Bijlagen bij COM(2006)508 - -- Ontwikkeling van agromilieu indicatoren voor de monitoring van de integratie van milieuaspecten in het gemeenschappelijk landbouwbeleid

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Bijlage 1 bij het werkdocument van de diensten van de Commissie bevat een lijst van de betrokken 42 indicatoren en subindicatoren met de definities daarvan, de informatiebronnen, het geografische niveau waarop de gegevens zijn verzameld, en de gebruikte tijdreeksen.

De belangrijkste resultaten kunnen als volgt worden samengevat:

- volgens de evaluatie van de 42 (sub)indicatoren zijn 11 indicatoren nuttig, zijn 30 indicatoren potentieel nuttig en is er slechts één indicator die weinig mogelijkheden zou bieden. Binnen elke groep zijn er echter indicatoren die zich in verschillende stadia van ontwikkeling bevinden (zie deel 6);

- ongeveer een derde van de indicatoren is gebaseerd op gegevens op regionaal niveau (NUTS[10] 2 en 3). De indicatoren op nationaal niveau maken bijna twee derde uit. Verscheidene indicatoren voor de terreinen toestand/impact zijn ontwikkeld op basis van gemodelleerde gegevens of gevalstudies;

- wat de tijdschaal betreft, zijn voor ongeveer de helft van de indicatoren tijdreeksen gebruikt. 18 indicatoren bestrijken de periode tussen 1990 en 2000.

Bovendien heeft de operatie IRENA een aanzienlijke hoeveelheid kennis en deskundigheid opgeleverd op het gebied van de technische haalbaarheid en de interpretatie van de indicatoren. Er is veel informatie verzameld over de toestand en de trends wat de milieusituatie in de landbouw betreft en over de maatregelen die beschikbaar zijn om voor milieu-integratie te zorgen.

Dankzij de operatie IRENA zijn nauwe samenwerking en intensieve communicatie op het gebied van de agromilieu-indicatoren tot stand gebracht tussen de Commissie, het Europees Milieuagentschap (EMA) en de lidstaten. Deze laatste[11] hebben nuttige feedback over de informatiebladen en het verslag over de indicatoren gegeven, vooral wat de indicatorconcepten en de kwaliteit en de presentatie van de gegevens betreft.

5. UITDAGINGEN VOOR DE TOEKOMSTIGE WERKZAAMHEDEN OP HET GEBIED VAN DE AGROMILIEU-INDICATOREN

Tijdens de operatie IRENA is duidelijk geworden dat sprake is van verscheidene beperkende factoren die een aantal indicatoren betreffen:

1) de gegevensverzamelingen voor bepaalde indicatoren vertonen tekortkomingen uit het oogpunt van harmonisatie (bv. beheer van landbouwbedrijven), kwaliteit van de gegevens (bv. genetische verscheidenheid), geografische dekking (bv. waterkwaliteit) en/of beschikbaarheid van gegevensreeksen (bv. oppervlakte waarop biologische landbouw wordt beoefend);

2) de modellen die ten grondslag liggen aan de berekening van bepaalde indicatoren, moeten methodologisch worden verbeterd of verder worden gevalideerd (bv. bodemerosie, bodemkwaliteit);

3) voor sommige indicatoren is nog een verdere conceptuele verbetering nodig (bv. beheer van landbouwbedrijven, toestand van het landschap, landbouwgebieden met een hoge natuurwaarde).

Deze beperkende factoren betekenen niet dat de indicatoren niet van nut zouden zijn voor de analyse van de relaties tussen landbouw en milieu. Zij duiden er integendeel op dat voor de betrokken indicatoren nog verdere werkzaamheden moeten worden verricht om betere concepten en methodologische benaderingen uit te werken, om de methoden voor het verzamelen van gegevens te verbeteren, om zo nodig nieuwe gegevensverzamelingen te ontwikkelen en om bestaande modelleringsinstrumenten te verbeteren/valideren.

De IRENA-indicatoren kunnen op basis van het ontwikkelingsstadium waarin zij verkeren, worden ingedeeld in drie categorieën (zie ook de tabel in de bijlage):

A. operationele indicatoren, waarbij de concepten en de meting welomschreven zijn en waarvoor op nationaal, en waar dat dienstig is regionaal, niveau gegevens beschikbaar zijn;

B. indicatoren die welomschreven zijn, maar nog niet hun volledige informatiepotentieel hebben bereikt door een gebrek aan regionale of geharmoniseerde gegevens of door tekortkomingen van de modelleerbenaderingen waarop zij zijn gebaseerd;

C. indicatoren die nog aanzienlijk moeten worden verbeterd om volledig operationeel te kunnen worden. Deze categorie omvat indicatoren die nog in conceptueel en methodologisch opzicht moeten worden verbeterd, indicatoren waarbij de kwaliteit van de bestaande gegevens moet worden verbeterd of nieuwe gegevens moeten worden verzameld, en indicatoren waarbij de modellen die eraan ten grondslag liggen, nog verder uitgewerkt en gevalideerd moeten worden.

Bovendien moeten de indicatoren worden uitgebreid tot de nieuwe lidstaten.

6. DE WEG VOORWAARTS: TOEKOMSTIGE WERKZAAMHEDEN OP HET GEBIED VAN DE AGROMILIEU-INDICATOREN

Op basis van de bovengenoemde elementen kunnen drie grote uitdagingen worden aangegeven wat de toekomstige werkzaamheden op het gebied van de agromilieu-indicatoren van de EU betreft:

- stroomlijning van het stel IRENA-indicatoren en versterking van de relevantie ervan voor beleidsdoeleinden;

- consolidatie van het geselecteerde stel indicatoren, uitbreiding ervan tot de nieuwe lidstaten en correctie van bestaande tekortkomingen;

- totstandbrenging van de permanente en stabiele regeling die nodig is voor het functioneren op lange termijn van het stelsel van indicatoren.

6.1. Stroomlijning van het stel IRENA-indicatoren en versterking van de beleidsrelevantie ervan

In het licht van de conceptuele en technische beperkingen van sommige indicatoren moet een kritische keuze worden gemaakt voor de samenstelling van een lijst van de indicatoren die moeten worden gehandhaafd en verder moeten worden ontwikkeld.

Een essentieel criterium bij deze keuze is de relevantie van de indicatoren als informatie-instrument voor de beleidsvorming. In dit verband moet er rekening mee worden gehouden dat bij de monitoring van de milieu-integratie sprake is van verscheidene analyse- en beoordelingsniveaus die in het kader van een algehele integratiestrategie betrekking hebben op bijvoorbeeld specifieke sectorale maatregelen, horizontale beleidsinstrumenten, programma's voor plattelandsontwikkeling, enz. Voor de uitvoering van de analyses op die verschillende niveaus is het belangrijk de beschikking te hebben over een coherent stel agromilieu-indicatoren dat een beeld geeft van de regionale verscheidenheid van de landbouwproductiesystemen (bv. specialisaties, productiepatronen, landbouwmethoden) en ook van de positieve en negatieve invloeden die deze systemen uitoefenen op de verschillende milieuhulpbronnen. Bovendien moet het hele stel indicatoren aanpasbaar aan toekomstige beleidsbehoeften blijven, bijvoorbeeld om te kunnen inspelen op het evoluerende waterbeleid, op nieuwe GLB-maatregelen of op trends in de bredere sociaal-economische context.

Voor sommige agromilieu-indicatoren geldt dat momenteel wordt overwogen deze op te nemen in het gemeenschappelijke toezicht- en evaluatiekader voor de programma's voor plattelandsontwikkeling voor de periode 2007–2013. Deze gemeenschappelijke indicatoren hebben betrekking op de prioritaire milieuthema's, namelijk biodiversiteit en gebieden met een hoge natuurwaarde, water en klimaatverandering[12].

Een verder criterium voor de selectie van de indicatoren waaraan dient te worden vastgehouden, is de technische haalbaarheid van de ontwikkeling ervan. Bij de operatie IRENA is gebleken dat voor bepaalde indicatoren geldt dat zij te ingewikkeld zijn of dat voor de ontwikkeling ervan een onevenredige investering van middelen nodig zou zijn.

Ten slotte wordt voorgesteld om in de toekomst sommige IRENA-indicatoren te behandelen als subindicatoren van andere indicatoren waarmee zij nauw zijn verbonden.

Met het doel de verschillende niveaus van de monitoring van de milieu-integratie te bestrijken en op basis van de tot nog toe verrichte werkzaamheden stelt de Commissie voor: een basisstel van 28 indicatoren te behouden, waarbij het gaat om 26 IRENA-indicatoren en 2 nieuwe indicatoren die nieuwe agromilieuonderwerpen betreffen (zie de in de bijlage opgenomen tabel). |

- 6.2. Consolidatie van het geselecteerde stel indicatoren, uitbreiding ervan tot de nieuwe lidstaten en correctie van bestaande tekortkomingen

Het doel van de operatie IRENA, dat erin bestond gebruik te maken van de beschikbare en gemakkelijk toegankelijke agromilieu-informatie en -gegevens op het niveau van de EU-15, is in grote trekken bereikt. Het is nu belangrijk verder te werken met het gestroomlijnde stel indicatoren, de desbetreffende databases te actualiseren en een en ander uit te breiden tot de nieuwe lidstaten.

Het is echter ook belangrijk iets te doen aan de factoren die momenteel het informatiepotentieel van sommige indicatoren beperken. Daartoe zijn gedurende een overgangsperiode inspanningen nodig om die indicatoren conceptueel en methodologisch te verbeteren en om de nodige gegevens te verzamelen of bestaande gegevens beter toegankelijk te maken, vooral op regionaal niveau. In dit verband zijn de volledige betrokkenheid en inzet van de lidstaten, die uiteindelijk verantwoordelijk zijn voor het verzamelen van de gegevens, noodzakelijk.

De Commissie stelt voor dat de volgende acties ondernemen worden: bestaande regelgeving met betrekking tot landbouwgegevens van zowel statistische als administratieve aard verder ontwikkelen om de behoeften aan gegevens voor de agromilieu-indicatoren doeltreffender te dekken; nieuwe EU-enquêtes opzetten en ontwikkelen waar dat dienstig is, vooral met betrekking tot de bedrijfsvoering in de landbouw en het gebruik van landbouwinputs; in de context van het aan de gang zijnde proces van actualisatie van het Informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen (ILB) onderzoeken welke ruimte er is voor verbetering en uitbreiding van het gebruik van het ILB om te kunnen voldoen aan de toenemende vraag naar verslaglegging en analyses op agromilieugebied; de modelleringskaders verbeteren en valideren waar dat nodig is; verder zoeken naar betere indicatoren op het gebied van agrarische biodiversiteit, habitats en landschappen; nagaan wat de mogelijkheden zijn om betere gegevens te verzamelen: met behulp van systemen voor milieumonitoring, in het bijzonder in het kader van de nitraatrichtlijn, de kaderrichtlijn water en de vogel- en habitatrichtlijnen; dankzij spatialisatiemethoden (bv. herverdeling van op bestuurlijk niveau gemelde landbouwgegevens over andere geografische eenheden) en andere technieken die betrekking hebben op ruimtelijke gegevens (bv. enquêtes op basis van gebiedssteekproeven, methoden voor georeferering); door een beroep te doen op niet tot de overheid behorende aanbieders van gegevens (bv. pan-Europese database inzake de monitoring van alledaagse vogelsoorten); daartoe kan het nodig zijn bestaande gegevensverzamelingen te consolideren en te harmoniseren om ze doorzichtiger te maken en de kwaliteit ervan te verbeteren; door gebruikmaking van andere Europese initiatieven zoals het initiatief betreffende wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES) en het initiatief infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (INSPIRE); door gebruikmaking van het wereldwijde overkoepelende aardobservatiesysteem (GEOSS); de coördinatie met andere werkzaamheden op het gebied van indicatoren versterken[13]. |

- 6.3. Totstandbrenging van de permanente en stabiele regeling die nodig is voor het functioneren op lange termijn van het stelsel van indicatoren

De bepaling van de relevante indicatoren, van de berekeningsmethoden en van de informatiebronnen is slechts een deel van het werk dat nodig is voor het opbouwen van het informatiesysteem voor de monitoring van de milieu-integratie.

Om te komen tot een volledig operationeel systeem dat nuttig kan zijn voor de verschillende beleidsdoeleinden, moeten de werkzaamheden die in het kader van de operatie IRENA op tijdelijke basis zijn verricht, worden omgezet in een stabiel proces voor het systematisch verzamelen van de gegevens die nodig zijn voor de ontwikkeling, compilatie, instandhouding en actualisatie van de indicatoren. Dit vergt een permanente en stabiele regeling onder leiding van Eurostat op basis van nauwe samenwerking met de bureaus voor de statistiek van de lidstaten en de ministeries van Landbouw en Milieu en in samenwerking met andere Europese instanties (zoals het Europees Milieuagentschap).

De totstandbrenging van een dergelijke permanente en stabiele regeling dient een prioritaire taak te zijn in het kader van de toekomstige ontwikkeling van de betrokken indicatoren op EU-niveau. Deze taak omvat de bepaling en verdeling over de partnerinstellingen van duidelijke verantwoordelijkheden voor het beheer van het nieuwe informatiesysteem op permanente basis, zulks zonder dat nieuwe bureaucratische structuren in het leven worden geroepen.

De Commissie stelt voor: de permanente en stabiele regeling die nodig is voor het functioneren op lange termijn van het stelsel van indicatoren, tot stand te brengen. Dit is een project op lange termijn dat de steun en de volledige medewerking en inzet van de lidstaten vraagt, vooral waar het gaat om het verzamelen en verstrekken van de benodigde gegevens. |

- BIJLAGE

Voorstel voor een geconsolideerd stel agromilieu-indicatoren

DPSIR* | Nr. | Indicator | Stadium van ontwikkeling | Belangrijkste beperkende factoren/noodzakelijke verbeteringen1 (X) |

Marktsignalen en houding van de samenleving | 4 | Oppervlakte waarop biologische landbouw wordt beoefend | A |

* Engelse afkorting die staat voor de verschillende genoemde terreinen. |

[1] COM(2001) 264, "Duurzame ontwikkeling in Europa voor een betere wereld: een strategie van de Europese Unie voor duurzame ontwikkeling".

[2] COM(2000) 20 van 26 januari 2000.

[3] COM(2001) 144 van 20 maart 2001.

[4] Meer dan 40% van de grond in de EU-25 wordt gebruikt door de landbouw.

[5] Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1).

[6] Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1).

[7] Besluit 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1).

[8] Besluit 2006/144/EG van de Raad van 20 februari 2006 (PB L 55 van 25.2.2006, blz. 20).

[9] In mededeling COM(2000) 20 zijn 35 indicatoren aangegeven, maar sommige daarvan zijn verdeeld in subindicatoren. Bovendien is op verzoek van lidstaten een indicator betreffende de atmosferische uitstoot van ammoniak toegevoegd.

[10] Nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek.

[11] De groep "Landbouw en Milieu" van Eurostat was het forum voor het overleg met de lidstaten over de operatie IRENA, zulks in samenwerking met de groep "Landbouw" van het EMA-EIONET.

[12] Het betreft de volgende indicatoren: populatie van akker- en weidevogels, gebieden met een hoge natuurwaarde, brutovoedingsstofsaldi en productie van hernieuwbare energie.

[13] Zie de laatste alinea van punt 3.1.