. Bloemkool
  • Brassica oleracea L. convar. botrytis (L.) Alef. var. cymosa Duch. Broccoli
  • Brassica oleracea L. convar. oleracea var. gemmifera DC. Spruitkool
  • Brassica oleracea L. convar. capitata (L.) Alef. var. sabauda L. Savooiekool
  • Brassica oleracea L. convar. capitata (L.) Alef. var. alba DC. Witte kool
  • Brassica oleracea L. convar. capitata (L.) Alef. var. rubra DC. Rode kool
  • Brassica oleracea L. convar. acephala (DC.) Alef. var. gongylodes Koolrabi
  • Brassica pekinensis L. Chinese kool
  • Brassica rapa L. var. rapa Meiraap, stoppelknol
  • Capsicum annuum L. Paprika, Spaanse peper
  • Chicorium endivia L. Krulandijvie, andijvie
  • Chicorium intybus L. (partim) Witlof
  • Citrullus lanatus (Thunb.) Matsum. et Nakai Watermeloen
  • Cucumis melo L. Meloen
  • Cucumis sativus L. Komkommer, augurk
  • Cucurbita maxima Duchesne Reuzenpompoen
  • Cucurbita pepo L. Pompoen
  • Cynara cardunculus Kardoen
  • Cynara scolymus Artisjok
  • Daucus carota L. Wortel
  • Foeniculum vulgare Miller Venkel
  • Lactuca sativa L. Sla
  • Lycopersicon lycopersicum (L.) Karsten ex Farw. Tomaat
  • Petroselinum crispum (Miller) Nyman ex A. W. Hill Peterselie
  • Phaseolus coccineus L. Pronkboon
  • Phaseolus vulgaris L. Boon
  • Pisum sativum L. (partim) Erwt met uitzondering van

de voedererwt

  • Raphanus sativus L. Radijs
  • Rheum Rabarber
  • Scorzonera hispanica L. Schorseneer
  • Solanum melongena L. Aubergine
  • Spinacia oleracea L. Spinazie
  • Valerianelle locusta (L.) Laterr. Veldsla
  • Vicia faba L. (partim) Tuinboon

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.