Verordening 1988/571 - Organisatie van gemeenschappelijke enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven in het tijdvak van 1988 tot en met 1997

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31988R0571

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31988R0571

Verordening (EEG) nr. 571/88 van de Raad van 29 februari 1988 houdende organisatie van communautaire enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven in het tijdvak van 1988 tot en met 1997

Publicatieblad Nr. L 056 van 02/03/1988 blz. 0001 - 0014

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 26 blz. 0085

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 26 blz. 0085

*****

VERORDENING (EEG) Nr. 571/88 VAN DE RAAD

van 29 februari 1988

houdende organisatie van communautaire enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven in het tijdvak van 1988 tot en met 1997

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Overwegende dat de ontwikkeling van de structuur van de landbouwbedrijven een belangrijk element vormt bij het bepalen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid; dat het aanbeveling verdient de reeks sedert 1966/1967 op communautaire grondslag gehouden enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven voort te zetten;

Overwegende dat deze ontwikkeling evenwel slechts dan op communautair niveau kan worden onderzocht, indien voor alle Lid-Staten vergelijkbare gegevens beschikbaar zijn; dat het bijgevolg noodzakelijk is de tot dusver gedane pogingen tot harmonisatie en synchronisatie voort te zetten;

Overwegende dat de werkbelasting van de Lid-Staten en van de Commissie bij de uitvoering van deze taak zoveel mogelijk moet worden beperkt;

Overwegende dat de voor de eerder gehouden soortgelijke structuurenquêtes vastgelegde kenmerken, definities en geografische indelingen waar mogelijk dienen te worden aangehouden;

Overwegende dat er bij de vaststelling van de in het tijdvak van 1993 tot en met 1997 te onderzoeken kenmerken naar dient te worden gestreefd de werkbelasting van de geënquêteerden zoveel mogelijk te beperken;

Overwegende dat het voor de beoordeling van de toestand van de communautaire landbouw en voor het volgen van de ontwikkeling van de landbouwstructuur nodig is regelmatig statistische enquêtes te houden bij landbouwbedrijven die een bepaalde oppervlakte cultuurgrond hebben, die in bepaalde mate voor de verkoop produceren of waarvan de produktie boven bepaalde fysieke drempels ligt;

Overwegende dat, gezien de uiteenlopende statistische organisaties in de Lid-Staten, de doeltreffendheid van de steekproefmethoden en de noodzaak om tegen redelijke kosten betrouwbare informatie te verkrijgen, de Lid-Staten de keus dient te worden gelaten de enquêtes in de vorm van een algemene telling of als steekproefenquête te houden, mits de steekproefresultaten voor de onderscheiden benodigde aggregatieniveaus betrouwbaar zijn;

Overwegende dat het niettemin noodzakelijk is ten minste om de tien jaar een telling (volledige enquête) van alle landbouwbedrijven te houden om de basisbestanden met bedrijven en de overige voor de stratificatie van de steekproefenquêtes noodzakelijke informatie bij te werken;

Overwegende dat bij de vaststelling van de wijze van uitvoering van de communautaire telling van 1989/1990 waar mogelijk rekening dient te worden gehouden met de aanbeveling van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) inzake het houden van een wereldlandbouwtelling omstreeks 1990;

Overwegende dat de statistische diensten van de Lid-Staten en van de Commissie ten behoeve van het landbouwbeleid dienen te beschikken over een nieuw systeem voor de analyse van de gegevens en de verspreiding van de enquêteresultaten, dat flexibeler en sneller is dan het vorige, ten einde zo het werk van de Lid-Staten te verlichten;

Overwegende dat de toepassing van geschikte procedures die de Commissie en de Lid-Staten in staat stellen een zo goed mogelijk gebruik te maken van de statistieken, opgesteld aan de hand van de in het kader van de enquêtes betreffende de landbouwbedrijfsstructuren vergaarde gegevens, dient te worden vergemakkelijkt;

Overwegende dat de individuele gegevens onder de statistische vertrouwelijkheid vallen;

Overwegende dat bij de tenuitvoerlegging van een nieuw systeem voor het gebruik van de enquêtes en de verspreiding van de resultaten ervan

  • rekening dient te worden gehouden met het standpunt van de directeuren-generaal van de nationale bureaus voor de statistiek betreffende de opstelling van een regeling betreffende het vertrouwelijk karakter van de gegevens;
  • dient te worden gezorgd voor een nauwe samenwerking met de Lid-Staten bij de analyse van de gegevens;

Overwegende dat cooerdinatie door het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen noodzakelijk is ten einde te voldoen aan de behoeften van de Gemeenschap aan informatie op het gebied van de landbouw en om een uniforme analyse van de enquêteresultaten te waarborgen;

Overwegende dat de uitvoering van deze enquêtes van de Lid-Staten en van de Commissie gedurende meerdere jaren aanzienlijke budgettaire middelen vergt, waarvan een groot gedeelte dient om aan de behoeften van de Gemeenschap te voldoen; dat derhalve dient te worden voorzien in een communautaire bijdrage voor de uitvoering van dit programma;

Overwegende dat om de uitvoering van deze verordening te vergemakkelijken, een nauwe samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie dient te worden gehandhaafd, met name in het kader van het bij Besluit 72/279/EEG (1) ingestelde Permanent Comité voor de landbouwstatistiek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

De Lid-Staten houden in het kader van het programma inzake statistische enquêtes van de Gemeenschap tussen 1988 en 1997 enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven op hun grondgebied, hierna te noemen »enquêtes". De referentieperiodes voor deze enquêtes worden omschreven in de artikelen 2 en 3.

Artikel 2

  • 1. 
    In overeenstemming met de aanbeveling van de FAO inzake een wereldlandbouwtelling, houden de Lid-Staten tussen 1 december 1988 en 1 maart 1991 in een of meer fases een basisenquête, in de vorm van een algemene telling (volledige enquête) van alle landbouwbedrijven. Deze basisenquête heeft betrekking op het produktiejaar dat overeenkomt met de oogst van 1989 of 1990.

Voor bepaalde kenmerken kunnen de Lid-Staten evenwel gebruik maken van steekproefenquêtes waarna de resultaten worden geëxtrapoleerd.

  • 2. 
    De Lid-Staten mogen evenwel de uitvoering van de basisenquête ook met niet meer dan twaalf maanden verschuiven; in dat geval houden zij buiten de basisenquête bovendien over een van de produktiejaren een steekproefenquête (1989-1990).

Artikel 3

De volgende enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven vinden in een of meer fasen plaats, in de vorm van een volledige enquête of een steekproefenquête:

  • a) 
    tussen 1 december 1992 en 1 maart 1994 over het produktiejaar dat overeenkomt met de oogst van 1993 (structuurenquête 1993),
  • b) 
    tussen 1 december 1994 en 1 maart 1996 over het produktiejaar dat overeenkomt met de oogst van 1995 (structuurenquête 1995), en
  • c) 
    tussen 1 december 1996 en 1 maart 1998 over het produktiejaar dat overeenkomt met de oogst van 1997 (structuurenquête 1997).

Artikel 4

Lid-Staten die een steekproefenquête houden, nemen de nodige maatregelen om betrouwbare resultaten te verkrijgen voor de onderscheiden beoogde aggregatieniveaus, namelijk:

  • de in artikel 8 bedoelde regio's
  • de in artikel 8 bedoelde gebieden (uitsluitend voor de basisenquête)

en in de mate van hun lokaal belang

  • de »agrarische probleemgebieden" in de zin van artikel 3 van Richtlijn 75/268/EEG (2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 797/85 (3), en de »berggebieden" in de zin van lid 3 van genoemd artikel
  • de hoofdproduktierichtingen in de zin van Beschikking 85/377/EEG (4)
  • de bijzondere produktierichtingen in de zin van dezelfde beschikking.

Artikel 5

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a) 
    landbouwbedrijf: een technisch-economische eenheid die onder één beheer is geplaatst en landbouwprodukten voortbrengt;
  • b) 
    oppervlakte cultuurgrond: het totale areaal aan bouwland, blijvend grasland, meerjarige cultures en tuinen voor eigen gebruik.

Artikel 6

Het waarnemingsgebied van de enquêtes omvat:

  • a) 
    landbouwbedrijven met een oppervlakte cultuurgrond van 1 hectare of meer;
  • b) 
    landbouwbedrijven met een oppervlakte cultuurgrond van minder dan 1 hectare, indien zij in bepaalde mate voor de verkoop produceren of indien de produktie-eenheid ervan boven bepaalde fysieke drempels ligt.

De Lid-Staten die een andere enquêtedrempel hanteren, stellen deze drempel evenwel op een zodanig niveau dat alleen de kleinste bedrijven, die te zamen ten hoogste 1 % aan het totale bruto standaardsaldo, in de zin van Beschikking 85/377/EEG, van het betrokken land bijdragen, buiten beschouwing blijven.

Alvorens de enquêtes te houden stellen alle Lid-Staten de Commissie in kennis van de methodes die voor de vaststelling van de drempel ervan worden gebruikt.

Artikel 7

  • 1. 
    In geval van gecombineerde cultures wordt de oppervlakte cultuurgrond over de plantaardige produkten verdeeld naar rata van het gebruik van de grond voor deze produkten.

De wijze van verdeling en eventuele uitzonderingen op de algemene regel worden, na goedkeuring door de Commissie, door de Lid-Staten vastgesteld.

De oppervlakte gecombineerde cultures wordt verder ook afzonderlijk, en niet onder de oppervlakte cultuurgrond (OC), volgens de in de bijlage I genoemde categorieën vermeld.

  • 2. 
    De oppervlakte elkaar opvolgende secundaire cultures wordt niet bij de »oppervlakte cultuurgrond", maar afzonderlijk vermeld.

De elkaar opvolgende secundaire cultures dienen te worden gespecificeerd overeenkomstig de in bijlage I genoemde categorieën.

Artikel 8

  • 1. 
    De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen opdat de bij de in deze verordening bedoelde enquêtes verzamelde gegevens beantwoorden aan de in bijlage I vermelde kenmerken. De wijzigingen in deze lijst van kenmerken voor de enquêtes van het tijdvak 1993 tot en met 1997 worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 15.
  • 2. 
    De definities van de kenmerken en de regio's en gebieden zijn opgenomen in Beschikking 83/461/EEG (1), gewijzigd bij de Beschikkingen 85/622/EEG (2) en 85/643/EEG (3); eventuele wijzigingen worden aangebracht volgens de procedure van artikel 15.
  • 3. 
    Indien in het kader van de toepassing van de communautaire typologie van de landbouwbedrijven voor bepaalde Lid-Staten bruto standaardsaldi voor onderverdelingen van bepaalde, in bijlage I genoemde kenmerken zijn vastgesteld, verzamelen de betrokken Lid-Staten alle informatie die noodzakelijk is om deze bruto standaardsaldi te kunnen toepassen.

Artikel 9

De Lid-Staten nemen alle passende maatregelen voor de uitvoering van de enquêtes op hun grondgebied, met name:

  • a) 
    stellen zij vragenlijsten op die geschikt zijn voor het inzamelen van de informatie betreffende de lijst van kenmerken vermeld in artikel 8, lid 1;
  • b) 
    gaan zij na of de vragenlijsten volledig zijn ingevuld en of de antwoorden waarschijnlijk zijn; indien dit nodig en mogelijk is vullen zij ontbrekende gegevens in en rectificeren zij onjuiste gegevens.

Artikel 10

De Lid-Staten delen het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen de in artikel 8, lid 1, vermelde gegevens mede die bij de tellingen en de steekproefenquêtes zijn verzameld, overeenkomstig de in bijlage II omschreven procedure, hierna »Eurofarm-project" genaamd.

Artikel 11

De Lid-Staten verstrekken het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen de informatie die het hun zou kunnen vragen in verband met de organisatie en de methodiek van de in deze verordening bedoelde enquêtes; zij verschaffen met name het tijdschema voor het inzamelen van de gegevens in het veld.

Artikel 12

In het kader van het »Eurofarm-project" draagt het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen zorg voor de verspreiding van de enquêteresultaten in tabelvorm. De praktische regels voor deze verspreiding worden vastgesteld in de passende comités en werkgroepen.

Artikel 13

Om de drie jaar, en voor het eerst vóór 31 december 1992, zendt de Commissie aan de Raad een verslag over de werking van het Eurofarm-project. Zij stelt de nodige wijzigingen in deze verordening voor.

Artikel 14

  • 1. 
    Voor de uitvoering van de basisenquête en van de in artikel 3 voorziene enquêtes ontvangen de Lid-Staten bij wijze van bijdrage in de gemaakte kosten een vergoeding van 20 Ecu per geënquêteerd bedrijf waarvan de volledige gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen worden medegedeeld, en wel tot een bedrag per enquête van maximaal:
  • 100 000 Ecu voor Luxemburg,
  • 500 000 Ecu voor België en Denemarken,
  • 700 000 Ecu voor Nederland,
  • 1 100 000 Ecu voor Ierland,
  • 1 300 000 Ecu voor het Verenigd Koninkrijk,
  • 2 000 000 Ecu voor Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië en Portugal.

De voor de dekking van de totale kosten van deze vier enquêtes nodig geachte kredieten dienen ten laste van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen te worden gebracht.

  • 2. 
    De voor de ontwikkeling en het beheer van het Eurofarm-project nodig geachte financiële middelen worden de Commissie toegewezen tot een jaarlijks bedrag van maximaal:
  • 480 000 Ecu voor het jaar 1989,
  • 480 000 Ecu voor het jaar 1990,
  • 240 000 Ecu voor het jaar 1991,
  • 80 000 Ecu voor de jaren 1992 tot en met 1998;

deze bedragen dienen ten laste van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen te worden gebracht.

Artikel 15

  • 1. 
    In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, wordt deze bij het Permanent Comité voor de landbouwstatistiek, hierna te noemen »het Comité", ingeleid door de voorzitter, hetzij op diens initiatief, hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat.
  • 2. 
    De vertegenwoordiger van de Commissie dient bij het Comité een ontwerp in van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt over dit ontwerp advies uit binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van het betrokken vraagstuk. Het Comité spreekt zich uit met een meerderheid van 54 stemmen, waarbij de stemmen van de Lid-Staten worden gewogen overeenkomstig het bepaalde in artikel 148, lid 2, van het Verdrag. De Voorzitter neemt niet aan de stemming deel.
  • 3. 
    De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn. Indien deze maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het door het Comité uitgebrachte advies, worden zij door de Commissie onverwijld ter kennis van de Raad gebracht; in dat geval kan de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten, tot ten hoogste een maand na deze kennisgeving uitstellen.

De Raad kan binnen een maand met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

Artikel 16

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 29 februari 1988.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • W. 
    von GELDERN
  • (1) 
    PB nr. C 179 van 8. 7. 1987, blz. 3;

PB nr. C 4 van 8. 1. 1988, blz. 10.

  • (2) 
    PB nr. C 305 van 16. 11. 1987, blz. 147.
  • (1) 
    PB nr. L 179 van 7. 8. 1972, blz. 1.
  • (2) 
    PB nr. L 128 van 19. 5. 1975, blz. 1.
  • (3) 
    PB nr. L 93 van 30. 3. 1985, blz. 1.
  • (4) 
    PB nr. L 220 van 17. 8. 1985, blz. 1.
  • (1) 
    PB nr. L 251 van 12. 9. 1983, blz. 100.
  • (2) 
    PB nr. L 379 van 31. 12. 1985, blz. 15.
  • (3) 
    PB nr. L 379 van 31. 12. 1985, blz. 61.

BIJLAGE I

LIJST VAN KENMERKEN

1.2 // A. Geografische ligging van het bedrijf // // 01 Gebied // // 02 Probleemgebied // ja/neen // a) Berggebied // ja/neen // B. Rechtspersoonlijkheid en beheer van het bedrijf (op de dag van de enquête) // // 01 Berusten de juridische en economische aansprakelijkheid voor het bedrijf bij een natuurlijk persoon (1)? // ja/neen // 02 Zo ja, is deze persoon (het bedrijfshoofd) tevens de bedrijfsleider? // ja/neen // a) Als het antwoord op de vraag B/02 »neen" is, is de bedrijfsleider een familielid van het bedrijfshoofd? // ja/neen // 03 Landbouwkundige beroepsopleiding van de bedrijfsleider // // - uitsluitend praktische ervaring // ja/neen // - basisopleiding // ja/neen // - volledige landbouwopleiding // ja/neen // 04 Bestaat er een boekhouding voor het beheer van het bedrijf? // ja/neen // C. Exploitatievorm en verkaveling van het bedrijf (gezien vanuit het standpunt van het bedrijfshoofd) // // Oppervlakte cultuurgrond // ha/a // 01 in eigendom // / // 02 in pacht // / // 03 in deelpacht of in andere exploitatievorm // / // // aantal stukken // 04 aantal verkavelde stukken waaruit de oppervlakte cultuurgrond bestaat (2) // / // // ha/a // D. Bouwland // // Granen voor korrelwinning (inclusief zaden): // / // 01 zachte tarwe en spelt // / // 02 harde tarwe // / // 03 rogge // / // 04 gerst // / // 05 haver // / // 06 korrelmaïs // / // 07 rijst stukken de totale oppervlakte van het bedrijf.

// // ha/a // 09 Peulvruchten voor korrelwinning (inclusief zaden en mengsels van granen en droog te oogsten peulvruchten): // / // a) waarvan als zuivere teelt voor voeder bestemd: erwten, tuin- en veldbonen wikken, niet-bittere lupinen // / // b) andere (als zuivere teelt of gemengd) // / // 10 Aardappelen (inclusief primeurs en pootaardappelen) // / // 11 Suikerbieten (exclusief zaden) // / // 12 Voederhakvruchten (exclusief zaden) // / // 13 Handelsgewassen (inclusief zaden van oliehoudende gewassen, doch exclusief zaden van vezelgewassen, hop, tabak en andere handelsgewassen) // / // waarvan: // // a) tabak // / // b) hop // / // c) katoen (1) // / // d) andere oliehoudende of vezelgewassen en andere handelsgewassen // // i) oliehoudende zaden (totaal) // / // waarvan: // // - kool- en raapzaad // / // - zonnebloemzaad (2) // / // - sojabonen (2) // / // ii) aromatische planten, geneeskrachtige kruiden en specerijen (3) // / // iii) overige handelsgewassen // / // waarvan: // // - rietsuiker (4) // / // Verse groenten, meloenen, aardbeien: // // 14 in open lucht of onder lage beschermingsafdekking // / // waarvan: // // a) teelt in volle grond // / // b) tuinbouw // / // 15 onder glas of andere hoge (betreedbare) beschermingsinstallatie // / // Bloemen en sierplanten (exclusief boomkwekerijen): // // 16 in open lucht of onder lage beschermingsafdekking // / // 17 onder glas of andere hoge (betreedbare) beschermingsinstallatie // / // 18 Voedergewassen: // / // a) tijdelijk grasland Koninkrijk. (4) Facultatief, behalve voor Spanje en Portugal.

// // ha/a // 19 Zaden en planten op bouwland (exclusief granen, peulvruchten, aardappelen en oliehoudende gewassen) // / // 20 Overige gewassen op bouwland // / // 21 Braakland // / // E. Tuinen voor eigen gebruik (1) // / // F. Blijvend grasland (2) // / // 01 Blijvend grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst // / // 02 Weiden met geringe opbrengst // / // G. Meerjarige cultures // // 01 Boomgaarden en kleinfruit: // / // a) soorten vers fruit en kleinfruit van gematigde breedten // / // b) soorten fruit en kleinfruit van subtropische breedten (3) // / // c) schaalvruchten (3) // / // 02 Citrusvruchtaanplantingen // / // 03 Olijfboomgaarden // / // a) waar gewoonlijk tafelolijven worden geproduceerd (4) // / // b) waar gewoonlijk olijven voor de oliewinning worden geproduceerd (4) // / // 04 Wijngaarden, waar gewoonlijk: // / // a) kwaliteitswijn wordt geproduceerd // / // b) andere wijn wordt geproduceerd // / // c) tafeldruiven worden geproduceerd // / // d) rozijnen en krenten worden geproduceerd (5) // / // 05 Boomkwekerijen // / // 06 Overige meerjarige cultures // / // 07 Meerjarige cultures onder glas // / // H. Overig areaal // // 01+03 Oppervlakte niet in gebruik zijnde cultuurgrond (landbouwgrond die niet meer in gebruik is om economische, sociale of andere redenen en die niet in de vruchtwisseling is opgenomen) en overige gronden (gebouwen, erven, wegen, vijvers, Griekenland en Spanje.

// // ha/a // 02 Bosareaal: // / // waarvan: // // a) niet-commercieel (1) // / // b) commercieel (1) // / // en/of // // c) loofbos (1) // / // d) naadbos (1) // / // e) gemengd bos (1) // / // // ha/a // I. Gecombineerde en elkaar opvolgende secundaire teelten, paddestoelen, irrigatie, staand glas // // 01 Elkaar opvolgende secundaire teelten (exclusief tuinbouw en teelten onder glas) // / // waarvan: // // a) granen (D/01 tot en met D/08) van andere dan voedergewassen // / // b) peulvruchten (D/09) van andere dan voedergewassen // / // c) oliehoudende zaden (D/13 i) van andere dan voedergewassen // / // d) overige elkaar opvolgende secundaire teelten // / // 02 Paddestoelen // / // 03 Geïrrigeerd areaal, totaal // / // a) irrigeerbaar areaal // / // b) areaal van de teelten die in de loop van het jaar ten minste eenmaal worden geïrrigeerd (2) // / // ten minste eenmaal in de loop van het jaar: // // 1) harde tarwe // / // 2) maïs // / // 3) aardappelen // / // 4) suikerbieten // / // 5) zonnebloemzaad // / // 6) sojabonen // / // 7) groenvoedergewassen // / // 8) aanplantingen van vruchtbomen en kleinfruit // / // 9) citrusvruchten // / // 10) wijngaarden // / // 04 Grondoppervlakte onder staand glas in gebruik // / // 05 Gecombineerde teelten (2) // / // a) landbouwteelten (inclusief grasland en weiden) - bosbouwteelten (3) // / // b) meerjarige teelten - éénjarige teelten (3) // / // c) meerjarige teelten - meerjarige teelten (3) // / voor Griekenland, Spanje, Italië en Portugal.

// J. Veestapel op de referentiedag van de enquête // aantal dieren // 01 Eenhoevigen // // Runderen: // // 02 jonger dan 1 jaar // // a) mannelijke dieren (1) // // b) vrouwelijke dieren (1) // // tussen 1 en 2 jaar oud // // 03 mannelijke dieren // // 04 vrouwelijke dieren // // 2 jaar en ouder // // 05 mannelijke dieren // // 06 vaarzen // // 07 melkkoeien // // 08 overige koeien // // Schapen en geiten: // // 09 Schapen (alle leeftijden) // // a) vrouwelijke voor de voortplanting // // b) overige schapen // // 10 Geiten (alle leeftijden) // // a) vrouwelijke voor de voortplanting (2) // // b) overige geiten (2) // // Varkens: // // 11 Biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg // // 12 Fokzeugen van 50 kg en meer // // 13 Andere varkens // // Pluimvee: // // 14 Mesthoenders // // 15 Leghennen // // 16 Overig pluimvee (eenden, kalkoenen, ganzen en parelhoenders) // // 17 Moederkonijnen (3) // // // aantal bijenkorven // 18. Bijen (1) // // 19. Andere dieren (1) // ja/neen // / // 08 overige granen // /

  • (1) 
    In Frankrijk zijn de landbouwgroeperingen van gemeenschappelijke exploitaties (GAEC), de landbouwbedrijven met beperkte aansprakelijkheid (EARL), en de feitelijke groeperingen geregistreerd als door natuurlijke personen geleide landbouwbedrijven. (2) Facultatief voor Denemarken, Duitsland, Frankrijk en Ierland; voor Italië betreft het aantal // / // b) overige // /
  • (1) 
    Facultatief, behalve voor Griekenland, Spanje en Italië. (2) Facultatief, behalve voor Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië en Portugal. (3) Facultatief voor het Verenigd steengroeven, onvruchtbare gronden, rotsen, enz.) // /
  • (1) 
    Faccultatief voor Denemarken, Nederland en het Verenigd Koninkrijk. (2) Griekenland en Italië mogen rubriek 01 en rubriek 02 samenvoegen. (3) Facultatief, behalve voor Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië en Portugal. (4) Facultatief voor Frankrijk. (5) Facultatief, behalve voor // d) andere gecombineerde teelten (3) // /
  • (1) 
    Facultatief. (2) Facultatief, behalve voor Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië en Portugal. (3) Facultatief, behalve
  • (1) 
    Facultatief.
  • (2) 
    Facultatief, behalve voor Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië en Portugal.
  • (3) 
    Facultatief voor Denemarken, Duitsland, Ierland en het Verenigd Koninkrijk.
  • K. 
    Trekkers, tweewielige trekkers, machines en installaties

1.2,7.8 // // // // // Op de dag van de enquête // Machines gebruikt in de twaalf maanden voorafgaande aan de dag van de enquête (1) // // In volle eigendom van het bedrijf // Gebruikt door verscheidene bedrijven (in eigendom van een ander bedrijf, een cooeperatie of in mede-eigendom) of in eigendom van een loonbedrijf // // 1 // 2 // // Aantal // Aanstrepen // 1.2,6.7.8 // // Vermogensklasse in kW // // // // // // // 01 Vierwielige trekkers, rupstrekkers, werktuigtrekkers // // // // 02 Tweewielige trekkers, motorschoffelmachines, motorfrezen en motormaaiers (1) // // // // 03 Maaidorsers // // // // 04 Hakselmachines met opraapapparaat // // // // 05 Volledig gemechaniseerde aardappelrooimachines // // // // 06 Volledig gemechaniseerde suikerbietenrooimachines // // // 1.2,7.8 // 07 Heeft U een (vaste of verplaatsbare) mechanische melkinstallatie? // ja/neen // // 08 Heeft U een afzonderlijke stal voor het melken? // ja/neen // // 08 a) Zo ja, is deze volledig geautomatiseerd? // ja/neen

// (1) Facultatief voor Denemarken. < 25

25 - < 40

40 - < 60

60

  • L. 
    Landbouwarbeidskrachten

(in de twaalf maanden die aan de dag van de enquête voorafgaan)

1,2.3,4.5,14.15,20 // // // // // Landbouwarbeidskrachten // Geslacht // Leeftijdsgroepen // Arbeidstijd op het bedrijf (2) // // // // // // // // // // // 1,2.3.4.5.6.7.8.9.10. 11.12.13.14.15,19.20 // // m // v // <25 (1) // 25-29 // 30-34 // 35-39 // 40-44 // 45-49 // 50-54 // 55-59 // 60-64 // 65 en ouder // Met gedeeltelijke arbeidstijd // Vol- ledige arbeids- tijd 1,14.15.16.17.18.19.20 // // 0 // >0- <25 % // 25- <50 % // 50- <75 % // 75- <100 % 1,14.15,19.20 // // van de jaarlijkse arbeidstijd van een persoon met volledige arbeidstijd // // 1,2.3,4.5,14.15,20 // // (aan- strepen) // (aanstrepen) // (aanstrepen) 1.2.3,20 // 01 // Bedrijfshoofd: // // // a) Bedrijfsleider (3) // // 02 // Op het bedrijf werkende echtgenoot (van het bedrijfshoofd) // 1,4.5,14.15,20 // // // // // Leeftijdsgroepen // Landbouwwerk voor bedrijf in % van de jaarlijkse arbeidstijd van een persoon met volledige arbeidstijd // // // // // // // // // 1,4.5.6.7.8.9.10.11.12.13.14. 15,20 // // <25 (1) // 25-29 // 30-34 // 35-39 // 40-44 // 45-49 // 50-54 // 55-59 // 60-64 // 65 en meer 1.2.3.4.5,14.15,20 // 03a // Andere gezinsleden van het bedrijfshoofd, op het bedrijf werkzaam, mannen (4) (5) // // // // >0-<25 // // // // // // // 03b // Andere gezinsleden van het bedrijfshoofd, op het bedrijf werkzaam, vrouwen (4) (5) // // // // 25-<50 // // // // // // // 04a // Regelmatig werkzame arbeidskrachten, niet-gezinsleden, mannen (4) (5) // // // // 50-<75 // // // // // // // 04b // Regelmatig werkzame arbeidskrachten, niet-gezinsleden, vrouwen (4) (5) // // // // 75-<100 // // // // // // // // // // // // 100 // 05 + 06 // Niet regelmatig werkzame arbeidskrachten, niet-gezinsleden // // // // Aantal werkdagen // // // // // // // // 05 Mannen (6) // // // // // // // // // // // // 06 Vrouwen (6) // // // // // // // // // //

  • (1) 
    Vanaf het einde van de leerplichtige leeftijd.
  • (2) 
    Exclusief huishoudelijk werk.
  • (3) 
    Slechts in te vullen, indien het antwoord op de vragen B 01 of B 02 »neen" is.
  • (4) 
    Tabel op te stellen voor elke groep afzonderlijk (03 a t/m 04 b).
  • (5) 
    Zonder personen reeds onder L 01 en L 02 begrepen.
  • (6) 
    Facultatief.

1.2 // L 07 // Heeft het bedrijfshoofd, indien hij tegelijk bedrijfsleider is, een andere winstgevende werkzaamheid: 1.2.3.4 // // als voornaamste bezigheid? als bijkomende bezigheid? // // (Aankruisen wat van toepassing is) 1.2 // L 08 // Heeft de echtgenoot/echtgenote van het bedrijfshoofd, die landbouwwerk voor het bedrijf verricht, een andere winstgevende werkzaamheid: 1.2.3.4 // // als voornaamste bezigheid? als bijkomende bezigheid? // // (Aankruisen wat van toepassing is) 1.2 // L 09 // Hebben andere gezinsleden van het bedrijfshoofd die landbouwwerk voor het bedrijf verrichten, een andere winstgevende werkzaamheid (1): 1.2.3.4 // // als voornaamste bezigheid? als bijkomende bezigheid? // // (Aantal personen) 1.2 // L 10 // Totaal aantal van de onder L 01 tot en met L 06 niet opgevoerde volledige werkdagen (landbouwwerk) die door niet-rechtstreeks door het bedrijf tewerkgestelde personen werden gepresteerd (bij voorbeeld werknemers van loonbedrijven) (2). 1.2.3 // // // Aantal equivalent volledige werkdagen in de twaalf maanden die aan de dag van de enquête voorafgaan (3).

  • (1) 
    Facultatief voor Denemarken.
  • (2) 
    Facultatief voor de Lid-Staten die van dit kenmerk een globale schatting op nationaal niveau kunnen geven.
  • (3) 
    Het Verenigd Koninkrijk mag deze gegevens in equivalent arbeidsweken opgeven.

BIJLAGE II

EUROFARM-PROJECT

Beschrijving en inhoud

  • 1. 
    Het Eurofarm-project heeft betrekking op een aantal gegevensbanken voor de verwerking van de communautaire enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven ten behoeve van het nationale en communautaire landbouwbeleid.

Dit project is in nauw overleg met de statistische diensten van de Lid-Staten en met steun van de Commissie ontworpen en ten uitvoer gelegd.

  • 2. 
    De gegevensbanken van het Eurofarm-project zijn:
  • de bank voor anoniem gegevens (BDI) met, naar keuze van de Lid-Staten, de anoniem gemaakte gegevens voor hetzij alle bedrijven hetzij een representatieve streekproef van de geënquêteerde bedrijven, die groot genoeg is voor het maken van analyses op het in artikel 4 van de verordening omschreven geografische niveau;
  • de bank voor gegevens in tabelvorm (BDT) met de enquêteresultaten in de vorm van statistische tabellen. De inhoud van de BDT zal volgens de procedure bedoeld in artikel 15 van de verordening worden vastgesteld.

Plaats waar de gegevensbanken zich bevinden

  • 3. 
    De BDI voor alle Lid-Staten, behalve voor Duitsland, bevindt zich in een centrum voor gegevensverwerking van de Commissie. Voor de toegang tot en het beheer van deze gegevensbank is het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen verantwoordelijk.
  • 4. 
    De BDT bevindt zich in een verwerkingscentrum van de Commissie.

Indiening van de individuele gegevens bij het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen

  • 5. 
    Bij de indiening van de individuele gegevens dient gebruik te worden gemaakt van de door het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen in overleg met de Lid-Staten vastgestelde uniforme code. Indiening dient te geschieden binnen een termijn die zal worden vastgesteld volgens de in artikel 15 van de verordening bedoelde procedure.
  • 6. 
    In afwijking van het bovenstaande dient Duitsland geen individuele gegevens in. Zij verplicht zich deze gegevens, binnen een termijn van twaalf maanden na beëindiging van het inzamelen van de gegevens in het veld, centraal, in één enkel centrum voor gegevensverwerking, op een magnetische gegevensdrager op te slaan.

Indiening van de gegevens in tabelvorm

  • 7. 
    De door de Lid-Staten ingediende individuele gegevens worden door het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen verwerkt tot:
  • de voor de BDT bestemde tabellen,
  • de specifieke tabellen, omschreven in punt 15.

8.1. Wanneer het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen niet in staat is om aan de hand van de door de Lid-Staten ingediende individuele gegevens alle voor de BDT bestemde tabellen op te stellen die zijn vastgesteld volgens de procedure van artikel 15 van de verordening, zijn de betrokken Lid-Staten ertoe gehouden de ontbrekende tabellen binnen een termijn van drie maanden na de indiening van de in punt 5 van deze bijlage bedoelde individuele gegevens te leveren.

8.2. Wanneer het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen niet in staat is om aan de hand van de door de Lid-Staten ingediende individuele gegevens de specifieke tabellen die zijn gebaseerd op de in bijlage I opgenomen kenmerken, op te stellen, gaat de Commissie met de Lid-Staten na hoe de betrokken tabellen zullen worden toegezonden.

  • 9. 
    De Lid-Staten zijn verplicht om te zamen met de individuele gegevens controletabellen in te dienen, die door het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen in overleg met hen worden vastgesteld.

Geheimhouding van de individuele gegevens

  • 10. 
    De individuele gegevens dienen anoniem bij het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen te worden ingediend zodat het niet mogelijk is de bedrijven onmiddellijk te identificeren.
  • 11. 
    De Commissie neemt, gelet op de beschikbare computerarchitectuur, alle maatregelen om te zorgen voor een effectieve geheimhouding van de gegevens en stelt de Lid-Staten daarvan in kennis.
  • 12. 
    De toegang tot de individuele gegevens is voorbehouden aan degenen die bij het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen met de toepassing van deze verordening zijn belast.
  • 13. 
    Directe of indirecte identificatie van de bedrijven aan de hand van de in punt 14 bedoelde tabellen dient onmogelijk te zijn. Gebruik van de gegevens en verspreiding van de resultaten
  • 14. 
    Het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen zal de door de Lid-Staten meegedeelde individuele gegevens alleen gebruiken voor statistische doeleinden en in geen geval voor administratieve doeleinden.

De individuele gegevens zijn bestemd voor de opstelling van:

  • de in de BDT opgenomen tabellen,
  • de specifieke tabellen.
  • 15. 
    Met specifieke tabellen worden tabellen bedoeld die aanvankelijk niet zijn opgenomen in het communautaire programma waarin de inhoud van de BDT is vastgelegd, maar waarvan de opstelling, aan de hand van de kenmerken bedoeld in bijlage I, wordt gevraagd om te kunnen voldoen aan de behoeften aan informatie van de Instellingen van de Gemeenschap of de statistische diensten van de Lid-Staten.

Overleg

  • 16. 
    Met gebruikmaking van de procedure van artikel 15 van de verordening roepen het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen en de Lid-Staten een procedure voor spoedoverleg in het leven ten einde:
  • de vertrouwelijkheid en de statistische betrouwbaarheid van de aan de hand van de individuele gegevens opgestelde informatie te garanderen;
  • de Lid-Staten op de hoogte te stellen van het gebruik dat van deze gegevens wordt gemaakt.

B ) SOORTEN FRUIT EN KLEINFRUIT VAN SUBTROPISCHE BREEDTEN ( 3 )

/

C ) SCHAALVRUCHTEN ( 3 )

/

02 CITRUSVRUCHTAANPLANTINGEN

/

03 OLIJFBOOMGAARDEN

/

A ) WAAR GEWOONLIJK TAFELOLIJVEN WORDEN GEPRODUCEERD ( 4 )

/

B ) WAAR GEWOONLIJK OLIJVEN VOOR DE OLIEWINNING WORDEN GEPRODUCEERD ( 4 )

/

04 WIJNGAARDEN, WAAR GEWOONLIJK :

/

A ) KWALITEITSWIJN WORDT GEPRODUCEERD

/

B ) ANDERE WIJN WORDT GEPRODUCEERD

/

C ) TAFELDRUIVEN WORDEN GEPRODUCEERD

/

D ) ROZIJNEN EN KRENTEN WORDEN GEPRODUCEERD ( 5 )

/

05 BOOMKWEKERIJEN

/

06 OVERIGE MEERJARIGE CULTURES

/

07 MEERJARIGE CULTURES ONDER GLAS

/

H . OVERIG AREAAL //

01+03 OPPERVLAKTE NIET IN GEBRUIK ZIJNDE CULTUURGROND ( LANDBOUWGROND DIE NIET MEER IN GEBRUIK IS OM ECONOMISCHE, SOCIALE OF ANDERE REDENEN EN DIE NIET IN DE VRUCHTWISSELING IS OPGENOMEN ) EN OVERIGE GRONDEN ( GEBOUWEN, ERVEN, WEGEN, VIJVERS, STEENGROEVEN, ONVRUCHTBARE GRONDEN, ROTSEN, ENZ .) GRIEKENLAND EN SPANJE .

HA/A

02 BOSAREAAL :

/

WAARVAN : //

A ) NIET-COMMERCIEEL ( 1 )

/

B ) COMMERCIEEL ( 1 )

/

EN/OF //

C ) LOOFBOS ( 1 )

/

D ) NAALDBOS ( 1 )

/

E ) GEMENGD BOS ( 1 )

/ //

HA/A

I . GECOMBINEERDE EN ELKAAR OPVOLGENDE SECUNDAIRE TEELTEN, PADDESTOELEN, IRRIGATIE, STAAND GLAS //

01 ELKAAR OPVOLGENDE SECUNDAIRE TEELTEN ( EXCLUSIEF TUINBOUW EN TEELTEN ONDER GLAS )

/

WAARVAN : //

A ) GRANEN ( D/01 TOT EN MET D/08 ) VAN ANDERE DAN VOEDERGEWASSEN

/

B ) PEULVRUCHTEN ( D/09 ) VAN ANDERE DAN VOEDERGEWASSEN

/

C ) OLIEHOUDENDE ZADEN ( D/13 I ) VAN ANDERE DAN VOEDERGEWASSEN

/

D ) OVERIGE ELKAAR OPVOLGENDE SECUNDAIRE TEELTEN

/

02 PADDESTOELEN

/

03 GEIRRIGEERD AREAAL, TOTAAL

/

A ) IRRIGEERBAAR AREAAL

/

B ) AREAAL VAN DE TEELTEN DIE IN DE LOOP VAN HET JAAR TEN MINSTE EENMAAL WORDEN GEIRRIGEERD ( 2 )

/

TEN MINSTE EENMAAL IN DE LOOP VAN HET JAAR : //

1 ) HARDE TARWE

/

2 ) MAIS

/

3 ) AARDAPPELEN

/

4 ) SUIKERBIETEN

/

5 ) ZONNEBLOEMZAAD

/

6 ) SOJABONEN

/

7 ) GROENVOEDERGEWASSEN

/

8 ) AANPLANTINGEN VAN VRUCHTBOMEN EN KLEINFRUIT

/

9 ) CITRUSVRUCHTEN

/

10 ) WIJNGAARDEN

/

04 GRONDOPPERVLAKTE ONDER STAAND GLAS IN GEBRUIK

/

05 GECOMBINEERDE TEELTEN ( 2 )

/

A ) LANDBOUWTEELTEN ( INCLUSIEF GRASLAND EN WEIDEN ) _ BOSBOUWTEELTEN ( 3 )

/

B ) MEERJARIGE TEELTEN _ EENJARIGE TEELTEN ( 3 )

/

C ) MEERJARIGE TEELTEN _ MEERJARIGE TEELTEN ( 3 )

/

D ) ANDERE GECOMBINEERDE TEELTEN ( 3 ) VOOR GRIEKENLAND, SPANJE, ITALIE EN PORTUGAL .

J . VEESTAPEL OP DE REFERENTIEDAG VAN DE ENQUETE

AANTAL DIEREN

01 EENHOEVIGEN //

RUNDEREN : //

02 JONGER DAN 1 JAAR //

A ) MANNELIJKE DIEREN ( 1 ) //

B ) VROUWELIJKE DIEREN ( 1 ) //

TUSSEN 1 EN 2 JAAR OUD //

03 MANNELIJKE DIEREN //

04 VROUWELIJKE DIEREN //

2 JAAR EN OUDER //

05 MANNELIJKE DIEREN //

06 VAARZEN //

07 MELKKOEIEN //

08 OVERIGE KOEIEN //

SCHAPEN EN GEITEN : //

09 SCHAPEN ( ALLE LEEFTIJDEN ) //

A ) VROUWELIJKE VOOR DE VOORTPLANTING //

B ) OVERIGE SCHAPEN //

10 GEITEN ( ALLE LEEFTIJDEN ) //

A ) VROUWELIJKE VOOR DE VOORTPLANTING ( 2 ) //

B ) OVERIGE GEITEN ( 2 ) //

VARKENS : //

11 BIGGEN MET EEN LEVEND GEWICHT VAN MINDER DAN 20 KG //

12 FOKZEUGEN VAN 50 KG EN MEER //

13 ANDERE VARKENS //

PLUIMVEE : //

14 MESTHOENDERS //

15 LEGHENNEN //

16 OVERIG PLUIMVEE ( EENDEN, KALKOENEN, GANZEN EN PARELHOENDERS ) //

17 MOEDERKONIJNEN ( 3 ) // //

AANTAL BIJENKORVEN

18 . BIJEN ( 1 ) //

19 . ANDERE DIEREN ( 1 )

JA/NEEN

/

( 1 ) IN FRANKRIJK ZIJN DE LANDBOUWGROEPERINGEN VAN GEMEENSCHAPPELIJKE EXPLOITATIES ( GAEC ), DE LANDBOUWBEDRIJVEN MET BEPERKTE AANSPRAKELIJKHEID ( EARL ), EN DE FEITELIJKE GROEPERINGEN GEREGISTREERD ALS DOOR NATUURLIJKE PERSONEN GELEIDE LANDBOUWBEDRIJVEN . ( 2 ) FACULTATIEF VOOR DENEMARKEN, DUITSLAND, FRANKRIJK EN IERLAND; VOOR ITALIE BETREFT HET AANTAL

/

( 1 ) FACULTATIEF, BEHALVE VOOR GRIEKENLAND, SPANJE EN ITALIE . ( 2 ) FACULTATIEF, BEHALVE VOOR GRIEKENLAND, SPANJE, FRANKRIJK, ITALIE EN PORTUGAL . ( 3 ) FACULTATIEF VOOR HET VERENIGD

/

( 1 ) FACCULTATIEF VOOR DENEMARKEN, NEDERLAND EN HET VERENIGD KONINKRIJK . ( 2 ) GRIEKENLAND EN ITALIE MOGEN RUBRIEK 01 EN RUBRIEK 02 SAMENVOEGEN . ( 3 ) FACULTATIEF, BEHALVE VOOR GRIEKENLAND, SPANJE, FRANKRIJK, ITALIE EN PORTUGAL . ( 4 ) FACULTATIEF VOOR FRANKRIJK . ( 5 ) FACULTATIEF, BEHALVE VOOR

/

( 1 ) FACULTATIEF . ( 2 ) FACULTATIEF, BEHALVE VOOR GRIEKENLAND, SPANJE, FRANKRIJK, ITALIE EN PORTUGAL . ( 3 ) FACULTATIEF, BEHALVE

( 1 ) FACULTATIEF .

( 2 ) FACULTATIEF, BEHALVE VOOR GRIEKENLAND, SPANJE, FRANKRIJK, ITALIE EN PORTUGAL .

( 3 ) FACULTATIEF VOOR DENEMARKEN, DUITSLAND, IERLAND EN HET VERENIGD KONINKRIJK .

K . TREKKERS, TWEEWIELIGE TREKKERS, MACHINES EN INSTALLATIES

1.2,7.8OP DE DAG VAN DE ENQUETE

MACHINES GEBRUIKT IN DE TWAALF MAANDEN VOORAFGAANDE AAN DE DAG VAN DE ENQUETE ( 1 ) //

IN VOLLE EIGENDOM VAN HET BEDRIJF

GEBRUIKT DOOR VERSCHEIDENE BEDRIJVEN ( IN EIGENDOM VAN EEN ANDER BEDRIJF, EEN COOPERATIE OF IN MEDE-EIGENDOM ) OF IN EIGENDOM VAN EEN LOONBEDRIJF //

1

2 //

AANTAL

AANSTREPEN

1.2,6.7.8VERMOGENSKLASSE IN KW

01 VIERWIELIGE TREKKERS, RUPSTREKKERS, WERKTUIGTREKKERS

02 TWEEWIELIGE TREKKERS, MOTORSCHOFFELMACHINES, MOTORFREZEN EN MOTORMAAIERS ( 1 ) // // //

03 MAAIDORSERS // // //

04 HAKSELMACHINES MET OPRAAPAPPARAAT // // //

05 VOLLEDIG GEMECHANISEERDE AARDAPPELROOIMACHINES // // //

06 VOLLEDIG GEMECHANISEERDE SUIKERBIETENROOIMACHINES

1.2,7.807 HEEFT U EEN ( VASTE OF VERPLAATSBARE ) MECHANISCHE MELKINSTALLATIE?

JA/NEEN

08 HEEFT U EEN AFZONDERLIJKE STAL VOOR HET MELKEN?

JA/NEEN

08 A ) ZO JA, IS DEZE VOLLEDIG GEAUTOMATISEERD?

JA/NEEN

( 1 ) FACULTATIEF VOOR DENEMARKEN .

< 25

25 _ < 40

40 _ < 60

60

L . LANDBOUWARBEIDSKRACHTEN

( IN DE TWAALF MAANDEN DIE AAN DE DAG VAN DE ENQUETE VOORAFGAAN )

1,2.3,4.5,14.15,20LANDBOUWARBEIDSKRACHTEN

GESLACHT

LEEFTIJDSGROEPEN

ARBEIDSTIJD OP HET BEDRIJF ( 2 )

1,2.3.4.5.6.7.8.9.10.11.12.13.14.15,19.20M

V

<25 ( 1 )

25_29

30_34

35_39

40_44

45_49

50_54

55_59

60_64

65 EN OUDER

MET GEDEELTELIJKE ARBEIDSTIJD

VOL - LEDIGE ARBEIDS - TIJD

1,14.15.16.17.18.19.200

>0_ <25 %

25_ <50 %

50_ <75 %

75_ <100 %

1,14.15,19.20VAN DE JAARLIJKSE ARBEIDSTIJD VAN EEN PERSOON MET VOLLEDIGE ARBEIDSTIJD

1,2.3,4.5,14.15,20(AAN - STREPEN )

( AANSTREPEN )

( AANSTREPEN )

1.2.3,2001

BEDRIJFSHOOFD :

A ) BEDRIJFSLEIDER ( 3 )

02

OP HET BEDRIJF WERKENDE ECHTGENOOT ( VAN HET BEDRIJFSHOOFD ) //

1,4.5,14.15,20 // // // //

LEEFTIJDSGROEPEN

LANDBOUWWERK VOOR BEDRIJF IN % VAN DE JAARLIJKSE ARBEIDSTIJD VAN EEN PERSOON MET VOLLEDIGE ARBEIDSTIJD

1,4.5.6.7.8.9.10.11.12.13.14.15,20<25 ( 1 )

25_29

30_34

35_39

40_44

45_49

50_54

55_59

60_64

65 EN MEER

1.2.3.4.5,14.15,2003A

ANDERE GEZINSLEDEN VAN HET BEDRIJFSHOOFD, OP HET BEDRIJF WERKZAAM, MANNEN ( 4 ) ( 5 ) // // //

>0_<25 // // // // // //

03B

ANDERE GEZINSLEDEN VAN HET BEDRIJFSHOOFD, OP HET BEDRIJF WERKZAAM, VROUWEN ( 4 ) ( 5 ) // // //

25_<50 // // // // // //

04A

REGELMATIG WERKZAME ARBEIDSKRACHTEN, NIET-GEZINSLEDEN, MANNEN ( 4 ) ( 5 ) // // //

50_<75 // // // // // //

04B

REGELMATIG WERKZAME ARBEIDSKRACHTEN, NIET-GEZINSLEDEN, VROUWEN ( 4 ) ( 5 ) // // //

75_<100 // // // // // // // // // //

100

05 + 06

NIET REGELMATIG WERKZAME ARBEIDSKRACHTEN, NIET-GEZINSLEDEN // // //

AANTAL WERKDAGEN

05 MANNEN ( 6 ) // // // // // // // // // // //

06 VROUWEN ( 6 ) // // // // // // // // // //

( 1 ) VANAF HET EINDE VAN DE LEERPLICHTIGE LEEFTIJD .

( 2 ) EXCLUSIEF HUISHOUDELIJK WERK .

( 3 ) SLECHTS IN TE VULLEN, INDIEN HET ANTWOORD OP DE VRAGEN B 01 OF B 02 "NEEN" IS .

( 4 ) TABEL OP TE STELLEN VOOR ELKE GROEP AFZONDERLIJK ( 03 A T/M 04 B ).

( 5 ) ZONDER PERSONEN REEDS ONDER L 01 EN L 02 BEGREPEN .

( 6 ) FACULTATIEF .

1.2L 07

HEEFT HET BEDRIJFSHOOFD, INDIEN HIJ TEGELIJK BEDRIJFSLEIDER IS, EEN ANDERE WINSTGEVENDE WERKZAAMHEID :

1.2.3.4 //

ALS VOORNAAMSTE BEZIGHEID? ALS BIJKOMENDE BEZIGHEID? //

( AANKRUISEN WAT VAN TOEPASSING IS )

1.2L 08

HEEFT DE ECHTGENOOT/ECHTGENOTE VAN HET BEDRIJFSHOOFD, DIE LANDBOUWWERK VOOR HET BEDRIJF VERRICHT, EEN ANDERE WINSTGEVENDE WERKZAAMHEID :

1.2.3.4 //

ALS VOORNAAMSTE BEZIGHEID? ALS BIJKOMENDE BEZIGHEID? //

( AANKRUISEN WAT VAN TOEPASSING IS )

1.2L 09

HEBBEN ANDERE GEZINSLEDEN VAN HET BEDRIJFSHOOFD DIE LANDBOUWWERK VOOR HET BEDRIJF VERRICHTEN, EEN ANDERE WINSTGEVENDE WERKZAAMHEID ( 1 ):

1.2.3.4 //

ALS VOORNAAMSTE BEZIGHEID? ALS BIJKOMENDE BEZIGHEID? //

( AANTAL PERSONEN )

1.2L 10

TOTAAL AANTAL VAN DE ONDER L 01 TOT EN MET L 06 NIET OPGEVOERDE VOLLEDIGE WERKDAGEN ( LANDBOUWWERK ) DIE DOOR NIET-RECHTSTREEKS DOOR HET BEDRIJF TEWERKGESTELDE PERSONEN WERDEN GEPRESTEERD ( BIJ VOORBEELD WERKNEMERS VAN LOONBEDRIJVEN ) ( 2 ).

1.2.3 // //

AANTAL EQUIVALENT VOLLEDIGE WERKDAGEN IN DE TWAALF MAANDEN DIE AAN DE DAG VAN DE ENQUETE VOORAFGAAN ( 3 ).

( 1 ) FACULTATIEF VOOR DENEMARKEN .

( 2 ) FACULTATIEF VOOR DE LID-STATEN DIE VAN DIT KENMERK EEN GLOBALE SCHATTING OP NATIONAAL NIVEAU KUNNEN GEVEN .

( 3 ) HET VERENIGD KONINKRIJK MAG DEZE GEGEVENS IN EQUIVALENT ARBEIDSWEKEN OPGEVEN .

BIJLAGE II

EUROFARM-PROJECT

BESCHRIJVING EN INHOUD

1 . HET EUROFARM-PROJECT HEEFT BETREKKING OP EEN AANTAL GEGEVENSBANKEN VOOR DE VERWERKING VAN DE COMMUNAUTAIRE ENQUETES NAAR DE STRUCTUUR VAN DE LANDBOUWBEDRIJVEN TEN BEHOEVE VAN HET NATIONALE EN COMMUNAUTAIRE LANDBOUWBELEID .

DIT PROJECT IS IN NAUW OVERLEG MET DE STATISTISCHE DIENSTEN VAN DE LID-STATEN EN MET STEUN VAN DE COMMISSIE ONTWORPEN EN TEN UITVOER GELEGD .

2 . DE GEGEVENSBANKEN VAN HET EUROFARM-PROJECT ZIJN :

_ DE BANK VOOR ANONIEM GEGEVENS ( BDI ) MET, NAAR KEUZE VAN DE LID-STATEN, DE ANONIEM GEMAAKTE GEGEVENS VOOR HETZIJ ALLE BEDRIJVEN HETZIJ EEN REPRESENTATIEVE STEEKPROEF VAN DE GEENQUETEERDE BEDRIJVEN, DIE GROOT GENOEG IS VOOR HET MAKEN VAN ANALYSES OP HET IN ARTIKEL 4 VAN DE VERORDENING OMSCHREVEN GEOGRAFISCHE NIVEAU;

_ DE BANK VOOR GEGEVENS IN TABELVORM ( BDT ) MET DE ENQUETERESULTATEN IN DE VORM VAN STATISTISCHE TABELLEN . DE INHOUD VAN DE BDT ZAL VOLGENS DE PROCEDURE BEDOELD IN ARTIKEL 15 VAN DE VERORDENING WORDEN VASTGESTELD .

PLAATS WAAR DE GEGEVENSBANKEN ZICH BEVINDEN

3 . DE BDI VOOR ALLE LID-STATEN, BEHALVE VOOR DUITSLAND, BEVINDT ZICH IN EEN CENTRUM VOOR GEGEVENSVERWERKING VAN DE COMMISSIE . VOOR DE TOEGANG TOT EN HET BEHEER VAN DEZE GEGEVENSBANK IS HET BUREAU VOOR DE STATISTIEK VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN VERANTWOORDELIJK .

4 . DE BDT BEVINDT ZICH IN EEN VERWERKINGSCENTRUM VAN DE COMMISSIE .

INDIENING VAN DE INDIVIDUELE GEGEVENS BIJ HET BUREAU VOOR DE STATISTIEK VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

5 . BIJ DE INDIENING VAN DE INDIVIDUELE GEGEVENS DIENT GEBRUIK TE WORDEN GEMAAKT VAN DE DOOR HET BUREAU VOOR DE STATISTIEK VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN IN OVERLEG MET DE LID-STATEN VASTGESTELDE UNIFORME CODE . INDIENING DIENT TE GESCHIEDEN BINNEN EEN TERMIJN DIE ZAL WORDEN VASTGESTELD VOLGENS DE IN ARTIKEL 15 VAN DE VERORDENING BEDOELDE PROCEDURE .

6 . IN AFWIJKING VAN HET BOVENSTAANDE DIENT DUITSLAND GEEN INDIVIDUELE GEGEVENS IN . ZIJ VERPLICHT ZICH DEZE GEGEVENS, BINNEN EEN TERMIJN VAN TWAALF MAANDEN NA BEEINDIGING VAN HET INZAMELEN VAN DE GEGEVENS IN HET VELD, CENTRAAL, IN EEN ENKEL CENTRUM VOOR GEGEVENSVERWERKING, OP EEN MAGNETISCHE GEGEVENSDRAGER OP TE SLAAN .

INDIENING VAN DE GEGEVENS IN TABELVORM

7 . DE DOOR DE LID-STATEN INGEDIENDE INDIVIDUELE GEGEVENS WORDEN DOOR HET BUREAU VOOR DE STATISTIEK VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN VERWERKT TOT :

_ DE VOOR DE BDT BESTEMDE TABELLEN,

_ DE SPECIFIEKE TABELLEN, OMSCHREVEN IN PUNT 15 .

8.1 . WANNEER HET BUREAU VOOR DE STATISTIEK VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN NIET IN STAAT IS OM AAN DE HAND VAN DE DOOR DE LID-STATEN INGEDIENDE INDIVIDUELE GEGEVENS ALLE VOOR DE BDT BESTEMDE TABELLEN OP TE STELLEN DIE ZIJN VASTGESTELD VOLGENS DE PROCEDURE VAN ARTIKEL 15 VAN DE VERORDENING, ZIJN DE BETROKKEN LID-STATEN ERTOE GEHOUDEN DE ONTBREKENDE TABELLEN BINNEN EEN TERMIJN VAN DRIE MAANDEN NA DE INDIENING VAN DE IN PUNT 5 VAN DEZE BIJLAGE BEDOELDE INDIVIDUELE GEGEVENS TE LEVEREN .

8.2 . WANNEER HET BUREAU VOOR DE STATISTIEK VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN NIET IN STAAT IS OM AAN DE HAND VAN DE DOOR DE LID-STATEN INGEDIENDE INDIVIDUELE GEGEVENS DE SPECIFIEKE TABELLEN DIE ZIJN GEBASEERD OP DE IN BIJLAGE I OPGENOMEN KENMERKEN, OP TE STELLEN, GAAT DE COMMISSIE MET DE LID-STATEN NA HOE DE BETROKKEN TABELLEN ZULLEN WORDEN TOEGEZONDEN .

9 . DE LID-STATEN ZIJN VERPLICHT OM TE ZAMEN MET DE INDIVIDUELE GEGEVENS CONTROLETABELLEN IN TE DIENEN, DIE DOOR HET BUREAU VOOR DE STATISTIEK VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN IN OVERLEG MET HEN WORDEN VASTGESTELD .

GEHEIMHOUDING VAN DE INDIVIDUELE GEGEVENS

10 . DE INDIVIDUELE GEGEVENS DIENEN ANONIEM BIJ HET BUREAU VOOR DE STATISTIEK VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TE WORDEN INGEDIEND ZODAT HET NIET MOGELIJK IS DE BEDRIJVEN ONMIDDELLIJK TE IDENTIFICEREN .

11 .

DE COMMISSIE NEEMT, GELET OP DE BESCHIKBARE COMPUTERARCHITECTUUR, ALLE MAATREGELEN OM TE ZORGEN VOOR EEN EFFECTIEVE GEHEIMHOUDING VAN DE GEGEVENS EN STELT DE LID-STATEN DAARVAN IN KENNIS .

12 . DE TOEGANG TOT DE INDIVIDUELE GEGEVENS IS VOORBEHOUDEN AAN DEGENEN DIE BIJ HET BUREAU VOOR DE STATISTIEK VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MET DE TOEPASSING VAN DEZE VERORDENING ZIJN BELAST .

13 . DIRECTE OF INDIRECTE IDENTIFICATIE VAN DE BEDRIJVEN AAN DE HAND VAN DE IN PUNT 14 BEDOELDE TABELLEN DIENT ONMOGELIJK TE ZIJN .

GEBRUIK VAN DE GEGEVENS EN VERSPREIDING VAN DE RESULTATEN

14 . HET BUREAU VOOR DE STATISTIEK VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ZAL DE DOOR DE LID-STATEN MEEGEDEELDE INDIVIDUELE GEGEVENS ALLEEN GEBRUIKEN VOOR STATISTISCHE DOELEINDEN EN IN GEEN GEVAL VOOR ADMINISTRATIEVE DOELEINDEN .

DE INDIVIDUELE GEGEVENS ZIJN BESTEMD VOOR DE OPSTELLING VAN :

_ DE IN DE BDT OPGENOMEN TABELLEN,

_ DE SPECIFIEKE TABELLEN .

15 . MET SPECIFIEKE TABELLEN WORDEN TABELLEN BEDOELD DIE AANVANKELIJK NIET ZIJN OPGENOMEN IN HET COMMUNAUTAIRE PROGRAMMA WAARIN DE INHOUD VAN DE BDT IS VASTGELEGD, MAAR WAARVAN DE OPSTELLING, AAN DE HAND VAN DE KENMERKEN BEDOELD IN BIJLAGE I, WORDT GEVRAAGD OM TE KUNNEN VOLDOEN AAN DE BEHOEFTEN AAN INFORMATIE VAN DE INSTELLINGEN VAN DE GEMEENSCHAP OF DE STATISTISCHE DIENSTEN VAN DE LID-STATEN .

OVERLEG

16 . MET GEBRUIKMAKING VAN DE PROCEDURE VAN ARTIKEL 15 VAN DE VERORDENING ROEPEN HET BUREAU VOOR DE STATISTIEK VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN EN DE LID-STATEN EEN PROCEDURE VOOR SPOEDOVERLEG IN HET LEVEN TEN EINDE :

_ DE VERTROUWELIJKHEID EN DE STATISTISCHE BETROUWBAARHEID VAN DE AAN DE HAND VAN DE INDIVIDUELE GEGEVENS OPGESTELDE INFORMATIE TE GARANDEREN;

_ DE LID-STATEN OP DE HOOGTE TE STELLEN VAN HET GEBRUIK DAT VAN DEZE GEGEVENS WORDT GEMAAKT .

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.