Besluit 2009/17 - Instelling van een Comité van deskundigen inzake de detachering van werknemers

1.

Wettekst

13.1.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 8/26

 

BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2008

tot instelling van een Comité van deskundigen inzake de detachering van werknemers

(2009/17/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (1), en met name artikel 4, legt duidelijke verplichtingen op met betrekking tot samenwerking tussen nationale overheidsdiensten, en legt de verantwoordelijkheid voor het creëren van de voorwaarden voor deze samenwerking bij de lidstaten. Voorts verplicht die richtlijn lidstaten nadrukkelijk om passende maatregelen te nemen om de informatie over arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden algemeen toegankelijk te maken, niet alleen voor buitenlandse dienstverleners, maar ook voor de betrokken gedetacheerde werknemers.

 

(2)

In haar mededeling aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité, en het Comité van de Regio’s „Detachering van werknemers met het oog op het verrichten van diensten — De voordelen en het potentieel maximaliseren en de bescherming van werknemers garanderen” (2) van 13 juni 2007 kondigde de Commissie aan voornemens te zijn om een comité op hoog niveau in te stellen om de lidstaten te ondersteunen en bij te staan bij het identificeren en uitwisselen van goede praktijken, de bestaande informele groep van regeringsdeskundigen te institutionaliseren en de sociale partners daar formeel en regelmatig bij te betrekken.

 

(3)

In haar aanbeveling van 3 april 2008 betreffende een intensievere administratieve samenwerking ten aanzien van de detachering van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (3) gaf de Commissie te kennen dat de lidstaten actief moesten deelnemen aan een systematisch en formeel proces van inventarisatie en uitwisseling van goede praktijken op het gebied van de detachering van werknemers via hiertoe door de Commissie opgezette samenwerkingsforums.

 

(4)

In de conclusies van de Raad van 9 juni 2008 werd de Commissie verzocht de informele groep inzake de detachering van werknemers te institutionaliseren door de instelling van een comité van deskundigen.

 

(5)

Overeenkomstig deze conclusies dient het in te stellen comité contact te onderhouden met de overheidsinstanties die belast zijn met controle, zoals de arbeidsinspectie, en op het passende niveau en in overeenstemming met de nationale wetten en praktijken, formeel en regelmatig overleg te plegen met de sociale partners, in het bijzonder de vertegenwoordigers van de sociale partners in sectoren waarin zeer frequent een beroep wordt gedaan op gedetacheerde werknemers.

 

(6)

Daarom moet een comité van deskundigen op het gebied van de detachering van werknemers worden ingesteld en moeten de taken, de verantwoordelijkheden en de structuur daarvan worden vastgesteld.

 

(7)

Het comité van deskundigen moet onder meer de lidstaten ondersteunen en bijstaan bij de uitwisseling van ervaringen en goede praktijken, de uitwisseling van informatie op dit gebied bevorderen, zich buigen over alle vraagstukken en problemen in verband met de praktische toepassing van de wetgeving inzake de detachering van werknemers en de handhaving van die wetgeving in de praktijk, en nauwgezet de vorderingen volgen bij het verbeteren van de toegang tot informatie en van de administratieve samenwerking, met inbegrip van de ontwikkeling van een mogelijk systeem voor de uitwisseling van elektronische informatie.

 

(8)

Het comité dient te bestaan uit deskundigen die de nationale instanties vertegenwoordigen die in iedere lidstaat verantwoordelijk zijn voor, belast zijn met of betrokken zijn bij de implementatie en de toepassing van en het toezicht op de voorschriften betreffende de detachering van werknemers in het kader van het verrichten van diensten. Deze deskundigen moeten het volledige scala van kennis, bekwaamheden en ervaring op de diverse beleidsterreinen in kwestie bestrijken. Overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijk kunnen gespecialiseerde, voor de handhaving van de wetgeving verantwoordelijke instanties, zoals arbeidsinspecties en de sociale partners, in het comité vertegenwoordigd zijn.

 

(9)

Het comité moet ook regelmatig formeel overleg plegen met de sociale partners op Europees niveau, met name met vertegenwoordigers van de sociale partners in sectoren waarin zeer frequent een beroep wordt gedaan op gedetacheerde werknemers, zoals de bouw, uitzendwerk, catering, landbouw en vervoer. Ook moet het een beroep kunnen doen op de expertise van specialisten met bijzondere kennis ten aanzien van een bepaald agendapunt.

 

(10)

Vertegenwoordigers van de EER-/EVA-landen, de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, de kandidaat-lidstaten en Zwitserland dient te worden toegestaan als waarnemers deel te nemen.

 

(11)

Er moeten voorschriften voor de openbaarmaking van informatie door de leden worden vastgesteld, onverminderd de veiligheidsvoorschriften van de Commissie zoals vastgesteld in de bijlage bij Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie (4).

 

(12)

Persoonsgegevens over de leden moeten worden verwerkt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (5).

 

(13)

De kosten moeten worden gefinancierd overeenkomstig Besluit nr. 1672/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot vaststelling van een communautair programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit — Progress (6),

BESLUIT:

Artikel 1

Er wordt een deskundigencomité ingesteld, geheten „Comité van deskundigen inzake de detachering van werknemers” (hierna „het comité” genoemd).

Artikel 2

Taken

Het comité heeft tot taak:

 

1.

de lidstaten te ondersteunen en bij te staan bij het identificeren en het bevorderen van de uitwisseling van ervaring en goede praktijken;

 

2.

de uitwisseling van informatie op dit gebied, waaronder informatie over bestaande vormen van (bilaterale) administratieve samenwerking van de lidstaten en/of de sociale partners te bevorderen;

 

3.

zich te buigen over alle vraagstukken, problemen en specifieke kwesties in verband met de implementatie en praktische toepassing van Richtlijn 96/71/EG of de nationale uitvoeringsmaatregelen, alsmede de handhaving van die richtlijn in de praktijk;

 

4.

de moeilijkheden te onderzoeken die zich bij de toepassing van artikel 3, lid 10, van Richtlijn 96/71/EG zouden kunnen voordoen;

 

5.

de vorderingen te monitoren die zijn geboekt bij de verbetering van zowel de toegang tot informatie als bij administratieve samenwerking, en in dat verband onder meer de diverse opties te beoordelen voor een geschikte technische ondersteuning van de uitwisseling van informatie ten behoeve van een betere administratieve samenwerking, waaronder een systeem voor de uitwisseling van elektronische informatie;

 

6.

zo nodig de mogelijkheden te verkennen voor een doeltreffender naleving en handhaving van de rechten van de werknemers en de bescherming van hun rechtspositie;

 

7.

een diepgaand onderzoek uit te voeren naar praktische grensoverschrijdende problemen om bestaande problemen op te lossen, de praktische toepassing van bestaande wettelijke instrumenten alsook de wederzijdse bijstand van de lidstaten te verbeteren, voor zover noodzakelijk.

Artikel 3

Samenstelling — Benoeming

  • 1. 
    De lidstaten wijzen elk twee leden van het comité aan. Zij kunnen ook twee plaatsvervangers benoemen.

In verband met de aanwijzing van hun vertegenwoordigers plegen de lidstaten overleg met overheidsinstanties, zoals de arbeidsinspecties, die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de wetgeving die van toepassing is op gedetacheerde werknemers. Zij mogen eveneens, in overeenstemming met de nationale wetgeving en/of praktijk, overleg plegen met de sociale partners.

  • 2. 
    Vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers op communautair niveau en vertegenwoordigers van de sociale partners in sectoren waarin zeer frequent een beroep wordt gedaan op gedetacheerde werknemers, kunnen de vergaderingen van het comité als waarnemer bijwonen, overeenkomstig de door hun organisaties en de Commissie vastgestelde procedures.

De vertegenwoordigers worden aangewezen door de Commissie op voordracht van de relevante sociale partners op communautair of sectorniveau.

Deze groep waarnemers bestaat uit ten hoogste twintig leden en is als volgt samengesteld:

 

vijf leden die de werkgeversorganisaties op communautair niveau vertegenwoordigen;

 

vijf leden die de werknemersorganisaties op communautair niveau vertegenwoordigen;

 

ten hoogste tien vertegenwoordigers van de sociale partners (gelijkelijk verdeeld tussen werkgevers- en werknemersorganisaties) in sectoren waarin zeer frequent een beroep wordt gedaan op gedetacheerde werknemers.

  • 3. 
    Vertegenwoordigers van de EER-/EVA-landen, de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, de kandidaat-lidstaten en Zwitserland kunnen eveneens als waarnemers de vergaderingen van het comité bijwonen.
  • 4. 
    De namen van de leden worden verzameld, verwerkt en bekendgemaakt overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG) nr. 45/2001.

Artikel 4

Werkwijze

  • 1. 
    Het comité wordt voorgezeten door de Commissie.
  • 2. 
    Met instemming van de Commissie kunnen subgroepen worden opgericht om specifieke kwesties te onderzoeken overeenkomstig een door het comité vastgesteld mandaat. Deze subgroepen worden ontbonden zodra hun mandaat is uitgevoerd.
  • 3. 
    In overeenstemming met de Commissie kunnen deskundigen, onder wie vertegenwoordigers van internationale organisaties met een bijzondere deskundigheid ten aanzien van het behandelde onderwerp, per geval worden uitgenodigd deel te nemen aan de beraadslagingen van het comité of de subgroep, indien dit nuttig en/of noodzakelijk is.
  • 4. 
    Het comité en zijn subgroepen vergaderen in de regel ten kantore van de Commissie overeenkomstig de procedures en volgens het tijdschema die zijn vastgesteld. Het comité kan worden opgeroepen tot vergaderingen op andere locaties, met name op voorstel van een lidstaat die het comité of een van zijn subgroepen wenst te ontvangen in verband met een gebeurtenis die van bijzonder belang is voor het comité, zijn subgroep(en) of die lidstaat.

De secretariaatswerkzaamheden van het comité wordt verzorgd door de Commissie. Andere ambtenaren van de Commissie die bijzonder belang hebben bij de besprekingen, kunnen de vergaderingen van het comité en zijn subgroepen bijwonen.

  • 5. 
    Het comité stelt zijn reglement van orde vast op basis van het door de Commissie vastgestelde standaardreglement van orde.
  • 6. 
    De door deelname aan de beraadslagingen van het comité of subgroep verkregen informatie mag niet openbaar worden gemaakt als deze informatie volgens de Commissie betrekking heeft op vertrouwelijke aangelegenheden.
  • 7. 
    De Commissie mag op het internet samenvattingen, conclusies, gedeeltelijke conclusies of werkdocumenten van het comité publiceren in de oorspronkelijke taal van het document in kwestie.

Artikel 5

Onkostenvergoeding

De reis- en, voor zover van toepassing, verblijfskosten die door de leden, waarnemers en uitgenodigde deskundigen in verband met de werkzaamheden van het comité worden gemaakt, worden door de Commissie terugbetaald overeenkomstig de interne regels van de Commissie voor de vergoeding van kosten van externe deskundigen.

De leden, waarnemers en uitgenodigde deskundigen ontvangen geen bezoldiging voor de diensten die zij verrichten.

De behoeften aan personele en administratieve middelen worden gedekt uit de financiële middelen die aan het beherende directoraat-generaal worden toegewezen in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure, rekening houdend met de budgettaire beperkingen.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Dit besluit wordt van kracht op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 19 december 2008.

Voor de Commissie

Vladimír ŠPIDLA

Lid van de Commissie

 

  • (2) 
    COM(2007) 304 definitief.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.