Toelichting bij COM(2007)245 - Enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven en de enquête naar de productiemethoden in de landbouw

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

.

1.

Achtergrond van het voorstel



Motivering en doel van het voorstel


In de voorgestelde verordening wordt bepaald dat de reeks van structuurenquêtes naar de landbouwbedrijven moet worden voortgezet met een telling in 2010 en tussentijdse enquêtes in 2013 en 2016. Bovendien wordt een enquête naar de productiemethoden in de landbouw voorgesteld, met 2010 als referentieperiode.

Algemene context


De voorgestelde verordening is in overeenstemming met het nieuwe beleid van de Commissie inzake vereenvoudiging van de wetgeving en betere regelgeving, zoals beschreven in de mededelingen van 14 november 2006 betreffende 'betere regelgeving in de Europese Unie: een strategische evaluatie'[1] en 'verlichting van de responslast, vereenvoudiging en prioritering op het gebied van communautaire statistieken'[2]. Sinds 1966 worden er communautaire enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven gehouden. Steeds werden de verordeningen betreffende deze enquêtes voor een bepaalde tijd vastgesteld. De meest recente wetgeving bevatte de eisen voor de telling van de landbouwbedrijven in 1990 en 2000, met tussentijdse enquêtes in 1993, 1995, 1997, 2003, 2005 en 2007. Het eerste ontwerp van deze verordening werd in november 2005 voorgelegd aan het Permanent Comité voor de landbouwstatistiek ("PCL"). Het afgelopen jaar zijn de verschillende aspecten van de structuurenquêtes in werkgroepen en in vergaderingen van het PCL besproken. In het gewijzigde voorstel is rekening gehouden met de tijdens deze besprekingen naar voren gebrachte punten en is gezocht naar een evenwicht tussen de behoefte aan nieuwe, gedetailleerde informatie en de noodzaak een grotere belasting van de respondenten en de lidstaten te vermijden.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied


De voorgestelde verordening vervangt Verordening (EEG) nr. 571/88 van de Raad van 29 februari 1988 houdende organisatie van communautaire enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven[3]. Maar ook in de toekomst zullen belangrijke structuurstatistieken over de gewassen, de veestapel, de arbeidskrachten en de werktuigen worden verzameld. Sommige informatie over de structuur is geschrapt, maar er zijn ook nieuwe kenmerken toegevoegd. Het aantal tussentijdse enquêtes is verminderd van drie naar twee en er komt een nieuwe enquête naar de productiemethoden.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU


Statistieken over landbouwbedrijven zijn nodig ter ondersteuning van het beleid van de Gemeenschap op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling, met name in verband met de toenemende diversificatie van de landbouwactiviteiten, de gevolgen van de landbouw voor het milieu en de kwaliteit en veiligheid van landbouwproducten.

2.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten


Het afgelopen jaar is op diverse niveaus overleg gevoerd. Op 29 en 30 juni 2006 werd de Groep landbouw en milieu geraadpleegd over de kenmerken die voor de enquête naar de productiemethoden in de landbouw nodig zijn. Ook is in diverse fases van de ontwikkeling van dit voorstel overleg gevoerd met de werkgroep Structuur en typologie van landbouwbedrijven, de laatste keer op 21 en 22 september 2006. Na deze vergadering werd het voorstel herzien en aan het PCL voorgelegd. Het PCL heeft het voorstel besproken op 27-29 november 2006. Eerdere voorstellen waren ook al in het PCL besproken, in november 2005 en april 2006. Met diverse lidstaten heeft bilateraal overleg over bepaalde aspecten van het voorstel plaatsgevonden.

Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden


Na iedere overlegronde heeft Eurostat de tekst herzien om waar mogelijk rekening te houden met commentaar van de gebruikers en de lidstaten. Er was nauwelijks steun voor specifieke bepalingen over het opzetten en bijwerken van een statistisch register van landbouwbedrijven. Deze bepalingen zijn nu geschrapt. Er wordt nadere informatie over de lijst van kenmerken gegeven. De uitvoeringsverordening zal gedetailleerde definities bevatten. De nauwkeurigheidsniveaus zijn gewijzigd om zonder een buitensporige steekproefomvang toch betrouwbare resultaten te verkrijgen.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling


Bij het voorstel gaat het om een uitbreiding van bestaande statistiekwetgeving. Speciale informatiecampagnes en financiële stimulansen werden niet noodzakelijk geacht. .

3.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel


De wetgeving betreffende de huidige reeks structuurenquêtes bevat geen bepalingen over de enquêtes naar de landbouwstructuur vanaf 2010. Daarom biedt dit voorstel het rechtskader voor de volgende landbouwstructuurtelling in 2010 en voor de tussentijdse enquêtes in 2013 en 2016. Verder omvat het voorstel een enquête naar de productiemethoden in de landbouw met 2010 als referentiejaar.

Rechtsgrondslag


De rechtsgrondslag voor de communautaire statistiek is artikel 285 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Dit artikel bepaalt dat de Raad volgens de medebeslissingsprocedure maatregelen voor de opstelling van statistieken moet nemen wanneer dat voor de vervulling van de taken van de Gemeenschap nodig is. Als eisen waaraan de productie van communautaire statistieken moet voldoen, noemt dit artikel onpartijdigheid, betrouwbaarheid, objectiviteit, wetenschappelijke onafhankelijkheid, kosteneffectiviteit en statistische geheimhouding.

Subsidiariteitsbeginsel


De doelstellingen van het voorstel, namelijk specificatie van de eis vergelijkbare communautaire statistieken van de structuur van de landbouwbedrijven te verzamelen en een enquête naar de productiemethoden in de landbouw te houden, kunnen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt. Dit kan beter gebeuren op basis van communautaire wetgeving, omdat alleen de Commissie de noodzakelijke harmonisering van statistische informatie op Gemeenschapsniveau kan coördineren, terwijl het verzamelen van gegevens en de opstelling van vergelijkbare statistieken over de structuur van de landbouwbedrijven door de lidstaten kunnen worden georganiseerd. Het feit dat het klimaat en het milieu, en daardoor ook de landbouwpraktijken, in de Europese Unie van gebied tot gebied verschillen, versterkt het argument dat vergelijkbare statistieken alleen bij een communautaire aanpak mogelijk zijn. Daarom kan de Gemeenschap overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel, dat is neergelegd in artikel 5 van het Verdrag, maatregelen vaststellen. Om de enquêtelast in de lidstaten te verlichten, maakt het voorstel het gebruik van steekproefenquêtes in bepaalde gevallen mogelijk en vergemakkelijkt het het gebruik van geschikte nationale gegevensbronnen.

Evenredigheidsbeginsel


Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan hetgeen nodig is om haar doel te bereiken.

In het voorstel worden de definities, de kenmerken, het waarnemingsgebied, de vereiste nauwkeurigheid, de referentieperioden en de vereisten voor de verslaggeving vastgelegd. De gedetailleerde definities van de kenmerken zullen in de uitvoeringsmaatregelen worden gespecificeerd. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de vaststelling van de wijze waarop de informatie wordt verzameld, voor de opzet van de vragenlijst voor steekproefenquêtes, voor de gegevensverwerking en voor de valideringsprocedures. De lidstaten hoeven hun administratieve systemen betreffende de statistiek van de structuur van de landbouwbedrijven niet te wijzigen.

Om de enquêtelast in de lidstaten te verlichten, maakt het voorstel het gebruik van steekproefenquêtes in bepaalde gevallen mogelijk en vergemakkelijkt het het gebruik van geschikte nationale gegevensbronnen. Verder biedt het voorstel de Commissie de gelegenheid bepaalde nationale praktijken betreffende de nauwkeurigheid van de gegevens, het gebruik van alternatieve gegevensbronnen, substeekproeven en de identificatie van niet-bestaande of niet-significante kenmerken goed te keuren.

Keuze van instrumenten



Voorgesteld instrument: verordening.

Andere instrumenten zouden om de volgende redenen ongeschikt zijn. Voor welk soort besluit van het Europees Parlement en de Raad wordt gekozen, hangt af van het doel dat men met de wetgeving wil bereiken. Wegens de informatiebehoeften op Europees niveau wordt voor basisbesluiten over de communautaire statistiek gewoonlijk gekozen voor verordeningen in plaats van richtlijnen. Een verordening verdient de voorkeur omdat hierdoor in de gehele Gemeenschap dezelfde regels gelden en de lidstaten de regels niet onvolledig of selectief kunnen toepassen; een verordening is rechtstreeks toepasselijk, wat wil zeggen dat zij niet in intern recht hoeft te worden omgezet. Richtlijnen daarentegen hebben tot doel de nationale wetgevingen te harmoniseren; zij zijn voor de lidstaten bindend wat hun doelstellingen betreft, maar de nationale instanties kunnen zelf bepalen hoe en in welke vorm zij de op communautair niveau overeengekomen doelen willen bereiken. Bovendien moeten richtlijnen in nationale wetgeving worden omgezet. Voor statistische besluiten is sinds 1997 de verordening de gebruikelijke vorm.

4.

Gevolgen voor de begroting



De lidstaten ontvangen van de Gemeenschap een financiële bijdrage in de kosten van de in de verordening bedoelde enquêtes.

5.

Aanvullende informatie



Vereenvoudiging



Het voorstel voorziet in vereenvoudiging van de communautaire wetgeving, en voor de nationale autoriteiten in een vereenvoudiging van de administratieve procedure.

Het aantal tussentijdse enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven wordt teruggebracht van drie naar twee. De enquête naar de productiemethoden in de landbouw wordt behandeld als een afzonderlijke module, die als steekproefenquête kan worden uitgevoerd. Door het gebruik van administratieve bronnen in plaats van enquêtes zal de last voor de respondenten afnemen. Het voorstel is onder referentie ESTAT/2006/014 opgenomen in het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie en is een concreet voorbeeld van het nieuwe beleid van de Commissie inzake vereenvoudiging van de wetgeving en betere regelgeving.

Intrekking van bestaande wetgeving


De goedkeuring van het voorstel heeft de intrekking van bestaande wetgeving tot gevolg.

Europese Economische Ruimte


De voorgestelde maatregel betreft een onderwerp dat onder de EER-Overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte.

1. 2007/0084 (COD)