Toelichting bij COM(1998)162 - Opnieuw behandeld voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico's van chemische agentia op het werk (14e bijzondere richtlijn in de zin van artikel 6, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Het oorspronkelijke voorstel werd op 14 mei 1993 door de Commissie goedgekeurd enop 17mei 1993 bij de Raad ingediend0).

Het voorstel is bedoeld om minimumvoorschriften vast te stellen voor de bescherming van werknemers tegen risico’s voor hun veiligheid en gezondheid die het gevolg zijn van de effecten van chemische agenda die aanwezig zijn op het werk of van een beroepsactiviteit waarbij chemische agenda zijn betrokken.

Na eerste lezing in het Europees Parlement heeft de Commissie op 9 juni 1994 een gewijzigd voorstel bij de Raad ingediend(2).

In verband met de sterk uiteenlopende standpunten van de delegaties zijn de werkzaamheden aan het gewijzigde voorstel in 1994 opgeschort en die werden pas weer hervat toen het Ierse Voorzitterschap in oktober 1996 met een compromistekst kwam.

Op 7 oktober 1997 heeft de Raad een gemeenschapp'elijk standpunt(3) vastgesteld met algemene beginselen voor alle chemische agenda. Het gemeenschappelijk standpunt komt in essentie grotendeels met het voorstel van de Commissie overeen en die heeft het dan ook gesteund. Met name heeft het gemeenschappelijk standpunt het bestaan van twee soorten grenswaarden aanvaard (namelijk indicatieve en bindende). Het bevestigt het voorstel van de Commissie dat de werkgever in overeenstemming met Richtlijn 89/391/EEG de eventuele risico’s voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers moet beoordelen, maar geeft daarbij ook nog aan wat voor risico-evaluatie er bij gevaarlijke chemische agenda op het werk moet worden uitgevoerd. Ook geeft het nadere bijzonderheden over het gezondheidstoezicht op werknemers die aan gevaarlijke chemische agenda zijn blootgesteld door in de tekst voorschriften op te nemen die in het gewijzigde voorstel in de bijlage stonden. Anderzijds zijn een aantal technische eisen uit de bijlage van het gewijzigde voorstel van de Commissie niet in het gemeenschappelijk standpunt overgenomen, zoals de eisen inzake de meetmethoden en inzake bijzondere beschermende maatregelen.

PB C 165 van 16.6.1993, biz. 4. PB C 191 van 14.7.1994, biz. 7. PB C 375 van 10.12.1997, biz. 1.

Het Europees Parlement heeft in tweede lezing 12 amendementen op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad voorgesteld.

De Commissie kon zich verenigen met 9 amendementen (plus edn gedeeltelijk) die volgens haar de tekst van het gemeenschappelijk standpunt beter maken. De amendementen vestigen bijzondere aandacht op opleiding en voorlichting van de werknemers, de noodzaak om te verwijzen naar bijzondere richtlijnen, zoals Richtlijn 89/654/EEG(4)betrefFende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor arbeidsplaatsen, Richtlijn 89/656/EEG(S) betrefFende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor het gebruik op het werk van persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemers, Richtlijn 92/85/EEG(6) inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie en Richtlijn 94/33/EEG(7) betrefFende de bescherming van jongeren op het werk, en op de maatregelen die de Commissie moet nemen om tot een verdere harmonisatie op het gebied van grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling te komen.

Ter wille van de juridische coherentie heeft de Commissie bij artikel 8 ook een verwijzing opgenomen naar artikel 12 van Richtlijn 89/391/EEG teneinde de tekst in overeenstemming te brengen met het kopje boven het artikel.

Dit opnieuw behandelde voorstel bevat de amendementen die de Commissie heeft aanvaard en wordt door haar overeenkomstig artikel 189 C, onder d), van het Verdrag ingediend.

PB L 393 van 30.12.1989, biz. 1. PB L 393 van 30.12.1989, biz. 18. PB L 348 van 28.11.1992, biz. 1. PB L 216 van 20.8.1994, biz. 12.

Inhoudsopgave

1.

Opnieuw behandeld voorstel voor een RICHTLUN VAN DE RAAD


betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico's van chemische agenda op het werk (14e bijzondere richtlijn in de zin van artikel 6, lid 1, van

Richtlijn 89/391/EEG)

(Voor de EER relevante tekst)

VORIGE TEKST GEWIJZIGDE TEKST

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNDE,

gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 118 A,

gezien het voorstel van de Commissie 1, opgesteld na raadpleging van het Raadgevend Comite voor de veiligheid, de hygiene en de

gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats,

gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comite 2,

Overeenkomstig de procedure van artikel 189 C van het Verdrag3,

overwegende dat in artikel 118 A van het Verdrag wordt bepaald dat de Raad door middel van richtlijnen de minimumvoorschriften vaststelt om de verbetering van met name het arbeidsmilieu te bevorderen, ten einde een betere bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te waarborgen;

overwegende dat volgens dit artikel in deze richtlijnen wordt vermeden zodanige administratieve, financiele en juridische verplichtingen op te leggen dat zij oprichting en ontwikkeling van kleine en middelgrote ondememingen kunnen hinderen;

overwegende dat de verbetering van de veiligheid, de hygiene en de gezondheid van de werknemers op het werk een doelstelling is die niet aan overwegingen van zuiver economische aard ondergeschikt mag worden gemaakt;

overwegende dat de naleving van minimumvoorschriften inzake de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers tegen risico's van chemische agenda niet slechts bescherming van de veiligheid en de gezondheid van iedere afzonderlijke werknemer beoogt te waarborgen, maar tevens een niveau van minimale bescherming van alle werknemers in de Gemeenschap mogelijk moet maken zonder dat de mededinging wordt verstoord;

overwegende dat een uniform niveau van bescherming tegen de risico's van chemische agentia voor de Gemeenschap in haar geheel moet worden verwezenlijkt en dat dit beschermingsniveau niet door uitgebreide voorschriften maar door een kader van algemene principes moet worden bereikt, ten einde de lidstaten in staat te stellen de minimumvoorschriften op uniforme wijze toe te passen;

overwegende dat werknemers bij een werkzaamheid waarbij chemische agentia betrokken zijn, risico's kunnen lopen ;

overwegende dat Richtlijn 80/1107/EEG van de Raad van 27 november 1980 betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan chemische, fysische en biologische agentia op het werk4, Richtlijn 82/605/EEG van de Raad van 28 juli 1982 betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan metallisch lood en zijn ionverbindingen op het werk (eerste bijzondere richtlijn in de zin van artikel 8 van Richtlijn 80/1107/EEG)5 en Richtlijn 88/364/EEG van de Raad van 9juni 1988 ter bescherming van werknemers door een verbod van bepaalde specifieke agentia en/of bepaalde werkzaamheden (vierde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 8 van Richtlijn 80/1107/EEG)6 ter wille van de uniformiteit en de duidelijkheid, alsmede om technische redenen, moeten worden herzien en opgenomen in een enkele richtlijn die de minimumvoorschriften vaststelt voor de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers bij werkzaamheden waarbij chemische agentia zijn betrokken; dat deze richt-lijnen kunnen worden ingetrokken;

overwegende dat deze richtlijn een bijzondere richtlijn is in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12juni 1989 betreffende de tenuitvoer-legging van maatregelen ter bevordering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk 7;

overwegende dat de bepalingen van laatstgenoemde richtlijn ten voile van toepassing zijn op het gebied van de

blootstelling van werknemers aan chemische agentia, onverminderd meer dwingende en/of specifieke bepalingen die in de onderhavige richtlijn zijn opgenomen;

overwegende dat er meer stringente en/of specifieke bepalingen inzake het vervoer van gevaarlijke chemische agentia vervat zijn in bindende intemationale overeenkomsten en verdragen die zijn opgenomen in bepalingen van de Gemeenschap inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, per spoor, over het water en door de lucht;

overwegende dat de Raad in Richtlijn 67/548/EEG8 en Richtlijn 88/379/EEG 9 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van respectievelijk gevaarlijke stoffen en gevaarlijke preparaten heeft voorzien in een stelsel van criteria voor de indeling van gevaarlijke stoffen en preparaten ;

overwegende dat onder de definitie van gevaarlijke chemische agentia moeten vallen elke chemische stof die aan deze criteria voldoet en ook elke chemische stof die, hoewel deze niet voldoet aan deze criteria door zijn fysisch-chemische, chemische of toxicologische eigenschappen en door de wijze waarop deze op de werkplek wordt gebruikt of aanwezig is een risico voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers kan opleveren;

overwegende dat de Commissie in

Richtlijn 90/492/EEG 10 een systeem van specifieke informatie over gevaarlijke stoffen en preparaten heeft omschreven en vastgelegd in de vorm van veiligheidsinformatiebladen die

voomamelijk bestemd zijn voor de professionele gebruikers teneinde hen in staat te stellen de maatregelen te treffen die nodig zijn om de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te waarborgen ; dat bij Richtlijn 92/58/EEG van de Raad van 24juni 1992 betreffende de minimumvoorschriften voor veiligheids- en/of

gezondheidssignalering op het werk (negende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) 11 een systeem wordt ingevoerd voor het markeren van recipienten en leidingen die gebruikt worden voor gevaarlijke stoffen of preparaten op het werk;

overwegende dat de werkgever alle risico's voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers, die voortvloeien uit de aanwezigheid van gevaarlijke chemische agentia op het werk, moet beoordelen teneinde de nodige in deze richtlijn omschreven preventieve en beschermende maatregelen te nemen;

overwegende dat de op grand van risicobeoordeling door de werkgever vastgestelde en uitgevoerde preventieve maatregelen verenigbaar moeten zijn met de noodzaak de volksgezondheid en het milieu te beschermen;

overwegende dat het, teneinde de voor werknemers beschikbare informatie ter waarborging van een hoger beschermingsniveau te vervolledigen, noodzakelijk is de werknemers en hun

vertegenwoordigers op de hoogte te houden van de risico's die chemische agentia voor hun veiligheid en gezondheid kunnen meebrengen, alsmede van de maatregelen die noodzakelijk zijn om deze risico's te verkleinen of uit de weg te ruimen, en dat zij in de gelegenheid moeten zijn te controleren of de nodige beschermende maatregelen worden genomen;

overwegende dat het toezicht op de gezondheid van de werknemers waarvoor volgens de resultaten van de hierboven genoemde beoordeling een risico voor de gezondheid bestaat, kan bijdragen tot de door de werkgever te treffen preventieve en beschermende maatregelen;

overwegende dat de werkgever met regelmaat beoordelingen en metingen moet verrichten en opmerkzaam moet zijn op nieuwe ontwikkelingen in de technologie met het oog op de verbetering van de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers;

overwegende dat de Commissie zich voor de beoordeling van de meest recente wetenschappelijke gegevens moet laten bijstaan door onafhankelijke wetenschappers teneinde de grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling te kunnen vaststellen ;

overwegende dat in sommige gevallen de wetenschappelijke kennis weliswaar onvoldoende is om een niveau van blootstelling aan een chemisch agens te kunnen vaststellen waaronder geen gezondheidsrisico's meer bestaan, maar een beperking van de blootstelling aan deze chemische agentia deze risico's desalniettemin zal verminderen;

overwegende dat de Commissie bij Richtlijn 91/322/EEG12 en Richtlijn 96/94/EG13 indicatieve grenswaarden heeft vastgesteld, zoals bepaald in Richtlijn 80/1107/EEG; dat de hierboven genoemde richtlijnen gehandhaafd moeten blijven als onderdeel van het bestaande kader;

overwegende dat de nodige technische aanpassingen van deze richtlijn moeten worden vastgesteld door de Commissie in samenwerking met het Comite van Richtlijn 89/391/EEG om de Commissie bij te staan bij het technisch aanpassen van de onderscheiden richtlijnen die in het kader van die richtlijn worden aangenomen; dat de Commissie na eerst advies te hebben ingewonnen van het Raadgevend Comite voor de veiligheid, de hygiene en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats, overeenkomst Besluit 74/325/EEG14, ook praktische richtsnoeren voor de toepassing van deze richtlijn moet opstellen;

overwegende dat de intrekking van Richtlijn 80/1107/EEG, niet mag leiden tot minder strenge normen dan de huidige normen ter bescherming van de werknemer tegen chemische, fysische en biologische agentia; dat de normen die uit de bestaande richtlijnen inzake biologische agentia, de voorgestelde richtlijn over fysische agentia, deze richtlijn en wijzigingen op deze teksten voortvloeien, ten minste een weergave en een handhaving moeten zijn van de normen in voorgenoemde richtlijnen ;

overwegende dat de onderhavige richtlijn een praktische bijdrage vormt tot de verwezenlijking van de sociale dimensie van de interne markt,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

DEELI

ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1

Doel en toepassingsgebied

1. In deze richtlijn, die de 14e bijzondere richtlijn is in de zin van artikel 16 van Richtlijn 89/391/EEG, worden minimum-voorschriften vastgesteld voor de bescherming van werknemers tegen risico's voor hun veiligheid en gezond-heid die het gevolg zijn of vermoedelijk zullen zijn van de effecten van chemische agentia die aanwezig zijn op het werk of van een beroepswerkzaamheid waarbij chemische agentia zijn betrokken.

2. De voorschriften van deze richtlijn zijn van toepassing wanneer chemische agentia die risico's opleveren, op de werkplek aanwezig zijn of kunnen zijn, onverminderd de bepalingen betreffende chemische agentia waarop maatregelen voor stralingsbescherming van toepassing zijn uit hoofde van de richtlijnen die zijn vastgesteld krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeen-schap voor Atoomenergie.

2.

3. Op carcinogene agentia op het werk zijn de bepalingen van deze richtlijn van toepassing, onverminderd strengere en/of specifieker bepalingen in Richtlijn


3.

4. De bepalingen van Richtlijn 89/391/EEG en daarop volcende afzonderliike richtlijnen. met name


90/394/EEG van de Raad van 28juni 1990 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene agentia op het werk (zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) 15.

4. De bepalingen van Richtlijn 89/391/EEG zijn volledig van toepassing op het gehele gebied bedoeld in dit artikel, onverminderd strengere en/of specifieker bepalingen van de onderhavige richtlijn.

4.

Richtlijn 89/654/EEGli betreffende


minimumvoorschriften inzake veiligheid

en gezondheid voor arbeidsplaatsen.

5.

Richtlijn 89/656/EEG12 betreffende de


minimumvoorschriften inzake veiligheid

en gezondheid voor het gebruik op het

werk van persoonlijke beschermings-

middelen door de werknemers. Richtlijn

6.

92/85/EEG1S inzake de tenuitvoerlegging


van maatregelen ter bevordering van de

verbetering van de veiligheid en de

gezondheid op het werk van

werkneemsters tijdens de zwangerschap.

7.

na de bevalling en tijdens de lactatie en


Richtlijn 94/33/EG12 betreffende de

bescherming van iongeren op het werk.

zijn volledig van toepassing op het gehele gebied bedoeld in dit artikel, onverminderd strengere en/of specifieker bepalingen van de onderhavige richtlijn.

5. Op het vervoer van gevaarlijke chemische agentia zijn de bepalingen van deze richtlijn van toepassing, onverminderd strengere en/of specifieker bepalingen in Richtlijn 94/55/EG15, in

15

16

17

18

19

20

8.

i is-


Richtlijn 96/49/EG 16, in de IMDG-code, de IBC-code en de IGC-code zoals omschreven in artikel 2 van Richtlijn 93/75/EEG 17, in de Europese Overeenkomst betreffende het intemationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren en het reglement voor het vervoeren van gevaarlijke stoffen over de Rijn zoals opgenomen in de Gemeenschaps-wetgeving en in de technische instructies inzake veilig vervoer van gevaarlijke stoffen die op de dag van inwerkingtreding van deze richtlijn zijn uitgevaardigd door de Intemationale Burgerluchtvaartorganisatie.

Artikel 2

Definities

9.

In de zin van deze richtlijn wordt


verstaan onder:

a) chemisch agens: elk chemisch element of elke chemische verbinding, in zuivere vorm of in een mengsel, zoals deze in natuurlijke staat voorkomt of het resultaat is van, gebruikt of vrijgekomen is, ook in de vorm van afval, bij een beroepsactiviteit, al dan niet opzettelijk geproduceerd en al dan niet op de markt gebracht;

b) gevaarlijk chemisch agens :

10.

i) elk chemisch agens dat voldoet aan de criteria van bijlage VI van Richtlijn 67/548/EEG om te worden ingedeeld bij de


gevaarlijke stoffen, ongeacht of deze stof krachtens die richtlijn wordt ingedeeld, en geen stof is die uitsluitend voldoet aan de criteria om bij de milieu-gevaarlijke stoffen te worden ingedeeld;

ii) elk chemisch agens dat voldoet aan de criteria om te worden ingedeeld bij de gevaarlijke preparaten in de zin van Richtlijn 88/379/EEG, ongeacht of dit preparaat krachtens die richtlijn wordt ingedeeld, en geen preparaat is dat uitsluitend voldoet aan de criteria om bij de milieugevaarlijke preparaten te worden ingedeeld;

11.

iii) elk chemisch agens dat, hoewel


het niet voldoet aan de criteria om te worden ingedeeld bij de gevaarlijke stoffen of bij de gevaarlijke preparaten

overeenkomstig het bepaalde

onder i) en ii), voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers een risico kan ople-veren door zijn fysisch-

chemische, chemische of toxicologische eigenschappen en door de wijze waarop het op de werkplek wordt gebruikt of aanwezig is, met inbegrip van elk chemisch agens waarvoor een grenswaarde voor beroeps-matige blootstelling overeen

komstig artikel 3 geldt;

c) werkzaamheid waarbij chemische agentia zijn betrokken: elk werk waarbij chemische agentia gebruikt worden of de bedoeling bestaat die te gebruikten in een proces, waar-onder productie, intern transport,

opslag, vervoer of verwij dering en verwerking, of waarbij chemische agentia worden geproduceerd;

12.

d) grenswaarde voor beroepsmatige


blootstelling: tenzij anders

omschreven, de grenswaarde van de tijdgewogen gemiddelde

concentratie van een chemisch agens in de atmosfeer in de individuele ademzone van een werknemer in verhouding tot een bepaalde referentieperiode;

13.

e) biologische grenswaarde: de


grenswaarde van de concentratie in het passende biologische medium van het agens in kwestie, de metabolieten daarvan of een indicator van het effect;

14.

f) gezondheidstoezicht: de


beoordeling van de

gezondheidstoestand van een afzonderlijke werknemer gerelateerd aan de blootstelling aan specifieke chemische agentia op het werk;

g) gevaar: de intrinsieke eigenschap van een chemisch agens die schade kan veroorzaken;

15.

h) risico : de waarschijnlijkheid dat in


de omstandigheden waarin het

gebruik en/of de blootstelling

plaatsvindt, een potentieel

schadelijke situatie ontstaat.

Artikel 3

Grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling en biologische grenswaarden

1. De Commissie stelt door middel van een onafhankelijke wetenschappelijke beoordeling van de meest recente wetenschappelijke gegevens een evaluatie op van het verband tussen de gevolgen van gevaarlijke chemische agentia voor de gezondheid en het niveau van beroepsmatige blootstelling.

16.

2. Op basis van de in lid 1 omschreven


evaluatie stelt de Commissie, na eerst het Raadgevend Comite voor de veiligheid, de hygiene en de

gezondheidsbescherming op de arbeids-plaats te hebben geraadpleegd, Europese doelstellingen inzake de bescherming van de werknemers tegen chemische risico’s voor, in de vorm van indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling, die op communautair niveau moeten worden vastgesteld.

Deze grenswaarden worden, met inachtneming van de beschikbare gevalideerde meettechnieken, volgens de procedure van artikel 17 van Richtlijn 89/391/EEG vastgesteld of herzien. De lidstaten houden werknemers- en werkgeversorganisaties op de hoogte van de op communautair niveau vastgestelde indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling.

Deze grenswaarden worden, met inachtneming van de beschikbare meet-technieken, volgens de procedure van artikel 17 van Richtlijn 89/391/EEG vastgesteld of herzien. De lidstaten houden werknemers- en

werkgeversorganisaties op de hoogte van de op communautair niveau vastgestelde grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling.

3. Voor elk chemisch agens waarvoor op communautair niveau een indicatieve grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling is vastgesteld, stellen de lidstaten, rekening houdend met de communautaire grenswaarde, een nationale grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling vast, waarbij de aard ervan wordt bepaald in overeenstemming met de nationale wetgeving en praktijk.

4. Op communautair niveau kunnen bindende grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling worden opgesteld, waarbij niet alleen rekening wordt gehouden met de factoren die in aanmerking zijn genomen bij het vaststellen van de indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling, maar ook met de haalbaarheidsaspecten, steeds met de

bescherming van de gezondheid van de werknemers op de werkplek als doel. Dergelijke grenswaarden worden vastgesteld volgens de procedure van artikelll8A van het Verdrag en opgenomen in bijlage I bij deze richtlijn.

5. Voor ieder chemisch agens waarvoor een bindende grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling is vastgesteld, stellen de lidstaten een overeenkomstige binnen de nationale grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling vast, gebaseerd op, doch niet hoger dan, de communautaire grenswaarde.

6. Er kunnen bindende biologische grenswaarden worden vastgesteld op communautair niveau op basis van de in lid 1 bedoelde evaluatie en van de beschikbaarheid van meettechnieken, waarbij rekening wordt gehouden met haalbaarheidsaspecten en er tegelijkertijd onverminderd naar wordt gestreefd de gezondheid van werknemers op de werkplek te waarborgen. Deze grenswaarden worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikelll8A van het Verdrag en vermeld in bijlage II bij deze richtlijn, samen met andere relevante informatie betreffende het gezondheidstoezicht.

7. Voor ieder chemisch agens waarvoor een bindende biologische grenswaarde wordt vastgesteld, stellen de lidstaten een overeenkomstige nationale bindende biologische grenswaarde vast, gebaseerd op, doch niet hoger dan, de communautaire grenswaarde.

8. Wanneer een lidstaat een nationale grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling of een nationale biologische grenswaarde voor een chemisch agens invoert of op basis van nieuwe gegevens herziet, stelt hij de Commissie en de overige lidstaten daarvan in kennis, onder vermelding van de desbetreffende wetenschappelijke en technische

8. Wanneer een lidstaat, op basis van nieuwe gegevens, een nationale grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling of een nationale biologische grenswaarde voor een chemisch agens invoert of herziet, stelt hij de Commissie en de overige lidstaten daarvan in kennis, onder vermelding van de desbetreffende wetenschappelijke en technische gegevens. De Commissie treft de passende maatregelen.

gegevens. De Commissie treft de passende maatregelen.

17.

8 bis. Op basis van de door de lidstaten


overeenkomstig artikel 15 uitgebrachte

rapporten voert de Commissie een

evaluatie uit van de wijze waarop de

lidstaten met de indicatieve

grenswaarden van de Gemeenschap

rekening houden wanneer zij de

dienovereenkomstige_nationale

18.

grenswaarden voor blootstelling tijdens


het werk vaststellen. Indien deze

evaluatie aanmerkelijke normverschillen

aan het licht brenet. neemt de Commissie

de noodzakelijke maatregelen met het

oog op betere harmonisatie in deze

sector.

9. Er zullen overeenkomstig artikel 12, lid 2, genormaliseerde methoden worden opgesteld voor het meten en evalueren van concentraties in de atmosfeer op de werkplek in verhouding tot grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling.

DEELII

19.

VERPLICHTINGEN VAN DE WERKGEVERS


Artikel 4

Bepaling en beoordeling van het risico van gevaariijke chemische agentia

1. Bij de uitvoering van de verplichtingen uit hoofde van artikel 6, lid 3, en artikel 9, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG gaat de werkgever eerst na of er gevaariijke chemische agentia op de werkplek aanwezig zijn. Is dat het geval, dan beoordeelt hij de eventuele risico's voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers die het gevolg zijn van de aanwezigheid op de werkplek van die chemische agentia; hij houdt daarbij rekening met het volgende :

- hun gevaariijke eigenschappen ;

- informatie betreffende veiligheid en gezondheid die door de leverancier wordt verschaft, (bijvoorbeeld het desbetreffende veiligheidsinformatie-blad overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 67/548/EEG of Richtlijn 88/379/EEG);

- het niveau, de aard en de duur van de blootstelling;

- de omstandigheden tijdens werk-zaamheden waarbij dergelijke agentia betrokken zijn, waaronder begrepen hun hoeveelheid;

- eventuele grenswaarden voor

beroepsmatige blootstelling of biologische grenswaarden,

vastgesteld op het grondgebied van de lidstaat in kwestie ;

- de uitwerking van de genomen of te nemen preventiemaatregelen;

- indien beschikbaar, de conclusies die

uit reeds uitgeoefend

gezondheidstoezicht moeten

worden getrokken.

De werkgever krijgt van de leverancier of uit andere makkelijk toegankelijke bronnen de aanvullende informatie die noodzakelijk is voor de risico-evaluatie. Waar nodig behelst deze informatie ook de specifieke evaluatie van de risico’s voor de gebruikers, die op basis van de communautaire wetgeving inzake chemische agentia is uitgevoerd.

2. De werkgever dient in het bezit te zijn van een evaluatie van het risico, overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 89/391/EEG, en moet vermelden welke maatregelen zijn getroffen

overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van de onderhavige richtlijn. De risico-evaluatie moet naar behoren gedocumenteerd zijn overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijk, en kan een verhandeling bevatten waarin de werkgever aantoont dat de aard en de omvang van de met chemische agentia verbonden risico's een verdere uitvoerige risico-evaluatie overbodig maken. De risico-evaluatie moet worden bijgewerkt, met name indien ingrijpende verande-ringen hebben plaatsgevonden waardoor zij verouderd kan zijn, of wanneer uit de resultaten van het gezondheidstoezicht blijkt dat bijwerking nodig is.
2. De werkgever dient in het bezit te zijn van een evaluatie van het risico, overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 89/391/EEG, en moet vermelden welke maatregelen zijn getroffen

overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van de onderhavige richtlijn. De risico-evaluatie moet naar behoren gereeistreerd worden. overeenkomstig de

nationale wetgeving en praktijk, en kan een verhandeling bevatten waarin de werkgever aantoont dat de aard en de omvang van de met chemische agentia verbonden risico's een verdere uitvoerige risico-evaluatie overbodig maken. De risico-evaluatie moet worden bijgewerkt, met name indien ingrijpende veranderingen hebben plaatsgevonden waardoor zij verouderd kan zijn, of wanneer uit de resultaten van het gezondheidstoezicht blijkt dat bijwerking nodig is.


3. Bepaalde bijzondere werkzaamheden binnen de ondememing of inrichting, zoals onderhoud, waarvan kan worden voorzien dat er een potentieel voor significante blootstelling bestaat of die om andere redenen schadelijke gevolgen voor de veiligheid en gezondheid kunnen hebben, zelfs nadat alle technische

maatregelen zijn genomen, worden opgenomen in de risico-evaluatie.

4. In het geval van werkzaamheden waarbij er blootstelling is aan verscheidene gevaarlijke chemische agentia, wordt het risico gegvalueerd op grond van het risico dat al die chemische agentia in combinatie opleveren.

5. Alvorens begonnen wordt met nieuwe werkzaamheden waarbij gevaarlijke chemische agentia zijn betrokken, moet een evaluatie van het betreffende risico zijn verricht en moeten eventuele preventieve maatregelen zijn genomen.

6. Praktische richtsnoeren voor risicovaststelling en -evaluatie en voor de toetsing en, zo nodig, aanpassing daarvan worden ontwikkeld overeenkomstig artikel 12, lid 2.

Artikel S

Algemene beginselen voor de preventie van risico's verbonden aan gevaarlijke chemische agentia en toepassing van de richtlijn in verband met de risico-evaluatie

1. In het kader van zijn verplichting om bij alle werkzaamheden waarbij gevaarlijke chemische agentia zijn betrokken de gezondheid en de veiligheid van de werknemers te garanderen, neemt de werkgever de nodige preventieve maatregelen bedoeld in artikel 6, lid 1 en lid 2, van Richtlijn 89/391/EEG, alsmede de maatregelen bedoeld in onderhavige richtlijn.

2. De risico's voor de gezondheid en de veiligheid van werknemers bij werkzaamheden waarbij gevaarlijke chemische agentia betrokken zijn, moeten worden opgeheven of tot een minimum verkleind :

- door het concept en de organisatie van de arbeidssystemen op de werkplek;

- door te voorzien in de passende uitrusting voor werkzaamheden met chemische agentia en in onderhoudsmethodes die de gezondheid en de veiligheid van de werknemers op het werk verzekeren;

- door het aantal werknemers die (kunnen) worden blootgesteld tot een minimum te beperken;

- door de duur en intensiteit van de blootstelling tot een minimum te beperken;

- door passende maatregelen op het gebied van hygiene;

- door de hoeveelheid chemische agentia op de werkplek te beperken tot het minimum dat voor de aard van het werk noodzakelijk is ;

- door passende werkmethoden in te voeren, met inbegrip van regelingen voor het veilig verladen, opslaan en vervoeren op de werkplek van gevaarlijke chemische agentia en van afvalstoffen die dergelijke chemische agentia bevatten.

20.

Praktische richtsnoeren voor preventiemaatregelen voor


risicobeheersing worden ontwikkeld overeenkomstig artikel 12, lid 2.

3. Wanneer uit de resultaten van de in

artikel4, lid 1, bedoelde evaluatie blijkt dat er een risico voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers bestaat, worden de in de artikelen 6, 7, 8 en 10 vastgestelde specifieke beschermings-, preventie-, toezichts- en

voorlichtingsmaatregelen toegepast.

4. Wanneer uit de resultaten van de in artikel 4, lid 1, bedoelde risico-evaluatie blijkt dat er, gelet op de hoeveelheden van een gevaarlijk chemisch agens die op de werkplek aanwezig zijn, slechts een gering risico voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers bestaat en dat de overeenkomstig de bovenstaande leden 1 en 2 genomen maatregelen voldoende zijn om dit risico terug te dringen, zijn de artikelen 6, 7 en 10 niet van toepassing.

Artikel 6

Bijzondere beschermings- en preventiemaatregelen

1. De werkgever zorgt ervoor dat het risico van een gevaarlijk chemisch agens voor de veiligheid en de gezondheid van werknemers op het werk wordt weggenomen of tot een minimum wordt verkleind.

2. Voor de toepassing van lid 1 wordt bij voorkeur substitutie toegepast, waarbij de werkgever het gebruik vermijdt van een gevaarlijk chemisch agens door het te vervangen door een chemisch agens of proces dat in de gegeven gebruiksomstandigheden niet of minder gevaarlijk is voor de veiligheid, respectievelijk de gezondheid van de werknemers.
3. Wanneer uit de resultaten van de in artikel 4, lid 1, bedoelde evaluatie blijkt dat er een risico voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers bestaat, worden de in de artikelen 6, 7 en 10 vastgestelde specifieke beschermings-, preventie- gn toezichtsmaatregelen toegepast.


Wanneer het wegens de aard van de activiteit niet mogelijk is het risico door vervanging van het chemisch agens weg te nemen, rekening houdend met de werkzaamheid en de in artikel 4 bedoelde risico-evaluatie, zorgt de werkgever ervoor dat het risico tot een minimum wordt verkleind door de toepassing van beschermings- en preventiemaatregelen, in overeenstemming met de risico-

evaluatie die krachtens artikel 4 is gemaakt. Deze maatregelen omvatten in volgorde van belangrijkheid :

21.

a) het ontwerpen van passende werk-


processen en technische maatregelen en het gebruiken van passende uitrusting en passend materiaal om het vrijkomen van gevaarlijke

chemische agentia die een risico kunnen opleveren voor de veiligheid en de gezondheid van de werk-nemers op de werkplek, te voorkomen of te beperken ;

22.

b) het toepassen van collective


beschermingsmaatregelen bij de bron van het risico, zoals voldoende

ventilatie en passende

organisatorische maatregelen;

23.

c) wanneer blootstelling niet met andere middelen kan worden voorkomen, de toepassing van individuele


beschermingsmaatregelen, met inbegrip van persoonlijke beschermingsmiddelen.

Praktische richtlijnen voor beschermings-en preventiemaatregelen voor risico-beheersing worden ontwikkeld overeenkomstig artikel 12, lid 2, van deze richtlijn.

3. De in lid 2 bedoelde maatregelen gaan vergezeld van gezondheidstoezicht overeenkomstig artikel 10, indien dat, gelet op de aard van het risico, passend is.

4. De werkgever voert regelmatig en steeds wanneer in de omstandigheden een wijziging optreedt die gevolgen kan hebben voor de blootstelling van de werknemers aan chemische agenda, de nodige metingen uit van de chemische agentia welke een risico kunnen opleveren voor de gezondheid van de werknemers op de werkplek, in het bijzonder in verband met de grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling, tenzij hij middels andere evaluatiemethoden duidelijk kan aantonen dat voldoende preventie en bescherming zijn gewaarborgd overeenkomstig lid 2.

5. Bij het voldoen aan de verplichtingen die neergelegd zijn in of voortvloeien uit artikel 4, dient de werkgever rekening te houden met de resultaten van de in lid 4 genoemde procedures.

Indien op het grondgebied van een lidstaat een effectief vastgestelde grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling is overschreden, dient de werkgever in elk geval onmiddellijk stappen te ondememen om de situatie te verhelpen door preventie- en beschermingsmaatregelen te nemen.

6. Op basis van de algemene evaluatie van de risico's en de algemene beginselen betreffende de preventie van risico's in de artikelen 4 en5 neemt de werkgever technische en/of organisatorische maatregelen die zijn afgestemd op de aard van de activiteiten, waaronder begrepen opslag* hantering en scheiding van onverenigbare chemische agentia. die de werknemers beschermen tegen de

6. Op basis van de algemene evaluatie van de risico's en de algemene beginselen betreffende de preventie van risico's in de artikelen 4 en 5 neemt de werkgever technische en/of organisatorische maatregelen die zijn afgestemd op de aard van de activiteiten, waaronder begrepen opslag en hantering, die de werknemers beschermen tegen de gevaren van de fysisch-chemische

eigenschappen van chemische agentia. Met name neemt hij maatregelen om, in volgorde van prioriteit: gevaren van de fysisch-chemische eigenschappen van chemische agentia. Met name neemt hij maatregelen om, in volgorde van prioriteit:


a) de aanwezigheid van gevaarlijke concentraties van ontvlambare stoffen of gevaarlijke hoeveelheden chemisch onstabiele stoffen op de werkplek te voorkomen of, wanneer dat gezien de aard van de werkzaamheden niet mogelijk is ;

b) ervoor te zorgen dat er geen ontbrandingsbronnen aanwezig zijn die brand en explosies kunnen veroorzaken, of om ongunstige omstandigheden te vermijden die ertoe kunnen leiden dat chemisch onstabiele stoffen of mengsels van stoffen ongelukken met emstige fysieke gevolgen veroorzaken; en

c) de schadelijke gevolgen voor de gezondheid en de veiligheid van de werknemers als gevolg van brand en explosies ten gevolge van het ontbranden van ontvlambare stoffen, of emstige fysieke gevolgen ten gevolge van ongelukken veroorzaakt door chemisch onstabiele stoffen of mengsels van stoffen te verminderen.

Door de werkgever voor de bescherming van de werknemers verstrekte werkuitrusting en beschermingssystemen moeten voldoen aan de relevante communautaire bepalingen betreffende ontwerp, vervaardiging en levering met betrekking tot gezondheid en veiligheid. Door de werkgever genomen technische en/of organisatorische maatregelen moeten rekening houden en verenigbaar zijn met de indeling van de groepen apparaten in categorieen in bijlage I van Richtlijn 94/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 maart 1994 inzake de onderlinge aanpassing van de

wetgevingen van de lidstaten betreffende apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen18.

De werkgever neemt maatregelen om een voldoende controle van de installatie, de uitrusting en de machines te waarborgen of voorziet in een inrichting voor het onderdrukken van explosies, dan wel in voorzieningen voor het afvoeren van de explosiedruk.

24.

Artikel 7


Maatregelen bij ongevallen, voorvallen en noodsituaties

1. Onverminderd de verplichtingen van artikel 8 van Richtlijn 89/391/EEG, stelt de werkgever, ten einde de veiligheid en gezondheid van de werknemers te beschermen bij ongevallen, voorvallen of noodsituaties die verband houden met de aanwezigheid van gevaarlijke chemische agentia op de werkplek procedures (actieplannen) vast die in werking kunnen treden wanneer dergelijke situaties zich voordoen, zodat er passende maatregelen worden getroffen. Deze maatregelen omvatten mede alle ter zake dienende, op gezette tijden uit te voeren, veiligheids-oefeningen en het ter beschikking stellen van passende eerstehulpvoorzieningen.

2. Indien een van de in lid 1 bedoelde situaties zich voordoet, neemt de werkgever onmiddellijk maatregelen om de effecten daarvan te verminderen en de werknemers hiervan in kennis te stellen.

Ten einde de normale situatie te herstellen:

- voert de werkgever onmiddellijk passende maatregelen uit om de situatie zo spoedig mogelijk te verhelpen;

- mogen alleen de werknemers die onmisbaar zijn voor het uitvoeren van reparaties en andere nood-zakelijke werkzaamheden, in de getrofFen zone werken.

3. De werknemers die toestemming heb-ben om in de getrofFen zone te werken, worden uitgerust met geschikte beschermende kleding, persoonlijke beschermingsmiddelen en speciale veiligheidsuitrusting en -apparaten, die zij moeten gebruiken zolang de abnormale situatie voortduurt; deze situatie mag niet permanent zijn.

Onbeschermde personen mogen niet in de getrofFen zone verblijven.

25.

4. Onverminderd artikel 8 van Richtlijn


26.

89/391/EEG neemt de werkgever de nodige maatregelen om de waar-schuwings- en andere


communicatiesystemen ter beschikking te stellen die nodig zijn om een toegenomen risico voor de veiligheid en gezondheid te signaleren, zodat passend kan worden gereageerd en zo nodig onmiddellijk een aanvang kan worden gemaakt met corrigerende maatregelen, hulpacties en evacuatie- en reddingsoperaties.

5. De werkgever draagt er zorg voor dat informatie over noodmaatregelen terzake van gevaarlijke chemische agentia beschikbaar is. De bij ongevallen en noodsituaties bevoegde interne en exteme diensten hebben toegang tot deze informatie. Deze informatie omvat:

voorafgaande melding van relevante gevaren van de werkzaamheid, maatregelen voor het vaststellen van gevaren, voorzorgsmaatregelen en procedures, zodat de nooddiensten hun eigen procedures om in te grijpen en voorzorgsmaatregelen kunnen voorbereiden; en

alle beschikbare informatie over specifieke gevaren die ontstaan of vermoedelijk zullen ontstaan bij een ongeval of noodsituatie, met inbegrip van informatie over procedures die overeenkomstig dit artikel zijn vastgesteld.

Artikel 8

Voorlichting van de werknemers Voorlichting en opleiding van de

werknemers

1. Onverminderd artikelen 10 en 12 van Richtlijn 89/391/EEG draagt de werkgever er zorg voor dat werknemers en/of hun vertegenwoordigers worden voorzien van:


1. Onverminderd artikel 10 van Richt-lijn 89/391/EEG draagt de werkgever er zorg voor dat de werknemers en/of hun vertegenwoordigers worden voorzien van:

- de overeenkomstig artikel 4 van deze richtlijn verkregen gegevens, en dat ze opnieuw op de hoogte worden gebracht telkens wanneer een belangrijke verandering op de werkplek een wijziging van die gegevens ten gevolge heeft;

- informatie over gevaarlijke che-mische agentia, zoals de identiteit van het agens, de risico's voor de veiligheid en de gezondheid, desbetreffende grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling en andere wettelijke bepalingen;


27.

informatie over de gevaarlijke chemische agentia op de werkplek en de gevaarlijke chemische agentia


die ziin vastgesteld in de risico-

evaluatie overeenkomstig artikel 4.

lid 1. zoals de identiteit van deze agenda, de risico’s voor de veiligheid en de gezondheid, desbetreffende grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling en andere wettelijke bepalingen.


informatie over passende voorzorgs-maatregelen en over maatregelen om zichzelf en de andere werknemers op de werkplek te beschermen ;


28.

het aanbieden van opleiding en


informatie over passende voorzorgsmaatregelen en over maatregelen om zichzelf en de andere werknemers op de werkplek te beschermen.


- toegang tot elk veiligheids-informatieblad dat door de leveran-cier wordt verstrekt overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 88/379/EEG en artikel 27 van Richtlijn 92/32/EEG 19;

en dat deze voorlichting :

- wordt verstrekt op een wijze die past bij de uitslag van de in artikel 4 bedoelde risicoevaluatie. Dit kan varieren van mondelinge communi-catie tot individueel onderricht en opleiding, ondersteund met schrif-telijke informatie, afhankelijk van de aard en de omvang van het risico dat is gebleken bij de in voomoemd artikel voorgeschreven evaluatie;

- steeds wordt aangepast aan gewij-zigde omstandigheden.

2. Wanneer recipienten en leidingen voor op de werkplek gebruikte gevaarlijke chemische agentia niet zijn voorzien van veiligheidsaanduidingen overeenkomstig de relevante communautaire wetgeving betreffende de etikettering van chemische agentia en de veiligheidsaanduidingen op de werkplek, zorgt de werkgever ervoor dat, onverminderd de afwijkingen die in bovengenoemde wetgeving zijn voorzien, de inhoud van de recipienten en leidingen, samen met de aard van die inhoud en daarmee verband houdende gevaren, duidelijk herkenbaar zijn.

3. De lidstaten kunnen de nodige maatregelen nemen om te zorgen dat, voor zover de Richtlijnen 67/548/EEG en 88/379/EEG geen verplichting tot het verstrekken van informatie over gevaarlijke chemische agenda bevatten, bij voorkeur de producenten of de leveranciers, de werkgevers op hun verzoek alle informatie kunnen verstrekken die nodig is voor de toepassing van artikel 4, lid 1.

DEEL III

DIVERSE BEPALINGEN Artikel 9

Verboden

1. Om te voorkomen dat werknemers door bepaalde chemische agenda en/of bepaalde werkzaamheden waarbij chemische agentia worden gebruikt, worden blootgesteld aan gevaren voor hun gezondheid, zijn het produceren, vervaardigen of gebruiken op het werk van de in bijlage III vermelde chemische agentia, alsmede de aldaar vermelde werkzaamheden, verboden zoals aan-gegeven in genoemde bijlage.

29.

2. De lidstaten kunnen in de volgende


omstandigheden vrijstellingen toestaan van het bepaalde in lid 1 :

- wanneer het gaat om louter

wetenschappelijk onderzoek en

beproeving, met inbegrip van

analyse;

- voor werkzaamheden die gericht zijn op de verwijdering van de chemische agentia die aanwezig zijn in de vorm van bijproducten of afvalproducten;

- voor de productie van de in lid 1 bedoelde chemische agentia voor gebruik als tussenproducten, en voor zodanig gebruik.

De blootstelling van werknemers aan de in lid 1 bedoelde chemische agentia moet worden voorkomen, met name door te bepalen dat de productie en het vroegst mogelijke gebruik van deze chemische agentia als tussenproducten in een gesloten systeem moeten plaatsvinden, waar deze chemische agentia slechts uitgenomen mogen worden voorzover dat nodig is voor de controle op het proces of voor het onderhoud van het systeem.

De lidstaten kunnen in een systeem van individuele vergunningen voorzien.

30.

3. Wanneer overeenkomstig lid 2


ontheffingen worden toegestaan,

verzoekt de bevoegde autoriteit de werkgever de volgende gegevens te verstrekken :

- de reden voor het verzoek om ontheffing;

- de per jaar te gebruiken

hoeveelheden van het chemische agens;

- de betrokken werkzaamheden en/of reacties of processen;

- het aantal werknemers dat het risico loopt te worden blootgesteld ;

- de geplande voorzorgsmaatregelen ter bescherming van de veiligheid en gezondheid van de betrokken werknemers;

- de technische en organisatorische maatregelen die zijn genomen om blootsteiling van de werknemers te voorkomen.

4. De Raad kan de lijst van verboden krachtens lid 1 volgens de procedure van artikel 118 A van het Verdrag wijzigen om er andere chemische agentia of andere werkzaamheden in op te nemen.

Artikel 10

31.

Gezondheidstoezicht


1. Onverminderd artikel 14 van Richtlijn 89/391/EEG voeren de lidstaten maatregelen in voor het uitoefenen van passend gezondheidstoezicht op werknemers die volgens de resultaten van de in artikel 4 bedoelde beoordeling een gezondheidsrisico lopen. Deze maatregelen, alsmede de vereisten die zijn gespecificeerd voor het gezondheids-en blootstellingsdossier en de beschikbaarheid ervan, worden overeenkomstig de nationale wetgeving en/of praktijk ingevoerd.

Gezondheidstoezicht, waarvan de resultaten meetellen bij de toepassing van preventieve maatregelen op de specifieke werkplek, is passend wanneer :

- de blootsteiling van de werknemer aan een gevaarlijk chemisch agens van dien aard is dat een aantoonbare ziekte of schadelijke invloed op de gezondheid op de blootsteiling kan worden teruggevoerd; en

- de ziekte of invloed zich vermoedelijk zou voordoen in de specifieke werkomstandigheden van de werknemer; en

- de onderzoeksmethode voor de werknemers weinig gevaar oplevert.

Voorts moeten er deugdelijke technieken voor het opsporen van indicaties voor de ziekte of de invloed bestaan.

Wanneer een bindende biologische grens-waarde is vastgesteld zoals bepaald in bijlage II, is het gezondheidstoezicht verplicht voor het werken met het betrokken agens, overeenkomstig de in die bijlage bepaalde procedures. Werknemers moeten van die verplichting op de hoogte worden gebracht, alvorens hun de taak wordt opgedragen die een risico op blootstelling aan het vermelde gevaarlijke chemisch agens inhoudt:

2. De lidstaten stellen maatregelen vast om ervoor te zorgen dat voor iedere werknemer die overeenkomstig lid 1 gezondheidstoezicht ondergaat, een gezondheids- en blootstellingsdossier wordt aangelegd en bijgehouden.

3. Het gezondheids- en blootstellingsdossier bevat een samenvatting van de uitslagen van het uitgeoefende gezondheidstoezicht en van eventuele controlegegevens die representatief zijn voor de blootstelling van de individuele werknemer. Biologisch toezicht en daarmee verband houdende voorschrifien kunnen deel uitmaken van het gezondheidstoezicht.

Het gezondheids- en blootstellingsdossier wordt in een passende vorm bewaard om latere raadpleging mogelijk te maken, met inachtneming van het medisch geheim.
Met de werknemers dienen procedures te

worden overeeneekomen voor de

controle van de gezondheid.


De bevoegde instantie ontvangt desgevraagd een afschrift van de dossiers. Elke werknemer heeft op zijn verzoek toegang tot het gezondheids- en blootstellingsdossier dat op hem persoonlijk betrekking heeft.

Indien een ondememing haar werk-zaamheden staakt, worden de gezondheids- en blootstellingsdossiers ter beschikking van de bevoegde instantie gesteld.

32.

4. Indien uit het gezondheidstoezicht blijkt


- dat bij een werknemer een aantoonbare ziekte of schadelijke invloed op de gezondheid is vast-gesteld die volgens een arts of een voor de bedrijfsgeneeskunde verant-woordelijke persoon het gevolg is van blootstelling aan een gevaarlijk chemisch agens op het werk ; of

- dat een bindende biologische grens-waarde is overschreden,

33.

wordt de werknemer door de arts of een ander naar behoren bevoeed persoon op


de hoogte gesteld van de uitleg die op hem persoonlijk betrekking heeft, en krijgt hij informatie en advies over het gezondheidstoezicht dat hij na beeindiging van de blootstelling zou moeten ondergaan, en

wordt de werknemer op de hoogte gesteld van de uitslag die op hem persoonlijk betrekking heeft, en krijgt hij informatie en advies over het gezondheidstoezicht dat hij na beeindiging van de blootstelling zou moeten ondergaan, en

treft de werkgever de volgende maat-regelen:

hij herziet de risico-evaluatie die overeenkomstig artikel 4, lid 1, is uitgevoerd;

hij herziet de maatregelen die over-eenkomstig de artikelenS en6 zijn genomen om het risico op te heffen of te verkleinen;

hij houdt rekening met het advies van de voor bedrijfsgeneeskunde verantwoordelijke persoon of andere naar behoren gekwalificeerde persoon, dan wel de bevoegde autoriteit bij het nemen van maatregelen die nodig zijn om het risico op te heffen of te verkleinen in overeenstemming met artikel 6 ; hij kan met name de werknemer ander werk geven waarbij geen bloot-stellingsrisico meer bestaat; en

hij zorgt voor voortgezet gezond-heidstoezicht en treft maatregelen voor een heronderzoek van de gezondheidstoestand van elke andere werknemer die op soortgelijke wijze is blootgesteld; in dergelijke gevallen kan de bevoegde arts of de voor bedrijfsgeneeskunde

verantwoordelijke persoon, dan wel de bevoegde autoriteit adviseren de blootgestelde personen een medisch onderzoek te laten ondergaan.

Artikel 11

Raadpleging en deelneming van de werknemers

De raadpleging en deelneming van werk-nemers en/of hun vertegenwoordigers met betrekking tot de gebieden die onder de werkingssfeer van deze richtlijn en de bijlagen ervan vallen, vinden plaats overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn 89/391/EEG.
De raadpleging en deelneming van werknemers en/of hun vertegenwoordigers met betrekking tot de gebieden die onder de werkingssfeer van deze richtlijn en de bijlagen ervan vallen, vinden plaats overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn 89/391/EEG. De werknemers en/of hun vertegenwoordigers worden met name

geraadpleeed over de uitslag van de in

artikel 4. lid 1. bedoelde risico-evaluatie

en de in de artikelen 5 en 6 bedoelde

beschermings- en preventiemaatregelen.


Artikel 12

Aanpassing van de bijlagen, opstelling en goedkeuring van technische begeleiding

34.

1. De zuiver technische aanpassingen van


de bijlagen in verband met:

- de vaststelling van richtlijnen op het gebied van de technische harmoni-satie en normalisatie betreffende chemische agentia, en/of

- de technische vooruitgang, wijzi-gingen in intemationale voor-schriften of specificaties en nieuwe inzichten op het gebied van chemische agentia,

35.

worden vastgesteld volgens de procedure


van artikel 17 van Richtlijn 89/391/EEG.

2. De Commissie stelt niet-bindende praktische richtsnoeren op. Deze richtsnoeren betrefFen de in de artikelen 3 tot en met 6 en in bijlage II, punt 1, genoemde zaken.

36.

Overeenkomstig Besluit 74/325/EEG raadpleegt de Commissie eerst het Raadgevend Comite voor de veiligheid, de hygiene en de


gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats.

In de context van de toepassing van deze richtlijn houden de lidstaten bij het opstellen van hun nationaal beleid inzake de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers zoveel mogelijk rekening met deze richtsnoeren.

Artikel 13

Intrekking en wijziging van eerdere richtlijnen

1. Richtlijn 80/1107/EEG, Richtlijn 82/605/EEG en Richtlijn 88/364/EEG worden ingetrokken met ingang van de in artikel 14, lid 1, genoemde datum.

2. Richtlijn 83/477/EEG van de Raad van 19 September 1983 betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werk (tweede bijzondere richtlijn in de zin van artikel 8 van Richtlijn 80/1107/EEG)25 wordt als volgt gewijzigd :

25 PBL263 van 24.09.1983, biz. 25. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 91/382/EEG (PBL206 van 29.07.1991, biz. 16).


a) in artikel 1, lid 1, wordt de volgende zinsnede geschrapt:", die de tweede bijzondere richtlijn is in de zin van artikel 8 van Richtlijn 80/1107/EEG,";

b) artikel 9, lid 2, wordt vervangen door:

"2. De wijzigingen die voor de aan-passing van de bijlagen van deze richtlijn aan de technische vooruit-gang nodig zijn, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 17 van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maat-regelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van werknemers op het werk.

c) in artikel 15, punt 1, tweede alinea,

wordt de zinsnede "overeenkomstig de in artikel 10 van Richtlijn 80/1107/EEG vastgestelde

procedure" vervangen door "volgens de procedure van artikel 17 van Richtlijn 89/391/EEG.".

3. Richtlijn 86/188/EEG van de Raad van 12 mei 1986 betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan lawaai op het werk20 wordt als volgt gewijzigd :

a) in artikel 1, lid 1, wordt de zinsnede ", die de derde bijzondere richtlijn is in de zin van Richtlijn 80/1107/EEG," geschrapt;

b) artikel 12, lid 2, tweede alinea, wordt vervangen door:

"De bijlagen I en II worden aan de technische vooruitgang aangepast volgens de procedure van artikel 17 van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maat-regelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk.

4. Elke andere verwijzing in Richtlijn 83/477/EEG en Richtlijn 86/188/EEG naar Richtlijn 80/1107/EEG komt te vervallen met ingang van de datum waarop die richtlijn wordt ingetrokken.

5. De Richtlijnen 91/322/EEG en 96/94/EG blijven van kracht.

AFDELING IV Slotbepalingen

Artikel 14

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op [ ] *

aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiele bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Drie jaar na de bekendmaking van deze richtlijn in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.


2. De lidstaten delen de Commissie de tekst mee van de bepalingen van intern recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied reeds hebben vastgesteld of vaststellen.

Artikel 15

De lidstaten brengen om de vijf jaar aan de Commissie verslag uit over de praktische tenuitvoerlegging van deze richtlijn, onder vermelding van de stand-punten van de sociale partners.

De Commissie brengt het Europees Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comite hiervan op de hoogte.

Artikel 16

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 17

37.

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Voor de Raad


De Voorzitter

BIJLAGEI

Lijst van bindende grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling

Naam van

hetagens
EINECS

(')Nr
CAS

(J)Nr
Grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling 8 h 0)Grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling

Korte termijn(4)
mg/m3

(S)
ppm

O
mg/m3ppm
Anorganisch iooden verbind ingen daarvan0,15

(,) EINECS: European Inventoiy of Existing Commercial Chemical Substances (Europese Inventaris van bestaande chemische handelsstoffen)

(2) CAS : Chemical Abstract Service

(3) Gemeten of berekend voor een referentieperiode van 8 uur, tijdgewogen gemiddelde.

(4) Een grenswaarde voor blootstelling die niet zou mogen worden overschreden en geldt voor een periode van IS minuten tenzij anders is vermeld.

(5) mg/m3 = milligram per kubieke meter lucht bij 20 ?C en 101,3 kPa

(<5) ppm = deel per miljoen in luchtvolume (ml/m3)

BIJLAGE n

38.

Bindende biologische grenswaarden en maatregelen voor gezondheidstoezich


39.

1. Lood en ionenverbindingen van lood


1.1. Biologische bewaking omvat meting van het bloedloodgehalte (PbB) aan de hand van absorptiespectrometrie of een methode die gelijkwaardige resultaten oplevert. De bindende biologische grenswaarde is:

40.

70 pg Pb/100 ml bloed


1.2. Medisch toezicht wordt uitgeoefend wanneer :

- de blootstelling aan loodconcentratie in de lucht groter is dan 0,075 mg/m3, berekend als een tijdgewogen gemiddelde over 40 uur per week, of

- een individueel bloedloodgehalte van meer dan 40 pg Pb/100 ml bloed bij de werknemers wordt gemeten.

1.3. Er worden overeenkomstig artikel 12, lid 2, praktische richtsnoeren voor biologische bewaking en medisch toezicht opgesteld. In deze richtsnoeren worden biologische indicatoren (bijvoorbeeld ALAU, ZPP, ALAD) en strategieen voor biologische bewaking aanbevolen.

BIJLAGE m

41.

Verboden


Het produceren, vervaardigen of gebruiken op het werk van de onderstaande chemische agentia en de hierna vermelde werkzaamheden waarbij chemische agentia worden gebruikt, zijn verboden. Het verbod geldt niet indien het chemisch agens aanwezig is in een ander chemisch agens of deel uitmaakt van een afvalprodukt, mits de individuele concentratie daarin beneden de vast-gestelde grenswaarde blijft.

42.

a) Chemische agentia


EINECS (‘) NrCAS (2) NrNaam van het agensConcentratielimiet voor vrijstelling
202-080-491-59-82-naftylamine en de zouten daarvan0,1% w/w
201-177-192-67-14-aminodifenyl en de zouten daarvan0,1% w/w
202-199-192-87-5Benzidine en de zouten daarvan0,1% w/w
202-204-792-93-34-nitrodifeny!0,1% w/w

(,) EINECS : European Inventory of Existing Commercial Chemical Substances (Europese Inventaris van bestaande chemische handelsstoffen)

(2) CAS : Chemical Abstract Service

b) Werkzaamheden Geen.

43.

Pe volgende amendementen van het Euro pees Parlement kan de Commissie niet


acceoteren

44.

1. amendement 5 gedeeltelijk (betreffende artikel 4, lid 2)


Het desbetreffende stuk van het amendement verlangt van de werkgevers dat zij de risico-evaluatie naar behoren registreren, rekening houdend met de nationale wetgeving en praktijk. Dit zou het gemeenschappelijk standpunt zonder meer afzwakken, want daarin staat dat dit overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijk moet gebeuren.

45.

2. amendement 8 (betreffende artikel 6, lid 5)


Dit amendement verlangt dat de werkgevers altijd de grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling aanhouden, ongeacht de aard van de nationale voorschriften ter zake. De Commissie is van mening dat dit amendement het onderscheid tussen indicatieve en bindende grenswaarden zou ondermijnen.

46.

3. amendement 14 (betreffende artikel 12, lid 1, tweede streepje)


Dit amendement wil de “nieuwe inzichten” als motief voor technische aanpassingen van de bijlagen schrappen. De Commissie vindt dat “nieuwe inzichten” juist een van de belangrijkste redenen vormen om technische wijzigingen aan te brengen. De in het gemeenschappelijk standpunt opgenomen procedure geeft de Gemeenschap de mogelijkheid om snel met technische oplossingen in te spelen op “nieuwe inzichten”.

ISSN 0254-1513

COM i 162 def.
DOCUMENTEN

NL

04 05 15

Catalogusnummer : CB-CO-98-161-NL-C

ISBN 92-78-32046-3

47.

Bureau voor officiele publikaties der Europese Gemeenschappen L-2985 Luxemburg


1

PB C 165 van 16.06.1993, biz. 4.

2

PB C 34 van 02.02.1994, biz. 42.

3

Advies van het Europees Parlement van 20aprill994 (PBC128 van 09.05.1994, biz. 167),

gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 7 oktober 1997 (PBC375 van 10.12.1997, biz.

1) en besluit van het Europees Parlement van......(nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad).


4

PB L 327 van 03.12.1980, biz. 8. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 88/642/EEG (PB L 356 van 24.12.1988, biz. 74).

5

PB L 247 van 23.08.1982, biz. 12.

6

PB L 179 van 09.07.1988, biz. 44.

7

PB L 183 van 29.06.1989, biz. 1.

8

PB 196 van 16.08.1967, biz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/56/EG (PBL236 van 18.09.1996, biz. 35).

9

PB L 187 van 16.07.1988, biz. 14. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/65/EG van de Commissie (PB L 265 van 18.10.1996, biz. 15).

10

PB L 275 van 05.10.1990, biz. 35.

11

PB L 245 van 26.08.1992, biz. 23.

12

PB L 177 van 05.07.1991, biz. 22.

13

PB L 338 van 28.12.1996, biz. 86.

14

PB L 185 van 09.07.1974, biz. 15. Besluit laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994.

15

PB L 196 van 26.07.1990, biz. 1. PB L 393 van 30.12.1989, biz. 1. PB L 393 van 30.12.1989, biz. 18.

PBL 348 van 28.11.1992, biz. 1.

PB L 216 van 20.8.1994, biz. 12.

Richtlijn 94/55/EG van de Raad van 21 november 1994 betreffende de onderlinge aanpassing va wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (PBL319 12.12.1994, biz.

7). Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn %/86/EG van de Commissie (PBL335 24.12.1996, biz. 43).


16

Richtlijn 96/49/EG van de Raad van 23 juli 1996 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor (PB L 235 van 17.09.1996, biz. 25). Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 96/87/EG van de Commissie (PB L 335 van 24.12.1996, biz. 45).

17

Richtlijn 93/75/EEG van de Raad van 13 September 1993 betreffende de minimumeisen voor schepen die gevaarlijke of verontreinigende goederen vervoeren en die naar of uit de zeehavens van de Gemeenschap varen (PB L 247 van 05.10.1993, biz. 19). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/34/EG van de Commissie (PB L 158 van 17.06.1997, biz. 40).

18

PB L 100 van 19.04.1994, biz. 1.

19

PB L 154 van 05.06.1992, biz. 1.

20

PB L 137 van 24.05.1986, biz. 28.