Toelichting bij COM(2006)401 - Instelling van een mechanisme voor de oprichting van snelle grensinterventieteams en tot wijziging van Verordening 2007/2004 wat betreft dat mechanisme

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. INLEIDING

Op 26 oktober 2004 heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan Verordening (EG) nr. 2007/2004 tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (FRONTEX)[1].

Het agentschap is operationeel geworden in de loop van 2005 en heeft sindsdien samen met de lidstaten een aantal operaties aan de buitengrenzen uitgevoerd.

Onverminderd artikel 64, lid 2, van het Verdrag bepaalt artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad dat het agentschap steun verleent aan de lidstaten die daarom verzoeken in omstandigheden die extra technische en operationele bijstand aan de buitengrenzen vergen. Het kan daarbij gaan om hulp bij de coördinatie met andere lidstaten en om het inzetten van de eigen deskundigen van het agentschap met hun technische uitrusting bij de controle aan en de bewaking van de buitengrenzen.

Uit de praktische ervaring bij de coördinatie van de operationele samenwerking van de lidstaten aan hun buitengrenzen, zowel onder auspiciën van het agentschap als van de vroegere gemeenschappelijke eenheid buitengrensdeskundigen, blijkt dat het nodig is dat gemeenschappelijke regels worden vastgesteld voor de taken die door grenswachters uit een lidstaat op het grondgebied van een andere lidstaat kunnen worden verricht als onderdeel van een gezamenlijke operatie.

Gezien de kritieke situaties waarmee een aantal lidstaten te maken kunnen krijgen in geval van een grote toestroom van illegale immigranten over zee, wordt het nodig geacht de solidariteit tussen de lidstaten en de Gemeenschap op dit gebied te bevorderen door snelle grensinterventieteams in te voeren, die de nationale grenswachten van de lidstaten in dergelijke situaties direct en doeltreffend kunnen bijstaan, ook wat de correcte uitvoering van de Schengengrenscode betreft.

Het doel van dit voorstel is derhalve een mechanisme in te stellen waardoor de lidstaten die bij de controle aan hun buitengrenzen met extreme moeilijkheden worden geconfronteerd de mogelijkheid zouden hebben tijdelijk gebruik te maken van de deskundigheid en het personeel van de grenswachten van andere lidstaten. Teneinde te garanderen dat de grenswachters van andere lidstaten op de meest efficiënte wijze worden ingezet, worden in het voorstel ook de taken omschreven die deze functionarissen tijdens operationele activiteiten in een andere lidstaat moeten uitvoeren.

Dit voorstel heeft geen betrekking op de bilaterale samenwerking van lidstaten die elkaar bijstaan bij de dagelijkse controle aan en bewaking van hun buitengrenzen. In het zogenaamde Haags Programma[2], dat deel uitmaakt van de conclusies van de Europese Raad van 4 en 5 november 2004 en waarin de prioriteiten voor de toekomstige ontwikkeling van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht zijn vastgelegd, heeft de Europese Raad aangedrongen op de oprichting van “teams van deskundigen (…), op grond van een (…) door de Commissie in te dienen voorstel over de bevoegdheden en financiering van zulke teams, die de lidstaten desgevraagd snel technische en operationele bijstand kunnen verlenen, na een passende risicoanalyse door en handelend in het kader van het agentschap voor grensbeheer”.

In de conclusies van zijn bijeenkomst van 15 en 16 december 2005[3] verzocht de Europese Raad de Commissie “[u]iterlijk in het voorjaar van 2006 een voorstel (in te dienen) voor de oprichting van snellereactieteams van nationale deskundigen, die in geval van grote toevloed van migranten snel technische en operationele steun kunnen verlenen, overeenkomstig het Haags Programma.”

Met dit voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een mechanisme voor de oprichting van snelle grensinterventieteams en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie wordt beoogd aan dat verzoek van de Europese Raad te voldoen.

In het voorstel, waarin rekening wordt gehouden met de resultaten van een studie over de toekenning van uitvoerende bevoegdheden[4], wordt de instelling van teams van nationale deskundigen (snelle grensinterventieteams die zullen optreden binnen het kader van het agentschap) gecombineerd met de invoering van gemeenschappelijke regels voor de taken die kunnen worden uitgevoerd door functionarissen die zijn uitgezonden naar grenswachten van andere lidstaten en die onder auspiciën van het agentschap voor gezamenlijke operaties of als leden van de teams worden ingezet.

Er moet op worden gewezen dat de snelle grensinterventieteams duidelijk zullen verschillen van zowel de gezamenlijke FRONTEX-ondersteuningsteams, die door het agentschap zelf worden ingesteld, als van het voorstel voor het opzetten van een netwerk voor samenwerking op asielgebied (dat het onder meer gemakkelijker zal maken deskundigen op asielgebied bijeen te brengen), dat de Commissie voornemens is in de loop van 2006 in te dienen.

Het toekomstige voorstel van de Commissie tot instelling van een netwerk voor samenwerking op asielgebied zal het huidige voorstel aanvullen door onder meer de uitwisseling van deskundigen op asielgebied, tolken, psychologen enz., met een daarom verzoekende lidstaat vanuit een andere lidstaat op vrijwillige basis te vergemakkelijken, indien die lidstaat wordt geconfronteerd met de plotse toestroom van grote aantallen personen die wellicht internationale bescherming nodig hebben en deze toestroom zijn opvangvoorzieningen of asielstelsels onder zware druk zet.

De gezamenlijke FRONTEX-ondersteuningsteams zijn in hoofdzaak een praktisch systeem om de nationale grenswachters van lidstaten bijeen te brengen voor deelname aan de geregelde, door het agentschap georganiseerde gezamenlijke operaties. De gezamenlijk operaties van het agentschap zijn vooral gericht op bijzondere situaties of problemen, bijvoorbeeld belangrijke internationale gebeurtenissen die plaatsvinden op het grondgebied van de lidstaten of de controle op bepaalde problematische plaatsen aan de buitengrenzen, en dienen een tweeledig doel, namelijk de verhoging van het controle- en bewakingsniveau aan de betrokken grens en de gelijktijdige opleiding op het terrein van de deelnemende functionarissen. Gezamenlijke operaties en proefprojecten worden een jaar van tevoren gepland en zijn bijgevolg niet geschikt om te reageren op crisissituaties. De snelle grensinterventieteams worden evenwel uitsluitend opgericht om bijstand te verlenen aan lidstaten die te maken krijgen met situaties van bijzondere druk, in het bijzonder de toestroom op bepaalde plaatsen aan de buitengrenzen van grote aantallen onderdanen van derde landen die proberen illegaal de Europese Unie binnen te komen. De snelle grensinterventieteams kunnen niet worden ingezet om deel te nemen aan gezamenlijke operaties of proefprojecten en, in tegenstelling tot een gezamenlijke operatie, omvat de uitzending van snelle grensinterventieteams naar een verzoekende lidstaat geen opleidings- of oefenaspecten, aangezien de leden van de teams gespecialiseerde deskundigen zijn die eventuele leemten in de controle en bewaking door de nationale grenswachters van de verzoekende lidstaat opvullen. Bovendien zal de termijn gedurende welke de snelle grensinterventieteams worden ingezet normaal langer zijn dan de gemiddelde duur van gezamenlijke operaties en, in tegenstelling tot wat het geval is bij het inzetten van de snelle grensinterventieteams, waarvan de kosten alleen door de Gemeenschap worden gedragen, moeten de gezamenlijke operaties waaraan functionarissen van de gezamenlijke FRONTEX-ondersteuningsteams deelnemen doorgaans door de lidstaten worden medegefinancierd. Dit sluit uiteraard niet uit dat functionarissen die worden ingeschakeld voor de snelle grensinterventieteams tegelijk deel kunnen uitmaken van de algemene pool van deskundigen waarover het agentschap in het kader van de gezamenlijke FRONTEX-ondersteuningsteams beschikt.

1.

Doel


STELLING

Het Gemeenschapsbeleid op het gebied van de buitengrenzen heeft als belangrijkste doel een geïntegreerd grensbeheer tot stand te brengen, dat een hoog en uniform niveau van personencontroles aan en bewaking van de buitengrenzen waarborgt. Voor de verwezenlijking van dit doel, dat een absolute voorwaarde voor een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht wordt geacht, is het, zoals is vastgesteld in artikel 62, punt 2, onder a), van het Verdrag, onder meer nodig dat gemeenschappelijke regels worden vastgesteld wat de normen en procedures betreft die de lidstaten bij personencontroles aan de buitengrenzen in acht moeten nemen.

Met de aanneming door het Europees Parlement en de Raad van de communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen[5], zijn de wettelijke bepalingen van het Schengenacquis geherstructureerd en bijgewerkt.

Door de oprichting van het agentschap is voorts een communautair mechanisme voor de coördinatie van de operationele samenwerking tussen de lidstaten aan de buitengrenzen ingesteld, waardoor de correcte uitvoering van de in bovengenoemde communautaire code vastgelegde gemeenschappelijke regels op operationeel niveau wordt verbeterd.

De volgende stap is de ontwikkeling van een geïntegreerd systeem voor het beheer van de grenzen op Europees niveau. Derhalve is het doel van dit voorstel voor een verordening dienovereenkomstig de doeltreffendheid van de in het kader van het agentschap ondernomen operationele activiteiten verder te verhogen en de solidariteit tussen de lidstaten en de Gemeenschap op het gebied van de buitengrenzen te bevorderen door:

a) de instelling van een mechanisme voor de oprichting van snelle grensinterventieteams en de invoering van bepalingen die het agentschap de mogelijkheid geven snelle grensinterventieteams, die bestaan uit functionarissen van de nationale grenswachten van de lidstaten, samen te stellen en in te zetten. Deze teams kunnen tijdelijk worden ingezet in een verzoekende lidstaat die te maken krijgt met een situatie van bijzondere druk, in het bijzonder de toestroom op bepaalde plaatsen aan de buitengrenzen van grote aantallen onderdanen van derde landen die proberen illegaal de Europese Unie binnen te komen, en

b) de invoering van gemeenschappelijke regels voor de taken van functionarissen die zijn uitgezonden naar de grenswachten van andere lidstaten met het oog op deelname aan gezamenlijke operaties of inschakeling als leden van de snelle grensinterventieteams in een verzoekende lidstaat.

Dit voorstel voor een verordening bestaat in wezen uit twee delen, namelijk één dat gaat over de instelling van een mechanisme voor de oprichting van snelle grensinterventieteams, hun taken en financiering, en één tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004 met het oog op de instelling van snelle grensinterventieteams in het kader van het agentschap.

2.1. Snelle grensinterventieteams

Er zij op gewezen dat iedere lidstaat zelf moet beslissen of hij al dan niet actief wil deelnemen aan de snelle grensinterventieteams door functionarissen ter beschikking te stellen voor de oprichting van deze teams. Voorts kunnen de snelle grensinterventieteams uitsluitend naar een lidstaat worden gestuurd op diens verzoek. In het voorstel voor een verordening worden echter de taken in verband met de personencontroles aan en de bewaking van de buitengrenzen omschreven, die door uitgezonden functionarissen en leden van de snelle grensinterventieteams zullen kunnen worden uitgevoerd. Dit wordt nodig geacht om te waarborgen dat het welslagen van gezamenlijke operaties aan de buitengrenzen en het inzetten van snelle grensinterventieteams niet zal afhangen van de zeer verschillende nationale wetsbepalingen van de lidstaten betreffende de mate waarin de uitgezonden functionarissen kunnen deelnemen aan controle- en bewakingsactiviteiten aan de buitengrenzen, zoals dat nu het geval is.

Dat is ook belangrijk vanuit het oogpunt van kosteneffectiviteit. Indien de Gemeenschap zich belast met de organisatie van en de betaling voor het inzetten van gespecialiseerde functionarissen uit andere lidstaten om een verzoekende lidstaat bijstand te verlenen bij de controle- en bewakingstaken aan zijn buitengrenzen, moeten deze deskundigen op de meest efficiënte wijze worden ingezet, bijvoorbeeld door hen op voet van gelijkheid met de nationale grenswacht van de betrokken lidstaat aan controle- en bewakingsactiviteiten te laten deelnemen.

In verband met de snelle grensinterventieteams voorziet het voorstel in het opstellen van lijsten van nationale grenswachters die de lidstaten bereid zijn voor uitzending naar een verzoekende lidstaat ter beschikking van het agentschap te stellen in omstandigheden die extra technische en operationele bijstand aan de buitengrenzen van die lidstaat vergen. De functionarissen die deelnemen aan de snelle grensinterventieteams zullen geen deel gaan uitmaken van het personeel van het agentschap, maar blijven functionarissen van hun respectieve nationale grenswachten, en vormen aldus een permanente pool van deskundige functionarissen waarop het agentschap een beroep kan doen wanneer wordt gevraagd snelle grensinterventieteams in te zetten. De lidstaten die zich bereid hebben verklaard functionarissen ter beschikking van het agentschap te stellen voor het oprichten van de snelle grensinterventieteams, moeten deze functionarissen ter beschikking van het agentschap stellen voor uitzending op korte termijn naar een andere lidstaat en voor geregelde opleidings- en oefendoeleinden overeenkomstig een jaarlijkse planning. De kosten in verband met de deelname van de functionarissen aan de snelle grensinterventieteams zullen, met uitzondering van de gewone salarissen, door het agentschap worden gedragen[6].

Teneinde te garanderen dat de leden van de snelle grensinterventieteams allen over hetzelfde hoge niveau van deskundigheid op het gebied van grenscontroles beschikken en dat zij in crisissituaties doeltreffend kunnen samenwerken, zal het agentschap de leden van deze teams een basis- en een vervolgopleiding aanbieden en regelmatig oefeningen met hen organiseren. De teamleden zijn verplicht aan deze activiteiten, alsmede aan teamoperaties in lidstaten, deel te nemen wanneer het agentschap daarom verzoekt. De teamleden ontvangen een dagvergoeding voor de perioden van opleiding, oefening en uitzending door het agentschap. Het agentschap kan in het kader van de snelle grensinterventieteams te gebruiken technische uitrusting voor de controle aan en de bewaking van de buitengrenzen aanschaffen[7].

Overeenkomstig het voorstel kan een lidstaat in omstandigheden die extra technische en operationele bijstand aan zijn buitengrenzen vergen, het agentschap verzoeken om op zijn grondgebied tijdelijk een of meer snelle grensinterventieteams in te zetten. Alvorens te beslissen over het verzoek, beoordeelt het agentschap de situatie aan de buitengrenzen van de verzoekende lidstaat op basis van de door die lidstaat of een andere lidstaat verstrekte relevante informatie. Indien nodig kan het agentschap daartoe een beoordelingsmissie organiseren. Het agentschap maakt ook gebruik van zijn algemene en specifieke risicoanalyses. Uit de voorgestelde tekst van artikel 8 bis van Verordening (EG) nr. 2007/2004 blijkt dat het agentschap niet verplicht zal zijn in alle omstandigheden snelle grensinterventieteams in te zetten. De beslissing hangt af van de ernst van de omstandigheden. Om problemen aan de buitengrenzen aan te pakken, kan de uitvoerend directeur van het agentschap in sommige gevallen ook beslissen dat er aan de verzoekende lidstaat slechts bijstand bij de coördinatie met andere lidstaten zal worden verleend. Of hij kan ook beslissen dat de eigen deskundigen van het agentschap als adviseur ter beschikking zullen worden gesteld van de verzoekende lidstaat. Snelle grensinterventieteams zullen dus slechts worden ingezet in zeer kritieke situaties wanneer andere vormen van bijstand ontoereikend worden geacht.

De uitvoerend directeur neemt binnen vijf werkdagen na de datum van het verzoek een beslissing en deelt deze mee aan de verzoekende lidstaat en de raad van bestuur, onder opgave van de voornaamste redenen daarvoor.

Indien de uitvoerend directeur het verzoek inwilligt, wordt een operationeel plan opgesteld met gedetailleerde gegevens over de duur van het inzetten van de snelle grensinterventieteams, de precieze geografische locaties waar zij zullen worden ingezet, de taken van de teams, de samenstelling ervan en het aantal teamleden, de taken van de teamleden, hun plaats in de bevelstructuur alsook de naam en rang van hun bevelhebbers van de nationale grenswacht van de verzoekende lidstaat. Er moet worden opgemerkt dat de daadwerkelijke samenstelling van een snel grensinterventieteam van geval tot geval zal verschillen, afhankelijk van de situatie en de behoeften op het terrein. De door de verzoekende lidstaat of de verbindingsfunctionaris voorgestelde wijzigingen of aanpassingen van het operationele plan moeten worden goedgekeurd door de uitvoerend directeur en de verzoekende lidstaat.

Bij het inzetten van de snelle grensinterventieteams zal dus rekening worden gehouden met de specifieke situatie van de verzoekende lidstaat. De teams zullen worden ingezet uiterlijk vijf werkdagen na de goedkeuring van het operationele plan.

Een verbindingsfunctionaris die door de uitvoerend directeur wordt aangewezen uit het personeel van het agentschap vergezelt de snelle grensinterventieteams wanneer deze worden ingezet in de verzoekende lidstaat. De verbindingsfunctionaris vertegenwoordigt het agentschap tegenover de teamleden en de lidstaat waar zij worden ingezet. Als waarnemer brengt hij bij het agentschap verslag uit over alle aspecten betreffende het inzetten van de teams.

De verbindingsfunctionaris heeft met name tot taak:

- op te treden als contactpersoon tussen het agentschap en de ontvangende lidstaat;

- op te treden als contactpersoon tussen het agentschap en de teamleden en hen namens het agentschap bijstand te verlenen bij alle kwesties in verband met de omstandigheden van het inzetten van de teams;

- de uitvoering van het operationele plan te controleren;

- het effect van het inzetten van de teams te beoordelen.

De ontvangende lidstaat stelt de verbindingsfunctionaris in kennis van alle beslissingen die door zijn autoriteiten worden genomen met betrekking tot de snelle grensinterventieteams.

Het agentschap draagt alle tijdens het inzetten van de teams gemaakte reis- en verblijfkosten van de teamleden en de verbindingsfunctionaris van het agentschap. De verzoekende lidstaat voert het bevel over de snelle grensinterventieteams en de teamleden mogen tijdens de duur van hun uitzending geen bevelen ontvangen van hun lidstaten van herkomst.

2.2. Taken van uitgezonden functionarissen en van leden van de grensinterventieteams met betrekking tot personencontroles aan en bewaking van de buitengrenzen

De juridische situatie van uitgezonden grenswachters van een lidstaat die in een andere lidstaat actief zijn, verschilt momenteel aanzienlijk van lidstaat tot lidstaat. In sommige lidstaten kunnen aan deze grenswachters een hele reeks taken worden toegewezen, terwijl hen in andere lidstaten slechts een zeer beperkt aantal taken kunnen worden opgedragen.

Aangezien de personencontroles aan de buitengrenzen onder het Gemeenschapsrecht vallen en de operationele samenwerking tussen de lidstaten aan de buitengrenzen door een communautair agentschap wordt gecoördineerd, wordt de huidige juridische situatie van de uitgezonden functionarissen, die overeenkomstig het nationale recht van de lidstaten wordt geregeld, niet langer toereikend geacht om de gewenste resultaten te bereiken.

Voorbeeld: wanneer uitgezonden functionarissen die in lidstaat A aan een door het agentschap gecoördineerde gezamenlijke operatie deelnemen aan de grensovergangen geen personencontroles mogen verrichten omdat zij louter als waarnemer optreden en zij in het kader van een soortgelijke gezamenlijke operatie in de aangrenzende lidstaat B wel dergelijke personencontroles mogen uitvoeren, zullen deze beide gezamenlijke operaties tot zeer verschillende resultaten leiden, zowel vanuit het oogpunt van de kosteneffectiviteit als wat betreft de bevordering van de samenwerking op Europees niveau tussen de nationale grenswachten van de lidstaten. Dit geldt uiteraard ook voor het inzetten van snelle grensinterventieteams in de lidstaten.

Derhalve moet er een lijst worden opgesteld van taken die aan uitgezonden grenswachters van andere lidstaten kunnen worden toegewezen. In het voorstel voor een verordening wordt echter uitdrukkelijk aangegeven dat de harmonisatie van de controle- en bewakingstaken die door uitgezonden functionarissen en leden van snelle grensinterventieteams aan de buitengrenzen kunnen worden uitgevoerd, alleen geldt voor gezamenlijke door het agentschap gecoördineerde operaties en voor de uitzending in het kader van het agentschap van snelle grensinterventieteams naar een verzoekende lidstaat.

Uitgezonden functionarissen en leden van snelle grensinterventieteams kunnen bij deelname aan gezamenlijke door het agentschap gecoördineerde operaties en bij deelname aan snelle grensinterventieteams in een verzoekende lidstaat, de hierna vermelde taken uitvoeren.

Wat de personencontroles aan de buitengrenzen betreft:

1. verificatie van de reisdocumenten van personen die de grens overschrijden om de geldigheid en de echtheid van die documenten na te gaan en de identiteit van de betrokken personen vast te stellen;

2. gebruik van technische apparaten om reisdocumenten te verifiëren overeenkomstig punt a);

3. ondervraging van personen die de grens overschrijden om het doel en de omstandigheden van hun reis na te gaan en om te verifiëren of zij over voldoende bestaansmiddelen en de vereiste documenten beschikken;

4. nagaan of personen niet ter fine van weigering van toegang gesignaleerd staan in het Schengeninformatiesysteem (SIS);

5. afstempeling van reisdocumenten bij inreis en uitreis overeenkomstig artikel 10 van de communautaire code;

6. onderzoek van vervoermiddelen en voorwerpen in het bezit van personen die de grens overschrijden overeenkomstig het nationale recht van de ontvangende lidstaat.

Wat de bewaking van de buitengrenzen betreft:

7. gebruik van technische middelen voor de controle van de buitengrenzen;

8. deelname aan patrouilles te voet en in vervoermiddelen aan de buitengrenzen van de ontvangende lidstaat;

9. personen verhinderen illegaal de buitengrenzen van de ontvangende lidstaat te overschrijden, overeenkomstig het nationale recht van die lidstaat.

De Commissie is van mening dat deze taken moeten kunnen worden uitgevoerd door uitgezonden functionarissen die aan gezamenlijke door het agentschap gecoördineerde operaties deelnemen alsook door leden van snelle grensinterventieteams die in een verzoekende lidstaat worden ingezet. Deze taken zijn gebaseerd op de gemeenschappelijke voorschriften inzake personencontroles aan en bewaking van de buitengrenzen, zoals die zijn neergelegd in de communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen.

Uitgezonden functionarissen en leden van snelle grensinterventieteams zullen bovendien hun eigen uniform mogen dragen, echter met een insigne waarop duidelijk wordt aangegeven dat zij aan gezamenlijke operaties/snelle grensinterventieteams deelnemen. Zij krijgen ook een document aan de hand waarvan zij kunnen worden geïdentificeerd en waaruit blijkt dat zij de bovengenoemde taken mogen uitvoeren.

De regeling betreffende de strafrechtelijke en burgerrechtelijke aansprakelijkheid van uitgezonden functionarissen en leden van snelle grensinterventieteams die in een andere dan de eigen lidstaat optreden, is tevens gebaseerd op het kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams[8].

De door de uitgezonden functionarissen en leden van snelle grensinterventieteams uit te voeren taken hebben geen betrekking op gezamenlijke terugkeeroperaties, aangezien de rol van het agentschap op dat gebied beperkt is tot het verlenen aan de lidstaten van de nodige bijstand bij de organisatie van gezamenlijke terugkeeroperaties. Bovendien wordt in dit voorstel geregeld hoe uitgezonden functionarissen en leden van snelle grensinterventieteams voor de duur van een gezamenlijke operatie of tijdens het inzetten van grensinterventieteams op het grondgebied van de ontvangende lidstaat, worden geïntegreerd in het systeem van de nationale grenswachten van die lidstaat. Gezamenlijke terugkeeroperaties verschillen zowel qua aard als qua de daartoe vereiste bevoegdheden meestal aanzienlijk van de hierboven beschreven gezamenlijke operaties aan de buitengrenzen en behoeven dus een ander rechtskader.

3. TENUITVOERLEGGING

De snelle grensinterventieteams worden opgericht door het agentschap in nauwe samenwerking met de lidstaten. Het agentschap is belast met het beheer van de teams; het gaat daarbij zowel om administratieve aangelegenheden (lijsten met beschikbare functionarissen bijhouden en voor hen gespecialiseerde opleidingen organiseren) als om beslissingen betreffende het inzetten van de teams in de verzoekende lidstaat.

De bepalingen waarin de taken worden omschreven die uitgezonden functionarissen en leden van snelle grensinterventieteams kunnen verrichten in verband met de personencontroles aan en de bewaking van de buitengrenzen, worden ten uitvoer gelegd in het kader van de door het agentschap gecoördineerde operationele samenwerking tussen de lidstaten aan de buitengrenzen.

2.

Financiering



De oprichtings- en functioneringskosten van de snelle grensinterventieteams, met inbegrip van opleiding, oefeningen en teamoperaties, komen ten laste van de begroting van het agentschap.

5. DE KEUZE VAN RECHTSGROND

Artikel 62, punt 2, onder a), en artikel 66 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap zijn de rechtsgrond van deze verordening, die in eerste instantie tot doel heeft de doeltreffendheid van de operationele samenwerking tussen de lidstaten inzake personencontroles aan de buitengrenzen verder te verhogen en de solidariteit tussen de lidstaten en de Gemeenschap op dat gebied te bevorderen.

3.

Subsidiariteit en evenredigheid



Titel IV betreffende visa, asiel, immigratie en andere beleidsterreinen die verband houden met het vrije verkeer van personen verleent de Gemeenschap op deze gebieden bevoegdheden. Deze bevoegdheden dienen evenwel te worden uitgeoefend overeenkomstig artikel 5 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, d.w.z. indien en voorzover een actie op communautair niveau vanwege de omvang of gevolgen ervan duidelijke voordelen biedt tegenover een actie op het niveau van de lidstaten. Dit voorstel voor een verordening voldoet aan deze criteria.

Subsidiariteit



De lidstaten afzonderlijk kunnen niet zorgen voor coherente en geharmoniseerde regelgeving inzake de toewijzing van taken aan uitgezonden grenswachters van andere lidstaten wanneer deze deelnemen aan gezamenlijke door het agentschap gecoördineerde operaties aan de buitengrenzen en aan teamoperaties in een verzoekende lidstaat. Om te zorgen voor een toereikende harmonisatie moet er bijgevolg een communautair wetgevingsbesluit worden vastgesteld.

De oprichting en het beheer van snelle grensinterventieteams kunnen niet op het niveau van de lidstaten worden georganiseerd, maar moeten door de Gemeenschap worden geregeld en gecoördineerd.

Evenredigheid



Bij deze verordening wordt een gemeenschappelijke regeling ingevoerd voor de toewijzing van taken aan uitgezonden grenswachters van andere lidstaten wanneer deze deelnemen aan gezamenlijke door het agentschap gecoördineerde operaties aan de buitengrenzen en aan teamoperaties in een verzoekende lidstaat. Deze verordening voorziet ook in de oprichting van snelle grensinterventieteams. Voor dergelijke aangelegenheden moeten duidelijke en uniforme regels gelden die zijn neergelegd in een verordening, d.w.z. het passende instrument voor de wijziging van verordeningen tot oprichting van communautaire agentschappen. Deze verordening gaat niet verder dan wat nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.