Verordening 2004/658 - Instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde bereide en verduurzaamde citrusvruchten (mandarijnen en dergelijke)

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32004R0658

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32004R0658

Verordening (EG) nr. 658/2004 van de Commissie van 7 april 2004 tot instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde bereide en verduurzaamde citrusvruchten (mandarijnen en dergelijke)

Publicatieblad Nr. L 104 van 08/04/2004 blz. 0067 - 0094

Verordening (EG) nr. 658/2004 van de Commissie

van 7 april 2004

tot instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde bereide en verduurzaamde citrusvruchten (mandarijnen en dergelijke)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3285/94 van de Raad van 22 december 1994 betreffende de gemeenschappelijke invoerregeling en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 518/94(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2474/2000(2), en met name op de artikelen 7 en 16,

Gelet op Verordening (EG) nr. 519/94 van de Raad van 7 maart 1994 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 1765/82, (EEG) nr. 1766/82 en (EEG) nr. 3420/83(3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 427/2003(4), en met name op de artikelen 6 en 15,

Na overleg in het raadgevend comité dat is ingesteld bij artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3285/94 en artikel 4 van Verordening (EG) nr. 519/94,

Overwegende hetgeen volgt:

  • 1. 
    PROCEDURE
  • (1) 
    Op 20 juni 2003 heeft de Spaanse regering de Commissie gemeld dat er zich ten aanzien van de invoer van bereide en verduurzaamde citrusvruchten (mandarijnen en dergelijke) ontwikkelingen voordoen die aanleiding kunnen geven tot vrijwaringsmaatregelen krachtens de Verordeningen (EG) nr. 3285/94 en (EG) nr. 519/94. Zij heeft als bewijsmateriaal gegevens verstrekt zoals vastgesteld in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 3285/94 en artikel 8 van Verordening (EG) nr. 519/94 en de Commissie verzocht krachtens die verordeningen vrijwaringsmaatregelen in te stellen.
  • (2) 
    Spanje voerde aan dat de invoer van het betrokken product recentelijk snel en aanzienlijk was gestegen, zowel in absolute cijfers als in verhouding tot de productie en het verbruik in de Gemeenschap. Voorts voerde Spanje aan dat de stijging van de invoer in de Europese Gemeenschap negatieve gevolgen had gehad voor de prijzen in de Europese Gemeenschap en voor het marktaandeel en de verkopen van de producenten in de Gemeenschap, waardoor zij schade hadden geleden. Spanje drong dan ook aan op de spoedige instelling van communautaire vrijwaringsmaatregelen.
  • (3) 
    De Commissie heeft alle lidstaten over de situatie ingelicht en met hen overlegd over de voorwaarden voor de invoer, de ontwikkelingen van de invoer, de ernstige schade of dreigende ernstige schade en de diverse aspecten van de economische en commerciële situatie voor de EG-producten in kwestie.
  • (4) 
    Op 11 juli 2003 heeft de Commissie een onderzoek geopend betreffende ernstige schade of dreigende ernstige schade voor de EG-producenten van soortgelijke producten of producten die rechtstreeks concurreren met het ingevoerde product.
  • (5) 
    Na een voorlopig onderzoek heeft de Commissie bij Verordening (EG) nr. 1964/2003(5) voorlopige vrijwaringsmaatregelen ingesteld ten aanzien van de invoer van bepaalde bereide of verduurzaamde citrusvruchten (mandarijnen en dergelijke).
  • (6) 
    De Commissie is overgegaan tot een volledig onderzoek naar het betrokken product en heeft de haar bekende belanghebbende producenten/exporteurs en importeurs, de organisaties die hen vertegenwoordigen, de vertegenwoordigers van de exportlanden en de EG-producenten hiervan officieel in kennis gesteld.
  • (7) 
    Sommige producenten/exporteurs, EG-producenten en importeurs hebben schriftelijke opmerkingen ingediend. Alle belanghebbenden die binnen de gestelde termijn om een onderhoud hebben verzocht, die hebben aangegeven dat zij verwachtten belang te hebben bij de resultaten van de procedure en dat er bijzondere redenen waren om hen te horen, werden gehoord. Bij het vaststellen van de definitieve bevindingen is met de mondelinge en schriftelijke opmerkingen van de partijen rekening gehouden. De Commissie heeft alle gegevens verzameld en gecontroleerd die zij voor de definitieve vaststelling nodig achtte.
  • 2. 
    RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

2.1. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK OF RECHTSTREEKS CONCURREREND PRODUCT

2.1.1. Betrokken product

  • (8) 
    Het product ten aanzien waarvan de Commissie is gemeld dat de ontwikkelingen van de invoer aanleiding lijken te geven tot vrijwaringsmaatregelen, of het "betrokken product", zijn bepaalde bereide of verduurzaamde mandarijnen (waaronder tangerines en satsuma's), clementines, wilkings en andere soortgelijke kruisingen van citrusvruchten, zonder toegevoegde alcohol, met toegevoegde suiker.
  • (9) 
    Het betrokken product is momenteel ingedeeld onder de GN-codes 2008 30 55 en 2008 30 75. Deze GN-codes betreffen het betrokken product in een verpakking met een netto-inhoud per onmiddellijke verpakking van meer dan 1 kg respectievelijk niet meer dan 1 kg.
  • (10) 
    Het onderzoek heeft uitgewezen dat het betrokken product wordt verkregen door bepaalde soorten kleine citrusvruchten (voornamelijk satsuma's) te schillen en in partjes te verdelen en in suikersiroop (14 tot 16 %) gedompeld te verpakken. Het schillen en in partjes verdelen kan handmatig of machinaal gebeuren.
  • (11) 
    Het betrokken product wordt aangeboden in verschillende gewichtsklassen om tegemoet te komen aan de eisen van zowel de consumentenmarkt als de catering- en levensmiddelenindustrie. De consumentenmarkt wordt grotendeels bediend door de verpakking met een nettogewicht van 312 g (175 g uitlekgewicht), hoewel het marktaandeel van de grotere verpakking van 850 g (480 g uitlekgewicht) toeneemt. Grotere verpakkingen, met name die van 2,65 kg (1500 g uitlekgewicht) en 3,1 kg (1700 g) worden afgenomen door de catering- en levensmiddelenindustrie. De verpakking van 2,65 kg wordt in die sector het meest gevraagd.
  • (12) 
    Satsuma's, clementines en andere kleine citrusvruchten staan gezamenlijk bekend onder de benaming "mandarijn". De meeste van deze verschillende fruitsoorten zijn geschikt voor consumptie als vers fruit of voor verwerking tot sap en conserven. Ze lijken op elkaar en verse mandarijnen (waaronder tangerines en satsuma's), clementines, wilkings en soortgelijke kruisingen van citrusvruchten worden onder dezelfde zescijferige GN-code ingedeeld, namelijk 0805 20.
  • (13) 
    Sommige producenten/exporteurs voerden aan dat niet alleen mandarijnenconserven, maar alle vruchtenconserven als hetzelfde ingevoerde betrokken product moeten worden beschouwd.
  • (14) 
    De Commissie heeft dit argument afgewezen. Volgens haar bestaat er wel degelijk een verschil tussen mandarijnenconserven en andere vruchtenconserven. De verse vruchten waarvan andere vruchtenconserven worden vervaardigd, hebben andere zescijferige codes in de gecombineerde nomenclatuur. Weliswaar worden mandarijnenconserven en andere vruchtenconserven alle onder GS-code 2008 ingedeeld, maar daaronder worden ook andere uiteenlopende producten ingedeeld. Daarom is de indeling onder GS-code 2008 op zichzelf genomen geen belangrijke factor. Ofschoon verschillende soorten vruchtenconserven (zowel die met één soort fruit als die met een mengeling van fruit) bepaalde kenmerken gemeenschappelijk hebben (bijvoorbeeld lange houdbaarheid, bewaring in suikersiroop of vruchtensap), hebben de producten een verschillende smaak, textuur, vorm en kleur en verschillende afmetingen, zodat deze conserven niet gemakkelijk onderling verwisselbaar zijn met mandarijnenconserven. Ofschoon het alle levensmiddelen zijn, verschillen ook hun voornaamste eindgebruikswijzen. Ten slotte is het productieproces voor elk product verschillend: de vrucht kan worden gedroogd, geschild, fijngehakt, in plakken gesneden of in partjes verdeeld.
  • (15) 
    Een ander argument was dat bereid en verduurzaamd fruit en vers fruit hetzelfde ingevoerde betrokken product zijn. Ook dit argument werd afgewezen. Bereid en verduurzaamd fruit valt onder een andere viercijferige tariefindeling dan vers fruit. Vers fruit is niet verwerkt en is beperkt houdbaar. Het wordt gewoonlijk gewassen, geschild, ontpit, gesneden, fijngehakt of anderszins bewerkt door de eindgebruiker. Algemeen wordt het geacht andere kenmerken wat betreft smaak, textuur en dergelijke te hebben dan bereid en verduurzaamd fruit, alsmede een ander eindgebruik.
  • (16) 
    Niettegenstaande het feit dat het betrokken product kan worden gemaakt van een aantal verschillende soorten kleine citrusvruchten en dat het in verschillende kwaliteiten en in onmiddellijke verpakkingen van verschillende omvang beschikbaar is, is uit het onderzoek van de Commissie gebleken dat zij alle identieke of soortgelijke fysieke kenmerken, gebruikswijzen en toepassingen hebben. De Commissie stelt daarom vast dat het betrokken product, ingedeeld onder bovengenoemde GN-codes, als één product moet worden beschouwd.

2.1.2. Soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten

  • (17) 
    De Commissie heeft onderzocht of het door de EG-producenten vervaardigde product (hierna "soortgelijke product" genoemd) eenzelfde product is als het ingevoerde product.
  • (18) 
    Het betrokken product wordt vervaardigd in verschillende kwaliteiten. Bevat het omstreeks 10 % of minder gebroken partjes, dan wordt de kwaliteit als "fancy" aangeduid. Alle andere kwaliteiten worden aangeduid als "standaard". Enkele van de medewerkende exporteurs en importeurs voeren aan dat mandarijnenconserven uit de Volksrepubliek China van hogere kwaliteit zijn dan die uit de Eurpee Unie, omdat de vruchten met de hand zouden worden geschild en het uit de Volksrepubliek China ingevoerde product doorgaans een kleiner percentage gebroken partjes zou bevatten. De invoer is voor het grootste deel van Chinese oorsprong, maar het bewijsmateriaal over de kwaliteit en het kwaliteitsbeeld van het betrokken product en het soortgelijke product is tegenstrijdig. Dit kwaliteitsargument kon dan ook niet worden gestaafd:
  • Een van de importeurs verkocht van het betrokken product zowel merken van eerste kwaliteit als merken van mindere kwaliteit. Controle wees uit dat hij in 2002 iets grotere hoeveelheden voor de merken van eerste kwaliteit in Spanje aankocht dan hij uit de Volksrepubliek China importeerde en dat hij alle hoeveelheden voor de merken van mindere kwaliteit uit de Volksrepubliek China invoerde.
  • Om de kwaliteit van hun product en de strengste hygiënenormen te garanderen, hebben de EG-producenten veel geïnvesteerd in uitgebreide moderniseringsprogramma's. Hun productieprocessen zijn sterk geautomatiseerd. De EG-producenten voeren aan dat de consument twijfels heeft over de zorg waarmee bij ingevoerde producten de hygiënische controles tijdens het conserveringsproces worden uitgevoerd, en daarom in sommige landen een voorkeur heeft voor mandarijnenconserven van de EG-producenten.
  • (19) 
    De Commissie stelt in deze omstandigheden vast dat er geen significant verschil bestaat tussen de werkelijke kwaliteit of het kwaliteitsbeeld van het betrokken product en het door de EG-producenten vervaardigde product, ofschoon er zowel in de werkelijke kwaliteit als in het kwaliteitsbeeld kleine verschillen bestaan.
  • (20) 
    Bij haar beoordeling heeft de Commissie in het bijzonder de volgende bevindingen van het onderzoek in overweging genomen:
  • a) 
    Het ingevoerde product en het EG-product worden voor douanetariefdoeleinden onder dezelfde zescijferige GS-code van het internationale classificatiesysteem ingedeeld. Voorts hebben zij dezelfde of soortgelijke fysieke eigenschappen zoals smaak, afmetingen, vorm en textuur. Er zijn enkele kwaliteitsverschillen, maar deze zijn minimaal en worden door de consument doorgaans niet opgemerkt. Voorts is het ingevolge het ontbreken van de vermelding van de oorsprong op het etiket van sommige ingevoerde producten voor de consumenten moeilijk een onderscheid te maken tussen het EG-product en het ingevoerde product;
  • b) 
    het ingevoerde product en het EG-product worden via dezelfde of soortgelijke verkoopkanalen verkocht. Prijsinformatie is voor de kopers in ruime mate beschikbaar en het ingevoerde product en het EG-product concurreren voornamelijk op prijs;
  • c) 
    het ingevoerde product en het EG-product worden voor dezelfde of soortgelijke doeleinden gebruikt. Zij zijn dan ook alternatieve of vervangende producten en zijn onderling gemakkelijk verwisselbaar;
  • d) 
    het ingevoerde product en het EG-product worden door de consumenten gezien als alternatieve middelen om aan een bepaalde vraag of behoefte te voldoen; de verschillen waarop door de exporteurs en importeurs is gewezen, vormen slechts onbeduidende variaties.
  • (21) 
    Gezien het voorgaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat het ingevoerde product en het EG-product ondanks de beweerde verschillen in de hierboven besproken productkenmerken en -kwaliteiten, "soortgelijk" zijn.

2.2. IDENTIFICATIE VAN DE EG-PRODUCENTEN

  • (22) 
    In het verwerkingsseizoen 2002/2003 bedroeg de totale productie van het betrokken product in de Gemeenschap ongeveer 40000 t. De volledige productie van het betrokken product in de Gemeenschap vindt plaats in Spanje.
  • (23) 
    De acht producenten (conservenfabrikanten) in de Gemeenschap die volledige medewerking verleenden aan het onderzoek, zijn allen lid van organisaties die verenigd zijn in de Spaanse Federación Nacional de Asociaciones de la Industria de Conservas Vegetales (FNACV) (de Spaanse Nationale Federatie van Organisaties van de Groenten- en Fruitconservenindustrie). In het seizoen 2002/2003 bedroeg de totale productie van het betrokken product in de Gemeenschap 39600 t, waarvan de bovengenoemde producenten 34150 t, wat gelijkstaat aan 85 % van de totale EG-productie, voor hun rekening namen. Zij vertegenwoordigen dus een belangrijk deel van de totale productie in de Gemeenschap in de zin van artikel 5, lid 3, onder c), van Verordening (EG) nr. 3285/94 en artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 519/94. Zij worden in het kader van deze procedure daarom als de EG-producenten beschouwd.
  • 3. 
    STIJGING VAN DE INVOER

3.1. INLEIDING

  • (24) 
    De Commissie heeft een onderzoek ingesteld naar de vraag of de invoer van het betrokken product naar de Gemeenschap zodanig is gestegen, in absolute cijfers of in verhouding tot de totale EG-productie, en/of op zulke voorwaarden plaatsvindt, dat de EG-producenten van dit product ernstige schade lijden of dreigen te lijden. In dit verband heeft de Commissie haar aandacht vooral gevestigd op de invoer van het betrokken product in de meest recente periode waarvoor gegevens beschikbaar zijn. Onderstaande tabel geeft de ontwikkeling van de invoer weer voor elk seizoen van 1998/1999 tot en met 2002/2003.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3.2. OMVANG VAN DE INVOER

  • (25) 
    In de periode 1998/1999-1999/2000 steeg de invoer met circa 7 %. In het daaropvolgende seizoen steeg de invoer met circa 16 % (tot 20335 t in 2001/2002). In de periode 2000/2001-2001/2002 volgde dan een enorme stijging van de invoer. In één jaar steeg de invoer met 120 % tot 44804 t, ofwel meer dan 2,5-maal zoveel als in 1998/1999. In het verwerkingsseizoen 2002/2003 bleef de invoer ongeveer op hetzelfde niveau.

De ontwikkelingen worden bevestigd door de meest recente beschikbare gegevens. Uit recente gegevens blijkt dat de invoer in de Europese Unie in 2003 (de laatste periode waarvoor gegevens beschikbaar zijn) ongeveer 54000 t bedroeg, met een piek in het laatste trimester met een invoer van meer dan 17000 t, niettegenstaande dat op 9 november 2003 voorlopige vrijwaringsmaatregelen werden ingesteld.

  • (26) 
    De verhouding van de invoer tot de totale EG-productie steeg van 20 % in 1998/1999 tot 34 % in 2000/2001, tot 74 % in 2001/2002 en tot 113 % in 2002/2003. Deze ontwikkelingen worden bevestigd door de meest recente gegevens.

3.3. MARKTAANDEEL VAN DE INVOER

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • (27) 
    Het marktaandeel van de invoer steeg in de periode 1998/1999-2000/2001 van 20 tot 31 % om vervolgens in 2001/2002 bijna te verdubbelen tot 56 %. In 2002/2003 bleef het marktaandeel van de invoer stijgen tot 62 % van het verbruik. De Commissie is tot de conclusie gekomen dat de stijgingen van de invoer in het recente verleden ten opzichte van de voorgaande jaren als plotseling, sterk en aanzienlijk kunnen worden beschouwd.
  • 4. 
    INVOERPRIJZEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron:

Eurostat.

  • (28) 
    De gemiddelde prijs cif-grens Gemeenschap van het ingevoerde product is in 1998/1999-1999/2000 met 6 % gestegen en vervolgens in 1999/2000-2000/2001 met 18 %, om in 2001/2002 met 13 % te dalen tot 691 EUR per ton. In 2002/2003 bleef de gemiddelde prijs dalen tot 605 EUR per ton. De Commissie stelt vast dat, ofschoon de prijzen in 2000/2001 stegen, de grootste stijging van de invoer in 2001/2002 plaatsvond, toen de prijzen daalden, en dat de prijzen in 2002/2003 zijn blijven dalen met 12 %.
  • (29) 
    De neerwaartse trend in de prijzen wordt voorts bevestigd door de meest recente beschikbare gegevens. Uit geactualiseerde gegevens die door de importeurs werden verstrekt over de ontwikkelingen van de invoer- en doorverkoopprijzen en -hoeveelheden in de periode van april tot en met december 2003, blijkt dat de prijzen in die periode met nog eens 13,5 % zijn gedaald. Aangezien de facturen voor de uitvoer van mandarijnenconserven doorgaans in Amerikaanse dollar worden opgesteld, heeft de waardedaling van de dollar ten opzichte van de euro bijgedragen tot verdere prijsdalingen. In de periode april-december 2003 was de gemiddelde wisselkoers 1,15 USD per euro tegenover 1,08 USD per euro in de periode 2002/2003, wat een daling van 6,6 % is. Aangezien de totale prijsdaling 13,5 % bedraagt, kan deze daling niet volledig aan wisselkoersschommelingen worden toegeschreven. Het gaat om werkelijke prijsdalingen in de maanden voorafgaand aan en onmiddellijk na de instelling van de voorlopige vrijwaringsmaatregelen.
  • (30) 
    Voor de beoordeling van waarschijnlijke prijsontwikkelingen in de toekomst merkt de Commissie op dat de grootste verdeler van satsuma's in Duitsland de prijs van een standaard conservenblik van 314 ml met ingang van 5 januari 2004 (dat wil zeggen na de instelling van de voorlopige maatregelen) van 0,35 EUR tot 0,29 EUR heeft verlaagd.
  • 5. 
    ONVOORZIENE ONTWIKKELINGEN
  • (31) 
    In de voorbije vijf jaar heeft een reeks gebeurtenissen geleid tot een scherpe stijging van de invoer van het betrokken product, met name uit de Volksrepubliek China. Deze reeks gebeurtenissen kon bij de afsluiting van de Uruguayronde niet worden voorzien. De analyse is op de Volksrepubliek China gericht, omdat meer dan 98 % van de invoer van het betrokken product in de Europese Unie uit dat land afkomstig is.
  • (32) 
    Tot het midden van de jaren negentig was de Chinese productiecapaciteit voor het betrokken product groot genoeg om te voorzien in de binnenlandse vraag en de uitvoer naar de voornaamste en meest winstgevende exportmarkten, namelijk Japan en de Verenigde Staten (Westkust). De uitvoer van de Volksrepubliek China naar de Gemeenschap was gering en relatief stabiel.
  • (33) 
    Onderstaande tabel geeft een schatting van het wereldwijde verbruik en van productiecapaciteit, productie, uitvoer en binnenlands verbruik in de Volksrepubliek China voor de verwerkingsseizoenen 1998/1999 tot en met 2002/2003. De cijfers zijn opgegeven als index, waarbij het geschatte wereldwijde verbruik in 1998/1999 op 100 wordt gesteld.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron:

Eurostat en andere openbare informatie alsmede gegevens die in het kader van het onderzoek zijn verstrekt. De gegevens worden als index verstrekt omdat de verstrekker van de gegevens over de Volksrepubliek China om vertrouwelijke behandeling heeft gevraagd.

  • (34) 
    In 1998/1999 was het binnenlandse verbruik in de Volksrepubliek China 5 en de productiecapaciteit 70, terwijl de daadwerkelijke productie 57 was, veel meer dus dan nodig was voor de binnenlandse markt. In 2002/2003 was het binnenlandse verbruik in de Volksrepubliek China gestegen tot 20 en de productiecapaciteit tot 148, terwijl de daadwerkelijke productie 124 was (88 % van het geschatte wereldwijde verbruik). Hoewel het verbruik in de Volksrepubliek China snel is gestegen, is het in reële termen nog gering. Het wereldwijde verbruik neemt toe, maar dit gebeurt geleidelijk (met ongeveer 7 % per jaar). In deze omstandigheden kon dan ook niet worden voorzien dat de Chinese productiecapaciteit jaarlijks met 16 % zou stijgen en in 2002/2003 het wereldwijde verbruik zou overtreffen, waardoor geen ruimte meer wordt gelaten voor andere producenten. Omdat het binnenlandse verbruik in de Volksrepubliek China slechts tot 20 was gestegen, zette de verhoging van de Chinese productiecapaciteit en productie de Volksrepubliek China duidelijk onder druk om zeer grote hoeveelheden uit te voeren. In de onderzochte periode steeg de uitvoer inderdaad van 48 tot 104, wat meer dan een verdubbeling is. Deze cijfers kunnen in de juiste context worden geplaatst door de overweging dat de Chinese uitvoer in 2002/2003 drie keer hoger was dan het totale geschatte verbruik in de Europese Gemeenschap in dat jaar.
  • (35) 
    Het handelsgeschil tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten over hormonen in vlees lijkt bij de stijging van de uitvoer van de Volksrepubliek China naar de Europese Unie ook een rol te hebben gespeeld. Het betrokken product was opgenomen in de lijst van producten waarvoor de Verenigde Staten in het kader van dat geschil sancties wilden instellen. De Chinese producenten hebben hierin waarschijnlijk een mogelijkheid gezien om hun uitvoer naar de Verenigde Staten aanzienlijk te verhogen (het Chinese product zou in de plaats komen van het EG-product). Een sterke uitbreiding van de capaciteit van de Chinese conservenindustrie werd hierdoor gestimuleerd. Deze mogelijkheid heeft zich echter niet verwezenlijkt, en de Volksrepubliek China moest op zoek naar alternatieve afzetmogelijkheden voor zijn overcapaciteit. De aantrekkelijkste markt bleek die van de Europese Unie en de uitvoer van de Volksrepubliek China naar de Europese Unie nam dan ook massaal toe.
  • (36) 
    Het monetaire beleid van de Volksrepubliek China, dat inhoudt dat de yuan aan de USD is gekoppeld tegen een wisselkoers van 8,28 yuan per USD (ondanks vermeende verschillen in de relatieve waarde van deze twee munteenheden), heeft de uitvoer eveneens gestimuleerd. Uitvoer van het betrokken product is hierdoor veel waarschijnlijker geworden dan verkoop op de binnenlandse markt in de Volksrepubliek China. Na de onverwachte waardedaling van de USD ten opzichte van de euro sinds oktober 2000 heeft de yuan bovendien ten opzichte van de euro aan waarde verloren, waardoor de Europese markt voor de Chinese exporteurs des te aantrekkelijker werd.
  • (37) 
    De Commissie is daarom tot de conclusie gekomen dat de onvoorziene ontwikkelingen die de oorzaak waren van de toename van de uitvoer naar de Gemeenschap, bestaan uit een aantal gelijktijdig optredende factoren: de ongekende stijging van de productiecapaciteit in de Volksrepubliek China met een sterke exportdruk als gevolg; de mogelijkheid dat sancties van de Verenigde Staten in het kader van het hormonengeschil het EG-product van de Amerikaanse markt zouden weren, wat de stijging van de Chinese productiecapaciteit en vervolgens de productie heeft gestimuleerd; een verandering in de voorkeur van de consument sinds 2001, en het wisselkoersbeleid van de Chinese overheid in combinatie met de onverwachte waardedaling van de USD sinds oktober 2000. Deze combinatie van factoren, die bij het afsluiten van de Uruguayronde duidelijk niet kon worden voorzien, heeft de voorwaarden geschapen voor de ongekende stijging van de invoer in de Gemeenschap.
  • 6. 
    ERNSTIGE SCHADE

6.1. INLEIDING

  • (38) 
    Om definitief vast te stellen of de EG-producenten van het soortgelijke product ernstige schade lijden, dat wil zeggen of de positie van de EG-producenten in het algemeen duidelijk is achteruit gegaan, heeft de Commissie haar beoordeling van alle relevante objectieve en kwantificeerbare gegevens in verband met de situatie van deze producenten gefinaliseerd. De Commissie heeft voor het betrokken product de ontwikkelingen van de productiecapaciteit, de productie, de bezettingsgraad, het aantal arbeidsplaatsen, de productiviteit, de cashflow, het rendement op geïnvesteerd vermogen, het gebruik binnen de eigen onderneming, de voorraden, het verbruik, de verkoop, het marktaandeel, de prijzen, de prijsonderbieding en de winstgevendheid in de seizoenen 1998/1999 tot en met 2002/2003 onderzocht.
  • (39) 
    Ook wordt het verbruik in de Gemeenschap onderzocht, evenwel niet als een indicator voor de schade.

6.1.1. Verbruik

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • (40) 
    Het verbruik van het betrokken product in de Gemeenschap werd vastgesteld aan de hand van de totale verkoop van de EG-producenten en andere producenten in de Europese Unie en de totale invoer van het betrokken product in de Gemeenschap, zoals door Eurostat gemeld.
  • (41) 
    In de periode 1998/1999-2000/2001 daalde het verbruik in de Gemeenschap met 18 %, van 80065 t naar 65676 t. In de periode 2000/2001-2001/2002 steeg het verbruik met 23 % en bereikte het zijn hoogste waarde in de onderzochte periode, namelijk 80960 t. In het meest recente seizoen (2002/2003) was er een daling van het verbruik met 10 % ten opzichte van 2001/2002, met een waarde die dichter ligt bij het gemiddelde verbruik in de onderzochte periode (74720 t per jaar).

6.1.2. Productiecapaciteit en bezettingsgraad

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • (42) 
    De Commissie heeft de productiecapaciteit van de EG-producenten onderzocht aan de hand van de productiecapaciteit voor een volledig seizoen (van 1 oktober tot en met 30 september van het daaropvolgende jaar). Het soortgelijke product wordt vervaardigd van november tot en met februari met productiefaciliteiten waarvan een deel tijdens de rest van het jaar kan worden gebruikt voor de verwerking van andere groenten en fruit. Van november tot en met februari zijn er in de betrokken regio's (Valencia en Murcia in Spanje) echter geen andere groenten en fruit voor verwerking beschikbaar.
  • (43) 
    Uit het onderzoek is gebleken dat de totale geraamde theoretische productiecapaciteit gedurende de onderzochte periode stabiel is gebleven, met slechts één kleine stijging (2 %) die plaatsvond in de periode 1998/1999-1999/2000.
  • (44) 
    De bezettingsgraad daalde in de periode 1998/1999-1999/2000 van 65 % naar 59 %. Deze daling kan gedeeltelijk worden verklaard door de toename van de capaciteit met 2 % in dat jaar, maar lijkt grotendeels het gevolg van een terugval van de productie met 7,5 %, van 81869 tot 75767 t. De bezettingsgraad daalde in 2000/2001 met nog eens 12 percentpunten, tot 47 %. De bezettingsgraad bleef het daaropvolgende seizoen stabiel, maar viel in 2002/2003 terug tot 31 % (een daling met 16 percentpunten). De dalingen van de bezettingsgraad vanaf 1999/2000 stemmen overeen met de productiedalingen in dezelfde periode.

6.1.3. Totale EG-productie

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • (45) 
    De totale EG-productie daalde in de periode 1998/1999-2001/2002 van 81869 t naar 60329 t. Daarna viel de productie in het seizoen 2002/2003 met nog eens 35 % terug tot het laagste niveau in de onderzochte periode.
  • (46) 
    De ontwikkelingen van de productie worden bevestigd door de meest recente beschikbare gegevens (2003/2004), die op een verdere daling van de productie wijzen tot 26165 ton (onvolledige gegevens). De EG-producenten kunnen niet investeren en zich tot productie verbinden, tenzij zij voorafgaandelijk bestellingen hebben van hun grootste klanten. Zij kunnen die bestellingen echter niet in de wacht slepen omdat hun prijzen niet concurrentieel zijn.

6.1.4. Aantal arbeidsplaatsen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • (47) 
    Het aantal arbeidsplaatsen in verband met het betrokken product daalde in 1999/2000. In 2000/2001 vond een licht herstel plaats, gevolgd door een verdere terugval in 2001/2002 en 2002/2003. Behalve de door de EG-producenten genoteerde terugval van het aantal arbeidsplaatsen zijn in de mandarijnenconservenindustrie in de Gemeenschap de afgelopen vijf jaar nog meer arbeidsplaatsen verloren gegaan, doordat enkele producenten in de bedrijfstak reeds vóór de opening van het vrijwaringsonderzoek hun activiteiten op dit gebied hebben gestaakt. Het grootste deel van de arbeidsplaatsen wordt door seizoenarbeiders ingenomen. De tabel moet daarom worden gelezen in samenhang met onderstaand overzicht van het aantal gewerkte uren.

6.1.5. Gewerkte uren en productiviteit

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • (48) 
    De werkelijke impact op het aantal arbeidsplaatsen in de Gemeenschap valt duidelijker af te lezen aan het aantal gewerkte uren, waarin ook de seizoenarbeid is opgenomen. Het aantal gewerkte uren vormt ook een nauwkeuriger basis voor het meten van de productiviteit dan het aantal werknemers.
  • (49) 
    De algemene trend is een gestage daling van het aantal gewerkte uren, met een daling van 861000 tot 625000 oftewel een daling met 27 % in de meest recente periode. De productiviteit is in de periode 1998/1999-2001/2002 licht gedaald, van 15,9 gewerkte uren per ton naar 16,8 uur, en nam in het laatste seizoen (2002/2003) verder af tot 17,7 uur. Hierbij moet worden opgemerkt dat de verschillen in productiviteit vooral het gevolg zijn van de oogst van het verse product.

6.1.6. Cashflow en rendement op geïnvesteerd vermogen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • (50) 
    De cashflow en het rendement op geïnvesteerd vermogen konden slechts worden onderzocht op het niveau van de medewerkende ondernemingen die het betrokken product vervaardigen en niet in verhouding tot het betrokken product zelf, en worden opgegeven in kalenderjaren. Deze indicatoren worden daarom als minder zinvol beschouwd dan de andere. Niettemin kan worden geconcludeerd dat de cashflow en het rendement op geïnvesteerd vermogen in de meest recente periode sterk zijn afgenomen.

6.1.7. Verkoop

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • (51) 
    De verkoop in de Gemeenschap van het soortgelijke product door de EG-producenten daalde in de periode 1998/1999-2000/2001 van 63718 t naar 45341 t, in overeenstemming met de terugval van het verbruik en de stijging van de invoer in die periode. Hoewel het verbruik in het daaropvolgende seizoen weer steeg, daalde de verkoop in de periode 2000/2001-2001/2002 verder met 20 % tot 36156 t, terwijl de invoer meer dan verdubbelde tot 44804 t. Hieruit blijkt de steeds sterkere aanwezigheid van het ingevoerde product op de markt. In het meest recente periode is de verkoop in het seizoen 2002/2003 verder gedaald tot 28030 t, het laagste niveau in de geschiedenis, wat een daling is van 56 % op vier jaar tijd.

6.1.8. Marktaandeel

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • (52) 
    In de periode 1998/1999-2000/2001 daalde het marktaandeel van de EG-producenten van 79 % naar 69 %, vervolgens viel het in 2001/2002 terug tot 44 % en tot 38 % in 2002/2003. Uit de aanzienlijke terugval in de laatste twee seizoenen blijkt de steeds grotere marktpenetratie van het ingevoerde product in die periode, die plaatsvond ondanks dat de EG-producenten hun prijzen in de periode 2000/2001-2001/2002 met 17 % verlaagden en met nog eens 6 % in 2002/2003.
  • (53) 
    De combinatie van de val van de prijzen en het verlies van marktaandeel aan de invoer deed zich op hetzelfde ogenblik voor als de grote val in de winstgevendheid van de EG-producenten (zie bespreking hieronder).

6.1.9. Prijs van het soortgelijke product en prijsonderbieding

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • (54) 
    De gemiddelde prijs van het soortgelijke product daalde in de periode 1998/1999-1999/2000, maar herstelde zich in 2000/2001 door een stijging met 17 % tot 925 EUR per ton, waarna de gemiddelde prijs in 2001/2002 terugviel tot 827 EUR per ton en in 2002/2003 verder daalde naar 781 EUR per ton.
  • (55) 
    Om het niveau van de prijsonderbieding te kunnen vaststellen, werden de prijzen vergeleken voor vergelijkbare perioden, in hetzelfde handelsstadium en bij verkoop aan soortgelijke afnemers. Uitgaande van de gemiddelde prijzen af fabriek van de EG-producenten en van die van de naar de Gemeenschap exporterende producenten (prijs cif-grens Gemeenschap inclusief douanerechten), werden de EG-prijzen in de vijf onderzochte perioden met 2 % tot 11 % onderboden.

6.1.10. Winstgevendheid

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • (56) 
    De winstgevendheid van de EG-producenten bij verkoop in de Gemeenschap was in de onderzochte periode van vijf jaar sterk wisselend. De winstgevendheid was het laagst in 2001/2002 en 2002/2003 en het hoogst in 2000/2001. In 2002/2003, toen de invoer tot het hoogste punt in de onderzochte periode was gestegen, daalde de gemiddelde prijs van het ingevoerde product tot 605 EUR per ton en de gemiddelde prijs van het EG-product tot 781 EUR per ton. Door deze prijsdaling, gekoppeld aan de daling van de verkoop, daalde de winstgevendheid van de EG-producenten in 2001/2002 van 6,8 % naar - 1,7 %, en deze ontwikkeling is in 2002/2003 nog verergerd tot een verlies van - 4,3 %.
  • (57) 
    Streefprijsonderbieding geeft de mate weer waarin de prijs van het ingevoerde product lager is dan de prijs die de EG-producenten in een niet-schadeveroorzakende situatie zouden moeten kunnen verkrijgen. De prijsonderbiedingsmarge werd berekend aan de hand van de gewogen gemiddelde niet-schadeveroorzakende prijs per ton van het EG-product. Deze prijs werd berekend door de productiekosten van het EG-product te nemen (gecorrigeerd om de vervoerskosten in rekening te brengen en zo een correcte vergelijking mogelijk te maken met de invoerprijs naar de voornaamste geografische regio van verbruik) en daaraan een winstmarge van 6,8 % toe te voegen. Deze winstmarge werd redelijk geacht, daar dit de winst is die de EG-producenten in een normale handelssituatie kunnen maken wanneer zij niet geconfronteerd worden met een plotselinge sterke stijging van de invoer. Deze niet-schadeveroorzakende prijs werd vergeleken met de gewogen gemiddelde prijs per ton van het ingevoerde product in de periode april-december 2003 in hetzelfde handelsstadium, omgerekend tot de prijs cif-grens Gemeenschap inclusief douanerechten, kosten van invoer en winstmarge van de importeur. Het verschil tussen deze twee prijzen, in procenten van de prijs cif-grens Gemeenschap van het ingevoerde product, bleek 57,9 % te bedragen.

6.1.11. Voorraden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • (58) 
    De voorraden namen in de periode 1998/1999-2000/2001 af, maar namen in 2001/2002 sterk toe om vervolgens in 2002/2003 opnieuw op hun niveau van 2000/2001 te komen. De EG-producenten verminderden hun hoge voorradenniveaus door de productie te beperken. De toename van de voorraden tussen 2000/2001 en 2001/2002 viel samen met een daling van de verkoop van de EG-producenten in de Gemeenschap met 20 % en lijkt vooral door die daling te zijn veroorzaakt.

6.1.12. Conclusie

  • (59) 
    Uit de gegevens blijkt dat, hoewel de productiecapaciteit licht toenam in het begin van de onderzochte periode, er ongunstige ontwikkelingen zijn wat betreft de bezettingsgraad, de productie, het aantal arbeidsplaatsen, de productiviteit, de cashflow en het rendement op geïnvesteerd vermogen. Tegen een achtergrond van een verbruik dat twee jaar lang afnam, zich daarna opnieuw herstelde tot bijna het vorige peil om vervolgens in 2002/2003 opnieuw te dalen, laten de gegevens zowel in 2001/2002 als in 2002/2003 ongunstige ontwikkelingen zien wat betreft verkoop, marktaandeel, prijzen en winstgevendheid. In 2001/2002 was er een toename van de voorraden, maar in 2002/2003 bereikten die weer hun vorige peil.
  • (60) 
    De Commissie wijst er met name op dat, toen de invoer in 2001/2002 meer dan verdubbelde (44804 t), de verkoop van de EG-producenten in de Gemeenschap tot een laag niveau terugviel (36156 ton) en dat de winstgevendheid van de EG-producenten terugliep tot -1,7 %. Tezelfdertijd nam het verbruik in dat jaar toe. Hoewel kon worden verwacht dat de invoer de stijgende lijn van het verbruik zou volgen en dat de prijzen stabiel zouden blijven, werd de invoer meer dan verdubbeld, terwijl de prijs van zowel het ingevoerde product als het EG-product daalde.
  • (61) 
    Voorts was er in 2002/2003 geen daling van het niveau van de invoer, ofschoon het verbruik met 10 % daalde, en het waren de EG-producenten wier verkoop met 22 % daalde terwijl hun prijzen met 6 % daalden. Mede ingevolge de voorradenoverschot van het vorige jaar dienden de EG-producenten hun productie in aanzienlijke mate terug te schroeven.
  • (62) 
    Het gevolg van deze combinatie van factoren lijkt tot uiting te komen in de economische indicatoren voor de EG-producenten. De EG-producenten hebben marktaandeel verloren: hun aandeel bereikte in 2002/2003 zijn laagste peil. Voorts nam hun verkoop zowel in 2001/2002 als in 2002/2003 in absolute termen af. Dientengevolge hebben zij de productie in elk van deze jaren moeten terugschroeven. Als gevolg daarvan is hun bezettingsgraad zowel in 2001/2002 als in 2002/2003 sterk teruggelopen. Ook de productiviteit en het aantal arbeidsplaatsen zijn in 2001/2002 en 2002/2003 teruggevallen. Het algehele effect van de daling van de verkoop in de Gemeenschap en van de prijzen lijkt een daling te zijn van de verkoopopbrengsten van de EG-producenten met 29 %, van 41,9 miljoen EUR in 2000/2001 naar 29,9 miljoen EUR in 2001/2002 en 21,9 miljoen EUR in 2002/2003. In dezelfde periode viel de winstgevendheid van de EG-producenten terug van 6,8 % naar -1,7 % in 2001/2002 en tot -4,3 % in 2002/2003.
  • (63) 
    Rekening houdend met al deze factoren is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de EG-producenten ernstige schade hebben geleden.
  • 7. 
    OORZAAK
  • (64) 
    Om te voorkomen dat schade die door andere factoren is veroorzaakt, aan de stijging van de invoer wordt toegeschreven, is de Commissie bij het onderzoek naar een oorzakelijk verband tussen de toename van de invoer en de ernstige schade als volgt te werk gegaan:
  • er werd een onderscheid gemaakt tussen de schadelijke gevolgen van factoren die geacht werden schade te hebben veroorzaakt;
  • deze schadelijke gevolgen werden toegewezen aan factoren die er de oorzaak van waren, en,
  • na de schade te hebben toegewezen aan alle aanwezige oorzakelijke factoren, heeft de Commissie vastgesteld of de stijging van de invoer "werkelijk" een "belangrijke" oorzaak is van de ernstige schade.

7.1. ANALYSE VAN DE OORZAKELIJKE FACTOREN

7.1.1. Gevolgen van de gestegen invoer

  • (65) 
    De markt voor mandarijnenconserven is transparant wat leveranciers en afnemers betreft. Daar mandarijnenconserven essentieel een basisproduct zijn, concurreren het betrokken product en het soortgelijke product voornamelijk op prijs.
  • (66) 
    In de periode 2000/2001-2002/2003 steeg het marktaandeel van het ingevoerde product van 31 % naar 56 % en vervolgens tot 62 %, terwijl het marktaandeel van het EG-product van 69 % naar 44 % daalde en vervolgens tot 38 %. In dezelfde periode is de invoer gestegen van 34 % naar 74 % en vervolgens tot 113 % van de EG-productie, wat erop wijst dat de invoer dus ook in verhouding tot de productie is gestegen ten koste van de EG-producenten.
  • (67) 
    Volgens Eurostat daalde de gemiddelde prijs van het ingevoerde product op de EG-markt in de periode 2000/2001-2002/2003 van 792 EUR naar 691 EUR per ton en vervolgens tot 605 EUR per ton. In dezelfde periode daalde de gemiddelde prijs van het EG-product van 925 EUR naar 827 EUR per ton en vervolgens tot 781 EUR per ton. Alleen al door de daling van de gemiddelde prijs van het EG-product in de Gemeenschap zouden de EG-producenten in 2001/2002 11 % (4,4 miljoen EUR) minder verkoopopbrengsten hebben gehad en in 2002/2003 nog eens 6 % minder (1,7 miljoen EUR). Indien ook rekening wordt gehouden met de gelijktijdige daling van de verkoop, dan komt dit neer op een daling van de verkoopopbrengsten in de Gemeenschap met 12 miljoen EUR in 2001/2002 en met 8 miljoen EUR in 2002/2003. De daling van de verkoopopbrengsten leidde (in combinatie met de gestegen kosten) tot een aanzienlijke daling van de winstgevendheid. De EG-producenten leden daardoor in 2001/2002 een verlies van 1,7 % en van 4,3 % in 2002/2003.
  • (68) 
    Om de hierboven vermelde redenen is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er een verband bestaat tussen de stijging van de invoer van laaggeprijsde producten en de ernstige schade die de EG-producenten hebben geleden, en dat de stijging van de invoer schadelijke gevolgen had, met name omdat de prijzen daardoor onder druk kwamen te staan en de EG-producenten als gevolg daarvan minder verkochten in de Gemeenschap.

7.1.2. Gevolgen van de veranderingen in het verbruik

  • (69) 
    De Commissie heeft een volledig onderzoek verricht naar de schadelijke gevolgen van de daling van het verbruik in de periode 1998/1999-2000/2001. Die daling moet worden bezien in de context van de algemene trend in de onderzochte periode van vijf jaar. Het verbruik daalde van 80065 t in 1998/1999 naar 74056 t in 1999/2000 en daarna tot 65676 t in 2000/2001, steeg in 2001/2002 weer met 15284 t tot 80960 t, waarna het in 2002/2003 weer terugviel tot 72843 t.
  • (70) 
    De Commissie merkt op dat, hoewel het verbruik in 2000/2001 tot het laagste niveau in de onderzochte periode daalde, de EG-producenten in dat jaar ook het hoogste niveau van winstgevendheid bereikten, namelijk 6,8 %. Anderzijds steeg het verbruik in 2001/2002 tot 80960 t (het hoogste peil in de onderzochte periode), terwijl de winstgevendheid voor de EG-producenten toen daalde tot - 1,7 %. Er is derhalve geen duidelijk verband tussen het verbruik en de winstgevendheid en de algemene economische situatie van de EG-producenten.
  • (71) 
    Bij het onderzoek naar het effect van het verbruik op de winstgevendheid van de EG-producenten moet rekening worden gehouden met de reactie van alle marktdeelnemers op de veranderingen in het verbruik. In dit verband werd vastgesteld dat de EG-producenten hun verkoop in de Gemeenschap in 2001/2002 met ongeveer 9185 t moesten inkrimpen ten opzichte van 2000/2001, maar dat de invoer de tegenovergestelde ontwikkeling doormaakte (+ 24469 t). Ook in 2002/2003 bleef de invoer op het peil van het vorige jaar, terwijl de verkoop van de EG-producenten met 8000 t inkromp.
  • (72) 
    Wat de gevolgen voor de prijzen betreft: fluctuaties in het verbruik van conserven met een lange houdbaarheidsduur hebben doorgaans geen grote gevolgen voor de prijzen indien de productie aan de behoeften van de markt wordt aangepast. In dit geval schijnen de EG-producenten gereageerd te hebben door zowel de productie als de verkoop in grotere mate te verlagen dan nodig was om in overeenstemming te blijven met de daling van het verbruik. Dit werd ook weerspiegeld in een overeenstemmende daling van de voorraden.
  • (73) 
    Ook zou een een vermindering van de prijsdruk de schadeveroorzakende effecten van lage prijzen kunnen beperken. De belangrijkste factor is winst en elke daling zou beperkt gebleven zijn indien de prijzen en de verkoop niet aanzienlijk waren gedaald. Het is daarom redelijk te concluderen dat, indien de invoer van laaggeprijsde producten niet zo sterk was gestegen, de daling van het verbruik niet zou hebben geleid tot een aanzienlijke daling van de winst.
  • (74) 
    Indien alle marktdeelnemers hun productie hadden aangepast, dan nog zouden de EG-producenten in 1999/2000, 2000/2001 en 2002/2003 minder hebben verkocht. Maar het verbruik stond in 2001/2002 op zijn hoogste peil sedert 1998/1999, op ongeveer hetzelfde peil als in dat jaar. In 2001/2002 daalde de verkoop van de EG-producenten echter met 24438 t ten opzichte van 1998/1999, oftewel een daling met 43 %. Tezelfdertijd steeg de invoer in 2001/2002 met 28457 t ten opzichte van 1998/1999. De invoer steeg dan ook in aanzienlijke mate in de periode 1998/1999-2001/2002, ofschoon het verbruik slechts in beperkte mate was gestegen.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • (75) 
    Bovenstaande tabel laat zien dat zelfs indien het verbruik in de loop van de onderzochte periode op hetzelfde peil was gebleven, het marktaandeel van de EG-producenten geen wezenlijk ander verloop had gekend. Hieruit blijkt dat de ontwikkeling van het verbruik slechts een beperkte impact had op het marktaandeel van de EG-producenten.
  • (76) 
    Om bovengenoemde redenen luidt de conclusie dat, ofschoon er een verband bestaat tussen de daling van het verbruik en de vastgestelde schadeveroorzakende effecten, dit verband niet wezenlijk is.

7.1.3. Gevolgen van veranderingen in exportprestaties

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • (77) 
    De Commissie heeft ook de gevolgen van de daling van de uitvoer onderzocht. In de periode 1998/1999-2000/2001 daalde de uitvoer van mandarijnenconserven door de EG-producenten van 21316 t naar 14544 t, doordat de EG-producenten marktaandeel verloren door de laaggeprijsde concurrentie uit de Volksrepubliek China (met name door het in overweging 35 besproken hormonengeschil). In de periode 2000/2001-2001/2002 herstelde de uitvoer zich tot 18099 t, waarna in 2002/2003 een peil van 17780 t werd bereikt. Over de periode van vijf jaar in haar geheel daalde de uitvoer met ongeveer 3500 t, hoewel de sterkste daling zich voordeed in de periode 1999/2000-2000/2001 (het jaar dat de EG-producenten het hoogste niveau van winstgevendheid bereikten). In 2000/2001 steeg de uitvoer zelfs in het voordeel van de EG-producenten. In de meest recente periode 2001/2002-2002/2003 is de uitvoer met 317 t of 1,7 % gedaald, wat slechts 0,8 % van de productie in de Gemeenschap vertegenwoordigt.
  • (78) 
    Ook moet worden opgemerkt dat bij de berekening van de winstgevendheid in punt 6.1.10 alleen rekening is gehouden met de verkoop in de Gemeenschap. De vastgestelde daling in de winstgevendheid van de EG-producenten in de meest recente perioden staat daarom grotendeels los van het effect van de invoer.
  • (79) 
    Om bovengenoemde redenen luidt de conclusie dat er weliswaar een verband zou kunnen bestaan tussen de daling van de uitvoer en de vastgestelde schadelijke gevolgen, voorzover de daling van de uitvoer bijvoorbeeld heeft bijgedragen tot de lagere productie en bezettingsgraad. Er kan echter worden vastgesteld dat dit gevolg zich voornamelijk voordeed in de periode 1999/2000-2000/2001 (toen de EG-producenten nog winstgevend waren) en dat de zeer lichte daling van de uitvoer in 2002/2003, gelijk aan minder dan 1 % van de EG-productie, geen meetbare gevolgen heeft gehad.

7.1.4. Gevolgen van overcapaciteit

  • (80) 
    De Commissie heeft voorts onderzocht of schade kan zijn ontstaan door overcapaciteit bij de EG-producenten. Er was in de onderzochte periode slechts eenmaal een kleine verandering in de geraamde theoretische productiecapaciteit: in 1999/2000 nam de productiecapaciteit met 2 % toe tot 129260 t.
  • (81) 
    Deze capaciteitstoename droeg bij tot de daling van de bezettingsgraad in 1999/2000 en de daaropvolgende jaren, doordat de verwachte vraag naar extra capaciteit zich niet voordeed. De conclusie luidt daarom dat er een verband bestaat tussen de capaciteitstoename en de schadelijke gevolgen die in het eerste deel van de periode van vijf jaar konden worden vastgesteld, ofschoon de gevolgen van de aanvullende capaciteit voor de algemene winstgevendheid van de EG-producenten bijzonder klein waren.

7.1.5. Gevolgen van het te geringe aanbod van grondstoffen

  • (82) 
    Enkele exporteurs voerden aan dat de daling van de productie van de EG-producenten te wijten was aan een te gering aanbod van grondstoffen (kleine verse citrusvruchten) op de EU-markt. Op basis van haar onderzoek van de EU-markt van kleine verse citrusvruchten is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er voldoende aanbod was om aan de vraag van de verwerkende industrie te voldoen.
  • (83) 
    Tabel A geeft een overzicht van de werkelijke productie van kleine verse citrusvruchten (clementines, mandarijnen en satsuma's) in de jaren 1998 tot en met 2002.

Tabel A

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron:

CLAM.

7.1.6. Vraag van de verwerkende industrie naar kleine verse citrusvruchten

  • (84) 
    Tabel B geeft een overzicht van de hoeveelheid clementines en satsuma's die de verwerkende industrie in de periode 1998/1999-2002/2003 voor de productie van mandarijnenconserven heeft gebruikt.

Tabel B

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • (85) 
    Zoals uit de tabellen A en B kan worden afgelezen, was het aanbod van kleine verse citrusvruchten op de EU-markt veel groter dan de vraag van de verwerkende industrie.
  • (86) 
    De verwerkende industrie concurreert evenwel met de andere afnemers van verse satsuma's en clementines en haar concurrentievermogen lijkt te zijn aangetast door de daling van de prijzen voor het soortgelijke product. De prijs van verse mandarijnen die worden verwerkt, wordt bepaald in jaarlijkse overeenkomsten tussen de conservenfabrikanten en de landbouwers die in het begin van het seizoen worden gesloten. Tabel C laat de prijzen zien die de producenten van mandarijnen krijgen voor verse mandarijnen en voor mandarijnen die voor conservering zijn bestemd:

Tabel C

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • (87) 
    Het prijsverschil wordt door twee factoren bepaald. Ten eerste zijn de EG-producenten in steeds mindere mate in staat hun grondstoffen (verse satsuma's en clementines) in te kopen tegen een prijs die het voor hen mogelijk maakt een redelijk niveau van winstgevendheid te bereiken. Ten tweede schakelen de telers, doordat de EG-producenten hun voor satsuma's (die voornamelijk als grondstof voor conserven dienen) slechts lage prijzen bieden, over op de teelt van clementines, teneinde hun productie winstgevender te maken. Deze verschuiving lijkt echter nog niet zo ver gevorderd dat er sprake is van een merkbaar effect op het aanbod van grondstoffen voor de EG-producenten.
  • (88) 
    De Commissie is daarom tot de conclusie gekomen dat een te gering aanbod niet heeft bijgedragen tot de schade die de EG-producenten hebben geleden.

7.1.7. Andere factoren

  • (89) 
    In de loop van het definitieve onderzoek zijn geen andere schadeveroorzakende factoren (andere dan die welke in de punten 7.1.1 tot en met 7.1.6 zijn besproken) door de diensten van de Commissie vastgesteld of door belanghebbenden naar voren gebracht.

7.2. TOEWIJZING VAN DE SCHADELIJKE GEVOLGEN

  • (90) 
    De ernstige schade die de EG-producenten hebben geleden, kwam vooral tot uiting in een daling van de verkoop, lagere eenheidsprijzen, een steeds lager niveau van winstgevendheid en financiële verliezen. De Commissie heeft vastgesteld dat nog drie andere factoren samen met de stijging van de invoer tot de schade hebben bijgedragen: daling van het verbruik, daling van de uitvoer en verhoogde capaciteit.
  • (91) 
    Ten eerste was er een daling van het verbruik in de periode 1998/1999-2000/2001, gevolgd door een stijging in 2001/2002, gevolgd door een verdere daling in de meest recente periode. De ontwikkeling van de invoer volgde dit verbruikspatroon evenwel in het geheel niet en de Commissie is van oordeel dat de daling van het verbruik in de periode 1998/1999-2000/2001 geen belangrijke factor is geweest, noch voor de verkoop, noch voor de prijzen. De daling van het verbruik in 2002/2003 viel samen met een daling van de verkoop, de prijzen en de winstgevendheid voor de EG-producenten en de Commissie is tot de conclusie gekomen dat de daling van het verbruik een factor is die heeft bijgedragen tot de ernstige schade die EG-producenten hebben geleden.
  • (92) 
    De Commissie heeft eveneens de daling van de uitvoer door de EG-producenten in de periode van vijf jaar onderzocht. In het eerste deel van de periode van vijf jaar was er sprake van een daling. In het tweede deel van de periode, toen de EG-producenten ernstige schade leden, steeg de uitvoer om daarna licht terug te vallen. De ontwikkeling van de uitvoer had een aanzienlijk kleinere impact op de EG-producenten in de periode 2001/2002-2002/2003 dan de stijging van de invoer.
  • (93) 
    De Commissie heeft ook de capaciteitstoename onderzocht die zich in 1999/2000 voordeed, waarna de capaciteit op hetzelfde peil is gebleven. De kosten van deze aanvullende capaciteit op jaarbasis waren niet aanzienlijk.
  • (94) 
    De Commissie heeft geconstateerd, na zich ervan te hebben vergewist dat de gevolgen van de andere factoren niet aan de stijging van de invoer werden toegeschreven, dat er een reëel en aanzienlijk oorzakelijk verband bestaat tussen de daling van de verkoop, de verkoopprijzen en de winstgevendheid van de EG-producenten en de stijging van de invoer, die in de periode 2000/2001-2001/2002 niet alleen veel sneller steeg dan het verbruik, maar ook steeg toen het verbruik in de periode 1998/1999-2000/2001 daalde.

7.2.1. Conclusie

  • (95) 
    Na de schadelijke gevolgen van de andere bekende factoren te hebben onderzocht en deze van elkaar en van de schadelijke gevolgen van de stijging van de invoer te hebben onderscheiden, en na zich ervan te hebben vergewist dat de door andere factoren veroorzaakte schade niet aan de stijging van de invoer wordt toegeschreven, is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er een reëel en aanzienlijk oorzakelijk verband bestaat tussen de stijging van de invoer en de ernstige schade die de EG-producenten hebben geleden.
  • 8. 
    BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

8.1. INLEIDENDE OPMERKINGEN

  • (96) 
    Vrijwaringsmaatregelen hebben ten doel een einde te maken aan ernstige schade en te voorkomen dat de situatie van de EG-producenten van het betrokken product verder achteruitgaat. De Commissie heeft zich bij haar onderzoek niet alleen gericht op onvoorziene ontwikkelingen, de stijging van de invoer, ernstige schade en de oorzaak, maar heeft eveneens onderzocht of er dwingende economische redenen zijn die tot de conclusie leiden dat het niet in het belang van de Gemeenschap is definitieve maatregelen in te stellen. Te dien einde werden de gevolgen van de maatregelen voor alle partijen die betrokken zijn bij deze procedure, en de waarschijnlijke gevolgen van het al dan niet instellen van maatregelen onderzocht aan de hand van de beschikbare gegevens.

8.2. BELANG VAN DE EG-PRODUCENTEN

  • (97) 
    De EG-producenten hebben grote investeringen gedaan en beschikken over de meest gemechaniseerde en geautomatiseerde productiesystemen ter wereld. Zij zijn onder normale marktomstandigheden levensvatbaar en concurrerend. In de onderzochte periode zijn de productie en de verkoop van de EG-producenten sterk gedaald, als gevolg waarvan zij thans niet winstgevend kunnen opereren. De positie van de EG-producenten zou duidelijk in gevaar komen, indien de laaggeprijsde invoer van het betrokken product op het huidige hoge peil zou aanhouden.
  • (98) 
    Door de instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen zouden de EG-producenten de kans krijgen zich te herstructureren en de leefbaarheid op lange termijn van hun productie van het betrokken product en hun gehele sector veilig te stellen. Zij zouden de nodige adempauze voor een herstructurering krijgen en baat hebben bij meer uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling om de productiekosten verder te verminderen. De plannen voor consolidatie in de sector zijn al in een vergevorderd stadium, maar het zal tijd vergen om de consolidatie tot een goed einde te brengen en baat te hebben bij de voordelen daarvan. Voorts zijn een aantal kostenbesparende initiatieven vastgesteld waaronder grotere samenwerking tussen de EG-producenten bij de aankoop van andere grondstoffen dan het vers fruit zelf (waarvoor immers al gezamenlijke aankoopregelingen bestaan).

8.3. BELANGEN VAN DE TELERS VAN VERSE KLEINE CITRUSVRUCHTEN IN DE GEMEENSCHAP

  • (99) 
    De telers van vers fruit die aan de EG-producenten grondstoffen leveren, hebben belang bij een sterke en voorspelbare vraag naar hun producten tegen een prijs die hen in staat stelt een redelijke winst te maken. Een van de gevolgen van het hoge peil van de laaggeprijsde invoer van het betrokken product lijkt te zijn dat de prijs van de grondstof (verse kleine citrusvruchten, vooral satsuma's) op de EU-markt een neerwaartse druk ondervindt. Het is daarom in het belang van de telers van vers fruit dat maatregelen worden genomen om de omvang van de laaggeprijsde invoer van het betrokken product naar de Europese Unie te verminderen.

8.4. BELANGEN VAN DE GEBRUIKERS EN IMPORTEURS IN DE GEMEENSCHAP

(100) Om de gevolgen voor importeurs en gebruikers van eventuele maatregelen te kunnen beoordelen, heeft de Commissie vragenlijsten gezonden naar de haar bekende importeurs en gebruikers van het betrokken product in de Gemeenschap. Van negen importeurs werd een antwoord ontvangen, maar er werd geen antwoord ontvangen van gebruikers die geen banden hebben met de importeurs.

(101) Sommige importeurs van het betrokken product voerden aan dat het niet nodig was maatregelen in te stellen, omdat de producenten problemen ondervinden als gevolg van de hoge prijzen en een te gering aanbod van voor conservering bestemde verse mandarijnen in de Gemeenschap, doch niet als gevolg van de stijging van de invoer. Er kon evenwel worden vastgesteld dat tegen het einde van 2001/2002, het jaar waarin de invoer tot 44804 t steeg en de verkoop van de EG-producenten in de Gemeenschap tot 36156 t terugviel, de voorraden van de EG-producenten met 6074 t waren gestegen tot 17279 t. Dit lijkt aan te tonen dat de daling van de verkoop van de EG-producenten niet het gevolg was van het feit dat zij niet konden leveren, maar wel van een andere factor. De meest waarschijnlijke verklaring lijkt de groeiende dominantie van de gestegen laaggeprijsde invoer te zijn.

(102) De importeurs voerden voorts aan dat het beter zou zijn om verschillende toeleveringsbronnen in stand te houden en dat, indien maatregelen worden genomen, deze geen minimumprijsstelsel of toewijzing van een contingent op basis van de volgorde van binnenkomst van de aanvragen zouden mogen inhouden, omdat de markt daardoor nog sterker zou worden verstoord. Toewijzing op basis van de volgorde van binnenkomst van de aanvragen zou ertoe leiden dat in het eerste gedeelte van het jaar producten worden ingevoerd totdat het contingent is uitgeput, waarna de industrie zich zou wenden tot binnenlandse leveranciers. Voorts benadrukten zij dat zowel de handelaars in de belangrijkste Europese markten als de consumenten toegang moeten hebben tot hoogwaardige producten tegen lage prijzen.

(103) De definitieve maatregelen bestaan in een tariefcontingent dat gelijk is aan de hoeveelheden die traditioneel worden ingevoerd. De eventuele nadelen die gebruikers en importeurs daarvan kunnen ondervinden, worden geacht niet op te wegen tegen de voordelen die de EG-producenten naar verwachting zullen hebben van de maatregelen, die het minimum zijn om te voorkomen dat hun situatie nog verder achteruitgaat.

8.5. BELANGEN VAN DE CONSUMENTEN IN DE GEMEENSCHAP

(104) Omdat het betrokken product een consumentenproduct is, heeft de Commissie een aantal consumentenorganisaties over de opening van het onderzoek geïnformeerd. Geen van de consumentenorganisaties heeft gereageerd en de gevolgen voor de consumenten worden daarom als minimaal beschouwd.

  • 9. 
    UITBREIDING VAN DE EUROPESE UNIE

9.1. INVOER IN DE TOETREDINGSLANDEN

(105) Aangezien de maatregelen in werking zullen treden na de uitbreiding van de Europese Unie, die voor 1 mei 2004 is gepland, heeft de Commissie ook de stijging van de invoer in de EU-25 onderzocht, zowel in absolute cijfers als verhoudingsgewijs.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(106) De invoer in de toetredingslanden van buiten de EU-25 steeg met 67 % van 2562 t in 2000 tot 4268 t in 2001 en is in 2002 blijven stijgen tot 5350 t (een verdere stijging met 25 %). In 2003 steeg de invoer met nog eens 22 % tot 6528 t.

(107) Om te onderzoeken wat in de voorbije jaren de waarschijnlijke stijging van de invoer in de EU-25 zou zijn geweest, moet de invoer in de Europese Unie worden opgeteld bij de invoer in de toetredingslanden van buiten de EU-25.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(108) Op deze basis zou de totale invoer in de EU-25 zijn gestegen met 22 % van 20135 t in 2000 tot 24603 t in 2001 en vervolgens met 104 % tot 50154 t tussen 2001 en 2002. In 2003 zou de invoer op dit hoge niveau zijn gebleven met een stijging met 2 % tot 51341 t.

(109) Het betrokken product wordt niet geproduceerd in de toetredingslanden en zoals hierboven aangetoond heeft de invoer in de EU-25 zich op dezelfde wijze ontwikkeld als in de EU-15. Daarom wordt de analyse van de ernstige schade en de oorzaak in de EU-15 geacht ook geldig te zijn voor de EU-25.

(110) De Commissie heeft ook het belang van de Gemeenschap in de EU-25 onderzocht. In de toetredingslanden wordt de grondstof of het betrokken product niet geproduceerd. De invoer van het betrokken product in de toetredingslanden bedraagt ongeveer 12 % van de totale invoer in de EU-25. De importeurs/gebruikers en consumenten in de toetredingslanden hebben geen belangen die afwijken van die van de importeurs/gebruikers en consumenten in de EU-15, die veel groter in aantal zijn. De belangen van importeurs/gebruikers en consumenten in de EU-15 zijn identiek aan en volledig representatief voor de belangen in de EU-25. Daarom wordt de analyse van de ernstige schade en de oorzaak in de EU-15, geacht geldig te zijn voor de EU-25.

(111) De belanghebbende partijen die van oordeel zijn dat het na de uitbreiding van de Europese Unie niet gerechtvaardigd is dat de maatregelen in hun huidige vorm in de EU-25 worden voortgezet, worden uitgenodigd uiterlijk op 15 mei 2004 bij de Commissie opmerkingen in te dienen in verband met de redenen waarom de Commissie de maatregelen opnieuw zou moeten onderzoeken.

  • 10. 
    ALGEMENE OVERWEGINGEN

(112) Door de stijging van de invoer van het betrokken product (zie de overwegingen 24 tot en met 27) is de EG-markt voor het betrokken product, dat is opgenomen in de lijst van producten in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector verwerkte producten op basis van groenten en fruit(6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2004 van de Commissie(7), zodanig ernstig verstoord dat het bereiken van de doelstellingen van artikel 33 van het Verdrag in gevaar komt. De voorwaarden van artikel 22 van Verordening (EG) nr. 2201/96, indien van toepassing, zijn derhalve vervuld.

  • 11. 
    SLOTOVERWEGINGEN

(113) Uit de analyse van de Commissie van de bevindingen van het onderzoek blijkt dat de voorwaarden voor het instellen van vrijwaringsmaatregelen zijn vervuld.

11.1. VORM EN NIVEAU VAN DE MAATREGELEN

(114) Om ervoor te zorgen dat de EG-markt een open markt blijft en dat er voldoende aanbod is om aan de vraag te kunnen voldoen, dient een stelsel van tariefcontingenten te worden ingesteld, bij overschrijding waarvan een aanvullend recht verschuldigd wordt, zodat ook grotere hoeveelheden dan die waarin de tariefcontingenten voorzien, in de Gemeenschap kunnen worden ingevoerd, hoewel dan een aanvullend recht moet worden betaald. Dat aanvullende recht moet worden vastgesteld op een niveau waardoor ernstige schade voor de producenten in de Gemeenschap kan worden voorkomen. In dit verband moet worden vastgesteld dat het aanvullende recht dat bij de voorlopige vrijwaringsmaatregelen was ingesteld (Verordening (EG) nr. 1964/2003, niet doeltreffend is gebleken om de omvang van de invoer op korte termijn te doen dalen. In de periode waarin de voorlopige maatregelen van toepassing waren - van 9 november 2003 tot en met 10 april 2004 - is de invoer van het betrokken product blijven stijgen en zijn de prijzen blijven dalen. Bij de instelling van de voorlopige maatregelen is het tarief van het aanvullende recht vastgesteld op 155 EUR per ton. Deels als gevolg van de waardestijging van de euro is dit tarief opgeslorpt door dalingen van de gemiddelde prijs die door de exporterende Chinese producenten werd aangerekend. Om het gewenste effect te bereiken, dient het tarief van het aanvullende recht daarom hoger te zijn dan 155 EUR per ton.

(115) Het tarief van het aanvullende recht is berekend op basis van een richtprijs waarbij de EG-producenten een winst kunnen behalen van 6,8 % van de omzet, gecorrigeerd om de vervoerskosten in rekening te brengen en zo een correcte vergelijking mogelijk te maken met de invoerprijs naar de voornaamste geografische regio van verbruik. Dit bedrag werd vervolgens vergeleken met de gemiddelde invoerprijs in de periode april-december 2003 in hetzelfde handelsstadium, omgerekend tot de prijs cif-grens Gemeenschap inclusief douanerechten, kosten van invoer en winstmarge van de importeur. Bij de vaststelling van deze winstmarge is uitgegaan van de werkelijke winsten die de EG-producenten in de periode 1998/1999-2001/2002 hebben behaald. Het niveau van prijsonderbieding werd berekend op 57,9 % van de cif-invoerprijs. Het verschuldigde vaste recht dient daarom te worden vastgesteld op 301 EUR per ton. Gelet op de bewezen gevolgen van grote wisselkoersschommelingen van de euro ten opzichte van de Chinese yuan op de prijs van de invoer, kan het tarief van het recht opnieuw worden bekeken ingeval de waarde van de euro ten opzichte van de yuan naderhand in die mate daalt dat de prijzen aanzienlijk worden beïnvloed.

(116) Om in de toegang tot de EG-markt te blijven voorzien, dienen de tariefcontingenten te worden gebaseerd op de omvang van de invoer in een recente periode. De meest recente periode van drie jaar waarvoor invoerstatistieken beschikbaar zijn, zijn de seizoenen 1999/2000 tot en met 2001/2002 (2002/2003 wordt niet representatief geacht omdat in die periode een aanvang werd gemaakt met de vrijwaringsprocedure). De tariefcontingenten moeten daarom worden gebaseerd op het gemiddelde van de hoeveelheden die in die seizoenen werden ingevoerd (25570 t voor de EU-15). Gelet op de aanzienlijke opbouw van voorraden door sommige importeurs en het recente voortdurende hoge niveau van de invoer, wordt deze hoeveelheid beschouwd als de maximumhoeveelheid die kan worden ingevoerd zonder aanvullend recht. Deze hoeveelheid is zodanig dat de EG-producenten zich kunnen blijven aanpassen en een verdere achteruitgang van hun situatie kunnen voorkomen.

(117) De Commissie merkt op dat de hoeveelheid van de tariefcontingenten zal moeten worden herzien in verband met de uitbreiding die voor 1 mei 2004 is gepland. De hoeveelheid van de tariefcontingenten voor de eerste periode (25570 t voor de EU-15) zou daarom moeten worden verhoogd met het gemiddelde van de hoeveelheden die in de periode 2000-2002 vanuit niet-EU-landen in de toetredingslanden werden ingevoerd. Dit gemiddelde bedraagt 4060 t. Het tariefcontingent EU-25 voor de eerste periode zou daarom 31630 t moeten zijn. Aangezien de laatste periode slechts 212 dagen telt, moet het tariefcontingent voor die periode verhoudingsgewijs worden verminderd.

(118) Om de traditionele handelsstromen niet te verstoren en tegelijkertijd de EG-markt open te houden voor nieuwe leveranciers, moet de hoeveelheid van de tariefcontingenten worden verdeeld over de landen die een groot belang hebben bij de levering van het betrokken product aan de Gemeenschap, terwijl een gedeelte moet worden gereserveerd voor landen die een dergelijk groot belang momenteel niet hebben. Na overleg met de Volksrepubliek China, het enige land met een dergelijk groot belang, is de Commissie van oordeel dat voor dat land een specifiek tariefcontingent moet worden bestemd, uitgaande van het aandeel in de totale hoeveelheid van het product dat door de Volksrepubliek China in de periode 1999/2000-2001/2002 werd geleverd. Omdat in deze periode het overgrote deel van de invoer uit de Volksrepubliek China afkomstig was, moet voor dat land een specifiek tariefcontingent worden ingesteld en een ander contingent voor alle andere landen.

(119) Aan de hand van de bovengenoemde gegevens dient de hoeveelheid van het tariefcontingent voor de Volksrepubliek China voor de EU-25 te worden vastgesteld op 30843 t voor een periode van een jaar en de hoeveelheid van het tariefcontingent voor alle andere landen voor die periode op 787 t. In voorkomend geval zou het voor alle andere landen bestemde contingent echter zo klein zijn dat mededinging niet mogelijk zou zijn en nieuwkomers geen toegang tot de markt zouden kunnen krijgen. Het is wenselijk dat ook andere landen dan de Volksrepubliek China in de gelegenheid worden gesteld het betrokken product naar de Gemeenschap uit te voeren. Het voor alle andere landen bestemde contingent dient daarom te worden verhoogd tot 3 % van het gemiddelde verbruik in de Gemeenschap in de onderzochte periode (of 2314 ton voor een jaar), waarmee de totale hoeveelheid van de contingenten op 33157 t komt.

(120) Gelet op de verplichting om de maatregelen te liberaliseren, moet de globale jaarlijkse hoeveelheid van de tariefcontingenten in elke daaropvolgende periode met 5 % worden verhoogd: tot 34815 t voor de periode tot en met 10 april 2006, tot 36556 t voor de periode tot en met 10 april 2007, en 22294 t voor de periode tot en met 8 november 2007 (212 dagen). Overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EG) nr. 3285/94 zal de Commissie in het midden van de geldigheidsduur overleg plegen om het effect van de maatregelen te onderzoeken, te onderzoeken of en in hoeverre het liberaliseringstempo kan worden versneld, en na te gaan of handhaving van de maatregelen noodzakelijk is. Bij dit overleg zal de Commissie ook nagaan welke herstructureringsmaatregelen de EG-producenten getroffen hebben.

(121) Overeenkomstig de wetgeving van de Gemeenschap en haar internationale verplichtingen mogen de vrijwaringsmaatregelen niet van toepassing zijn op producten uit ontwikkelingslanden zolang het aandeel van dat land in de totale invoer van dat product in de Gemeenschap niet hoger is dan 3 %. Slechts één ontwikkelingsland voldoet niet aan de voorwaarden voor bovengenoemde vrijstelling, namelijk de Volksrepubliek China. De ontwikkelingslanden waarop de maatregelen niet van toepassing zijn, zijn opgenomen in de lijst in bijlage II.

11.2. BEHEER VAN HET TARIEFCONTINGENT

(122) Voorafgaand aan de instelling van maatregelen hebben sommige importeurs en de organisaties die hen vertegenwoordigen, verzocht om invoering van een stelsel dat traditionele importeurs van het betrokken product uit de Volksrepubliek China een gegarandeerde hoeveelheid zou bieden op basis van de hoeveelheden die zij traditioneel uit dat land invoeren. Volgens andere importeurs zou een contingentenstelsel altijd moeten werken op basis van de volgorde van binnenkomst van de aanvragen, teneinde administratieve problemen te voorkomen en de mededinging niet te belemmeren.

(123) Teneinde de noodzakelijke gegevens te verkrijgen om de geschikte methode voor het beheer van de contingenten te kunnen vaststellen, heeft de Commissie op 2 oktober 2003 een kennisgeving(8) gepubliceerd. Uit de verstrekte informatie bleek dat het overgrote deel (meer dan 90 %) van de invoer van het betrokken product in 1999/2000, 2000/2001 en 2001/2002 was ingevoerd door een klein aantal importeurs, die per seizoen gemiddeld 500 t of meer invoerden (hierna "traditionele importeurs" genoemd). Het resterende deel werd ingevoerd door andere importeurs dan de traditionele importeurs (hierna "andere importeurs" genoemd).

(124) Terwijl sommige importeurs aanvoerden dat de drempel voor traditionele importeurs lager diende te zijn (bijvoorbeeld 300 t of minder), is bij de toepassing van de voorlopige maatregelen gebleken dat een groot aantal importeurs kleinere hoeveelheden wenste in te voeren. De belangen van de importeurs van kleinere hoeveelheden in hun geheel zijn dan ook beter gediend door een verhoging van het aandeel van de tariefcontingenten dat beschikbaar is voor andere importeurs, en niet door een verlaging van de drempel om als traditionele importeur te worden aangemerkt.

(125) Bij de beoordeling van dit verzoek in het licht van de ervaringen die met de toepassing van de voorlopige maatregelen zijn opgedaan, heeft de Commissie het volgende vastgesteld:

  • Zonder een stelsel van gegarandeerde invoervergunningen zou de prijs van het uit de Volksrepubliek China ingevoerde product in het begin van de contingentperiode waarschijnlijk dramatisch stijgen en daarna kunnen instorten wanneer de importeurs voldoende of meer hebben ingevoerd om hun orders te kunnen uitvoeren. Dit effect van de toewijzing van de tariefcontingenten op basis van de volgorde van binnenkomst van de aanvragen kan de EG-producenten schaden, omdat de vraag zich in het begin van het verwerkingsseizoen zal concentreren op invoer uit de Volksrepubliek China en pas na uitputting van de contingenten zal overgaan op het product van de EG-producenten. Dit kan de verkopen van de EG-producenten in het begin van het verwerkingsseizoen bedreigen en ook kan de onzekerheid als gevolg van ernstige prijsschommelingen voor hen problemen veroorzaken. Indien dit effect optreedt, kan het beoogde resultaat van de instelling van de definitieve maatregelen in gevaar komen.
  • Het is in het belang van gevestigde importeurs die gewoonlijk aanzienlijke hoeveelheden van het betrokken product uit de Volksrepubliek China importeren, dat erop wordt toegezien dat de traditionele handelsstromen niet worden verstoord en dat zij een bepaalde hoeveelheid van het betrokken product uit de Volksrepubliek China zonder aanvullende rechten kunnen blijven invoeren. Het is tevens in het belang van nieuwe importeurs dat hun een zekere gelegenheid wordt geboden om het betrokken product zonder aanvullende rechten uit de Volksrepubliek China in te voeren.
  • Het is in het belang van de detailhandel en de consument dat er voldoende aanbod blijft van het betrokken product op de EG-markt en dat de marktprijs zich stabiliseert.
  • De definitieve maatregelen moeten van een zodanige aard zijn dat hun doel wordt bereikt zonder dat de markt onnodig wordt verstoord door ernstige prijsschommelingen of negatieve gevolgen voor de EG-producenten en zonder dat aan de importeurs een te zware administratieve last wordt opgelegd. In dit verband moet worden vastgesteld dat in de periode waarin de voorlopige maatregelen werden toegepast, de invoer van het betrokken product daadwerkelijk is gestegen, terwijl de detailhandelsprijs die door minstens één grote marktdeelnemer werd aangerekend, met 17 % daalde.
  • De maatregelen moeten in die vorm worden getroffen dat mededinging tussen importeurs in steeds grotere mate wordt aangemoedigd en dat nieuwe andere importeurs de gelegenheid wordt geboden tot de markt toe te treden.

(126) Om deze redenen meent de Commissie dat beheer van de tariefcontingenten op basis van de volgorde van binnenkomst van de aanvragen niet gepast is. In plaats daarvan moeten ondernemingen die traditioneel een aanzienlijke hoeveelheid van het betrokken product in de Gemeenschap of de toetredingslanden invoeren (de zogenaamde "traditionele importeurs"), in de gelegenheid worden gesteld een vergunning aan te vragen voor het invoeren van een bepaalde hoeveelheid van het betrokken product zonder aanvullende rechten, waarbij wordt uitgegaan van de omvang van hun traditionele invoer uit de Volksrepubliek China. Ook niet-traditionele importeurs die het betrokken product uit de Volksrepubliek China in de Gemeenschap wensen in te voeren, maar niet aan deze voorwaarden voldoen (de zogenaamde "andere importeurs"), moeten in de gelegenheid worden gesteld een aanvraag in te dienen voor het invoeren van een bepaalde hoeveelheid van het betrokken product zonder aanvullende rechten.

(127) Daarom moet een vergunningenstelsel worden ingesteld waarbij het betrokken product rechtenvrij mag worden ingevoerd op overlegging van een invoervergunning. De regels voor het functioneren van dat stelsel moeten een aanvulling of een derogatie vormen op het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten(9), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 322/2004(10).

(128) Om het stelsel effectief te laten functioneren, mogen alleen vergunningaanvragen worden aanvaard van ondernemingen, natuurlijke personen of rechtspersonen, individuen of groepen die recentelijk het betrokken product in de Gemeenschap of de toetredingslanden hebben ingevoerd. Ook moeten maatregelen worden genomen om speculatieve vergunningaanvragen, die tot een onvolledige benutting van de tariefcontingent zouden kunnen leiden, tot een minimum te beperken. Om voor een vergunning in aanmerking te komen, moeten importeurs daarom recentelijk een redelijke minimumhoeveelheid soortgelijke producten in de Gemeenschap hebben ingevoerd. Voor de eerste periode van de definitieve maatregelen (van 11 april 2004 tot en met 10 april 2005) wordt invoer in één of meer van de verwerkingsseizoenen 2000/2001, 2001/2002 en 2002/2003 van ten minste 50 t verwerkte groenten en fruit, zoals bedoeld in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2201/96, gezien de aard en de waarde van het betrokken product als een redelijke hoeveelheid beschouwd om voor een vergunning in aanmerking te komen. Voorts moet betaling van een zekerheid verplicht worden gesteld voor iedere ton van het betrokken product waarvoor een invoervergunning wordt aangevraagd. Die zekerheid moet voldoende hoog zijn om speculatieve aanvragen te ontmoedigen, maar niet zo hoog dat rechtmatige handelsactiviteiten met betrekking tot verwerkte groenten- en fruitproducten worden ontmoedigd. Een zekerheid van omstreeks 20 % van de waarde van het ingevoerde product wordt in dit verband redelijk geacht.

(129) Bij de instelling van de voorlopige maatregelen werd aan de traditionele importeurs 85 % van het tariefcontingent toegekend (23435 t op jaarbasis), terwijl aan de andere importeurs 15 % werd toegekend (4135 t op jaarbasis). De maatregelen moeten zodanig worden ingesteld dat de traditionele importeurs hun positie kunnen behouden, terwijl tezelfdertijd mededinging mogelijk blijft en andere importeurs toegang tot de markt hebben. Een groot aantal importeurs heeft in het verleden satsumaconserven uit de Volksrepubliek China ingevoerd, maar bereikt niet de drempel van 500 t om als traditionele importeur te worden aangemerkt. Gelet op de uiteenlopende hoeveelheden die door deze importeurs worden ingevoerd, wordt een verhoging van het aandeel van het tariefcontingent dat voor die importeurs beschikbaar is, billijker geacht dan een verlaging van de drempel van de hoeveelheid om als traditionele importeur te worden aangemerkt.

(130) Niettegenstaande het hoge percentage van het betrokken product dat de afgelopen verwerkingsseizoenen door traditionele importeurs werd ingevoerd, moet, om de markt open te houden, de mededinging in stand te houden en de importeurs van kleinere hoeveelheden de kans te bieden aan de markt deel te nemen, 25 % van het tariefcontingent voor producten uit de Volksrepubliek China beschikbaar worden gesteld voor andere importeurs. Door bij de instelling van de definitieve maatregelen 75 % van het tariefcontingent toe te kennen aan de traditionele importeurs, blijft de oorspronkelijke hoeveelheid van het jaarlijkse tariefcontingent die voor hen beschikbaar was, gelijk aan 23132 t. Op die manier kunnen de traditionele importeurs hun positie behouden, terwijl aan de niet-traditionele importeurs een groter percentage wordt toegekend dan bij de instelling van de voorlopige maatregelen. De hoeveelheid die voor de andere importeurs beschikbaar is, moet daarom tot 7711 t (25 % van het tariefcontingent) worden verhoogd.

(131) Vergunningen voor het relevante percentage van het tariefcontingent dat voor de betrokken periode aan traditionele importeurs is toegewezen voor invoer van het betrokken product uit de Volksrepubliek China, moeten daarom op aanvraag en aan de hand van objectieve criteria worden toegekend aan traditionele importeurs. Vergunningen voor het resterende gedeelte van het tariefcontingent voor de betrokken periode moeten op aanvraag en aan de hand van objectieve criteria worden toegekend aan "andere importeurs". Deze criteria zijn nodig om ervoor te zorgen dat elk van de traditionele importeurs zijn positie ten opzichte van andere traditionele importeurs kan handhaven, dat geen enkele importeur de markt kan beheersen en dat de mededinging tussen de importeurs in stand wordt gehouden. Voor de eerste periode van de definitieve maatregelen (van 11 april 2004 tot en met 10 april 2005) is het meest geschikte objectieve criterium voor traditionele importeurs wat dit betreft de maximumhoeveelheid (nettogewicht) die een traditionele importeur in de laatste drie verwerkingsseizoenen 2000/2001, 2001/2002 en 2002/2003 heeft ingevoerd. Het meest geschikte objectieve criterium voor andere importeurs is een limiet van 20 % van het tariefcontingent dat beschikbaar is voor andere importeurs van producten uit de Volksrepubliek China (dat wil zeggen 3 % van het tariefcontingent voor producten uit de Volksrepubliek China).

(132) Omdat de traditionele importeurs geen grote hoeveelheden van het betrokken product invoeren uit andere landen dan de Volksrepubliek China en de omvang van het in te stellen tariefcontingent aanzienlijk groter is dan die van de invoer in de eerdere verwerkingsseizoenen, moet het gehele tariefcontingent op dezelfde basis beschikbaar worden gesteld aan alle importeurs en moet (om de bovengenoemde redenen) als meest geschikte objectieve criterium om de aanvragen voor invoervergunningen te beperken een limiet worden toegepast van 20 % van het tariefcontingent voor goederen met die oorsprong.

(133) Goederen die uit ontwikkelingslanden worden ingevoerd, kunnen van de tariefcontingenten worden vrijgesteld, afhankelijk van de oorsprong van deze goederen. Of ingevoerde goederen voor het aan de Volksrepubliek China toegewezen tariefcontingent of voor het tariefcontingent voor andere landen in aanmerking komen, is eveneens afhankelijk van de oorsprong van de goederen. De criteria voor de bepaling van de oorsprong die momenteel in de Gemeenschap van kracht zijn, dienen hiervoor te worden toegepast. Om te waarborgen dat de tariefcontingenten op een doelmatige wijze worden beheerd, moet bij invoer van het betrokken product aan de grens van de Gemeenschap een certificaat van oorsprong worden overgelegd, behoudens wanneer de invoer van het betrokken product gedekt is door een bewijs van oorsprong dat is afgegeven of opgesteld overeenkomstig de voorschriften om in aanmerking te komen voor preferentiële tariefregelingen.

11.3. LOOPTIJD

(134) De definitieve maatregelen mogen niet langer dan vier jaar van kracht blijven, met inbegrip van de periode waarin de voorlopige maatregelen die op 9 november 2003 in werking zijn getreden, van kracht waren. De maatregelen moeten daarom uiterlijk op 8 november 2007 aflopen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Stelsel van tariefcontingenten

  • 1. 
    Er wordt een stelsel van tariefcontingenten geopend voor de invoer in de Gemeenschap van bepaalde bereide of verduurzaamde mandarijnen (tangerines en satsuma's daaronder begrepen), clementines, wilkings en andere soortgelijke kruisingen van citrusvruchten, zonder toegevoegde alcohol, met toegevoegde suiker, thans ingedeeld onder de GN-codes 2008 30 55 en 2008 30 75 (hierna "mandarijnenconserven" genoemd). De omvang van elk van de tariefcontingenten en de periode gedurende welke deze van toepassing zijn, zijn opgenomen in bijlage I.
  • 2. 
    Het conventionele recht overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad(11), of een eventueel preferentieel recht, blijft van toepassing op de mandarijnenconserven die in het kader van de in lid 1 bedoelde contingenten worden ingevoerd.
  • 3. 
    Onverminderd het bepaalde in artikel 9 wordt bij invoer van mandarijnenconserven zonder dat een vergunning zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, wordt overgelegd die betrekking heeft op het land van oorsprong van die mandarijnenconserven, een aanvullend recht geheven van 301 EUR per ton.

Artikel 2

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a) 
    "verwerkingsseizoen": een periode van twaalf maanden van 1 oktober tot en met 30 september van het volgende jaar;
  • b) 
    "toetredingslanden": Estland, Cyprus, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slowakije, Slovenië, Tsjechië;
  • c) 
    "importeur": een onderneming, natuurlijke of rechtspersoon, individu of groep die in één of meer van de laatste drie verwerkingsseizoenen per verwerkingsseizoen ten minste 50 t verwerkte groenten- en fruitproducten, zoals bedoeld in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2201/96, in de Gemeenschap of de toetredingslanden heeft ingevoerd, ongeacht de oorsprong van die invoer;
  • d) 
    "traditionele importeur": een importeur die in de laatste drie verwerkingsseizoenen per verwerkingsseizoen gemiddeld ten minste 500 t mandarijnenconserven in de Gemeenschap of de toetredingslanden heeft ingevoerd, ongeacht de oorsprong van die invoer;
  • e) 
    "referentiehoeveelheid": de maximumhoeveelheid mandarijnenconserven die een traditionele importeur in de laatste drie verwerkingsseizoenen per verwerkingsseizoen heeft ingevoerd;
  • f) 
    "andere importeurs": importeurs die geen traditionele importeurs zijn;
  • g) 
    "oorsprong": het land waaruit het ingevoerde product van oorsprong is, in dit geval enerzijds de Volksrepubliek China of anderzijds een ander land.

Artikel 3

Stelsel van vergunningaanvragen

  • 1. 
    Voor de invoer in het kader van de in artikel 1, lid 1, bedoelde contingenten moet een volgens het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1291/2000, met inachtneming van het bepaalde in onderhavige verordening, afgegeven invoervergunning (hierna "vergunning" genoemd) worden overgelegd.
  • 2. 
    Artikel 8, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 is op de vergunningen niet van toepassing. In vak 19 van de vergunning wordt "0" ingevuld.
  • 3. 
    In afwijking van het bepaalde in artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1291/2000 zijn de rechten die voortvloeien uit de vergunningen niet overdraagbaar.
  • 4. 
    Het bedrag van de zekerheid bedoeld in artikel 15, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 is 150 EUR per ton nettogewicht.

Artikel 4

Geldigheid van vergunningen

  • 1. 
    In vak 8 van de vergunningaanvraag en de vergunning wordt het land van oorsprong van het product ingevuld. De vermelding "ja" in vak 8 wordt aangekruist. De vergunning is uitsluitend geldig voor producten die van oorsprong zijn uit het in dat vak aangegeven land.
  • 2. 
    De vergunning is uitsluitend geldig voor de periode waarvoor zij is afgegeven. In vak 24 wordt de geldigheidsduur van de vergunning aangebracht (bijvoorbeeld vergunning uitsluitend geldig van 11 april 2004 tot en met 10 april 2005).

Artikel 5

Vergunningaanvragen

  • 1. 
    Vergunningen kunnen uitsluitend worden aangevraagd door importeurs.

De aanvragen moeten worden ingediend bij de bevoegde nationale autoriteiten. Ter staving van hun aanvragen verstrekken de importeurs gegevens die ten genoegen van de bevoegde nationale autoriteiten aantonen dat aan het bepaalde in artikel 2, onder c) en d), is voldaan.

  • 2. 
    Vergunningaanvragen voor de periode tot en met 10 april 2005 kunnen van 1 tot 7 mei 2004 worden ingediend. In alle andere gevallen kunnen vergunningaanvragen voor latere perioden worden ingediend van 1 tot 8 februari voorafgaand aan het begin van de relevante periode.
  • 3. 
    De hoeveelheid waarvoor traditionele importeurs een vergunning aanvragen, mag niet groter zijn dan de referentiehoeveelheid die voor de desbetreffende traditionele importeur ten aanzien van de invoer van mandarijnenconserven uit de Volksrepubliek China is vastgesteld, en niet groter dan 20 % van het tariefcontingent voor de invoer van mandarijnenconserven uit alle andere landen.
  • 4. 
    De hoeveelheid waarvoor andere importeurs een vergunning aanvragen, mag niet groter zijn dan 3 % van het in bijlage I bedoelde tariefcontingent voor de invoer van mandarijnenconserven uit de Volksrepubliek China, en niet groter dan 20 % van het tariefcontingent voor de invoer van mandarijnenconserven uit alle andere landen.
  • 5. 
    In vak 20 van de vergunningaanvraag wordt naar gelang van het geval de vermelding "Traditionele importeur" dan wel "Andere importeur" aangebracht, evenals de vermelding "Aanvraag uit hoofde van Verordening (EG) nr. 658/2004".

Artikel 6

Toewijzing van de tariefcontingenten

  • 1. 
    Voor de invoer uit de Volksrepubliek China wordt het in artikel 1, lid 1, bedoelde tariefcontingent voor elke periode toegewezen als volgt:
  • a) 
    75 % aan de traditionele importeurs;
  • b) 
    25 % aan de andere importeurs.

Indien in een periode de hoeveelheid niet geheel aan de desbetreffende categorie importeurs kan worden toegewezen, mag de resterende hoeveelheid aan importeurs van de andere categorie worden toegewezen.

  • 2. 
    Het bij artikel 1, lid 1, ingestelde tariefcontingent voor de invoer uit andere landen dan de Volksrepubliek China is beschikbaar voor zowel traditionele importeurs als andere importeurs.

Artikel 7

Informatieverstrekking door de lidstaten aan de Commissie

  • 1. 
    De lidstaten melden de Commissie of bij hen aanvragen voor invoervergunningen zijn ingediend, en delen haar mee welke hoeveelheden zijn gevraagd.
  • 2. 
    Voor de periode van 11 april 2004 tot en met 10 april 2005 worden de in lid 1 bedoelde gegevens verstrekt uiterlijk op 11 mei 2004 om 12.00 uur (plaatselijke tijd Brussel).
  • 3. 
    Voor elke volgende periode worden de in lid 1 bedoelde gegevens verstrekt uiterlijk op 10 februari voorafgaand aan het begin van de relevante periode om 12.00 uur (plaatselijke tijd Brussel).
  • 4. 
    De in lid 1 bedoelde gegevens worden langs elektronische weg verstrekt met gebruikmaking van het formulier dat de Commissie de lidstaten daartoe doet toekomen. De gegevens worden gespecificeerd per categorie importeur en per land van oorsprong zoals bedoeld in artikel 2.

Artikel 8

Afgifte van vergunningen

  • 1. 
    De Commissie beslist, op basis van de gegevens die de lidstaten overeenkomstig artikel 7 hebben verstrekt, voor iedere oorsprong en voor elke categorie importeurs zoals bedoeld in artikel 2, rekening houdende met het bepaalde in lid 2, bij verordening over de verhouding waarin de invoervergunningen worden afgegeven. Dat besluit wordt uiterlijk op 2 juni 2004 genomen voor de periode van 11 april 2004 tot en met 10 april 2005, en uiterlijk op 15 maart voorafgaand aan het begin van de relevante periode in alle andere gevallen.
  • 2. 
    Indien de Commissie aan de hand van de gegevens die de lidstaten overeenkomstig artikel 7 hebben verstrekt, constateert dat de vergunningaanvragen grotere hoeveelheden betreffen dan de hoeveelheden die overeenkomstig de artikelen 1 en 6 zijn vastgesteld, bepaalt zij met welk percentage de in de vergunningaanvragen gevraagde hoeveelheden worden verminderd.
  • 3. 
    De vergunningen worden door de bevoegde nationale autoriteiten afgegeven op de vierde werkdag na de inwerkingtreding van de in lid 1 bedoelde verordening.
  • 4. 
    Indien door toepassing van lid 1 de hoeveelheid waarvoor een vergunning wordt afgegeven kleiner is dan de gevraagde hoeveelheid, kan de vergunningaanvraag worden ingetrokken tot drie werkdagen na de inwerkingtreding van de maatregelen die overeenkomstig dat lid zijn aangenomen. Indien een aanvraag aldus wordt ingetrokken, wordt de gestelde zekerheid onmiddellijk vrijgegeven.

Artikel 9

Ontwikkelingslanden

De invoer van mandarijnenconserven uit de in bijlage II genoemde ontwikkelingslanden is niet onderworpen aan en wordt niet afgeboekt op de tariefcontingenten.

Artikel 10

Algemene bepalingen

  • 1. 
    De oorsprong van de mandarijnenconserven waarop deze verordening van toepassing is, wordt vastgesteld overeenkomstig de in de Gemeenschap geldende voorschriften.
  • 2. 
    Met inachtneming van het bepaalde in lid 3 moet voor het in de Gemeenschap in het vrije verkeer brengen van mandarijnenconserven uit een derde land een door de bevoegde nationale autoriteiten van het desbetreffende land afgegeven certificaat van oorsprong worden overgelegd, dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 47 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie(12).
  • 3. 
    Het in lid 2 bedoelde certificaat van oorsprong is niet vereist bij invoer van mandarijnenconserven die wordt gedekt door een bewijs van oorsprong dat is afgegeven of opgesteld overeenkomstig de voorschriften voor de toepassing van preferentiële tariefmaatregelen.
  • 4. 
    Bewijzen van oorsprong worden uitsluitend aanvaard indien de mandarijnenconserven voldoen aan de criteria ter bepaling van de oorsprong die zijn opgenomen in de in de Gemeenschap geldende voorschriften.

Artikel 11

De lidstaten en de Commissie werken nauw samen om de naleving van deze verordening te waarborgen.

Artikel 12

Deze verordening treedt in werking op 11 april 2004 en is van toepassing tot en met 8 november 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 april 2004.

Voor de Commissie

Pascal Lamy

Lid van de Commissie

  • (1) 
    PB L 349 van 31.12.1994, blz. 53.
  • (2) 
    PB L 286 van 11.11.2000, blz. 1.
  • (3) 
    PB L 67 van 10.3.1994, blz. 89.
  • (4) 
    PB L 65 van 8.3.2003, blz. 1.
  • (5) 
    PB L 290 van 8.11.2003, blz. 3.
  • (6) 
    PB L 297 van 21.11.1996, blz. 29.
  • (7) 
    PB L 64 van 2.3.2004, blz. 25.
  • (8) 
    PB C 236 van 2.10.2003, blz. 30.
  • (9) 
    PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1.
  • (10) 
    PB L 58 van 26.2.2004, blz. 3.
  • (11) 
    PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2344/2003 van de Commissie (PB L 346 van 31.12.2003, blz. 38).
  • (12) 
    PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2286/2003 van de Commissie (PB L 346 van 31.12.2003, blz. 1).

BIJLAGE I

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

Lijst van ontwikkelingslanden waarop de maatregelen niet van toepassing zijn omdat zij minder dan 3 % van de invoer in de Gemeenschap vertegenwoordigen

Afghanistan, Algerije, Angola, Antigua en Barbuda, Argentinië, Bahama's, Bahrein, Bangladesh, Barbados, Belize, Benin, Bhutan, Bolivia, Botswana, Brazilië, Brunei Darussalam, Burkina Faso, Burundi, Cambodja, Centraal-Afrikaanse Republiek, Chili, Colombia, Comoren, Congo, Democratische Republiek Congo, Costa Rica, Cuba, Djibouti, Dominica, Dominicaanse Republiek, Ecuador, Egypte, El Salvador, Equatoriaal-Guinea, Eritrea, Ethiopië, Fiji, Filipijnen, Gabon, Gambia, Ghana, Grenada, Guatemala, Guinee, Guinee-Bissau, Guyana, Haïti, Honduras, Hongkong, India, Indonesië, Irak, Islamitische Republiek Iran, Ivoorkust, Jamaica, Jemen, Jordanië, Kaapverdië, Kameroen, Kenia, Kiribati, Koeweit, Democratische Volksrepubliek Laos, Lesotho, Libanon, Liberia, Libië, Madagaskar, Malawi, Maldiven, Maleisië, Mali, Marokko, Marshalleilanden, Mauritanië, Mauritius, Mexico, Federale Staten van Micronesia, Mongolië, Mozambique, Myanmar, Namibië, Nauru, Nepal, Nicaragua, Niger, Nigeria, Oeganda, Oman, Oost-Timor, Pakistan, Palau, Panama, Papoea-Nieuw-Guinea, Paraguay, Peru, Qatar, Rwanda, Saint Kitts en Nevis, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines, Salomonseilanden, Samoa, Sao Tomé en Principe, Saudi-Arabië, Senegal, Seychellen, Sierra Leone, Soedan, Somalië, Sri Lanka, Suriname, Swaziland, Syrische Arabische Republiek, Taiwan, Tanzania, Thailand, Togo, Tonga, Trinidad en Tobago, Tsjaad, Tunesië, Tuvalu, Uruguay, Vanuatu, Venezuela, Verenigde Arabische Emiraten, Vietnam, Zambia, Zimbabwe, Zuid-Afrika.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.