Verordening 1995/2868 - Uitvoering van Verordening 40/94 inzake het Gemeenschapsmerk

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31995R2868

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31995R2868

Verordening (EG) nr. 2868/95 van de Commissie van 13 december 1995 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad inzake het Gemeenschapsmerk

Publicatieblad Nr. L 303 van 15/12/1995 blz. 0001 - 0032

VERORDENING (EG) Nr. 2868/95 VAN DE COMMISSIE van 13 december 1995 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad inzake het Gemeenschapsmerk

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk (1), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3288/94 (2), inzonderheid op artikel 140,

Overwegende dat Verordening (EG) nr. 40/94, hierna "de verordening" genoemd, een nieuwe merkenregeling in het leven roept, waardoor het mogelijk wordt op grond van een aanvrage bij het Harmonisatiebureau voor de interne markt (merken, tekeningen en modellen), hierna "het Bureau" genoemd, een merk te verkrijgen dat voor de gehele Gemeenschap geldt;

Overwegende dat de verordening daartoe met name de nodige bepalingen behelst betreffende de inschrijvingsprocedure van een Gemeenschapsmerk, het beheer van de Gemeenschapsmerken, een beroepsprocedure tegen de beslissingen van het Bureau en een procedure tot vervallen- of tot nietigverklaring van een Gemeenschapsmerk;

Overwegende dat in artikel 140 van de verordening is bepaald dat de wijze van toepassing van de verordening in een uitvoeringsverordening zal worden vastgesteld;

Overwegende dat de uitvoeringsverordening dient te worden vastgesteld volgens de bij artikel 141 van de verordening vastgelegde procedure;

Overwegende dat deze uitvoeringsverordening bijgevolg de regels behelst die voor de uitvoering van de bepalingen van de verordening noodzakelijk zijn;

Overwegende dat deze regels soepele en efficiënte afhandeling van procedures inzake Gemeenschapsmerken bij het Bureau dienen te waarborgen;

Overwegende dat overeenkomstig artikel 116, lid 1, van de verordening alle, in artikel 26, lid 1, van de verordening genoemde onderdelen van de aanvrage om een Gemeenschapsmerk, en alle overige mededelingen waarvan de bekendmaking bij de onderhavige uitvoeringsverordening wordt voorgeschreven, in alle officiële talen van de Gemeenschap dienen te worden gepubliceerd;

Overwegende dat het evenwel niet dienstig is in alle officiële talen van de Gemeenschap het merk zelf, de namen, adressen, data en andere soortgelijke gegevens te vertalen en te publiceren;

Overwegende dat het Bureau in alle officiële talen van de Gemeenschap voor procedures bij het Bureau standaardformulieren ter beschikking dient te stellen;

Overwegende dat de maatregelen als in de onderhavige verordening voorzien, in overeenstemming zijn met het advies van het bij artikel 141 van de verordening ingestelde Comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De regels ter toepassing van Verordening (EG) nr. 40/94 luiden als volgt:

TITEL I PROCEDURE VOOR DE AANVRAGE

Regel 1 Inhoud van de aanvrage

  • 1. 
    De aanvrage van een Gemeenschapsmerk behelst:
  • a) 
    een verzoek om inschrijving van het merk als Gemeenschapsmerk;
  • b) 
    naam, adres, en nationaliteit van de aanvrager en de Staat waar deze zijn woonplaats, zetel of een vestiging heeft. Namen van natuurlijke personen worden vermeld met familienaam en voornaam of -namen. Namen van juridische eenheden en van onder artikel 3 van de verordening vallende lichamen worden aangegeven met de officiële benaming ervan, welke op een gebruikelijke wijze mag worden afgekort; daarnaast wordt het recht van de Staat dat op die juridische eenheden en lichamen van toepassing is, vermeld. Het verdient aanbeveling telegram- en telexadres alsmede telefoon- en faxnummers en nadere gegevens van andere datacommunicatiemogelijkheden te vermelden. Voor iedere aanvrager dient in beginsel slechts één adres te worden vermeld. Indien verscheidene adressen worden opgegeven, wordt slechts het als eerste genoemde adres in aanmerking genomen, tenzij de aanvrager een van die adressen als postadres aanwijst;
  • c) 
    een opgave van de waren of diensten waarvoor het merk moet worden ingeschreven, overeenkomstig regel 2;
  • d) 
    de afbeelding van het merk overeenkomstig regel 3;
  • e) 
    indien een vertegenwoordiger is aangewezen, diens naam en kantooradres overeenkomstig het bepaalde onder b). Indien de vertegenwoordiger meer dan een kantooradres heeft of indien er twee of meer vertegenwoordigers met verschillende kantooradressen zijn, wordt in de aanvrage vermeld welk adres als postadres dient. Bij ontstentenis van deze vermelding wordt alleen het eerstgenoemde adres als postadres in aanmerking genomen;
  • f) 
    indien beroep wordt gedaan op de voorrang van een eerdere aanvrage overeenkomstig artikel 30 van de verordening, een in die zin luidende verklaring, waarin de datum waarop en de Staat waarin of waarvoor die eerdere aanvrage werd ingediend, worden vermeld;
  • g) 
    indien aanspraak wordt gemaakt op tentoonstellingsvoorrang wegens expositie op een tentoonstelling overeenkomstig artikel 33 van de verordening, een in die zin luidende verklaring, waarin worden vermeld de naam van de tentoonstelling en de datum van de eerste expositie van de waren of diensten;
  • h) 
    indien beroep wordt gedaan, overeenkomstig artikel 34 van de verordening, op de anciënniteit van in een Lid-Staat ingeschreven oudere merken, met inbegrip van een in de Benelux-landen ingeschreven merk, of op een ouder merk waarvoor een internationale inschrijving met rechtsgevolgen in een Lid-Staat bestaat, hierna: "eerder ingeschreven merken als bedoeld in artikel 34 van de verordening", een in die zin luidende verklaring, waarin worden vermeld de Lid-Staat of de Lid-Staten waarin of waarvoor het oudere merk wordt ingeschreven, de datum waarop de betrokken inschrijving van kracht was geworden, het nummer van de betrokken inschrijving, alsmede de waren en diensten waarvoor het merk wordt ingeschreven;
  • i) 
    in voorkomend geval, de verklaring dat om inschrijving als collectief Gemeenschapsmerk overeenkomstig artikel 64 van de verordening wordt verzocht;
  • j) 
    een vermelding van de taal waarin de aanvrage is ingediend, en van de tweede taal, overeenkomstig artikel 115, lid 3, van de verordening;
  • k) 
    de handtekening van de aanvrager of van diens vertegenwoordiger.
  • 2. 
    De aanvrage om een collectief Gemeenschapsmerk mag de regels behelzen waaraan het gebruik van het merk is onderworpen.
  • 3. 
    De aanvrage mag een verklaring van de aanvrager bevatten waarin deze stelt geen beroep te zullen doen op het uitsluitend recht op een door de aanvrager te specificeren bestanddeel van het merk dat geen onderscheidend vermogen heeft.
  • 4. 
    Indien er meer dan één aanvrager is, mag in de aanvrage één aanvrager of vertegenwoordiger als gemeenschappelijk vertegenwoordiger aangewezen worden.

Regel 2 Opgave van de waren en diensten

  • 1. 
    De waren en diensten worden ingedeeld volgens de gemeenschappelijke classificatie, bedoeld in artikel 1 van de Overeenkomst van Nice van 15 juni 1957 betreffende de internationale classificatie van de waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken, zoals herzien en gewijzigd.
  • 2. 
    De opgave van waren en diensten wordt zodanig geformuleerd dat daaruit duidelijk de aard van die waren en diensten blijkt en classificatie van elk der waren en diensten in slechts één klasse van de classificatie van Nice toelaat.
  • 3. 
    De waren en diensten worden in beginsel bijeengebracht volgens de klassen van de classificatie van Nice, waarbij elke groep van waren of diensten wordt voorafgegaan door het nummer van de klasse van die classificatie waartoe die groep van waren of diensten behoort, en gerangschikt volgens de volgorde van de klassen van die classificatie.
  • 4. 
    De classificatie van waren en diensten dient uitsluitend voor administratieve doeleinden. Waren en diensten mogen derhalve niet als soortgelijk worden beschouwd op grond van het feit dat zij in dezelfde klasse van de classificatie van Nice zijn opgenomen, en evenmin mogen zij als niet-soortgelijk worden beschouwd op grond van het feit dat zij in verschillende klassen van die classificatie zijn ingedeeld.

Regel 3 Afbeelding van het merk

  • 1. 
    Indien de aanvrager zich niet op een speciale grafische afbeelding of kleur beroept, wordt in de aanvrage het merk in gewoon schrift, bij voorbeeld wat letters, cijfers en tekens betreft in schrijfmachineschrift, weergegeven. Kleine letters en hoofdletters worden toegestaan en worden dienovereenkomstig bij de openbaarmaking van het merk en bij de inschrijving door het Bureau overgenomen.
  • 2. 
    In de andere dan de in lid 1 genoemde gevallen wordt het merk op een van het formulier voor de aanvrage gescheiden blad afgebeeld. Het formaat van het blad waarop het merk wordt afgebeeld, mag niet groter zijn dan DIN A4 (lengte 29,7 cm, breedte 21 cm) en het voor de afbeelding gebruikte oppervlak (bladspiegel) niet groter dan 26,2 × 17 cm. De linkermarge bedraagt minimaal 2,5 cm. De juiste positie van het merk wordt op de afbeelding aangeduid door toevoeging van het woord "boven", voor zover dit niet voor de hand ligt. De afbeelding van het merk dient van zodanige kwaliteit te zijn dat met het oog op voor de openbaarmaking in het Blad van Gemeenschapsmerken verkleining of vergroting mogelijk is tot een formaat van ten hoogste 8 cm breed en 16 cm lang. Op het afzonderlijke blad worden tevens naam en adres van de aanvrager vermeld. Het afzonderlijke blad met de afbeelding dient in viervoud te worden bijgevoegd.
  • 3. 
    In de gevallen waarin lid 2 geldt, wordt daarvan in de aanvrage melding gemaakt. De aanvrage mag een beschrijving van het merk bevatten.
  • 4. 
    Indien de aanvrage betrekking heeft op inschrijving van een driedimensionaal merk, wordt in de aanvrage daarvan melding gemaakt. De afbeelding van het merk bestaat uit een fotografische afbeelding of uit een grafische weergave van het merk. De afbeelding mag maximaal zes verschillende perspectieven van het merk bevatten.
  • 5. 
    Indien de aanvrage betrekking heeft op inschrijving in kleur, wordt daarvan in de aanvrage melding gemaakt. Voorts wordt aangegeven uit welke kleuren het merk bestaat. De in lid 2 bedoelde afbeelding bestaat in een afbeelding van het merk in kleur.
  • 6. 
    De voorzitter van het Bureau kan met betrekking tot de voorschriften van lid 2 bepalen dat het merk in de tekst van de aanvrage zelf in plaats van op een afzonderlijk blad mag worden afgebeeld en dat de afbeelding van het merk in minder dan vier exemplaren mag worden overgelegd.

Regel 4 Bij de aanvrage te betalen taksen

Bij de aanvrage dienen de volgende taksen te worden betaald:

  • a) 
    een basistaks, en
  • b) 
    een klassetaks voor elke klasse waartoe waren of diensten overeenkomstig regel 2 behoren die zich hoger in de classificatie bevindt dan de derde klasse.

Regel 5 Indiening van de aanvrage

  • 1. 
    Het Bureau brengt op de aanvrage de datum van ontvangst en het dossiernummer aan. Het verstrekt de aanvrager onverwijld een ontvangstbewijs, waarop ten minste het dossiernummer, een afbeelding, een beschrijving of een andere aanduiding van het merk, de aard en het aantal van de stukken alsmede de datum waarop zij zijn ontvangen, worden vermeld.
  • 2. 
    Indien de aanvrage bij de centrale dienst voor de industriële eigendom van een Lid-Staat of bij het Benelux-Merkenbureau wordt ingediend overeenkomstig artikel 25 van de verordening, nummert de instantie die de aanvrage in ontvangst neemt, elke bladzijde van de aanvrage met Arabische cijfers. Alvorens de aanvrage door te sturen vermeldt deze instantie op de aanvrage de datum van ontvangst en het aantal bladzijden ervan. Zij verstrekt de aanvrager onverwijld een ontvangstbewijs, waarop ten minste aard en aantal van de stukken alsmede de datum van ontvangst worden vermeld.
  • 3. 
    Indien het Bureau een aanvrage via de centrale dienst voor de industriële eigendom van een Lid-Staat of via het Benelux-Merkenbureau heeft ontvangen, vermeldt het de dag van ontvangst en het dossiernummer en verstrekt het aan de aanvrager onverwijld een ontvangstbewijs overeenkomstig lid 1, tweede volzin, met vermelding van de datum van ontvangst bij het Bureau.

Regel 6 Beroep op voorrang

  • 1. 
    Indien in de aanvrage op de voorrang van een of meer eerdere aanvragen overeenkomstig artikel 30 van de verordening beroep wordt gedaan, doet de aanvrager binnen drie maanden na de datum van indiening opgave van het dossiernummer van de eerdere aanvrage en dient hij een afschrift van die eerdere aanvrage in. Het afschrift wordt door de instantie die de eerdere aanvrage heeft ontvangen, voor eensluidend met de eerdere aanvrage gewaarmerkt en gaat vergezeld van een verklaring van deze instantie waarin de datum van indiening van de eerdere aanvrage wordt vermeld.
  • 2. 
    Indien de aanvrager, nadat de aanvrage reeds is ingediend, beroep wenst te doen op de voorrang van een of meer eerdere aanvragen overeenkomstig artikel 30 van de verordening, wordt de verklaring van voorrang, waarin het land waarin of waarvoor en de datum waarop de eerdere aanvrage is ingediend, worden vermeld, binnen een termijn van twee maanden na de indiening van de aanvrage overgelegd. De uit hoofde van lid 1 verlangde gegevens en bewijsstukken worden het Bureau overgelegd binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van de verklaring van voorrang.
  • 3. 
    Indien de eerdere aanvrage niet in een van de talen van het Bureau is gesteld, verzoekt het Bureau de aanvrager om binnen een door het Bureau gestelde termijn van ten minste drie maanden een vertaling van de eerdere aanvrage in een van bedoelde talen in te dienen.
  • 4. 
    De voorzitter van het Bureau kan bepalen dat de aanvrager met overlegging van minder bewijskrachtige stukken dan vereist uit hoofde van lid 1 mag volstaan, mits het Bureau uit andere bronnen over de vereiste gegevens kan beschikken.

Regel 7 Voorrang in geval van tentoonstelling

  • 1. 
    Indien in de aanvrage beroep wordt gedaan op voorrang uit hoofde van een tentoonstelling overeenkomstig artikel 33 van de verordening, legt de aanvrager binnen een termijn van drie maanden na de datum van indiening van de aanvrage een bewijsstuk over, dat op de tentoonstelling door de, voor de bescherming van de industriële eigendom op die tentoonstelling verantwoordelijke autoriteit werd afgegeven. Uit deze verklaring moet blijken dat het merk metterdaad voor de betrokken waren en diensten werd gebruikt, op welke datum de tentoonstelling werd geopend, en op welke datum het merk voor het eerst is gebruikt indien het eerste gebruik niet met de openingsdatum van de tentoonstelling samenviel. Het bewijsstuk gaat vergezeld van een vermelding van het feitelijk gebruik van het merk die door de bovengenoemde autoriteit naar behoren wordt gewaarmerkt.
  • 2. 
    Indien de aanvrager, nadat de aanvrage is ingediend, beroep wenst te doen op voorrang uit hoofde van een eerste tentoonstelling, wordt de verklaring van voorrang, waarin de naam van de tentoonstelling en de datum waarop de waren of diensten voor het eerst zijn tentoongesteld, worden vermeld, binnen een termijn van twee maanden na de indiening van de aanvrage overgelegd. De uit hoofde van lid 1 verlangde gegevens en bewijsstukken worden het Bureau overgelegd binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van de verklaring van voorrang.

Regel 8 Inroeping van de anciënniteit van een nationaal merk

  • 1. 
    Indien de anciënniteit van een of meer eerder ingeschreven merken wordt ingeroepen, als bedoeld in artikel 34 van de verordening, legt de aanvrager binnen een termijn van drie maanden na de datum van indiening een afschrift van de desbetreffende inschrijving over. Het afschrift wordt door de bevoegde autoriteit voor eensluidend gewaarmerkt.
  • 2. 
    Indien de aanvrager nadat de aanvrage reeds is ingediend, beroep wenst te doen op de anciënniteit van een of meer eerder ingeschreven merken als bedoeld in artikel 34 van de verordening, wordt de verklaring van anciënniteit, waarin de Lid-Staat of de Lid-Staten waarin of waarvoor het merk is ingeschreven, respectievelijk zijn vermeld alsmede de datum vanwaaraf de betreffende nationale registratie geldt, het registratienummer en de waren en diensten waarvoor het merk is ingeschreven, het Bureau overgelegd binnen een termijn van twee maanden na de indiening van de aanvrage. De uit hoofde van lid 1 verlangde gegevens en bewijsstukken worden het Bureau overgelegd binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van de verklaring van anciënniteit.
  • 3. 
    Het Bureau stelt het Benelux-Merkenbureau en de centrale dienst van de betrokken Lid-Staat ervan in kennis dat rechtsgeldig beroep is gedaan op de anciënniteit.
  • 4. 
    De voorzitter van het Bureau kan bepalen dat de aanvrager mag volstaan met overlegging van minder bewijskrachtige stukken dan vereist uit hoofde van lid 1, mits het Bureau uit andere bronnen over de vereiste gegevens kan beschikken.

Regel 9 Onderzoek van de voorwaarden voor toekenning van een datum van aanvrage en van andere formele voorwaarden

  • 1. 
    Indien de aanvrage niet aan de voorwaarden voor het toekennen van een datum van aanvrage voldoet omdat:
  • a) 
    in de aanvrage ontbreekt, respectievelijk ontbreken:
  • i) 
    een verzoek om inschrijving van het merk als Gemeenschapsmerk,
  • ii) 
    gegevens ter identificatie van de aanvrager,
  • iii) 
    een opgave van de waren of diensten waarvoor het merk moet worden ingeschreven, of
  • iv) 
    een afbeelding van het merk; of
  • b) 
    de basistaks niet binnen een maand na de indiening van de aanvrage bij het Bureau, of, indien de aanvrage bij de centrale dienst voor de industriële eigendom van een Lid-Staat of bij het Benelux-Merkenbureau is ingediend, bij die instantie is voldaan,

deelt het Bureau de aanvrager mee dat wegens deze gebreken geen datum van aanvrage kan worden toegekend.

  • 2. 
    Indien de in lid 1 genoemde gebreken binnen een termijn van twee maanden na ontvangst van de mededeling worden opgeheven, geldt als datum van aanvrage de datum waarop alle gebreken worden opgeheven. Indien de gebreken niet binnen die termijn worden opgeheven, wordt de aanvrage niet als een aanvrage om een Gemeenschapsmerk behandeld. Reeds betaalde taksen worden terugbetaald.
  • 3. 
    Indien het onderzoek, alhoewel een datum van aanvrage is toegekend, aan het licht brengt dat
  • a) 
    niet aan de voorwaarden van de regels 1, 2 en 3 of aan de overige, in de verordening of de onderhavige regels vervatte formele voorwaarden voor aanvragen wordt voldaan,
  • b) 
    het bedrag van de klassetaksen dat overeenkomstig regel 4, onder b), in samenhang met Verordening (EG) nr. 2869/95 van de Commissie (3), hierna de taksenverordening genoemd, verschuldigd is, door het Bureau niet volledig is ontvangen,
  • c) 
    wanneer overeenkomstig de regels 6 en 7 in de aanvrage of binnen twee maanden na de indiening daarvan beroep op voorrang is gedaan, niet aan de overige voorwaarden van die regels is voldaan, of
  • d) 
    wanneer overeenkomstig regel 8 in de aanvrage of binnen twee maanden na de indiening daarvan beroep op anciënniteit is gedaan, niet aan de overige voorwaarden van regel 8 is voldaan,

maant het Bureau de aanvrager aan de vastgestelde gebreken binnen een door het Bureau te stellen termijn te verhelpen.

  • 4. 
    Het Bureau wijst de aanvrage af indien de in lid 3, onder a), genoemde gebreken niet binnen de gestelde termijn worden verholpen.
  • 5. 
    Indien de verschuldigde klassetaksen niet binnen de gestelde termijn worden voldaan, wordt de aanvrage geacht te zijn ingetrokken, tenzij duidelijk is voor welke klasse of klassen het reeds betaalde bedrag geldt. Bij gebreke van andere criteria om vast te stellen voor welke klassen de betaling geldt, neemt het Bureau de klassen in de volgorde van de classificatie in aanmerking. De aanvrage wordt geacht te zijn ingetrokken ten aanzien van die klassen waarvoor de klassetaksen niet of niet volledig zijn betaald.
  • 6. 
    Indien de in lid 3 bedoelde gebreken betrekking hebben op het beroep op voorrang, vervalt het recht van voorrang voor de aanvrage.
  • 7. 
    Indien de in lid 3 bedoelde gebreken betrekking hebben op het beroep op anciënniteit, vervalt het recht van anciënniteit voor die aanvrage.
  • 8. 
    Indien de in lid 3 bedoelde gebreken slechts betrekking hebben op sommige waren of diensten, wijst het Bureau de aanvrage slechts af, respectievelijk vervalt het recht van voorrang of van anciënniteit slechts voor zover het om die waren of diensten gaat.

Regel 10 Onderzoek naar de aan de hoedanigheid van houder verbonden voorwaarden

Indien de aanvrager geen Gemeenschapsmerkhouder kan zijn overeenkomstig artikel 5 van de verordening, stelt het Bureau de aanvrager daarvan in kennis. Het Bureau stelt de aanvrager een termijn waarbinnen hij de aanvrage kan intrekken of zijn opmerkingen kan indienen. Indien de aanvrager niet erin slaagt de bezwaren tegen inschrijving op te heffen, wijst het Bureau de aanvrage af.

Regel 11 Onderzoek naar absolute weigeringsgronden

  • 1. 
    Indien het merk krachtens artikel 7 van de verordening niet voor alle of voor een deel van de waren of diensten waarvoor de aanvrage wordt ingediend, mag worden ingeschreven, deelt het Bureau de aanvrager de gronden voor de weigering van inschrijving mede. Het Bureau bepaalt de termijn waarbinnen de aanvrager zijn aanvrage kan intrekken of wijzigen of zijn opmerkingen kan indienen.
  • 2. 
    Indien de inschrijving van het Gemeenschapsmerk krachtens artikel 38, lid 2, van de verordening afhankelijk wordt gesteld van de verklaring van de aanvrager geen beroep te doen op enig uitsluitend recht op de merkbestanddelen zonder onderscheidend vermogen, deelt het Bureau de aanvrager dit onder opgave van redenen mee met het verzoek de desbetreffende verklaring binnen een door het Bureau te stellen termijn af te leggen.
  • 3. 
    Indien de aanvrager niet binnen de gestelde termijn de gronden waarop de inschrijving is geweigerd, opheft of niet binnen de gestelde termijn aan de in lid 2 bedoelde voorwaarde voldoet, wijst het Bureau de aanvrage volledig of voor een deel ervan af.

Regel 12 Publikatie van de aanvrage

De publikatie van de aanvrage omvat:

  • a) 
    naam en adres van de aanvrager;
  • b) 
    indien van toepassing, naam en kantooradres van de door de aanvrager aangewezen vertegenwoordiger niet zijnde een vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 88, lid 3, eerste zin, van de verordening; indien er meer dan één vertegenwoordiger met hetzelfde kantooradres zijn, worden slechts de naam en het kantooradres van de eerstgenoemde vertegenwoordiger gepubliceerd, gevolgd door de woorden "en anderen"; indien er twee of meer vertegenwoordigers met verschillende kantooradressen zijn, wordt slechts het volgens regel 1, lid 1, onder e), vastgestelde zakenadres gepubliceerd; in het geval van een samenwerkingsverband van vertegenwoordigers als bedoeld in regel 76, lid 9, worden slechts naam en kantooradres van het samenwerkingsverband gepubliceerd;
  • c) 
    de afbeelding van het merk met de vermeldingen en beschrijvingen als bedoeld in regel 3; indien de inschrijving van een merk in kleur wordt aangevraagd, behelst de publikatie de vermelding "in kleur" en de aanduiding van de kleur of kleuren waaruit het merk is samengesteld;
  • d) 
    de opgave van de waren en diensten, ingedeeld volgens de klassen van de classificatie van Nice, waarbij elke groep van waren of diensten wordt voorafgegaan door het nummer van de klasse waartoe zij behoren, en weergegeven in de volgorde van de klassen van die classificatie;
  • e) 
    de datum van aanvrage en het dossiernummer;
  • f) 
    indien van toepassing, gegevens over het beroep op voorrang overeenkomstig artikel 30 van de verordening;
  • g) 
    indien van toepassing, nadere gegevens over het beroep op voorrang in geval van tentoonstelling overeenkomstig artikel 33 van de verordening;
  • h) 
    indien van toepassing, nadere gegevens over het beroep op anciënniteit overeenkomstig artikel 34 van de verordening;
  • i) 
    indien van toepassing, een verklaring dat het merk door gebruik onderscheidend vermogen overeenkomstig artikel 7, lid 3, van de verordening heeft verkregen;
  • j) 
    indien van toepassing, een verklaring dat de aanvrage een collectief Gemeenschapsmerk geldt;
  • k) 
    indien van toepassing, een verklaring van de aanvrager dat hij geen beroep doet op enig uitsluitend recht op een bestanddeel van het merk overeenkomstig regel 1, lid 3, of regel 11, lid 2;
  • l) 
    de taal waarin de aanvrage is ingediend en de tweede taal die de aanvrager heeft opgegeven overeenkomstig artikel 115, lid 3, van de verordening.

Regel 13 Wijziging van de aanvrage

  • 1. 
    Het verzoek tot wijziging van de aanvrage om een Gemeenschapsmerk overeenkomstig artikel 44 van de verordening behelst:
  • a) 
    het dossiernummer van de aanvrage;
  • b) 
    naam en adres van de aanvrager, overeenkomstig regel 1, lid 1, onder b);
  • c) 
    indien de aanvrager een vertegenwoordiger heeft aangewezen, diens naam en kantooradres overeenkomstig regel 1, lid 1, onder e);
  • d) 
    een opgave van het onderdeel van de aanvrage dat wordt rechtgezet of gewijzigd alsmede het desbetreffende onderdeel in rechtgezette of gewijzigde vorm;
  • e) 
    indien de wijziging betrekking heeft op de afbeelding van het merk, de afbeelding van het gewijzigde merk overeenkomstig regel 3.
  • 2. 
    Indien voor het verzoek tot wijziging een taks dient te worden voldaan, wordt het verzoek eerst geacht te zijn ingediend, wanneer de vereiste taks is betaald. Indien de taks niet of niet volledig is betaald, deelt het Bureau dit aan de aanvrager mede.
  • 3. 
    Indien niet aan de vereisten voor wijziging van de aanvrage is voldaan, deelt het Bureau de gebreken aan de aanvrager mede. Indien de gebreken binnen een door het Bureau te stellen termijn niet worden opgeheven, wijst het Bureau het verzoek tot wijziging af.
  • 4. 
    Indien de wijziging wordt gepubliceerd overeenkomstig artikel 44, lid 2, van de verordening, zijn de regels 15 tot en met 22 van overeenkomstige toepassing.
  • 5. 
    Indien het wijziging van hetzelfde element in twee of meer aanvragen van dezelfde aanvrager betreft, mag met een enkele aanvrage tot wijziging van de aanvrage om een Gemeenschapsmerk worden volstaan. Indien de aanvrage tot wijziging aan taks is onderworpen, dient deze taks voor elke te wijzigen aanvrage te worden betaald.
  • 6. 
    De leden 1 tot en met 5 zijn op aanvragen tot verbetering van de naam of van het kantooradres van een door de aanvrager aangewezen vertegenwoordiger van overeenkomstige toepassing. Dergelijke aanvragen zijn niet aan taks onderworpen.

Regel 14 Rechtzetting van vergissingen en fouten in publikaties

  • 1. 
    Indien in de publikatie van de aanvrage een aan het Bureau toe te rekenen vergissing of fout voorkomt, zal het Bureau deze vergissing of fout ambtshalve of op verzoek van de aanvrager rechtzetten.
  • 2. 
    Indien het in lid 1 bedoelde verzoek door de aanvrager wordt gedaan, is regel 13 van overeenkomstige toepassing. Het verzoek is niet aan taks onderworpen.
  • 3. 
    De op grond van deze regel aangebrachte rechtzettingen worden gepubliceerd.
  • 4. 
    Indien de rechtzetting de opgave van waren en diensten of de afbeelding van het merk betreft, zijn artikel 42, lid 2, van de verordening alsmede de regels 15 tot en met 22 van overeenkomstige toepassing.

TITEL II OPPOSITIEPROCEDURE EN BEWIJS VAN HET GEBRUIK

Regel 15 Inhoud van het bezwaarschrift van oppositie

  • 1. 
    Oppositie mag geschieden op grond van een of meer oudere merken in de zin van artikel 8, lid 2, van de verordening ("oudere merken") of van een of meer andere oudere rechten in de zin van artikel 8, lid 4, van de verordening ("oudere rechten").
  • 2. 
    Het bezwaarschrift van oppositie behelst:
  • a) 
    met betrekking tot de aanvrage waartegen de oppositie is gericht:
  • i) 
    het dossiernummer van de aanvrage waartegen de oppositie is gericht;
  • ii) 
    een aanduiding van de in de aanvrage om een Gemeenschapsmerk opgegeven waren en diensten waartegen de oppositie gericht is;
  • iii) 
    de naam van de aanvrager van het Gemeenschapsmerk;
  • b) 
    met betrekking tot het oudere merk of het oudere recht waarop de oppositie berust:
  • i) 
    indien de oppositie op een ouder merk berust, een in die zin luidende verklaring en een aanduiding dat het oudere merk een Gemeenschapsmerk is, of een opgave van de Lid-Staat, respectievelijk Lid-Staten, met inbegrip, indien van toepassing, van Benelux, waar het oudere merk is ingeschreven of aangevraagd, of, indien het oudere merk een internationaal ingeschreven merk is, een aanduiding van de Lid-Staat, respectievelijk Lid-Staten, met inbegrip, indien van toepassing, van Benelux, waarover de bescherming van dat oudere merk zich uitstrekt;
  • ii) 
    indien beschikbaar, het dossiernummer of het inschrijvingsnummer en de datum van aanvrage, met inbegrip van de voorrangsdatum van het oudere merk;
  • iii) 
    indien de oppositie op een ouder, algemeen bekend merk, als bedoeld in artikel 8, lid 2, onder c), van de verordening berust, een aanduiding in die zin en een opgave van de Lid-Staat, respectievelijk Lid-Staten waar het oudere merk algemene bekendheid geniet;
  • iv) 
    indien de oppositie op een ouder merk dat bekendheid geniet in de zin van artikel 8, lid 5, van de verordening berust, een aanduiding in die zin en een opgave waar dat oudere merk overeenkomstig het bepaalde onder i), is aangevraagd of ingeschreven;
  • v) 
    indien de oppositie op een ouder recht berust, een aanduiding in de zin en een opgave van de Lid-Staat, respectievelijk Lid-Staten waar het oudere recht bestaat;
  • vi) 
    een afbeelding en, indien van toepassing, een beschrijving van het oudere merk, respectievelijk oudere recht;
  • vii) 
    de waren en diensten waarvoor het oudere merk is ingeschreven of aangevraagd, of met betrekking waartoe het oudere merk algemene bekendheid geniet in de zin van artikel 8, lid 2, onder c), van de verordening dan wel bekendheid geniet in de zin van artikel 8, lid 5, van de verordening; de opposant dient bij de opgave van alle waren en diensten waarvoor het oudere merk bescherming geniet, ook die waren en diensten aan te geven waarop de oppositie berust;
  • c) 
    met betrekking tot de opposant:
  • i) 
    indien de oppositie geschiedt door de houder van het oudere merk of van het oudere recht, diens naam en adres, in overeenstemming met regel 1, lid 1, onder b), en een aanwijzing dat hij de houder van het oudere merk, respectievelijk oudere recht is;
  • ii) 
    indien de oppositie geschiedt door een licentienemer, diens naam en adres, in overeenstemming met regel 1, lid 1, onder b), en een aanwijzing dat hij toestemming voor de oppositie heeft verkregen;
  • iii) 
    indien de oppositie door de rechtsopvolger van de ingeschreven Gemeenschapsmerkhouder, die nog niet als de nieuwe houder van het merk is ingeschreven, geschiedt, een aanduiding in die zin, naam en adres van de opposant overeenkomstig regel 1, lid 1, onder b), en een opgave van de datum waarop de aanvrage om de inschrijving van de nieuwe houder door het Bureau werd ontvangen of, indien deze informatie niet beschikbaar is, de datum waarop de aanvrage aan het Bureau werd verzonden;
  • iv) 
    indien op grond van een ouder recht oppositie door een persoon die niet houder van dat recht is, geschiedt, diens naam en adres overeenkomstig regel 1, lid 1, onder b), alsmede een vermelding dat hij krachtens het toepasselijke nationale recht tot uitoefening van dat recht gerechtigd is;
  • v) 
    indien de opposant een vertegenwoordiger heeft aangewezen, diens naam en kantooradres, overeenkomstig regel 1, lid 1, onder e);
  • d) 
    een opgave van de gronden waarop de oppositie berust.
  • 3. 
    De leden 1 en 2 zijn op oppositie als bedoeld in artikel 8, lid 3, van de verordening van overeenkomstige toepassing.

Regel 16 Ter staving van de oppositie aangevoerde feiten, bewijzen en argumenten

  • 1. 
    Elk oppositiebezwaarschrift mag bijzonderheden bevatten van de ter staving van de oppositie aangevoerde feiten, bewijzen en argumenten, vergezeld van de desbetreffende, ter staving dienende stukken.
  • 2. 
    Indien de oppositie op een ouder merk dat geen Gemeenschapsmerk is, berust, dient het bezwaarschrift bij voorkeur vergezeld te gaan van bewijsmateriaal betreffende de inschrijving of de indiening van het oudere merk, zoals een inschrijvingsbewijs. Indien de oppositie op een algemeen bekend merk als bedoeld in artikel 8, lid 2, onder c), van de verordening of op een bekend merk als bedoeld in lid 5 van genoemd artikel berust, dient het bezwaarschrift in beginsel vergezeld te gaan van bewijsmateriaal waaruit blijkt dat het merk algemene bekendheid, respectievelijk bekendheid geniet. Indien de oppositie op grond van enig ander ouder recht geschiedt, dient het bezwaarschrift in beginsel vergezeld te gaan van passend bewijsmateriaal betreffende de verkrijging van dat recht en de omvang van de daaraan verbonden bescherming.
  • 3. 
    De bijzonderheden van de feiten, bewijzen, argumenten en andere ter staving dienende stukken als bedoeld in lid 1, alsmede het in lid 2 bedoelde bewijsmateriaal, mogen, indien zij niet samen met het bezwaarschrift of nadien worden overgelegd, binnen een door het Bureau overeenkomstig regel 20, lid 2, te stellen termijn na de aanvang van de oppositieprocedure worden overgelegd.

Regel 17 Taalgebruik in de oppositieprocedure

  • 1. 
    Wanneer het oppositiebezwaarschrift niet wordt ingediend in de taal van de aanvrage om het Gemeenschapsmerk, indien die taal een van de talen van het Bureau is, noch in de tweede taal die werd opgegeven toen de aanvrage werd ingediend, dient de opposant binnen een termijn van een maand na het verstrijken van de oppositietermijn in een van deze talen een vertaling van zijn oppositiebezwaarschrift in.
  • 2. 
    Indien het bewijsmateriaal ter staving van de oppositie, als bedoeld in regel 16, leden 1 en 2, niet in de taal van de oppositieprocedure wordt overgelegd, dient de opposant binnen een termijn van een maand na het verstrijken van de oppositietermijn of, indien van toepassing, binnen de door het Bureau overeenkomstig regel 16, lid 3, gestelde termijn, in die taal een vertaling van het bewijsmateriaal in.
  • 3. 
    Indien de opposant of de aanvrager het Bureau vóór de datum waarop de oppositieprocedure overeenkomstig regel 19, lid 1, wordt geacht een aanvang te nemen, ervan in kennis stelt dat de aanvrager en de opposant overeenkomstig artikel 115, lid 7, van de verordening overeen zijn gekomen een andere taal als proceduretaal te gebruiken, dient de opposant, indien het oppositiebezwaarschrift niet in die taal is ingediend, binnen een maand te rekenen vanaf genoemde datum in die taal een vertaling van het oppositiebezwaarschrift in.

Regel 18 Niet-ontvankelijkverklaring van de oppositie

  • 1. 
    Indien het Bureau vaststelt dat het oppositiebezwaarschrift niet aan artikel 42 van de verordening voldoet of indien uit dat bezwaarschrift niet duidelijk blijkt tegen welke aanvrage de oppositie is gericht of op grond van welk ouder merk of ouder recht oppositie wordt ingesteld, verklaart het Bureau de oppositie niet-ontvankelijk tenzij die gebreken vóór het verstrijken van de oppositietermijn zijn verholpen. Indien de oppositietaks niet binnen de oppositietermijn is voldaan, wordt het oppositiebezwaarschrift geacht niet te zijn ingediend. Indien de oppositietaks na het verstrijken van de oppositietermijn is betaald, wordt deze de opposant terugbetaald.
  • 2. 
    Indien het Bureau vaststelt dat het oppositiebezwaarschrift niet aan andere bepalingen van de verordening of van deze regels voldoet, doet het hiervan mededeling aan de opposant en verzoekt hem de vastgestelde gebreken binnen een termijn van twee maanden te verhelpen. Indien de gebreken niet tijdig worden verholpen, verklaart het Bureau het oppositiebezwaarschrift niet-ontvankelijk.
  • 3. 
    Elke beslissing waarbij een oppositie overeenkomstig de leden 1 en 2 niet-ontvankelijk wordt verklaard, wordt de aanvrager medegedeeld.

Regel 19 Aanvang van de oppositieprocedure

  • 1. 
    Indien het Bureau het oppositiebezwaarschrift niet overeenkomstig regel 18 afwijst, stelt het Bureau de aanvrager van de oppositie in kennis en verzoekt het hem binnen een door het Bureau te stellen termijn zijn opmerkingen in te dienen. Het Bureau vestigt de aandacht van de aanvrager erop dat de oppositieprocedure wordt geacht twee maanden na ontvangst van deze kennisgeving een aanvang te hebben genomen, tenzij de aanvrager het Bureau voordien heeft medegedeeld dat hij zijn aanvrage intrekt of tot niet door de oppositie bestreken waren en diensten beperkt.
  • 2. 
    Het Bureau kan overeenkomstig regel 71 verlenging van de in lid 1, tweede volzin, genoemde termijn toestaan, indien aanvrager en opposant gezamenlijk daarom verzoeken.
  • 3. 
    Indien de aanvrage binnen de in lid 1, tweede volzin, genoemde termijn of binnen een overeenkomstig lid 2 verlengde termijn wordt ingetrokken of beperkt, stelt het Bureau de opposant daarvan in kennis en betaalt het hem de oppositietaks terug.

Regel 20 Onderzoek van de oppositie

  • 1. 
    Indien de aanvrage niet overeenkomstig regel 19 wordt ingetrokken of beperkt, dient de aanvrager zijn opmerkingen in binnen de termijn die het Bureau in zijn kennisgeving overeenkomstig lid 1, eerste volzin, van genoemde regel heeft vastgesteld.
  • 2. 
    Indien het oppositiebezwaarschrift geen bijzonderheden van de feiten, bewijzen en argumenten als bedoeld in regel 16, leden 1 en 2, behelst, verzoekt het Bureau de opposant die gegevens alsnog binnen een door het Bureau gestelde termijn over te leggen. Hetgeen de opposant overlegt, wordt de aanvrager ter kennis gebracht, aan wie de gelegenheid wordt geboden binnen een door het Bureau gestelde termijn te antwoorden.
  • 3. 
    Indien de aanvrager geen opmerkingen indient, kan het Bureau aangaande de oppositie een beslissing nemen op grond van de het Bureau ter beschikking staande stukken.
  • 4. 
    Het Bureau deelt de opmerkingen van de aanvrager aan de opposant mede en verzoekt deze, wanneer het Bureau het dienstig acht, daarop binnen een door het Bureau gestelde termijn te antwoorden.
  • 5. 
    Indien de aanvrager overeenkomstig artikel 44, lid 1, van de verordening de opgave van de waren en diensten beperkt, doet het Bureau daarvan mededeling aan de opposant en verzoekt deze om binnen een door het Bureau te stellen termijn mee te delen of hij de oppositie handhaaft, en indien dit bevestigend luidt, voor welke van de resterende waren en diensten de oppositie gehandhaafd blijft.
  • 6. 
    Indien de oppositie op een inschrijvingsaanvrage in de zin van artikel 8, lid 2, onder b), van de verordening berust, kan het Bureau een oppositieprocedure opschorten totdat in die procedure een eindbeslissing wordt genomen of indien er andere omstandigheden bestaan, waarin een dergelijke opschorting passend is.

Regel 21 Verscheidene opposities

  • 1. 
    Indien verscheidene opposities tegen dezelfde aanvrage om een Gemeenschapsmerk zijn gericht, kan het Bureau deze bijeenvoegen. Het Bureau kan nadien anders beslissen.
  • 2. 
    Indien uit een eerste onderzoek van een of meer opposities blijkt dat het Gemeenschapsmerk waarvoor een inschrijvingsaanvrage is ingediend, voor alle of voor een deel van de waren of diensten waarvoor inschrijving wordt verzocht, mogelijk niet voor inschrijving in aanmerking komt, kan het Bureau de andere oppositieprocedures opschorten. Het Bureau stelt de resterende opposanten in kennis van elke relevante beslissing die in die procedures die worden voortgezet, wordt genomen.
  • 3. 
    Nadat een beslissing waarbij de aanvrage wordt afgewezen, definitief is geworden, worden de opposities waaromtrent een beslissing overeenkomstig lid 2 werd opgeschort, geacht zonder voorwerp te zijn; de betrokken opposanten worden door het Bureau daarvan in kennis gesteld. In dat geval wordt de procedure beschouwd zonder voorwerp te zijn in de zin van artikel 81, lid 4, van de verordening.
  • 4. 
    Het Bureau betaalt de oppositietaks die door de opposant wiens oppositie op de, in de leden 1, 2 en 3, beschreven wijze wordt geacht zonder voorwerp te zijn, is betaald, voor 50 % terug.

Regel 22 Bewijs van het gebruik

  • 1. 
    Indien de opposant overeenkomstig artikel 43, lid 2 of lid 3, van de verordening het bewijs moet leveren van het gebruik van het merk of van het bestaan van goede redenen voor het niet-gebruik ervan, verzoekt het Bureau hem het verlangde bewijs binnen een door het Bureau te stellen termijn over te leggen. Het Bureau wijst de oppositie af, indien de opposant dit bewijs niet binnen de gestelde termijn overlegt.
  • 2. 
    De opgaven en het bewijsmateriaal die voor het leveren van het bewijs van het gebruik dienen, bestaan uit opgaven van de plaats, tijd, omvang en wijze van gebruik van het oppositiemerk voor de waren en diensten waarvoor het wordt ingeschreven en waarop de oppositie berust, en uit bewijsmateriaal ter staving van deze opgaven overeenkomstig lid 3.
  • 3. 
    Het bewijs bestaat in beginsel alleen uit overlegging van tot staving dienende stukken en voorwerpen, zoals verpakkingen, etiketten, prijslijsten, catalogi, facturen, foto's, kranteadvertenties en schriftelijke verklaringen als bedoeld in artikel 76, lid 1, onder f), van de verordening.
  • 4. 
    Indien de overeenkomstig de leden 1, 2 en 3 verstrekte bewijzen niet in de taal van de oppositieprocedure luiden, kan het Bureau de opposant verzoeken om binnen een door het Bureau gestelde termijn een vertaling van die bewijzen in de proceduretaal over te leggen.

TITEL III INSCHRIJVINGSPROCEDURE

Regel 23 Inschrijving van het merk

  • 1. 
    De in artikel 45 van de verordening bedoelde inschrijvingstaks bestaat uit:
  • a) 
    een basistaks en
  • b) 
    een klassetaks voor elke klasse waarvoor het merk moet worden ingeschreven, die zich hoger in de classificatie bevindt dan de derde klasse.
  • 2. 
    Indien geen oppositie is ingesteld of indien de oppositie door intrekking, afwijzing of enige andere maatregel definitief is beëindigd, verzoekt het Bureau de aanvrager de inschrijvingstaks te voldoen binnen een termijn van twee maanden na ontvangst van het verzoek daartoe.
  • 3. 
    Indien de inschrijvingstaks niet binnen de gestelde termijn wordt betaald, kan deze alsnog rechtsgeldig worden betaald binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving waarin wordt medegedeeld dat de voorgeschreven termijn niet in acht is genomen, mits binnen deze termijn de in de taksenverordening vastgestelde toeslag op de taks wordt betaald.
  • 4. 
    Na ontvangst van de inschrijvingstaks wordt het aangevraagde merk met de in regel 84, lid 2, genoemde gegevens in het register van Gemeenschapsmerken ingeschreven.
  • 5. 
    De inschrijving wordt in het Blad van Gemeenschapsmerken bekendgemaakt.
  • 6. 
    De inschrijvingstaks wordt terugbetaald indien het aangevraagde merk niet wordt ingeschreven.

Regel 24 Inschrijvingsbewijs

  • 1. 
    Het Bureau verstrekt de merkhouder een inschrijvingsbewijs waarin alle overeenkomstig regel 84, lid 2, ingeschreven gegevens en een verklaring dat die gegevens in het register zijn ingeschreven, worden opgenomen.
  • 2. 
    De merkhouder mag verzoeken om hem al dan niet gewaarmerkte duplicaten van het inschrijvingsbewijs te verstrekken mits tegen betaling van een taks.

Regel 25 Wijziging van de inschrijving

  • 1. 
    De aanvrage tot wijziging van de inschrijving overeenkomstig artikel 48, lid 2, van de verordening behelst:
  • a) 
    het inschrijvingsnummer,
  • b) 
    naam en adres van de merkhouder, overeenkomstig regel 1, lid 1, onder b);
  • c) 
    indien de merkhouder een vertegenwoordiger heeft aangewezen, naam en kantooradres van laatstgenoemde, overeenkomstig regel 1, lid 1, onder e);
  • d) 
    een opgave van het in de afbeelding van het merk te wijzigen bestanddeel en dat bestanddeel in de gewijzigde vorm ervan;
  • e) 
    overeenkomstig regel 3 een afbeelding van het gewijzigde merk.
  • 2. 
    De aanvrage wordt geacht niet te zijn ingediend vooraleer de vereiste taks is betaald. Indien de taks niet of niet volledig is betaald, stelt het Bureau de aanvrager daarvan in kennis.
  • 3. 
    Indien aan de voorwaarden voor wijziging van de inschrijving niet wordt voldaan, stelt het Bureau de aanvrager van de gebreken in kennis. Indien de gebreken niet binnen de door het Bureau te stellen termijn worden verholpen, wijst het Bureau de aanvrage af.
  • 4. 
    Indien de wijziging op grond van artikel 48, lid 3, van de verordening wordt aangevochten, zijn de bepalingen van de verordening en van deze regels inzake oppositie van overeenkomstige toepassing.
  • 5. 
    Voor wijziging van hetzelfde bestanddeel in twee of meer ingeschreven merken van dezelfde houder mag één enkele aanvrage worden ingediend. De vereiste taks dient ten aanzien van elke te wijzigen inschrijving te worden betaald.

Regel 26 Wijziging van de naam of van het adres van de Gemeenschapsmerkhouder of van diens ingeschreven vertegenwoordiger

  • 1. 
    Een wijziging van de naam of van het adres van de Gemeenschapsmerkhouder, die geen wijziging van het Gemeenschapsmerk in de zin van artikel 48, lid 2, van de verordening inhoudt en niet het gevolg is van een gehele of gedeeltelijke overdracht van het ingeschreven merk, wordt op verzoek van de merkhouder in het register ingeschreven.
  • 2. 
    De aanvrage tot wijziging van de naam of van het adres van de houder van het ingeschreven merk behelst:
  • a) 
    het inschrijvingsnummer van het merk;
  • b) 
    naam en adres van de merkhouder, zoals ingeschreven in het register;
  • c) 
    een opgave van naam en adres van de merkhouder, zoals gewijzigd, overeenkomstig regel 1, lid 1, onder b);
  • d) 
    indien de merkhouder een vertegenwoordiger heeft aangewezen, naam en kantooradres van laatstgenoemde overeenkomstig regel 1, lid 1, onder e).
  • 3. 
    De aanvrage is vrij van taks.
  • 4. 
    Eén enkele aanvrage mag worden ingediend voor de wijziging van de naam of van het adres van de merkhouder in twee of meer ingeschreven merken van dezelfde houder.
  • 5. 
    Indien aan de voorwaarden voor inschrijving van een wijziging niet wordt voldaan, stelt het Bureau de aanvrager in kennis van de gebreken. Indien de gebreken niet binnen de door het Bureau te stellen termijn worden verholpen, wijst het Bureau de aanvrage af.
  • 6. 
    De leden 1 tot en met 5 zijn op wijzigingen van de naam en van het adres van de ingeschreven vertegenwoordiger van overeenkomstige toepassing.
  • 7. 
    De leden 1 tot en met 6 zijn op aanvragen om Gemeenschapsmerken van overeenkomstige toepassing. De wijziging wordt opgenomen in het dossier dat door het Bureau met betrekking tot de aanvrage om het Gemeenschapsmerk wordt bijgehouden.

Regel 27 Rechtzetting van fouten en vergissingen in het register en in de publikatie van de inschrijving

  • 1. 
    Indien de inschrijving van het merk of de publikatie daarvan een aan het Bureau toe te rekenen fout of vergissing bevat, gaat het Bureau ambtshalve of op verzoek van de houder tot rechtzetting ervan over.
  • 2. 
    Op door de houder ingediende verzoeken tot rechtzetting is regel 26 van overeenkomstige toepassing. Het verzoek is vrij van taks.
  • 3. 
    Het Bureau publiceert de rechtzettingen uit hoofde van de onderhavige regel.

Regel 28 Inroeping van anciënniteit na de inschrijving van het Gemeenschapsmerk

  • 1. 
    De inroeping, overeenkomstig artikel 35 van de verordening, van de anciënniteit van een of meer oudere ingeschreven merken als bedoeld in artikel 34 van de verordening behelst:
  • a) 
    het inschrijvingsnummer van het Gemeenschapsmerk;
  • b) 
    naam en adres van de Gemeenschapsmerkhouder, overeenkomstig regel 1, lid 1, onder b);
  • c) 
    indien de houder een vertegenwoordiger heeft aangewezen, naam en kantooradres van laatstgenoemde overeenkomstig regel 1, lid 1, onder e);
  • d) 
    een opgave van de Lid-Staat, respectievelijk Lid-Staten waar of waarvoor het oudere merk is ingeschreven, de datum vanwaaraf de betrokken inschrijving geldig werd, het inschrijvingsnummer en de waren en diensten waarvoor het oudere merk is ingeschreven;
  • e) 
    een opgave van de waren en diensten waarvoor de anciënniteit wordt ingeroepen;
  • f) 
    een door de bevoegde autoriteit voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de betrokken inschrijving.
  • 2. 
    Indien de vereisten inzake het beroep op anciënniteit niet worden vervuld, stelt het Bureau de aanvrager in kennis van de gebreken. Indien de gebreken niet binnen de door het Bureau gestelde termijn worden verholpen, wijst het Bureau het verzoek af.
  • 3. 
    Het Bureau stelt het Benelux-Merkenbureau, respectievelijk de centrale dienst voor de industriële eigendom van de betrokken Lid-Staat in kennis dat geldig inroeping van anciënniteit is geschied.
  • 4. 
    De voorzitter van het Bureau kan bepalen dat de aanvrager mag volstaan met overlegging van minder bewijskrachtige documenten dan vereist in lid 1, onder f), mits het Bureau uit andere bronnen over de vereiste gegevens kan beschikken.

TITEL IV VERNIEUWING

Regel 29 Kennisgeving van het verstrijken van de geldigheidsduur

Ten minste zes maanden vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van de inschrijving stelt het Bureau de Gemeenschapsmerkhouder en elke houder van een ingeschreven recht, met inbegrip van een licentie, in kennis van het naderende verstrijken van de geldigheidsduur van de inschrijving. Verzuim van kennisgeving ervan laat het verstrijken van de geldigheidsduur van de inschrijving onverlet.

Regel 30 Vernieuwing van de inschrijving

  • 1. 
    De aanvrage om vernieuwing behelst:
  • a) 
    indien de aanvrage door de merkhouder wordt ingediend, diens naam en adres, overeenkomstig regel 1, lid 1, onder b);
  • b) 
    indien de aanvrage door een persoon die uitdrukkelijk door de merkhouder daartoe werd gemachtigd, wordt ingediend de naam en het adres van deze persoon alsmede het bewijs gemachtigd te zijn om de aanvrage in te dienen;
  • c) 
    indien de aanvrager een vertegenwoordiger heeft aangewezen, naam en kantooradres van laatstgenoemde overeenkomstig regel 1, lid 1, onder e);
  • d) 
    het inschrijvingsnummer;
  • e) 
    de vermelding dat om vernieuwing voor alle, door de inschrijving bestreken waren en diensten wordt verzocht; indien niet voor alle waren en diensten, waarvoor het merk wordt ingeschreven, om vernieuwing wordt verzocht, een opgave van de waren en diensten waarvoor om vernieuwing wordt verzocht of van de waren en diensten waarvoor niet om vernieuwing wordt verzocht, ingedeeld volgens de klassen van de classificatie van Nice, waarbij elke groep van waren of diensten wordt voorafgegaan door het nummer van de klasse van genoemde classificatie waartoe die groep van waren of diensten behoort in de volgorde van de klassen van die classificatie.
  • 2. 
    De overeenkomstig artikel 47 van de verordening voor de vernieuwing van een Gemeenschapsmerk te betalen taksen bestaan uit:
  • a) 
    een basistaks;
  • b) 
    een klassetaks voor elke klasse boven de derde klasse van de lijst van klassen, waarvoor de vernieuwing als bedoeld in lid 1, onder e), wordt aangevraagd, en
  • c) 
    indien van toepassing, de toeslag voor laattijdige betaling van de vernieuwingstaks of voor laattijdige indiening van het verzoek om vernieuwing overeenkomstig artikel 47, lid 3, van de verordening, zoals nader geregeld in de taksenverordening.
  • 3. 
    Indien de aanvrage om vernieuwing wordt ingediend binnen de in artikel 47, lid 3, van de verordening genoemde termijnen, doch niet aan de overige in artikel 47 van de verordening en in deze regels genoemde voorwaarden voor vernieuwing is voldaan, stelt het Bureau de aanvrager in kennis van de vastgestelde gebreken. Indien de aanvrage wordt ingediend door een persoon die uitdrukkelijk door de merkhouder daartoe werd gemachtigd, ontvangt de merkhouder een afschrift van deze inkennisstelling.
  • 4. 
    Indien de aanvrage om vernieuwing niet of eerst na het verstrijken van de in artikel 47, lid 3, derde volzin, van de verordening bedoelde termijn wordt aangevraagd of indien de taksen niet of eerst na het verstrijken van die termijn worden betaald of indien de vastgestelde gebreken niet binnen die termijn worden verholpen, stelt het Bureau vast dat de geldigheidsduur van de inschrijving is verstreken en stelt het de Gemeenschapsmerkhouder, alsmede, in voorkomend geval, de aanvrager en de in het register als houder van rechten op het merk ingeschreven persoon hiervan in kennis. Indien de betaalde taksen ontoereikend zijn om alle klassen van waren en diensten waarvoor de vernieuwing wordt aangevraagd, te bestrijken, geschiedt die vaststelling niet indien duidelijk is welke klasse of klassen daardoor dient, respectievelijk dienen te worden bestreken. Bij ontbreken van andere criteria neemt het Bureau de klassen in de volgorde van de classificatie in aanmerking.
  • 5. 
    Indien de overeenkomstig lid 4 gedane vaststelling definitief is geworden, haalt het Bureau de inschrijving van het merk in het register door. De doorhaling geldt vanaf de dag volgende op die waarop de bestaande inschrijving verstreek.
  • 6. 
    Indien in lid 2 bedoelde vernieuwingstaksen zijn betaald doch de vernieuwing van de inschrijving niet is gebeurd, worden deze taksen terugbetaald.

TITEL V OVERGANG, LICENTIES EN ANDERE RECHTEN, WIJZIGINGEN

Regel 31 Overgang

  • 1. 
    De aanvrage om inschrijving van een overgang overeenkomstig artikel 17 van de verordening behelst:
  • a) 
    het inschrijvingsnummer van het Gemeenschapsmerk;
  • b) 
    gegevens over de nieuwe houder overeenkomstig regel 1, lid 1, onder b);
  • c) 
    een opgave van de ingeschreven waren en diensten waarop de overgang betrekking heeft, indien deze niet alle ingeschreven waren en diensten omvat;
  • d) 
    bescheiden die naar behoren bewijs leveren van de overgang overeenkomstig artikel 17, leden 2 en 3, van de verordening.
  • 2. 
    In de aanvrage mag, in voorkomend geval, de naam en het kantooradres van de vertegenwoordiger van de nieuwe houder worden vermeld volgens regel 1, lid 1, onder e).
  • 3. 
    Overgang op een natuurlijke of op een rechtspersoon die ingevolge artikel 5 van de verordening geen Gemeenschapsmerkhouder kan zijn, wordt niet ingeschreven.
  • 4. 
    De aanvrage wordt eerst geacht te zijn ingediend wanneer de verschuldigde taks is betaald. Indien de taks niet of niet volledig wordt betaald, stelt het Bureau de aanvrager hiervan in kennis.
  • 5. 
    Als voldoende bewijs van overgang in de zin van lid 1, onder d), geldt:
  • a) 
    dat de aanvrage om inschrijving van de overgang wordt ondertekend door de ingeschreven merkhouder of diens vertegenwoordiger en door de rechtsopvolger of diens vertegenwoordiger,
  • b) 
    dat de aanvrage, ingeval deze door de rechtsopvolger wordt ingediend, vergezeld gaat van een door de ingeschreven merkhouder of diens vertegenwoordiger ondertekende verklaring dat hij met de inschrijving van de rechtsopvolger instemt, of
  • c) 
    dat de aanvrage vergezeld gaat van een ingevuld en door de ingeschreven houder of diens vertegenwoordiger en door de rechtsopvolger of diens vertegenwoordiger ondertekend overgangsformulier of overgangsdocument, zoals bedoeld in regel 83, lid 1, onder d).
  • 6. 
    Indien niet aan de in artikel 17, leden 1 tot en met 4, van de verordening, aan de in de leden 1 tot en met 4 van de onderhavige regel en aan de in andere toepasselijke regels genoemde vereisten voor de inschrijving van een overgang wordt voldaan, stelt het Bureau de aanvrager in kennis van de gebreken. Indien de gebreken niet binnen een door het Bureau gestelde termijn worden verholpen, wijst het Bureau de aanvrage om inschrijving van de overgang af.
  • 7. 
    Indien in elk der gevallen de ingeschreven merkhouder en de rechtsopvolger dezelfden zijn, mag voor twee of meer merken één enkele aanvrage om inschrijving van een overgang worden ingediend.
  • 8. 
    De leden 1 tot en met 7 zijn op aanvragen om Gemeenschapsmerken van overeenkomstige toepassing. De overgang wordt aangetekend in de dossiers die met betrekking tot de aanvrage om het Gemeenschapsmerk door het Bureau worden bijgehouden.

Regel 32 Partiële overgang

  • 1. 
    Indien de aanvrage om inschrijving van een overgang slechts betrekking heeft op sommige waren of diensten waarvoor het merk wordt ingeschreven, behelst de aanvrage een opgave van de waren en diensten die onder de partiële overgang zijn begrepen.
  • 2. 
    De waren en diensten in de oorspronkelijke inschrijving worden op zodanige wijze over de behouden gebleven en de nieuwe inschrijving verdeeld dat er geen overlappingen zijn.
  • 3. 
    Regel 31 is op aanvragen om inschrijving van een partiële overgang van overeenkomstige toepassing.
  • 4. 
    Het Bureau legt voor de nieuwe inschrijving een afzonderlijk dossier aan, dat uit een volledig afschrift van het dossier van de oorspronkelijke aanvrage en de aanvrage om inschrijving van een partiële overgang bestaat; een afschrift van die aanvrage wordt in het dossier van de behouden gebleven inschrijving opgenomen. Het Bureau kent voorts aan de nieuwe inschrijving een nieuw inschrijvingsnummer toe.
  • 5. 
    Elke door de oorspronkelijke merkhouder ingediende aanvrage die met betrekking tot de oorspronkelijke inschrijving nog hangende is, wordt geacht hangende te zijn ten aanzien van de behouden gebleven en de nieuwe inschrijving. Indien voor die aanvrage taksen verschuldigd zijn die door de oorspronkelijke merkhouder zijn betaald, is de nieuwe merkhouder met betrekking tot die aanvrage niet gehouden enige bijkomende taks te betalen.

Regel 33 Inschrijving van licenties en van andere rechten

  • 1. 
    Regel 31, lid 1, onder a), b) en c), en de leden 2, 4 en 7 ervan, is op de inschrijving van de verlening of de overgang van een licentie, op die van de vestiging of de overdracht van een zakelijk recht op een Gemeenschapsmerk en op die van executiemaatregelen van overeenkomstige toepassing. Indien een merk evenwel in een faillissement of een soortgelijke procedure is betrokken, is het verzoek van de bevoegde nationale autoriteit om een aantekening dienaangaande in het register vrij van taks.
  • 2. 
    Indien het Gemeenschapsmerk in licentie wordt gegeven voor slechts een deel van de waren en diensten waarvoor het merk wordt ingeschreven, voor slechts een deel van de Gemeenschap of voor een beperkte duur, dienen in de aanvrage om inschrijving de waren en diensten, het deel van de Gemeenschap of het tijdvak waarvoor de licentie wordt verleend te worden aangegeven.
  • 3. 
    Indien niet aan de in de artikelen 19, 20 of 22 van de verordening, aan de in de leden 1 en 2 van de onderhavige regel en aan de in de andere toepasselijke regels bedoelde vereisten wordt voldaan, stelt het Bureau de verzoeker in kennis van de gebreken. Indien de gebreken niet binnen een door het Bureau gestelde termijn worden verholpen, wijst het Bureau de aanvrage om inschrijving af.
  • 4. 
    De leden 1, 2 en 3 zijn op aanvragen om Gemeenschapsmerken van overeenkomstige toepassing. Van de licenties, zakelijke rechten en executiemaatregelen wordt in de dossiers die met betrekking tot de aanvrage om een Gemeenschapsmerk door het Bureau worden bijgehouden, een aantekening aangebracht.

Regel 34 Bijzondere aanwijzingen voor de inschrijving van een licentie

  • 1. 
    Een licentie op een Gemeenschapsmerk wordt op verzoek van de merk-, respectievelijk de licentiehouder in het register als uitsluitende licentie ingeschreven.
  • 2. 
    Een licentie op een Gemeenschapsmerk wordt in het register als onderlicentie ingeschreven indien deze wordt verleend door de licentiehouder, wiens licentie in het register wordt ingeschreven.
  • 3. 
    Indien een Gemeenschapsmerk slechts voor een deel van de waren en diensten waarvoor het merk wordt ingeschreven, of voor een deel van de Gemeenschap in licentie wordt gegeven, wordt die licentie als een tot de betrokken waren en diensten, respectievelijk als een territoriaal beperkte licentie in het register ingeschreven.
  • 4. 
    Een licentie op een Gemeenschapsmerk wordt in het register als een tijdelijke licentie ingeschreven indien deze voor beperkte duur wordt verleend.

Regel 35 Doorhaling of wijziging van de inschrijving van licenties en van andere rechten

  • 1. 
    De krachtens regel 33, lid 1, verrichte inschrijving wordt op verzoek van een der betrokken personen doorgehaald.
  • 2. 
    Het verzoek behelst:
  • a) 
    het inschrijvingsnummer van het Gemeenschapsmerk en
  • b) 
    nadere bijzonderheden omtrent het recht waarvan de inschrijving dient te worden doorgehaald.
  • 3. 
    Het verzoek om doorhaling van de inschrijving van een licentie of van een ander recht wordt als niet-ingediend beschouwd zolang de vereiste taks niet is betaald. Indien de taks niet of niet volledig wordt betaald, stelt het Bureau de verzoeker daarvan in kennis. Indien een Gemeenschapsmerk evenwel in een faillissement of in een soortgelijke procedure is betrokken, is het verzoek van de bevoegde nationale autoriteit om doorhaling van een aantekening vrij van taks.
  • 4. 
    Het verzoek gaat vergezeld van documenten waaruit blijkt dat het ingeschreven recht niet meer bestaat of van een verklaring van de licentiehouder of van de rechthebbende op een ander recht waarbij deze erin toestemt dat de inschrijving wordt doorgehaald.
  • 5. 
    Indien niet aan de vereisten voor doorhaling van de inschrijving wordt voldaan, stelt het Bureau de verzoeker in kennis van de gebreken. Indien binnen een door het Bureau gestelde termijn niet alsnog aan de vereisten wordt voldaan, wijst het Bureau het verzoek tot doorhaling van de inschrijving af.
  • 6. 
    De leden 1, 2, 4 en 5 zijn op een verzoek tot wijziging van een krachtens regel 33, lid 1, verrichte inschrijving van overeenkomstige toepassing.
  • 7. 
    De leden 1 tot en met 6 zijn op de overeenkomstig regel 33, lid 4, in de dossiers aangebrachte aantekeningen van overeenkomstige toepassing.

TITEL VI AFSTAND

Regel 36 Afstand

  • 1. 
    De verklaring van afstand als bedoeld in artikel 49 van de verordening behelst:
  • a) 
    het inschrijvingsnummer van het Gemeenschapsmerk;
  • b) 
    naam en adres van de merkhouder overeenkomstig regel 1, lid 1, onder b);
  • c) 
    indien een vertegenwoordiger is aangewezen, diens naam en kantooradres overeenkomstig regel 1, lid 1, onder e);
  • d) 
    indien van de afstand slechts voor sommige van de waren en diensten waarvoor het merk wordt ingeschreven kennis wordt gegeven, de waren en diensten waarvoor van de afstand kennis wordt gegeven of de waren en diensten waarvoor de inschrijving van het merk behouden dient te blijven.
  • 2. 
    Indien een recht van een derde op het Gemeenschapsmerk in het register wordt ingeschreven, wordt diens instemming met de afstand in toereikende mate bewezen geacht indien door de houder van dat recht of door diens vertegenwoordiger een verklaring van instemming met de afstand wordt getekend. Indien een licentie is ingeschreven, wordt de afstand ingeschreven drie maanden na de datum waarop de Gemeenschapsmerkhouder ten genoegen van het Bureau heeft aangetoond dat hij de licentiehouder van zijn voornemen om van het merk afstand te doen in kennis heeft gesteld. Indien de houder vóór het verstrijken van deze termijn ten genoegen van het Bureau de toestemming van de licentiehouder aantoont, wordt de afstand onverwijld ingeschreven.
  • 3. 
    Indien aan de voorwaarden betreffende de afstand niet wordt voldaan, doet het Bureau aan de indiener van de verklaring mededeling van de gebreken. Indien de gebreken niet binnen de door het Bureau te stellen termijn worden verholpen, weigert het Bureau de aantekening van de afstand in het register.

TITEL VII VERVAL EN NIETIGHEID

Regel 37 Vordering tot vervallen-, respectievelijk nietigverklaring

Een vordering bij het Bureau tot vervallen-, respectievelijk nietigverklaring van een Gemeenschapsmerk overeenkomstig artikel 55 van de verordening behelst:

  • a) 
    met betrekking tot de inschrijving waarvan de vervallen-, respectievelijk de nietigverklaring wordt verzocht:
  • i) 
    het inschrijvingsnummer van het Gemeenschapsmerk waarvan de vervallen-, respectievelijk de nietigverklaring wordt verzocht;
  • ii) 
    naam en adres van de houder van het Gemeenschapsmerk waarvan de vervallen-, respectievelijk de nietigverklaring wordt verzocht;
  • iii) 
    een verklaring waaruit blijkt voor welke ingeschreven waren en diensten de vervallen-, respectievelijk de nietigverklaring wordt verzocht;
  • b) 
    met betrekking tot de gronden waarop de vordering berust:
  • i) 
    in het geval van een vordering krachtens artikel 50 of artikel 51 van de verordening, een verklaring houdende de gronden waarop de vordering tot vervallen-, respectievelijk nietigverklaring berust;
  • ii) 
    in het geval van een vordering krachtens artikel 52, lid 1, van de verordening, nadere gegevens betreffende het recht waarop de vordering tot nietigverklaring berust, en indien nodig nadere gegevens waaruit blijkt dat de verzoeker het recht heeft om het oudere recht als nietigheidsgrond in te roepen;
  • iii) 
    in het geval van een vordering krachtens artikel 52, lid 2, van de verordening, nadere gegevens betreffende het recht waarop de vordering tot nietigverklaring berust, en nadere gegevens waaruit blijkt dat de verzoeker houder is van een in artikel 52, lid 2, van de verordening bedoeld ouder recht of dat hij krachtens geldend nationaal recht gerechtigd is dat recht in te roepen;
  • iv) 
    een opgave van de feiten, bewijsmateriaal en argumenten die ter staving van deze gronden worden aangevoerd;
  • c) 
    met betrekking tot de verzoeker,
  • i) 
    diens naam en adres overeenkomstig regel 1, lid 1, onder b);
  • ii) 
    indien de verzoeker een vertegenwoordiger heeft aangewezen, diens naam en kantooradres overeenkomstig regel 1, lid 1, onder e).

Regel 38 Taalgebruik in procedures tot vervallen-, respectievelijk nietigverklaring

  • 1. 
    Indien de vordering tot vervallen-, respectievelijk nietigverklaring niet wordt ingediend in de taal van de aanvrage tot inschrijving van het Gemeenschapsmerk, voor zover die taal een van de talen van het Bureau is, of in de bij de indiening van de aanvrage opgegeven tweede taal, dient de indiener van de vordering tot vervallen-, respectievelijk nietigverklaring binnen een maand na de indiening van zijn verzoek een vertaling van zijn verzoek in een van die twee talen in.
  • 2. 
    Indien het bewijsmateriaal ter staving van de vordering niet wordt ingediend in de taal van de procedure tot vervallen-, respectievelijk nietigverklaring, dient de indiener van de vordering binnen twee maanden na de indiening van het bewijsmateriaal een vertaling van dat bewijsmateriaal in die taal in.
  • 3. 
    Indien de indiener van de vordering tot vervallen-, respectievelijk nietigverklaring of de Gemeenschapsmerkhouder vóór het verstrijken van de termijn van twee maanden na de ontvangst door laatstgenoemde van de in regel 40, lid 1, bedoelde kennisgeving het Bureau ervan in kennis stelt dat zij overeenkomstig artikel 115, lid 7, van de verordening zijn overeengekomen een andere taal als proceduretaal te hanteren, dient de verzoeker, voor zover de vordering niet in die taal werd ingediend, binnen een maand te rekenen vanaf genoemde datum een vertaling van de vordering in die taal in.

Regel 39 Niet-ontvankelijkverklaring van de vordering tot vervallen-, respectievelijk nietigverklaring

  • 1. 
    Indien het Bureau vaststelt dat de vordering niet aan artikel 55 van de verordening, aan regel 37 of aan enige andere bepaling van de verordening of van deze regels beantwoordt, stelt het de verzoeker hiervan in kennis en nodigt het hem uit de vastgestelde gebreken binnen een door het Bureau te stellen termijn te verhelpen. Indien de gebreken niet vóór het verstrijken van de termijn worden verholpen, verklaart het Bureau de vordering niet-ontvankelijk.
  • 2. 
    Indien het Bureau vaststelt dat de verschuldigde taksen niet zijn betaald, stelt het de verzoeker daarvan in kennis en deelt het hem mede dat de vordering wordt geacht niet te zijn ingediend wanneer de verschuldigde taksen niet binnen een door het Bureau gestelde termijn worden betaald. Indien de verschuldigde taksen na het verstrijken van de door het Bureau gestelde termijn worden betaald, worden zij aan de verzoeker terugbetaald.
  • 3. 
    Elke beslissing waarbij een vordering tot vervallen-, respectievelijk nietigverklaring overeenkomstig lid 1 niet-ontvankelijk wordt verklaard, wordt de verzoeker medegedeeld. Indien de vordering overeenkomstig lid 2 als niet ingediend wordt beschouwd, wordt de verzoeker daarvan in kennis gesteld.

Regel 40 Onderzoek van de vordering tot vervallen-, respectievelijk nietigverklaring

  • 1. 
    Indien het Bureau de vordering niet overeenkomstig regel 39 afwijst, stelt het de Gemeenschapsmerkhouder van die vordering in kennis en verzoekt hem binnen een door het Bureau te stellen termijn zijn opmerkingen in te dienen.
  • 2. 
    Indien de Gemeenschapsmerkhouder geen opmerkingen indient, kan het Bureau op grond van het bewijsmateriaal waarover het beschikt, over de vervallen- of over de nietigverklaring een beslissing nemen.
  • 3. 
    Het Bureau deelt alle door de Gemeenschapsmerkhouder ingediende opmerkingen aan de verzoeker mede en nodigt hem uit, wanneer het dit nodig acht, deze binnen een door het Bureau te stellen termijn te beantwoorden.
  • 4. 
    Alle inkennisstellingen overeenkomstig artikel 56, lid 1, van de verordening en alle dienaangaande ingediende opmerkingen worden aan de betrokken partijen medegedeeld.
  • 5. 
    Indien de verzoeker overeenkomstig artikel 56, lid 2 of lid 3, van de verordening het bewijs van het gebruik van het merk of van het bestaan van goede redenen voor het niet-gebruik ervan moet leveren, is regel 22 van overeenkomstige toepassing.

Regel 41 Een aantal vorderingen tot vervallen-, respectievelijk nietigverklaring

  • 1. 
    Indien met betrekking tot hetzelfde Gemeenschapsmerk een aantal vorderingen tot vervallen-, respectievelijk nietigverklaring is ingediend, kan het Bureau deze met het oog op de behandeling bijeenvoegen. Het Bureau kan nadien anders besluiten.
  • 2. 
    Regel 21, leden 2, 3 en 4, zijn van overeenkomstige toepassing.

TITEL VIII COLLECTIEVE GEMEENSCHAPSMERKEN

Regel 42 Van toepassing zijnde bepalingen

Deze regels zijn op collectieve Gemeenschapsmerken van toepassing, voor zover in regel 43 niet anders is bepaald.

Regel 43 Reglement van het collectieve Gemeenschapsmerk

  • 1. 
    Indien de aanvrage om een collectief Gemeenschapsmerk niet het bij artikel 65 van de verordening voorgeschreven reglement betreffende het gebruik ervan behelst, dient dit reglement binnen twee maanden na de datum van indiening aan het Bureau te worden overgelegd.
  • 2. 
    Het reglement van het collectieve Gemeenschapsmerk behelst:
  • a) 
    naam en kantooradres van de aanvrager;
  • b) 
    het doel van de vereniging of het oogmerk waarmee de publiekrechtelijke rechtspersoon is opgericht;
  • c) 
    de organen die bevoegd zijn de vereniging, respectievelijk de publiekrechtelijke rechtspersoon te vertegenwoordigen,
  • d) 
    de voorwaarden voor het lidmaatschap,
  • e) 
    de personen die gemachtigd zijn het merk te gebruiken,
  • f) 
    in voorkomend geval, de voorwaarden waaraan het gebruik van het merk is onderworpen, met inbegrip van sancties,
  • g) 
    in voorkomend geval, de machtiging bedoeld in artikel 65, lid 2, tweede volzin, van de verordening.

TITEL IX OMZETTING

Regel 44 Verzoek tot omzetting

  • 1. 
    Het verzoek tot omzetting van een aanvrage om een Gemeenschapsmerk of van een ingeschreven Gemeenschapsmerk in een aanvrage om een nationaal merk overeenkomstig artikel 108 van de verordening behelst:
  • a) 
    naam en adres van de indiener van het omzettingsverzoek, overeenkomstig regel 1, lid 1, onder b);
  • b) 
    indien de indiener van het omzettingsverzoek een vertegenwoordiger heeft aangewezen, naam en kantooradres van laatstgenoemde overeenkomstig regel 1, lid 1, onder e);
  • c) 
    het dossiernummer van de aanvrage om een Gemeenschapsmerk of het inschrijvingsnummer van dat merk;
  • d) 
    de datum van indiening van de aanvrage om een Gemeenschapsmerk of van het Gemeenschapsmerk, alsmede, voor zover toepasselijk, gegevens over het beroep op voorrang voor het Gemeenschapsmerk of voor de aanvrage daarvoor overeenkomstig de artikelen 30 en 33 van de verordening, en gegevens over de inroeping van anciënniteit overeenkomstig de artikelen 34 en 35 van de verordening;
  • e) 
    een afbeelding van het merk, zoals die in de aanvrage is vervat of zoals die is ingeschreven;
  • f) 
    opgave van de Lid-Staat, respectievelijk Lid-Staten waarvoor de omzetting wordt gevraagd;
  • g) 
    indien niet voor alle waren en diensten, waarvoor de aanvrage is ingediend of waarvoor het merk is ingeschreven, om omzetting wordt verzocht, een opgave van de waren en diensten waarvoor de omzetting wordt verzocht, en, indien de omzetting voor meer dan één Lid-Staat wordt verzocht en de lijst van waren en diensten niet voor alle Lid-Staten dezelfde is, een opgave van de respectieve waren en diensten voor elke Lid-Staat;
  • h) 
    indien omzetting wordt verzocht overeenkomstig artikel 108, lid 4, van de verordening, een aanduiding dienaangaande;
  • i) 
    indien na intrekking van een aanvrage om inschrijving omzetting overeenkomstig artikel 108, lid 5, van de verordening wordt verzocht, een aanduiding dienaangaande en de datum waarop de aanvrage om inschrijving werd ingetrokken;
  • j) 
    indien na niet-vernieuwing van de inschrijving omzetting overeenkomstig artikel 108, lid 5, van de verordening wordt verzocht, een aanduiding dienaangaande en de datum waarop de beschermingsperiode is verstreken; de in artikel 108, lid 5, van de verordening genoemde termijn van drie maanden vangt aan op de dag na de laatste dag waarop de aanvrage om vernieuwing overeenkomstig artikel 47, lid 3, van de verordening kan worden ingediend;
  • k) 
    indien omzetting wordt verzocht overeenkomstig artikel 108, lid 6, van de verordening, een aanduiding dienaangaande, de datum waarop de beslissing van de nationale rechter in kracht van gewijsde is gegaan, en een afschrift van die beslissing.
  • 2. 
    Indien overeenkomstig lid 1, onder k), een afschrift van een rechterlijke beslissing wordt verlangd, mag dat afschrift worden overgelegd in de taal van de beslissing.

Regel 45 Onderzoek van het verzoek tot omzetting

  • 1. 
    Indien het verzoek tot omzetting niet aan de voorwaarden van artikel 108, lid 1, van de verordening beantwoordt of niet binnen de voorgeschreven termijn van drie maanden werd ingediend, wijst het Bureau dit verzoek af.
  • 2. 
    Indien de omzettingstaks niet binnen de voorgeschreven termijn van drie maanden is betaald, stelt het Bureau de verzoeker ervan in kennis dat het verzoek tot omzetting als niet-ingediend zal worden beschouwd.
  • 3. 
    Indien niet aan de andere vereisten inzake omzetting, zoals die in regel 44 en in andere regels betreffende dergelijke verzoeken, wordt voldaan, stelt het Bureau de verzoeker daarvan in kennis en verzoekt het hem het gebrek binnen een door het Bureau gestelde termijn te verhelpen. Indien de gebreken niet binnen die termijn worden verholpen, wijst het Bureau het verzoek tot omzetting af.

Regel 46 Publikatie van het verzoek tot omzetting

  • 1. 
    Indien het verzoek tot omzetting betrekking heeft op een aanvrage om een Gemeenschapsmerk die reeds overeenkomstig artikel 40 van de verordening in het Blad van Gemeenschapsmerken is gepubliceerd, of indien het verzoek tot omzetting betrekking heeft op een Gemeenschapsmerk, wordt het verzoek tot omzetting in het Blad van Gemeenschapsmerken gepubliceerd.
  • 2. 
    De publikatie van het verzoek tot omzetting behelst:
  • a) 
    het dossiernummer of inschrijvingsnummer van het merk waarvoor omzetting wordt verzocht;
  • b) 
    een verwijzing naar de eerdere publikatie van de aanvrage of van de inschrijving in het Blad van Gemeenschapsmerken;
  • c) 
    een opgave van de Lid-Staat, respectievelijk Lid-Staten waarvoor omzetting wordt gevraagd;
  • d) 
    indien niet voor alle waren en diensten waarvoor de aanvrage is ingediend of waarvoor het merk is ingeschreven, om omzetting wordt verzocht, een opgave van de waren en diensten waarvoor omzetting wordt verzocht;
  • e) 
    indien omzetting wordt verzocht voor meer dan één Lid-Staat en de lijst van waren en diensten is niet voor alle Lid-Staten dezelfde, een opgave van de respectieve waren en diensten voor elke Lid-Staat;
  • f) 
    de datum van het verzoek tot omzetting.

Regel 47 Toezending aan de centrale diensten voor de industriële eigendom van de Lid-Staten

Indien het verzoek tot omzetting aan de vereisten van de verordening en van deze regels beantwoordt, zendt het Bureau het verzoek tot omzetting onverwijld aan de centrale diensten voor de industriële eigendom van de in het verzoek genoemde Lid-Staten, respectievelijk aan het Benelux-Merkenbureau. Het Bureau stelt de verzoeker in kennis van de datum van toezending.

TITEL X BEROEPSPROCEDURE

Regel 48 Inhoud van het beroepschrift

  • 1. 
    Het beroepschrift behelst:
  • a) 
    naam en adres van de insteller van het beroep, overeenkomstig regel 1, lid 1, onder b);
  • b) 
    indien de insteller van het beroep een vertegenwoordiger heeft aangewezen, naam en kantooradres van laatstgenoemde overeenkomstig regel 1, lid 1, onder e);
  • c) 
    een verklaring waarbij de beslissing die wordt aangevochten, wordt aangeduid en waarbij wordt aangegeven in hoeverre wijziging of herroeping van de beslissing wordt verlangd.
  • 2. 
    Het beroepschrift wordt ingediend in de taal van de procedure waarin de beslissing werd genomen, die het voorwerp van het beroep vormt.

Regel 49 Niet-ontvankelijkverklaring van het beroep

  • 1. 
    Indien het beroep niet in overeenstemming is met de artikelen 57, 58 en 59 van de verordening en regel 48, lid 1, onder c), en lid 2, verklaart de kamer van beroep dit beroep niet-ontvankelijk, tenzij elk gebrek vóór het verstrijken van de van toepassing zijnde, in artikel 59 van de verordening bedoelde termijn is verholpen.
  • 2. 
    Indien de kamer van beroep vaststelt dat het beroep niet aan andere bepalingen van de verordening of aan andere bepalingen van deze regels, met name regel 48, lid 1, onder a) en b), beantwoordt, deelt zij dit aan de insteller van het beroep mede en verzoekt zij hem de vastgestelde gebreken binnen een door haar te stellen termijn te verhelpen. Wanneer de gebreken niet tijdig worden verholpen, verklaart de kamer van beroep het beroep niet-ontvankelijk.
  • 3. 
    Indien de beroepstaks na het verstrijken van de termijn voor de instelling van beroep als bedoeld in artikel 59 van de verordening is betaald, wordt het beroep als niet-ingesteld beschouwd en wordt de beroepstaks aan de insteller van het beroep terugbetaald.

Regel 50 Onderzoek van het beroep

  • 1. 
    Tenzij anders is bepaald, zijn de bepalingen die de procedure regelen bij behandeling door de instantie die de beslissing heeft genomen waartegen beroep wordt ingesteld, van overeenkomstige toepassing op de beroepsprocedure.
  • 2. 
    De beslissing van de kamer van beroep behelst:
  • a) 
    de vermelding dat de beslissing door de kamer van beroep is genomen;
  • b) 
    de datum waarop de beslissing werd genomen;
  • c) 
    de namen van de voorzitter en van de overige, daarbij tegenwoordige leden van de kamer van beroep;
  • d) 
    de naam van het bevoegde personeelslid van de griffie;
  • e) 
    de namen van de partijen en van hun vertegenwoordigers;
  • f) 
    de verklaringen van de punten waarover diende te worden beslist;
  • g) 
    een beknopt overzicht van de feiten;
  • h) 
    de motivering van de beslissing;
  • i) 
    de uitspraak van de kamer van beroep en, voor zover nodig, de beslissing inzake de kosten.
  • 3. 
    De beslissing wordt ondertekend door de voorzitter en de overige leden van de kamer van beroep alsmede door het personeelslid van de griffie van de kamer van beroep.

Regel 51 Terugbetaling van de beroepstaks

Terugbetaling van de beroepstaks wordt gelast bij een prejudiciële herziening of wanneer de kamer van beroep degene die het beroep heeft ingesteld in het gelijk heeft gesteld, indien de terugbetaling billijk is in verband met een wezenlijke tekortkoming in de procedure. Bij prejudiciële herziening wordt de terugbetaling gelast door de instantie waarvan de beslissing werd aangevochten, in de andere gevallen door de kamer van beroep.

TITEL XI ALGEMENE BEPALINGEN

Deel A Beslissingen en mededelingen van het Bureau

Regel 52 Vorm van de beslissingen

  • 1. 
    De beslissingen van het Bureau worden op schrift gesteld en met redenen omkleed. Indien een mondelinge procedure plaatsvindt bij het Bureau, kan de beslissing worden genomen. Vervolgens wordt van de op schrift gestelde beslissing aan de partijen kennis gegeven.
  • 2. 
    De beslissingen van het Bureau waartegen beroep kan worden ingesteld, gaan vergezeld van een schriftelijke mededeling dat het beroep tegen de desbetreffende beslissing schriftelijk bij het Bureau moet worden ingesteld binnen twee maanden, te rekenen vanaf de dag van kennisgeving van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld. In de mededeling wordt de partijen eveneens op de bepaling van de artikelen 57, 58 en 59 van de verordening gewezen. De partijen kunnen zich niet beroepen op het achterwege blijven van deze mededeling van de mogelijkheid tot instelling van beroep.

Regel 53 Rechtzetting van vergissingen in beslissingen

In beslissingen van het Bureau mogen alleen taal- en schrijffouten en andere kennelijke vergissingen worden rechtgezet. Rechtzettingen worden door de dienst die de beslissing heeft gegeven ambtshalve of op verzoek van een belanghebbende partij aangebracht.

Regel 54 Vaststelling van het teloorgaan van rechten

  • 1. 
    Indien het Bureau vaststelt dat een bepaald recht op grond van de verordening of van deze regels is teloorgegaan zonder dat enigerlei beslissing is genomen, deelt het Bureau dit overeenkomstig artikel 77 van de verordening aan de betrokken persoon mede en vestigt het daarbij zijn aandacht op de kerninhoud van lid 2 van de onderhavige regel.
  • 2. 
    Indien de betrokken persoon van oordeel is dat de bevindingen van het Bureau onjuist zijn, mag deze persoon binnen twee maanden na de in lid 1 bedoelde mededeling verzoeken dat het Bureau in de zaak een beslissing neemt. Een dergelijke beslissing wordt slechts genomen indien het Bureau het oordeel van de verzoeker niet deelt, daar anders het Bureau zijn bevindingen herziet en de persoon die om de beslissing heeft verzocht, inlicht.

Regel 55 Handtekening, naam, stempel

  • 1. 
    De beslissingen, mededelingen en aankondigingen van het Bureau vermelden de verantwoordelijke dienst of afdeling van het Bureau, alsmede de naam van het verantwoordelijke personeelslid, respectievelijk de namen van de verantwoordelijke personeelsleden. Zij moeten door het personeelslid, respectievelijk door de personeelsleden worden ondertekend of, in plaats daarvan, zijn voorzien van een stempelafdruk van het Bureau dat ook in druk kan zijn aangebracht.
  • 2. 
    De voorzitter van het Bureau kan toestaan dat andere middelen worden gebruikt om, indien bij toezending van beslissingen, mededelingen en aankondigingen van een faxapparaat of van andere technische communicatiemiddelen gebruik wordt gemaakt, de dienst of afdeling van het Bureau en de naam van het verantwoordelijke personeelslid, respectievelijk de namen van de verantwoordelijke personeelsleden te kunnen identificeren of een ander identificatiemiddel dan een zegel.

Deel B Mondelinge procedure en onderzoeksverrichtingen

Regel 56 Oproep tot verschijnen in een mondelinge procedure

  • 1. 
    In de tot de partijen gerichte oproep tot verschijnen in een mondelinge procedure overeenkomstig artikel 75 van de verordening wordt op lid 3 van de onderhavige regel gewezen. De oproep wordt ten minste een maand van tevoren gedaan, tenzij partijen met een kortere termijn instemmen.
  • 2. 
    Bij de oproep tot verschijnen vestigt het Bureau de aandacht op de punten die naar het oordeel ervan moeten worden besproken om tot een beslissing te kunnen komen.
  • 3. 
    Indien een partij die behoorlijk is opgeroepen om in een mondelinge procedure voor het Bureau te verschijnen, niet verschijnt, kan de procedure buiten haar aanwezigheid worden voortgezet.

Regel 57 Onderzoeksverrichtingen door het Bureau

  • 1. 
    Indien het Bureau het noodzakelijk oordeelt partijen, getuigen of deskundigen te horen of de situatie ter plaatse te bezichtigen, neemt het daartoe een beslissing waarin het de middelen waarmee het Bureau voornemens is bewijsmateriaal te verkrijgen, noemt alsmede de ter zake dienende feiten die bewezen moeten worden en voorts de datum, de tijd en de plaats van de zitting of van de bezichtiging ter plaatse. Indien door een partij om het horen van getuigen of van deskundigen wordt verzocht, wordt in de beslissing van het Bureau de termijn gesteld waarbinnen de verzoekende partij aan het Bureau de namen en adressen van de getuigen en deskundigen die zij wil doen horen, dient op te geven.
  • 2. 
    De aan partijen, getuigen of deskundigen te richten oproep tot verschijnen wordt ten minste een maand van tevoren gedaan, tenzij dezen met een kortere termijn instemmen. De oproep behelst:
  • a) 
    een uittreksel uit de in lid 1 genoemde beslissing waarin met name datum en tijd waarop en de plaats waar de gelaste hoorzitting zal plaatsvinden alsmede de feiten waarover de partijen, getuigen en deskundigen zullen worden gehoord, worden genoemd;
  • b) 
    de namen van de partijen bij de procedure en de vergoedingen waarop getuigen en deskundigen op grond van regel 59, leden 2 tot en met 5, recht kunnen doen gelden.

Regel 58 Aanwijzing van deskundigen

  • 1. 
    Het Bureau beslist over de vorm waarin de rapporten van de door het Bureau aan te wijzen deskundigen moeten worden ingediend.
  • 2. 
    De opdracht aan de deskundige behelst:
  • a) 
    een nauwkeurige omschrijving van diens taak;
  • b) 
    de termijn waarbinnen deze het deskundigenrapport moet indienen;
  • c) 
    de namen van de partijen bij de procedure;
  • d) 
    de vermelding van de vergoedingen waarop hij uit hoofde van regel 59, leden 2, 3 en 4, aanspraak kan maken.
  • 3. 
    Een afschrift van elk schriftelijk rapport wordt partijen voorgelegd.
  • 4. 
    Partijen mogen de deskundige wegens onbekwaamheid wraken of om de redenen waarom krachtens artikel 132, leden 1 en 3, van de verordening ook een onderzoeker of een lid van een afdeling of van een kamer van beroep kan worden gewraakt. De betrokken dienst van het Bureau beslist over de wraking.

Regel 59 Kosten van de onderzoeksverrichtingen

  • 1. 
    Het Bureau kan bepalen dat de partij die om de onderzoeksverrichting heeft verzocht, voor het verrichten hiervan bij het Bureau een bedrag moet storten dat door het Bureau aan de hand van een raming van de kosten wordt vastgesteld.
  • 2. 
    Getuigen en deskundigen die worden opgeroepen door en die verschijnen voor het Bureau, hebben recht op vergoeding van redelijke uitgaven voor de reis en het verblijf. Voor deze uitgaven kan het Bureau dezen een voorschot verstrekken. De eerste volzin is ook van toepassing op getuigen en deskundigen die voor het Bureau verschijnen zonder door het Bureau te zijn opgeroepen en die als getuige, respectievelijk deskundige worden gehoord.
  • 3. 
    Getuigen die recht hebben op vergoeding krachtens lid 2, hebben tevens recht op een passende vergoeding voor inkomstenderving; de deskundigen hebben recht op een honorarium voor hun werk. Deze betalingen aan de getuigen of deskundigen worden uitgevoerd nadat zij hun plichten en taken hebben vervuld, indien die getuigen en deskundigen door het Bureau op eigen initiatief zijn opgeroepen.
  • 4. 
    De voorzitter van het Bureau stelt de krachtens de leden 1, 2 en 3 te betalen bedragen en voorschotten voor uitgaven vast die in het Publikatieblad van het Bureau worden bekendgemaakt. De bedragen worden berekend op dezelfde grondslag als de in het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en bijlage VII ervan vastgestelde vergoedingen en salarissen voor ambtenaren in de rangen A 8 tot en met A 4.
  • 5. 
    De uiteindelijke aansprakelijkheid voor de betaling van de krachtens de leden 1 tot en met 4 verschuldigde of betaalde bedragen berust bij:
  • a) 
    het Bureau, indien dat op eigen initiatief het noodzakelijk oordeelde getuigen of deskundigen te horen,

of

  • b) 
    de betrokken partij, indien die erom heeft verzocht dat getuigen of deskundigen zouden worden gehoord, behoudens de beslissing over de verdeling en de vaststelling van de kosten overeenkomstig de artikelen 81 en 82 van de verordeningen en regel 94. Die partij betaalt het Bureau de naar behoren betaalde voorschotten terug.

Regel 60 Proces-verbaal van de mondelinge behandeling en van onderzoeksverrichtingen

  • 1. 
    Van een mondelinge behandeling en van onderzoeksverrichtingen wordt een proces-verbaal opgesteld dat de hoofdgegevens van de mondelinge procedure, respectievelijk van de onderzoekshandelingen behelst, alsmede de standpunten van de partijen, de verklaringen van partijen, getuigen of deskundigen en de bevindingen van bezichtiging ter plaatse.
  • 2. 
    Het proces-verbaal van de verklaring van een getuige, een deskundige of een partij wordt deze voorgelezen of overgelegd zodat deze de verklaring aan een onderzoek kan onderwerpen. Op het proces-verbaal wordt aangetekend dat deze formaliteit is vervuld en dat het proces-verbaal door degene die de verklaring heeft afgelegd, is goedgekeurd. Indien deze het proces-verbaal niet goedkeurt, wordt van zijn bezwaren aantekening gemaakt.
  • 3. 
    Het proces-verbaal wordt ondertekend door het personeelslid dat het heeft opgesteld en door het personeelslid dat de mondelinge behandeling of de onderzoeksverrichting heeft geleid.
  • 4. 
    Partijen ontvangen een afschrift van het proces-verbaal.
  • 5. 
    Het Bureau stelt desgevraagd partijen de uitgeschreven tekst van de mondelinge behandeling, in typemachineschrift of in een andere machine-leesbare vorm ter beschikking. Voor de terbeschikkingstelling krachtens de eerste volzin van de weergave van de mondelinge procedure, moeten de kosten voor het uitschrijven ervan aan het Bureau worden vergoed. Het bedrag van de vergoeding wordt door de voorzitter van het Bureau vastgesteld.

Deel C Kennisgevingen

Regel 61 Algemene bepalingen betreffende de kennisgevingen

  • 1. 
    Bij procedures voor het Bureau geschieden de door het Bureau te verrichten kennisgevingen in vorm van hetzij het originele stuk, hetzij een door het Bureau gewaarmerkt of een van het zegel van het Bureau voorziene kopie van dat stuk, hetzij een van dat zegel voorziene computeruitdraai. Kopieën van de van partijen zelf afkomstige stukken behoeven niet te worden gewaarmerkt.
  • 2. 
    De kennisgeving geschiedt:
  • a) 
    per post, overeenkomstig regel 62;
  • b) 
    door overhandiging, overeenkomstig regel 63;
  • c) 
    door deponering in een postbus bij het Bureau, overeenkomstig regel 64;
  • d) 
    per telefax en met andere technische middelen, overeenkomstig regel 65.
  • e) 
    door openbare kennisgeving, overeenkomstig regel 66;

Regel 62 Kennisgeving per post

  • 1. 
    Van beslissingen die een termijn voor beroep doen lopen, van oproepen en van andere door de voorzitter van het Bureau aan te wijzen documenten geschiedt kennisgeving per aangetekende brief met ontvangstbevestiging. Van beslissingen en mededelingen die een andere termijn doen lopen wordt, voor zover de voorzitter van het Bureau niet anders bepaalt, per aangetekende brief kennis gegeven. Alle overige mededelingen geschieden per gewone brief.
  • 2. 
    Kennisgeving aan geadresseerden die woonplaats, noch zetel noch vestiging in de Gemeenschap hebben en die niet overeenkomstig artikel 88, lid 2, van de verordening een vertegenwoordiger hebben aangewezen, geschiedt door het stuk waarvan kennis dient te worden gegeven, als gewone brief aan het bij het Bureau laatst bekende adres van de geadresseerde te zenden. De kennisgeving wordt geacht te zijn geschied, wanneer werd gepost.
  • 3. 
    Wanneer de kennisgeving door middel van een aangetekende brief, al dan niet met ontvangstbevestiging geschiedt, wordt deze geacht op de tiende dag nadat de brief is gepost, bij de geadresseerde te worden bezorgd tenzij de brief de geadresseerde niet of eerst op een latere datum heeft bereikt. In geval van betwisting dient het Bureau aan te tonen dat de brief ter bestemming is aangekomen of, naar gelang van het geval, de datum aan te tonen waarop de brief de geadresseerde werd bezorgd.
  • 4. 
    Kennisgeving per aangetekende brief, al dan niet met ontvangstbevestiging, wordt geacht te zijn geschied zelfs al weigert de geadresseerde de brief in ontvangst te nemen.
  • 5. 
    Voor zover de kennisgeving per post niet door de leden 1 tot en met 4 wordt bestreken, geldt het recht van de Staat op het grondgebied waarvan de kennisgeving geschiedt.

Regel 63 Kennisgeving door rechtstreekse overhandiging

De kennisgeving kan ten kantore van het Bureau worden gedaan door rechtstreekse overhandiging van het stuk aan de geadresseerde, die tegen deze overhandiging de ontvangst ervan bevestigt.

Regel 64 Kennisgeving door deponering in een postbus bij het Bureau

Kennisgeving aan geadresseerden die bij het Bureau de beschikking hebben verkregen over een postbus, mag geschieden door het stuk in die postbus te deponeren. In het dossier wordt een schriftelijke aantekening van de deponering opgenomen. Op het stuk wordt de datum aangetekend waarop het werd gedeponeerd. De kennisgeving wordt geacht te zijn geschied op de vijfde dag na deponering van het stuk in de postbus bij het Bureau.

Regel 65 Kennisgeving per telefax en door andere technische middelen

  • 1. 
    Kennisgeving per telefax geschiedt door verzending van ofwel het origineel, ofwel een afschrift in de zin van regel 61, lid 1, van het stuk waarvan kennis dient te worden gegeven. De voorzitter van het Bureau bepaalt de nadere bijzonderheden van de wijze waarop die verzending dient te geschieden.
  • 2. 
    De voorzitter van het Bureau bepaalt de nadere bijzonderheden van de wijze waarop kennisgeving langs andere technische communicatiemiddelen dient te geschieden.

Regel 66 Openbare kennisgeving

  • 1. 
    Indien het adres van de geadresseerde niet kan worden vastgesteld of indien kennisgeving overeenkomstig regel 62, lid 1, zelfs na een tweede poging door het Bureau, onmogelijk is gebleken, geschiedt de kennisgeving door middel van een openbare bekendmaking. De bekendmaking wordt minstens in het Blad van Gemeenschapsmerken gepubliceerd.
  • 2. 
    De voorzitter van het Bureau bepaalt op welke wijze deze openbare kennisgeving dient te geschieden, alsmede op welke datum de termijn van een maand aanvangt na afloop waarvan de kennisgeving van het document wordt geacht te zijn geschied.

Regel 67 Kennisgeving aan vertegenwoordigers

  • 1. 
    Indien een vertegenwoordiger is aangewezen, of indien de eerstgenoemde aanvrager in een gemeenschappelijke aanvrage als gemeenschappelijk vertegenwoordiger overeenkomstig regel 75, lid 1, wordt beschouwd, worden de kennisgevingen aan die aangewezen of gemeenschappelijke vertegenwoordiger gericht.
  • 2. 
    Indien verscheidene vertegenwoordigers voor één enkele belanghebbende partij zijn aangewezen, is kennisgeving aan slechts een van hen toereikend, tenzij overeenkomstig regel 1, lid 1, onder e), een specifiek postadres is opgegeven.
  • 3. 
    Indien verscheidene betrokken partijen een gemeenschappelijke vertegenwoordiger hebben aangesteld, kan de kennisgeving van de stukken in enkelvoud aan de gemeenschappelijke gemachtigde worden gedaan.

Regel 68 Gebreken in de kennisgeving

Indien het Bureau niet in staat is te bewijzen dat het naar behoren kennis heeft gegeven of dat de bepalingen van het Bureau inzake de kennisgeving door het Bureau niet zijn nagekomen, wordt geacht dat kennisgeving van het stuk op de door het Bureau als datum van ontvangst aangetoonde datum is geschied.

Regel 69 Kennisgeving van stukken bij verscheidene partijen

Van de van partijen uitgaande stukken die inhoudelijke voorstellen of een verklaring van intrekking van een inhoudelijk voorstel bevatten, geschiedt ambtshalve kennisgeving aan de andere partijen. Van kennisgeving mag worden afgezien indien het stuk geen nieuwe elementen behelst en de zaak rijp voor beslissing is.

Deel D Termijnen

Regel 70 Berekening van de termijnen

  • 1. 
    De termijnen worden vastgesteld in hele jaren, maanden, weken of dagen.
  • 2. 
    De termijn begint op de dag volgende op die waarop zich de daarvoor relevante gebeurtenis heeft voorgedaan, waarbij deze gebeurtenis een procedurele handeling of het verstrijken van een andere termijn kan zijn. Wanneer de procedurele handeling een kennisgeving is, geldt, tenzij anders bepaald als relevante gebeurtenis de ontvangst van het document waarvan kennisgeving is geschied.
  • 3. 
    Wanneer de termijn wordt uitgedrukt in één jaar of in een zeker aantal jaren, verstrijkt deze in het relevante volgende jaar in de maand met dezelfde naam en op de dag met hetzelfde getal als de maand en de dag waarop zich de gebeurtenis heeft voorgedaan. Indien in de desbetreffende maand geen dag met hetzelfde getal voorkomt, verstrijkt de termijn op de laatste dag van die maand.
  • 4. 
    Wanneer de termijn wordt uitgedrukt in één maand of in een zeker aantal maanden, verstrijkt deze in de relevante volgende maand op de dag met hetzelfde getal als de dag waarop zich de betrokken gebeurtenis heeft voorgedaan. Indien de datum waarop die gebeurtenis zich heeft voorgedaan de laatste dag van een maand is, of indien in de desbetreffende maand geen dag met hetzelfde getal voorkomt, verstrijkt de termijn op de laatste dag van die maand.
  • 5. 
    Wanneer een termijn wordt uitgedrukt in één week of in een zeker aantal weken, verstrijkt deze in de desbetreffende week op de dag met dezelfde naam als de dag waarop de bedoelde gebeurtenis zich heeft voorgedaan.

Regel 71 Looptijd van de termijnen

  • 1. 
    Wanneer bij de verordening of bij deze regels in een termijn wordt voorzien die door het Bureau moet worden vastgesteld, bedraagt deze termijn, indien de betrokken partij haar woonplaats of hoofdzetel of een vestiging binnen de Gemeenschap heeft, ten minste één maand, of, indien aan die voorwaarden niet is voldaan, ten minste twee maanden, en ten hoogste zes maanden. Het Bureau kan, indien zulks in de omstandigheden geëigend is, verlenging van een termijn toestaan, indien daarom door de betrokken partij wordt verzocht en dat verzoek vóór het verstrijken van de oorspronkelijke termijn wordt ingediend.
  • 2. 
    Indien er twee of meer partijen zijn, kan het Bureau de verlenging afhankelijk stellen van de toestemming van de andere partijen.

Regel 72 Verstrijken van de termijnen in bijzondere gevallen

  • 1. 
    Indien een termijn verstrijkt op een dag waarop het Bureau niet geopend is voor inontvangstneming van stukken of op een dag waarop, om andere dan de in lid 2 genoemde redenen, op de plaats waar het Bureau gevestigd is, geen normale postbestellingen plaatsvinden, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende dag waarop het Bureau geopend is voor inontvangstneming van stukken en waarop de normale postbestellingen plaatsvinden. Vóór de aanvang van elk kalenderjaar, worden de in de eerste volzin bedoelde dagen door de voorzitter van het Bureau vastgesteld.
  • 2. 
    Eindigt een termijn op een dag waarop de postbestelling in een Lid-Staat of tussen een Lid-Staat en het Bureau algemeen is onderbroken of dientengevolge is gestoord, dan wordt voor de partijen die hun woonplats of zetel in die Staat hebben of die vertegenwoordigers hebben aangewezen die in die Staat hun kantoor hebben, de termijn verlengd tot de eerstvolgende dag na deze periode van onderbreking of storing. Indien de betrokken Lid-Staat de Staat is waar het Bureau zijn zetel heeft, is deze bepaling op alle partijen van toepassing. De duur van deze periode wordt door de voorzitter van het Bureau vastgesteld.
  • 3. 
    De leden 1 en 2 zijn van overeenkomstige toepassing op de termijnen waarin bij de verordening of bij deze regels is voorzien wanneer het handelingen betreft die verricht moeten worden door de bevoegde autoriteit in de zin van artikel 25, lid 1, onder b), van de verordening.
  • 4. 
    Indien de regelmatige werking van het Bureau door buitengewone omstandigheden, zoals een natuurramp of een staking, wordt onderbroken of gestoord, zodat de mededelingen van het Bureau aan partijen over het verstrijken van termijnen vertraging ondervinden, kunnen de binnen die termijnen te verrichten handelingen alsnog binnen één maand na de kennisgeving van de vertraagde mededeling geldig worden verricht. Begin- en einddatum van een dergelijke onderbreking of storing worden door de voorzitter van het Bureau vastgesteld.

Deel E Onderbreking van de procedure

Regel 73 Onderbreking van de procedure

  • 1. 
    De procedure voor het Bureau wordt onderbroken:
  • a) 
    bij overlijden of bij handelingsonbekwaamheid, hetzij van de aanvrager of de houder van een Gemeenschapsmerk, hetzij van de persoon die volgens het nationale recht bevoegd is voor deze te handelen. In zoverre deze gebeurtenissen de machtiging van de overeenkomstig artikel 89 van de verordening aangewezen vertegenwoordiger onverlet laten, wordt de procedure slechts onderbroken indien die vertegenwoordiger erom verzoekt;
  • b) 
    indien de aanvrager of de houder van het Gemeenschapsmerk ten gevolge van een actie met betrekking tot zijn vermogen om wettelijke redenen de procedure voor het Bureau niet kan voortzetten;
  • c) 
    indien de vertegenwoordiger van de aanvrager of van de houder van het Gemeenschapsmerk overlijdt, handelingsonbekwaam wordt verklaard of ten gevolge van een actie met betrekking tot zijn vermogen om wettelijke redenen de procedure voor het Bureau niet kan voortzetten.
  • 2. 
    Indien het Bureau in de in lid 1, onder a) en b), bedoelde gevallen in kennis is gesteld van de persoon die gemachtigd werd de procedure voor het Bureau voort te zetten, deelt het deze persoon en een eventuele belanghebbende derde mede, dat de procedure op een door het Bureau vast te stellen datum zal worden hervat.
  • 3. 
    In het in lid 1, onder c), bedoelde geval wordt de procedure hervat indien het Bureau van de aanwijzing van een nieuwe vertegenwoordiger van de aanvrager in kennis is gesteld of indien het de andere partijen kennis heeft gegeven van het feit dat de aanwijzing van een nieuwe vertegenwoordiger van de Gemeenschapsmerkhouder aan het Bureau is gemeld. Indien het Bureau binnen drie maanden na het begin van de onderbreking van de procedure niet van de aanwijzing van een nieuwe vertegenwoordiger in kennis is gesteld, deelt het aan de aanvrager of aan de houder van het Gemeenschapsmerk mede:
  • a) 
    dat, wanneer artikel 88, lid 2, van de verordening van toepassing is, de aanvrage om een Gemeenschapsmerk wordt geacht te zijn ingetrokken indien van de aanwijzing van een nieuwe vertegenwoordiger niet binnen twee maanden na de kennisgeving van deze mededeling bericht wordt gegeven, of
  • b) 
    dat, wanneer artikel 88, lid 2, van de verordening niet van toepassing is, de procedure met de aanvrager of de houder van het Gemeenschapsmerk op de datum van de kennisgeving van deze mededeling zal worden hervat.
  • 4. 
    De op de datum van de onderbreking van de procedure ten aanzien van de aanvrager of de houder van het Gemeenschapsmerk lopende termijnen, vangen met uitzondering van de termijn voor de betaling van de vernieuwingstaksen, aan geheel opnieuw te lopen op de dag waarop de procedure wordt hervat.

Deel F Afzien van dwanginvordering

Regel 74 Afzien van dwanginvordering

De voorzitter van het Bureau mag van dwanginvordering afzien indien het bedrag zeer gering of de inning te onzeker is.

Deel G Vertegenwoordiging

Regel 75 Aanwijzing van een gemeenschappelijke vertegenwoordiger

  • 1. 
    Indien er meer dan één aanvrager is en in de aanvrage om een Gemeenschapsmerk geen gemeenschappelijke vertegenwoordiger wordt aangewezen, wordt de in de aanvrage als eerste genoemde aanvrager geacht de gemeenschappelijke vertegenwoordiger te zijn. Indien een van de aanvragers evenwel verplicht is een beroepsvertegenwoordiger aan te wijzen, wordt deze vertegenwoordiger geacht de gemeenschappelijke vertegenwoordiger te zijn, tenzij de in de aanvrage als eerste genoemde aanvrager een beroepsvertegenwoordiger heeft aangewezen. Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing op derden die gezamenlijk oppositie hebben ingesteld of een verzoek tot vervallen- of tot nietigverklaring hebben ingediend alsmede op de gezamenlijke houders van een Gemeenschapsmerk.
  • 2. 
    Indien tijdens de procedure overgang op meer dan één persoon geschiedt en deze personen geen gemeenschappelijke vertegenwoordiger hebben aangewezen, is lid 1 van toepassing. Indien de toepassing ervan niet mogelijk is, verzoekt het Bureau die personen binnen twee maanden een gemeenschappelijke vertegenwoordiger aan te wijzen. Indien aan dit verzoek geen gevolg wordt gegeven, wijst het Bureau de gemeenschappelijke vertegenwoordiger aan.

Regel 76 Volmacht

  • 1. 
    De voor het Bureau optredende vertegenwoordigers dienen bij het bureau een ondertekende volmacht in, die bij het dossier wordt gevoegd. De volmacht kan voor een of meer aanvragen of voor een of meer ingeschreven merken worden gegeven.
  • 2. 
    Er kan een algemene volmacht worden overgelegd, op grond waarvan een vertegenwoordiger voor alle merkverrichtingen van de volmachtgever kan handelen.
  • 3. 
    De volmacht kan in elke taal van het Bureau worden overgelegd alsook in de proceduretaal indien die taal niet een van de talen van het Bureau is.
  • 4. 
    Wanneer het Bureau wordt meegedeeld dat een vertegenwoordiger is aangewezen, wordt de vereiste volmacht binnen een door het Bureau gestelde termijn ingediend. Indien de volmacht niet binnen de vastgestelde termijn wordt ingediend, wordt de procedure voortgezet met de vertegenwoordigde persoon. De door de vertegenwoordiger verrichte procedurehandelingen, met uitzondering van de indiening van de aanvrage, worden geacht niet te zijn geschied, indien deze door de vertegenwoordigde persoon niet worden goedgekeurd. Artikel 88, lid 2, van de verordening blijft onverminderd van toepassing.
  • 5. 
    De leden 1, 2 en 3 zijn op een stuk waarbij een volmacht wordt herroepen, van overeenkomstige toepassing.
  • 6. 
    De vertegenwoordiger die geen volmacht meer heeft, wordt nog als vertegenwoordiger beschouwd zolang het Bureau de beëindiging van de volmacht niet is medegedeeld.
  • 7. 
    Tenzij in de volmacht anders is bepaald, eindigt deze bij het overlijden van de volmachtgever niet ten opzichte van het Bureau.
  • 8. 
    Indien één partij verscheidene vertegenwoordigers aanwijst, mogen dezen ook al is in hun volmachten anders bepaald, zowel gezamenlijk als afzonderlijk handelen.
  • 9. 
    De volmacht van een samenwerkingsverband van vertegenwoordigers geldt als volmacht van elke vertegenwoordiger die kan aantonen binnen dat samenwerkingsverband te werken.

Regel 77 Vertegenwoordiging

Elke door het Bureau aan de behoorlijk gemachtigde vertegenwoordiger gerichte kennisgeving of andere mededeling heeft hetzelfde rechtsgevolg als was deze aan de vertegenwoordigde persoon gericht. Elke door de behoorlijk gemachtigde vertegenwoordiger aan het Bureau gerichte mededeling heeft hetzelfde rechtsgevolg als was deze afkomstig van de vertegenwoordigde persoon.

Regel 78 Wijziging van de lijst van beroepsvertegenwoordigers

  • 1. 
    De inschrijving van een beroepsvertegenwoordiger in de lijst van beroepsvertegenwoordigers, als bedoeld in artikel 89 van de verordening, wordt op verzoek van die vertegenwoordiger daarin doorgehaald.
  • 2. 
    De inschrijving van een beroepsvertegenwoordiger wordt ambtshalve doorgehaald:
  • a) 
    bij diens overlijden of bij handelingsonbekwaamheid van de beroepsvertegenwoordiger;
  • b) 
    indien de beroepsvertegenwoordiger niet meer de nationaliteit van een Lid-Staat bezit, voor zover de voorzitter van het Bureau hiervan geen ontheffing heeft verleend op grond van artikel 89, lid 4, onder b), van de verordening;
  • c) 
    indien de beroepsvertegenwoordiger geen kantoor of werkadres meer in de Gemeenschap heeft;
  • d) 
    indien de beroepsvertegenwoordiger niet meer de bevoegdheid als bedoeld in artikel 89, lid 2, onder c), eerste volzin, van de verordening bezit.
  • 3. 
    De inschrijving van een beroepsvertegenwoordiger wordt door het Bureau op eigen initiatief opgeschort indien diens bevoegdheid om natuurlijke of rechtspersonen voor de centrale dienst voor de industriële eigendom van de Lid-Staat te vertegenwoordigen als bedoeld in artikel 89, lid 2, onder c), eerste volzin, is opgeschort.
  • 4. 
    Een persoon wiens inschrijving is doorgehaald, wordt overeenkomstig artikel 89, lid 3, van de verordening op verzoek opnieuw op de lijst van beroepsvertegenwoordigers ingeschreven, indien de voorwaarden voor de doorhaling zijn komen te vervallen.
  • 5. 
    Het Benelux-Merkenbureau en de centrale diensten voor de industriële eigendom van de betrokken Lid-Staten lichten het Bureau onverwijld in over de gebeurtenissen die uit het oogpunt van de leden 2 en 3 van belang zijn en waarvan zij kennis dragen.
  • 6. 
    De wijzigingen in de lijst van beroepsvertegenwoordigers worden bekendgemaakt in het Publikatieblad van het Bureau.

Deel H Schriftelijke mededelingen en formulieren

Regel 79 Schriftelijke mededelingen of mededelingen via andere middelen

Aanvragen om inschrijving van een Gemeenschapsmerk en de andere aanvragen en verzoeken waarin de verordening voorziet, alsmede alle overige, aan het bureau gerichte mededelingen dienen als volgt te geschieden:

  • a) 
    door bij het bureau via de post, door persoonlijke overhandiging of op enigerlei andere wijze een ondertekend origineel van het betrokken document in te dienen; bijlagen bij de ingediende stukken behoeven niet te zijn ondertekend;
  • b) 
    door overeenkomstig regel 80 een ondertekend origineel per fax te verzenden;
  • c) 
    per telex of per telegram overeenkomstig regel 81;
  • d) 
    door de inhoud van de mededeling overeenkomstig regel 82 langs elektronische weg te verzenden.

Regel 80 Mededeling per telefax

  • 1. 
    Indien een aanvrage om inschrijving van een merk bij het Bureau per telefax wordt ingediend en de aanvrage bevat overeenkomstig regel 3, lid 2, een afbeelding van het merk die niet aan de vereisten van die regel voldoet, dient het vereiste aantal oorspronkelijke afbeeldingen bij het Bureau te worden ingediend overeenkomstig regel 79, onder a). Indien de afbeeldingen binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de telefax door het Bureau, bij het Bureau inkomen, wordt de aanvrage geacht bij het Bureau te zijn ingekomen op de datum waarop de telefax door het Bureau werd ontvangen. Indien de afbeeldingen na het verstrijken van die termijn bij het Bureau worden ontvangen en deze afbeeldingen nodig zijn om een datum van aanvrage te verkrijgen, wordt de aanvrage geacht bij het Bureau te zijn ingekomen op de datum waarop de afbeeldingen door het Bureau werden ontvangen.
  • 2. 
    Indien een op het faxapparaat ontvangen mededeling onvolledig of onleesbaar is, of indien het bureau redenen heeft om aan de nauwkeurigheid van de faxverzending te twijfelen, stelt het Bureau de afzender daarvan in kennis en verzoekt het hem, binnen een door het Bureau te stellen termijn, het origineel opnieuw per telefax of op de in regel 79, onder a), beschreven wijze te doen toekomen. Indien binnen de gestelde termijn aan dit verzoek wordt voldaan, wordt de datum van ontvangst van de herhaalde telefax of van het origineel beschouwd als de datum van ontvangst van de originele mededeling, met dien verstande dat, indien het gebrek op de toekenning van een datum van aanvrage om inschrijving van een merk betrekking heeft, de bepalingen inzake de datum van aanvrage van toepassing zijn. Indien binnen de gestelde termijn niet aan het verzoek wordt voldaan, wordt de mededeling als niet-ontvangen beschouwd.
  • 3. 
    Elke, bij het Bureau per telefax ingediende mededeling wordt geacht naar behoren te zijn ondertekend indien de afbeelding van de handtekening op de door het faxapparaat afgeleverde uitdraai voorkomt.
  • 4. 
    De voorzitter van het Bureau kan met betrekking tot mededelingen per telefax bijkomende eisen stellen, met name wat de te gebruiken apparatuur, de bij de communicatie in acht te nemen technische bijzonderheden en de wijze om de identiteit van de afzender vast te stellen, aangaat.

Regel 81 Mededeling per telex of per telegram

  • 1. 
    Indien een aanvrage om inschrijving van een merk per telex of per telegram bij het Bureau wordt ingediend en de aanvrage een afbeelding van het merk als bedoeld in regel 3, lid 2, bevat, is regel 80, lid 1, van overeenkomstige toepassing.
  • 2. 
    Indien een mededeling per telex of per telegram wordt ingediend, is regel 80, lid 2, van overeenkomstige toepassing.
  • 3. 
    Indien een mededeling per telex of per telegram wordt ingediend, wordt de vermelding van de naam van de afzender geacht gelijkwaardig aan de handtekening te zijn.

Regel 82 Mededeling langs elektronische weg

  • 1. 
    Indien een aanvrage om inschrijving van een merk langs elektronische weg wordt ingediend en de aanvrage een afbeelding van het merk als bedoeld in regel 3, lid 2, bevat, is regel 80, lid 1, van overeenkomstige toepassing.
  • 2. 
    Indien een mededeling langs elektronische weg wordt ingediend, is regel 80, lid 2, van overeenkomstige toepassing.
  • 3. 
    Indien een mededeling langs elektronische weg bij het Bureau wordt ingediend, wordt de vermelding van de naam van de afzender geacht gelijkwaardig aan de handtekening te zijn.
  • 4. 
    De voorzitter van het Bureau stelt de eisen vast met betrekking tot mededelingen langs elektronische weg, met name wat de te gebruiken apparatuur, de bij de communicatie in acht te nemen technische bijzonderheden en de wijze om de identiteit van de afzender vast te stellen, aangaat.

Regel 83 Formulieren

  • 1. 
    Het Bureau stelt gratis voor de volgende doeleinden formulieren ter beschikking:
  • a) 
    de indiening van de aanvrage om een Gemeenschapsmerk;
  • b) 
    de oppositie tegen de inschrijving van een Gemeenschapsmerk;
  • c) 
    de aanvrage tot wijziging van een aanvrage of van een inschrijving met het oog op rechtzetting van namen en adressen en van vergissingen en fouten;
  • d) 
    het verzoek tot inschrijving van een overgang, ter verkrijging van het overgangsformulier en het overgangsdocument die in regel 31, lid 5, zijn voorzien;
  • e) 
    de aanvrage tot inschrijving van een licentie;
  • f) 
    de aanvrage om vernieuwing van de inschrijving van een Gemeenschapsmerk;
  • g) 
    de vordering tot vervallen- of tot nietigverklaring van een Gemeenschapsmerk;
  • h) 
    het verzoek om herstel in de vorige toestand;
  • i) 
    de instelling van beroep;
  • j) 
    de machtiging van een vertegenwoordiger, in de vorm van een individuele volmacht of in die van een algemene machtiging.
  • 2. 
    Het Bureau kan andere formulieren gratis ter beschikking stellen.
  • 3. 
    Het Bureau stelt de in de leden 1 en 2 genoemde formulieren ter beschikking in alle officiële talen van de Gemeenschap.
  • 4. 
    Het Bureau stelt de formulieren gratis ter beschikking van het Benelux-Merkenbureau en van de centrale diensten voor de industriële eigendom van de Lid-Staten.
  • 5. 
    Het Bureau kan de formulieren tevens in machine-leesbare vorm ter beschikking stellen.
  • 6. 
    Partijen in een procedure voor het Bureau dienen gebruik te maken van de door het Bureau ter beschikking gestelde formulieren, of van kopieën ervan, of van formulieren met dezelfde inhoud en hetzelfde formaat als die formulieren, zoals door middel van elektronische gegevensverwerking verkregen formulieren.
  • 7. 
    De formulieren dienen op zodanige wijze te worden ingevuld dat de inhoud automatisch, bij voorbeeld door middel van tekenherkenning of "scanning", in een computer kan worden ingevoerd.

Deel I Voorlichting van het publiek

Regel 84 Register van Gemeenschapsmerken

  • 1. 
    Het register van Gemeenschapsmerken mag in de vorm van een elektronisch gegevensbestand worden bijgehouden.
  • 2. 
    Het register van Gemeenschapsmerken behelst de volgende gegevens:
  • a) 
    de datum van de aanvrage;
  • b) 
    het dossiernummer van de aanvrage;
  • c) 
    de datum van publikatie van de aanvrage;
  • d) 
    naam, adres en nationaliteit van de aanvrager, en de Staat waar deze zijn woonplaats, zetel of vestiging heeft;
  • e) 
    naam en kantooradres van de vertegenwoordiger, niet zijnde een vertegenwoordiger in de zin van artikel 88, lid 3, eerste volzin, van de verordening; indien er verscheidene vertegenwoordigers zijn, worden slechts naam en kantooradres van de eerstgenoemde vertegenwoordiger ingeschreven, gevolgd door de woorden "en andere"; indien een samenwerkingsverband van vertegenwoordigers wordt aangewezen, worden slechts naam en adres van het samenwerkingsverband ingeschreven;
  • f) 
    de afbeelding van het merk met vermeldingen betreffende de aard ervan, tenzij het om een merk gaat dat onder regel 3, lid 1, valt; indien het merk in kleur wordt ingeschreven, de vermelding "in kleur", en de vermelding van de kleur(en) waaruit het merk bestaat; in voorkomend geval, een beschrijving van het merk;
  • g) 
    een opgave van de waren en diensten met de benaming ervan, ingedeeld naar de klassen van de classificatie van Nice, waarbij elke groep van waren of diensten wordt voorafgegaan door het nummer van de klasse van die classificatie waartoe die groep behoort, en in de volgorde van de klassen gepresenteerd;
  • h) 
    gegevens over beroepen op voorrang als bedoeld in artikel 30 van de verordening;
  • i) 
    gegevens over beroepen op voorrang in geval van tentoonstelling, als bedoeld in artikel 33 van de verordening;
  • j) 
    gegevens over het inroepen van anciënniteit van een ouder ingeschreven merk als bedoeld in artikel 34 van de verordening;
  • k) 
    een aantekening dat het merk overeenkomstig artikel 7, lid 3, van de verordening door gebruik onderscheidend vermogen heeft verkregen;
  • l) 
    een verklaring van de aanvrager waarbij deze overeenkomstig artikel 38, lid 2, van de verordening ervan afziet beroep op enig uitsluitend recht op een bestanddeel van het merk te zullen doen;
  • m) 
    een aantekening dat het merk een collectief Gemeenschapsmerk is;
  • n) 
    de taal waarin de aanvrage is ingediend en de tweede taal die de aanvrager overeenkomstig artikel 115, lid 3, van de verordening in zijn aanvrage heeft opgegeven;
  • o) 
    de datum van inschrijving van de aanvrage in het register en het nummer van de inschrijving.
  • 3. 
    Het register van Gemeenschapsmerken bevat voorts de volgende gegevens, telkens met vermelding van de datum van inschrijving ervan:
  • a) 
    wijzigingen van de naam, het adres of de nationaliteit van de Gemeenschapsmerkhouder, of van de Staat waar deze zijn woonplaats, zetel of vestiging heeft;
  • b) 
    wijzigingen van de naam of van het kantooradres van de vertegenwoordiger, niet zijnde een vertegenwoordiger in de zin van artikel 88, lid 3, van de verordening;
  • c) 
    wanneer een nieuwe vertegenwoordiger wordt aangewezen, diens naam en kantooradres;
  • d) 
    wijzigingen van het merk overeenkomstig artikel 48 van de verordening, alsmede rechtzettingen van vergissingen en fouten;
  • e) 
    een mededeling betreffende wijzigingen van het reglement waarbij het gebruik van het collectieve merk wordt geregeld als bedoeld in artikel 69 van de verordening;
  • f) 
    nadere gegevens over het inroepen van de anciënniteit van een ouder ingeschreven merk als bedoeld in artikel 34 van de verordening, overeenkomstig artikel 35 ervan;
  • g) 
    de volledige of de gedeeltelijke overgang als bedoeld in artikel 17 van de verordening;
  • h) 
    de vestiging of overgang van een zakelijk recht als bedoeld in artikel 19 van de verordening, en de aard van het zakelijke recht;
  • i) 
    maatregelen van gedwongen tenuitvoerlegging als bedoeld in artikel 20 van de verordening, alsmede faillissements- of soortgelijke procedures als bedoeld in artikel 21 ervan;
  • j) 
    de verlening of de overgang van een licentie als bedoeld in artikel 22 van de verordening en, in voorkomend geval, de aard van de licentie als bedoeld in regel 34;
  • k) 
    de vernieuwing van een inschrijving als bedoeld in artikel 47 van de verordening, en de datum waarop deze ingaat alsook, in voorkomend geval, de in artikel 47, lid 4, ervan bedoelde gegevens;
  • l) 
    een aantekening betreffende de vaststelling van het verstrijken van de geldigheid van de inschrijving als bedoeld in artikel 47 van de verordening;
  • m) 
    de verklaring van afstand door de merkhouder als bedoeld in artikel 49 van de verordening;
  • n) 
    de datum waarop een vordering tot vervallen- of tot nietigverklaring overeenkomstig artikel 55 van de verordening of een daartoe strekkende reconventionele vordering overeenkomstig artikel 96, lid 4, ervan wordt ingesteld;
  • o) 
    de datum en de inhoud van de beslissing over de vordering of over de reconventionele vordering overeenkomstig artikel 56, lid 6, respectievelijk artikel 96, lid 6, derde volzin, van de verordening;
  • p) 
    een mededeling betreffende de ontvangst van een verzoek tot omzetting als bedoeld in artikel 109, lid 2, van de verordening;
  • q) 
    de beëindiging van de functie van een overeenkomstig lid 2, onder e), ingeschreven vertegenwoordiger;
  • r) 
    de doorhaling van de anciënniteit van een nationaal merk;
  • s) 
    de wijziging of de doorhaling in het register van de in de punten h), i), en j) genoemde gegevens.
  • 4. 
    De voorzitter van het Bureau kan bepalen dat andere dan de in de leden 2 en 3 bedoelde gegevens worden ingeschreven.
  • 5. 
    Van iedere wijziging in het register wordt de merkhouder kennis gegeven.
  • 6. 
    Het Bureau verstrekt op verzoek, tegen betaling van een taks, al dan niet voor eensluidend gewaarmerkte uittreksels uit het register.

Deel J Blad van Gemeenschapsmerken en Publikatieblad van het Bureau

Regel 85 Blad van Gemeenschapsmerken

  • 1. 
    Het Blad van Gemeenschapsmerken verschijnt periodiek. Het Bureau kan het publiek edities van het Blad op CD-ROM of in een andere machine-leesbare vorm ter beschikking stellen.
  • 2. 
    Het Blad van Gemeenschapsmerken bevat bekendmakingen van aanvragen en van inschrijvingen in het register, alsmede andere gegevens betreffende aanvragen of inschrijvingen van merken waarvan publikatie bij de verordening of bij de onderhavige regels verplicht wordt gesteld.
  • 3. 
    Indien gegevens waarvan publikatie bij de verordening of bij de onderhavige regels verplicht wordt gesteld, in het Blad van Gemeenschapsmerken worden bekendgemaakt, wordt de op het Blad vermelde datum van verschijning van het Blad als datum van bekendmaking van de betrokken gegevens beschouwd.
  • 4. 
    Voor zover de gegevens met betrekking tot de inschrijving van een merk ten opzichte van de publikatie van de aanvrage geen afwijkingen vertonen, geschiedt de publikatie van die gegevens door een verwijzing naar de gegevens in die van de aanvrage.
  • 5. 
    De in artikel 26, lid 1, van de verordening vermelde bestanddelen van de aanvrage om een Gemeenschapsmerk, alsmede alle andere gegevens waarvan krachtens regel 12 publikatie dient te geschieden, worden, indien zulks dienstig is, in alle officiële talen van de Gemeenschap gepubliceerd.
  • 6. 
    Het Bureau houdt rekening met elke, door de aanvrager ingediende vertaling. Indien de taal van de aanvrage niet één van de talen van het Bureau is, wordt de vertaling in de door de aanvrager opgegeven tweede taal aan de aanvrager medegedeeld. De aanvrager mag binnen een door het Bureau te stellen termijn wijzigingen in de vertaling voorstellen. Indien de aanvrager niet binnen deze termijn reageert of indien het Bureau de voorgestelde wijzigingen niet dienstig acht, wordt de door het Bureau voorgestelde vertaling gepubliceerd.

Regel 86 Publikatieblad van het Bureau

  • 1. 
    Het Publikatieblad van het Bureau verschijnt periodiek. Het Bureau kan het publiek edities van het Publikatieblad op CD-ROM of in een andere machine-leesbare vorm ter beschikking stellen.
  • 2. 
    Het Publikatieblad van het Bureau wordt uitgegeven in de talen van het Bureau. De voorzitter van het Bureau kan bepalen dat bepaalde onderdelen in alle officiële talen van de Gemeenschap worden gepubliceerd.

Regel 87 Gegevensbestand

  • 1. 
    Het Bureau houdt een elektronisch gegevensbestand bij met de gegevens van aanvragen om inschrijving van merken en van aantekeningen in het register. Het Bureau kan het publiek de inhoud van dit gegevensbestand tevens op CD-ROM of in een andere machine-leesbare vorm ter beschikking stellen.
  • 2. 
    De voorwaarden waaronder toegang tot het gegevensbestand wordt verleend en de wijze waarop de inhoud van dat bestand in machine-leesbare vorm ter beschikking mag worden gesteld, alsmede de daarvoor te betalen kostenvergoeding worden door de voorzitter van het Bureau vastgesteld.

Deel K Inzage en bewaring van dossiers

Regel 88 Van inzage uitgesloten dossiergedeelten

Op grond van artikel 84, lid 4, van de verordening mogen de volgende dossiergedeelten niet ter inzage worden gegeven:

  • a) 
    stukken betreffende uitsluiting of wraking overeenkomstig artikel 132 van de verordening;
  • b) 
    ontwerp-beslissingen en -adviezen, alsmede alle andere voor de voorbereiding van beslissingen en adviezen gebruikte interne stukken;
  • c) 
    dossierstukken ten aanzien waarvan de betrokken partij vóór het verzoek om inzage heeft doen blijken van een bijzonder belang bij geheimhouding ervan, tenzij inzage van een dergelijk dossierstuk wordt gerechtvaardigd door zwaarwegende gewettigde belangen van de om inzage verzoekende partij.

Regel 89 Regeling van de inzage van dossiers

  • 1. 
    Inzage van de dossiers van aangevraagde en van ingeschreven Gemeenschapsmerken geschiedt aan de hand van de originele stukken of van afschriften ervan of aan de hand van technische opslagmedia, indien de gegevens op die wijze worden opgeslagen. De wijze van inzage wordt door de voorzitter van het Bureau bepaald. Zolang de voorgeschreven taks niet wordt betaald, wordt het verzoek om inzage als niet gedaan beschouwd.
  • 2. 
    Indien om inzage van het dossier van een aangevraagd Gemeenschapsmerk wordt verzocht, wordt in het verzoek melding gemaakt en het bewijs geleverd van het feit dat de aanvrager:
  • a) 
    met de inzage instemt of
  • b) 
    heeft verklaard dat hij na de inschrijving van het merk tegen de om inzage verzoekende partij zijn rechten op het merk zal doen gelden.
  • 3. 
    De inzage van het dossier geschiedt ten kantore van het Bureau.
  • 4. 
    Op verzoek kunnen bij de inzage afschriften van de dossierstukken worden verkregen. Voor de verkrijging van deze afschriften dient taks te worden betaald.
  • 5. 
    Op verzoek verstrekt het Bureau, tegen betaling van een taks, al dan niet voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van de aanvrage om een Gemeenschapsmerk of van die dossierstukken waarvan overeenkomstig lid 4 afschriften kunnen worden verkregen.

Regel 90 Mededeling van gegevens uit de dossiers

Behoudens de in artikel 84 van de verordening en in regel 88 vervatte beperkingen kan het Bureau op verzoek en tegen betaling van taks gegevens verstrekken uit de dossiers van aangevraagde of van ingeschreven Gemeenschapsmerken. Het Bureau kan evenwel eisen dat gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid tot inzage van het dossier zelf, indien het zulks wegens de hoeveelheid te verstrekken gegevens passend oordeelt.

Regel 91 Bewaring van dossiers

  • 1. 
    De dossiers van aangevraagde en van ingeschreven Gemeenschapsmerken worden door het Bureau bewaard gedurende ten minste vijf jaar vanaf het einde van het jaar waarin:
  • a) 
    de aanvrage wordt afgewezen, ingetrokken of geacht te zijn ingetrokken;
  • b) 
    de geldigheid van de inschrijving van het Gemeenschapsmerk overeenkomstig artikel 47 van de verordening volledig is verstreken;
  • c) 
    de volledige afstand van het Gemeenschapsmerk wordt ingeschreven overeenkomstig artikel 49 van de verordening;
  • d) 
    het Gemeenschapsmerk uit hoofde van artikel 56, lid 6, of artikel 96, lid 6, van de verordening volledig uit het register wordt verwijderd.
  • 2. 
    De voorzitter van het Bureau bepaalt in welke vorm de dossiers worden bewaard.

Deel L Administratieve samenwerking

Regel 92 Uitwisseling van gegevens en mededelingen tussen het Bureau en de autoriteiten van de Lid-Staten

  • 1. 
    Het Bureau en de centrale diensten voor de industriële eigendom van de Lid-Staten verstrekken elkaar op verzoek dienstige gegevens over het depot van aanvragen om Gemeenschaps- of om nationale merken en over procedures die op deze aanvragen betrekking hebben en de op grond daarvan ingeschreven merken. De beperkingen in artikel 84 van de verordening zijn op deze mededelingen niet van toepassing.
  • 2. 
    Het Bureau, de rechterlijke instanties of de autoriteiten van de Lid-Staten nemen rechtstreeks met elkaar contact op wanneer de mededelingen die zij uitwisselen, uit de toepassing van de verordening of van de onderhavige regels voortvloeien. Die contacten kunnen ook over de centrale diensten voor de industriële eigendom van de Lid-Staten lopen.
  • 3. 
    De in de leden 1 en 2 bedoelde mededelingen zijn vrij van taksen; de kosten komen ten laste van de autoriteit die de mededeling doet.

Regel 93 Inzage van dossiers door of langs de weg van rechterlijke instanties en autoriteiten van de Lid-Staten

  • 1. 
    Inzage van de dossiers betreffende aangevraagde of ingeschreven Gemeenschapsmerken door rechterlijke instanties en door autoriteiten van de Lid-Staten geschiedt aan de hand van de originele stukken of aan de hand van afschriften ervan; regel 89 is anders niet van toepassing.
  • 2. 
    De rechterlijke instanties en het openbare ministerie van de Lid-Staten kunnen in de voor hen gevoerde procedures derden inzage geven van de door het Bureau toegezonden dossiers of afschriften daarvan. Deze inzage geschiedt met inachtneming van artikel 84 van de verordening; het Bureau brengt voor deze inzage geen taks in rekening.
  • 3. 
    Bij het overmaken van de dossiers of van afschriften daarvan aan rechterlijke instanties of aan het openbare ministerie van de Lid-Staten, vermeldt het Bureau onder welke beperkingen uit hoofde van artikel 84 van de verordening en regel 88 het dossier van een aangevraagd of van een ingeschreven Gemeenschapsmerk ter inzage mag worden gegeven.

Deel M Kosten

Regel 94 Verdeling en vaststelling van de kosten

  • 1. 
    De verdeling van de kosten als bedoeld in artikel 81, leden 1 en 2, van de verordening wordt geregeld bij de beslissing ten aanzien van de oppositie, bij die over het verzoek tot vervallen-, respectievelijk tot nietigverklaring van een Gemeenschapsmerk of bij die over het beroep.
  • 2. 
    De verdeling van de kosten overeenkomstig artikel 81, leden 3 en 4, van de verordening wordt geregeld door de oppositieafdeling, door de nietigheidsafdeling of door de kamer van beroep in een beslissing ten aanzien van de kosten.
  • 3. 
    De kostenafrekening en de stukken ter staving daarvan worden als bijlage gevoegd bij het verzoek tot vaststelling van de kosten als bedoeld in artikel 81, lid 6, eerste volzin, van de verordening. Dit verzoek is slechts ontvankelijk indien de beslissing waarvoor de vaststelling der kosten wordt verzocht, definitief is geworden. Voor de vaststelling van de kosten is het voldoende dat zij aannemelijk worden gemaakt.
  • 4. 
    Het verzoek als bedoeld in artikel 81, lid 6, tweede volzin, van de verordening, waarbij herziening wordt gevraagd van de beslissing van de griffie omtrent de vaststelling van de kosten, wordt met redenen omkleed ingediend bij het Bureau binnen een maand nadat van de vaststelling der kosten kennis is gegeven. Dit verzoek wordt geacht niet te zijn ingediend totdat de taks voor de herziening van het bedrag van de kosten is betaald.
  • 5. 
    De oppositieafdeling, de nietigheidsafdeling of de kamer van beroep, naar gelang van het geval, beslist over het in lid 4 bedoelde verzoek zonder mondelinge behandeling.
  • 6. 
    De taksen die de verliezende partij overeenkomstig artikel 81, lid 1, van de verordening moet dragen, worden beperkt tot de door de tegenpartij betaalde taksen voor de oppositie, voor de vordering tot vervallen-, respectievelijk tot nietigverklaring van het Gemeenschapsmerk en voor het beroep.
  • 7. 
    De door de winnende partij werkelijk gemaakte noodzakelijke procedurekosten, worden overeenkomstig artikel 81, lid 1, van de verordening door de verliezende partij gedragen, ten belope van de volgende maximumbedragen:
  • a) 
    de reiskosten van één partij, heen en terug, tussen de woonplaats of het zakenadres en de plaats van de mondelinge behandeling of die van de onderzoeksverrichtingen:
  • i) 
    ten bedrage van een treinkaartje eerste klasse met inbegrip van de gebruikelijke vervoerssupplementen, ingeval de totale afstand ten hoogste 800 spoorwegkilometer bedraagt;
  • ii) 
    ten bedrage van de vluchtprijs in de toeristenklasse, ingeval de totale afstand meer dan 800 spoorwegkilometer bedraagt of de reisroute mede een zeetraject omvat;
  • b) 
    de verblijfkosten van één partij overeenkomende met de in artikel 13 van bijlage VII bij het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen vastgestelde dagvergoedingen voor ambtenaren in de rangen A 8 tot en met A 4;
  • c) 
    de reiskosten van vertegenwoordigers in de zin van artikel 89, lid 1, van de verordening en die van getuigen en van deskundigen, zoals bepaald in punt a);
  • d) 
    de verblijfkosten van vertegenwoordigers in de zin van artikel 89, lid 1, van de verordening en die van getuigen en van deskundigen, zoals bepaald in punt b);
  • e) 
    de kosten van onderzoeksverrichtingen bestaande in getuigenverhoor, deskundigenonderzoek of onderzoek ter plaatse:

300 ecu per procedure;

  • f) 
    kosten van vertegenwoordiging in de zin van artikel 89, lid 1, van de verordening:
  • i) 
    van de opposant in een oppositieprocedure:

250 ecu;

  • ii) 
    van de aanvrager in een oppositieprocedure:

250 ecu;

  • iii) 
    van de eiser in een procedure tot vervallen-, respectievelijk tot nietigverklaring van het Gemeenschapsmerk:

400 ecu;

  • iv) 
    van de merkhouder in een procedure tot vervallen-, respectievelijk tot nietigverklaring van het Gemeenschapsmerk:

400 ecu;

  • v) 
    van de eiser in een beroepsprocedure:

500 ecu;

  • vi) 
    van de verweerder in een beroepsprocedure:

500 ecu.

Indien de onderzoeksverrichting in een van genoemde procedures getuigenverhoor, deskundigenonderzoek of onderzoek ter plaatse meebrengt, wordt voor de kosten van vertegenwoordiging een bijkomend bedrag toegekend tot een beloop van maximaal 600 ecu per procedure;

  • g) 
    indien de winnende partij door verscheidene vertegenwoordigers in de zin van artikel 89, lid 1, van de verordening werd vertegenwoordigd, draagt de verliezende partij de onder c), d) en f) vermelde kosten voor slechts één van hen;
  • h) 
    de verliezende partij wordt niet verplicht aan de winnende partij andere dan de in de punten a) tot en met g) vermelde kosten, uitgaven en honoraria te vergoeden.

Deel N Talen

Regel 95 Verzoeken en verklaringen

Onverminderd artikel 115, lid 5, van de verordening

  • a) 
    mag elk verzoek of elke verklaring betreffende een aanvrage om een Gemeenschapsmerk in de voor de indiening van de aanvrage om een Gemeenschapsmerk gebruikte taal of in de tweede taal die de aanvrager in zijn aanvrage heeft opgegeven, worden ingediend;
  • b) 
    mag elk verzoek of elke verklaring betreffende een ingeschreven Gemeenschapsmerk in een van de talen van het Bureau worden ingediend. Wanneer de aanvrage evenwel wordt ingediend met gebruikmaking van een van de door het Bureau overeenkomstig regel 83 ter beschikking gestelde formulieren, mogen die formulieren in elk van de officiële talen van de Gemeenschap worden gebruikt, mits het formulier, wat de tekstgedeelten betreft, in een van de talen van het Bureau wordt ingevuld.

Regel 96 Schriftelijke procedure

  • 1. 
    Onverminderd artikel 115, leden 4 en 7, van de verordening en tenzij in de onderhavige regels anders is bepaald, mag elke partij in schriftelijke procedures voor het Bureau elk van de talen van het Bureau gebruiken. Indien de gekozen taal niet de proceduretaal is, verschaft de partij binnen één maand na de indiening van het oorspronkelijke stuk een vertaling in de proceduretaal. Indien de aanvrager van een Gemeenschapsmerk de enige partij in een procedure voor het Bureau is en de voor de indiening van de aanvrage om het Gemeenschapsmerk gebruikte taal niet een van de talen van het Bureau is, mag de vertaling tevens in de door de aanvrager in zijn aanvrage opgegeven tweede taal worden ingediend.
  • 2. 
    Tenzij in deze regels anders is bepaald, kunnen stukken die in procedures voor het Bureau worden gebruikt, in elke officiële taal van de Gemeenschap worden ingediend. Indien de taal van die stukken niet de proceduretaal is, kan het Bureau eisen dat binnen een door het Bureau gestelde termijn een vertaling in die taal of, naar keuze van de partij bij de procedure, in een van de talen van het Bureau wordt ingediend.

Regel 97 Mondelinge procedure

  • 1. 
    Elke partij bij een mondelinge procedure voor het Bureau kan in plaats van de proceduretaal een van de andere officiële talen van de Gemeenschap gebruiken, mits zij schikkingen treft voor het tolken in de proceduretaal. Indien de mondelinge procedure deel uitmaakt van een procedure betreffende de aanvrage tot inschrijving van een merk, mag de aanvrager ofwel de taal van de aanvrage, ofwel de door hemzelf opgegeven tweede taal gebruiken.
  • 2. 
    Bij een mondelinge procedure betreffende de aanvrage tot inschrijving van een merk kunnen de personeelsleden van het Bureau ofwel de taal van de aanvrage, ofwel de door de aanvrager opgegeven tweede taal gebruiken. Bij alle andere mondelinge procedures kan het personeel van het Bureau, in plaats van de proceduretaal, een van de andere talen van het Bureau gebruiken, mits de partij, respectievelijk partijen bij de procedure daarmee instemt, respectievelijk instemmen.
  • 3. 
    Bij onderzoeksverrichtingen kan iedere partij die moet worden gehoord, de getuige of de deskundige, die de proceduretaal niet voldoende beheerst, ongeacht welke officiële taal van de Gemeenschap gebruiken. Indien op verzoek van een partij bij de procedure tot bepaalde onderzoeksverrichtingen wordt besloten, kunnen partijen die moeten worden gehoord, de getuigen of de deskundigen, die zich in een andere taal dan in de proceduretaal uitdrukken, slechts worden gehoord indien de partij die het verzoek heeft ingediend, schikkingen treft voor het tolken in de proceduretaal. In procedures betreffende de aanvrage om inschrijving van een merk mag, in plaats van de taal van de aanvrage, de door de aanvrager opgegeven tweede taal worden gebruikt. In procedures met slechts één partij kan het Bureau op verzoek van de betrokken partij afwijkingen van dit lid toestaan.
  • 4. 
    Indien de partijen en het Bureau daarmee instemmen, mag in de mondelinge procedure ongeacht welke officiële taal van de Gemeenschap worden gebruikt.
  • 5. 
    Het Bureau treft, zo nodig, op eigen kosten schikkingen voor het tolken in de proceduretaal of, in voorkomend geval, in de andere talen van het Bureau, tenzij het tolken onder de verantwoordelijkheid van een van de partijen bij de procedures valt.
  • 6. 
    Verklaringen van personeelsleden van het Bureau, van partijen bij de procedures, van getuigen en van deskundigen in een mondelinge procedure, die in een van de talen van het Bureau worden afgelegd, worden in die taal in het proces-verbaal opgenomen. Verklaringen in een andere taal worden in de proceduretaal opgenomen. Wijzigingen in de tekst van de aanvrage om of van de inschrijving van een Gemeenschapsmerk worden in de proceduretaal in het proces-verbaal opgenomen.

Regel 98 Waarmerking van vertalingen

  • 1. 
    Indien van een stuk een vertaling moet worden ingediend, kan het Bureau eisen dat binnen een door het Bureau te stellen termijn wordt gecertifieerd dat de vertaling met de originele tekst overeenstemt. Indien de certificering de vertaling van een eerdere aanvrage in de zin van artikel 30 van de verordening betreft, mag die termijn niet minder dan drie maanden bedragen, te rekenen vanaf de datum van de aanvrage. Indien de certificering niet binnen de gestelde termijn wordt ingediend, wordt het stuk geacht niet te zijn ontvangen.
  • 2. 
    De voorzitter van het Bureau kan de wijze bepalen waarop vertalingen worden gewaarmerkt.

Regel 99 Rechtsgeldigheid van de vertaling

Voor zover geen tegenbewijs wordt geleverd, kan het Bureau aannemen dat een vertaling met de desbetreffende originele tekst overeenstemt.

Deel O Organisatie van het Bureau

Regel 100 Taakverdeling

  • 1. 
    De voorzitter van het Bureau bepaalt wie onderzoeker zal zijn en het aantal van hen en wijst de onderzoekers, de leden van de oppositieafdelingen en de nietigheidsafdelingen en de leden van de afdeling merkenadministratie en van de afdeling juridische aangelegenheden aan. Hij verdeelt de taken over de onderzoekers en de afdelingen.
  • 2. 
    De voorzitter van het Bureau kan bepalen dat onderzoekers tevens lid van de oppositieafdelingen, de nietigheidsafdelingen, de afdeling merkenadministratie en de afdeling juridische aangelegenheden en dat leden van die afdelingen onderzoeker kunnen zijn.
  • 3. 
    De voorzitter van het Bureau kan de onderzoekers, de oppositieafdelingen, de nietigheidsafdelingen, de afdeling merkenadministratie en de afdeling juridische aangelegenheden, naast de bevoegdheden die hun bij de verordening zijn toegekend, met nog andere taken belasten.
  • 4. 
    De voorzitter van het Bureau kan de uitvoering van individuele taken van de onderzoekers, van de oppositieafdelingen, van de nietigheidsafdelingen, van de afdeling merkenadministratie en van de afdeling juridische aangelegenheden, die geen bijzondere moeilijkheden opleveren, aan andere personeelsleden van het Bureau die geen onderzoeker of die geen lid van de in lid 1 genoemde afdelingen zijn, opdragen.

TITEL XII RECIPROCITEIT

Regel 101 Bekendmaking van de reciprociteit

  • 1. 
    Indien nodig, verzoekt de voorzitter van het Bureau de Commissie stappen te ondernemen om vast te stellen of een Staat die niet bij het Verdrag van Parijs of bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie is aangesloten, behandeling op basis van reciprociteit in de zin van artikel 5, lid 1, onder d), artikel 5, lid 3, en artikel 29, lid 5, van de verordening toekent.
  • 2. 
    Indien de Commissie vaststelt, dat de in lid 1 bedoelde reciprociteit wordt toegekend, gaat zij over tot bekendmaking van een mededeling daaromtrent in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
  • 3. 
    Artikel 5, lid 1, onder d), artikel 5, lid 3, en artikel 29, lid 5, van de verordening gelden voor de onderdanen van de betrokken Staten vanaf de in lid 2 bedoelde bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, tenzij in de mededeling een vroegere datum wordt vermeld, vanwaaraf zulks geldt. Zij houden op gevolgen te hebben vanaf de bekendmaking van een mededeling van de Commissie in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, welke inhoudt dat de reciprociteit niet langer wordt toegekend, tenzij in de mededeling een vroegere datum wordt vermeld, vanwaaraf zulks geldt.
  • 4. 
    De in de leden 2 en 3 bedoelde mededelingen worden tevens in het Publikatieblad van het Bureau bekendgemaakt.

Artikel 2

Overgangsbepalingen

  • 1. 
    Elke aanvrage tot inschrijving van een Gemeenschapsmerk die gedurende de drie maanden die aan de overeenkomstig artikel 143, lid 3, van de verordening vastgestelde termijn voorafgaan, wordt ingediend, voorziet het Bureau van zowel de ingevolge die bepaling vastgestelde datum van aanvrage als de werkelijke datum van ontvangst van de aanvrage.
  • 2. 
    Voor elke in lid 1 bedoelde aanvrage vangt de in de artikelen 29 en 33 van de verordening bedoelde termijn van voorrang van zes maanden aan vanaf de overeenkomstig artikel 143, lid 3, van de verordening vastgestelde datum.
  • 3. 
    Het Bureau kan aan de aanvrager vóór de overeenkomstig artikel 143, lid 3, van de verordening vastgestelde datum een ontvangstbewijs afgeven.
  • 4. 
    Het Bureau kan de in lid 1 bedoelde aanvragen vóór de overeenkomstig artikel 143, lid 3, van de verordening vastgestelde datum onderzoeken en met de aanvrager contact houden om nog vóór die datum gebreken te verhelpen. Beslissingen over dergelijke aanvragen kunnen eerst na de betrokken datum worden genomen.
  • 5. 
    Met betrekking tot de aanvrage voert het Bureau geen recherche uit in de zin van artikel 39, lid 1, van de verordening, ongeacht of voor die aanvrage een beroep op voorrang is gedaan overeenkomstig artikel 29 of 33 ervan.
  • 6. 
    Indien de datum van ontvangst van een aanvrage om een Gemeenschapsmerk bij het Bureau, bij de centrale dienst voor de industriële eigendom van een Lid-Staat of bij het Benelux-Merkenbureau vóór de aanvang van de in artikel 143, lid 4, van de verordening genoemde termijn van drie maanden ligt, wordt de aanvrage geacht niet te zijn ingediend. De aanvrager wordt daarvan in kennis gesteld en de aanvrage wordt aan hem teruggezonden.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 13 december 1995.

Voor de Commissie

Mario MONTI

Lid van de Commissie

  • (1) 
    PB nr. L 11 van 14. 1. 1994, blz. 1.
  • (2) 
    PB nr. L 349 van 31. 12. 1994, blz. 83.
  • (3) 
    Zie bladzijde 33 van dit Publikatieblad.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.