Artikelen bij COM(1998)257 - Instelling van een gemeenschappelijke regeling voor controle op de uitvoer van goederen en technologie voor tweeërlei gebruik

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



HOOFDSTUK I - Voorwerp en definities


Artikel 1

Bij deze verordening wordt een communautaire regeling ingesteld voor de controle op de uitvoer van goederen en technologie voor tweeërlei gebruik.

Artikel 2

Voor de doeleinden van deze verordening wordt verstaan onder:

a) 'goederen voor tweeërlei gebruik', goederen en technologie die zowel een civiele als een militaire bestemming kunnen hebben;

b) 'uitvoer', de in artikel 161 van het Communautair douanewetboek bedoelde regeling in het kader waarvan goederen het douanegebied van de Gemeenschap tijdelijk of definitief verlaten. Hieronder is wederuitvoer begrepen, dat wil zeggen een verrichting van de in artikel 182 van het Communautair douanewetboek bedoelde aard waarbij niet-communautaire goederen het douanegebied van de Gemeenschap verlaten. Onder dit begrip valt eveneens de overdracht van technologie door middel van elektronische media, fax en telefoon;

c) 'exporteur', elke natuurlijke persoon of rechtspersoon in wiens naam aangifte ten uitvoer wordt gedaan en die op het tijdstip van aanvaarding van de aangifte het recht heeft over de goederen voor tweeërlei gebruik te beschikken. Indien het recht over de goederen voor tweeërlei gebruik te beschikken toekomt aan een persoon die blijkens de overeenkomst waarop de uitvoer berust, buiten de Gemeenschap is gevestigd, wordt de exporteur geacht de in de Gemeenschap gevestigde contracterende partij te zijn. Onder 'exporteur' wordt tevens verstaan, elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die door middel van elektronische middelen, fax of telefoon technologie overdraagt;

d) 'uitvoeraangifte', de handeling waarmee een persoon in de voorgeschreven vorm en op de voorgeschreven wijze de wens te kennen geeft goederen voor tweeërlei gebruik onder een uitvoer- of wederuitvoerregeling te brengen.

HOOFDSTUK II - Toepassingsgebied


Artikel 3

1. Voor de uitvoer van de in bijlage I vermelde goederen voor tweeërlei gebruik wordt een vergunning geëist.

2. De vergunning is niet alleen voor de fysieke uitvoer van goederen of van technologie vereist, maar ook voor overdracht van technologie door middel van elektronische media, telefoon en fax. Deze verordening is evenwel niet van toepassing op verlening van diensten noch op overdracht van technologie welke grensoverschrijding door natuurlijke personen behoeft.

3. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 of in artikel 5 kan voor de uitvoer van bepaalde, niet in bijlage I vermelde goederen voor tweeërlei gebruik naar alle of naar bepaalde bestemmingen een vergunning worden geëist.

4. Deze verordening is niet van toepassing op goederen voor tweeërlei gebruik die het grondgebied van de Gemeenschap louter doorkruisen. Goederen die de Gemeenschap louter doorkruisen, zijn goederen die geen andere douanebestemming dan extern communautair douanevervoer volgen of die enkel in een vrije zone of in een vrij entrepot worden opgeslagen en waarvan geen goedgekeurde voorraadadministratie moet worden gehouden.

5. De in lid 1 bedoelde vergunning is niet vereist voor goederen voor tweeërlei gebruik die door regeringen van lidstaten of door natuurlijke personen of rechtspersonen die namens de regeringen van lidstaten optreden, worden uitgevoerd.

Artikel 4

1. Voor de uitvoer van niet in de lijst van bijlage I opgenomen goederen voor tweeërlei gebruik wordt een uitvoervergunning geëist indien de exporteur door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar hij is gevestigd, is medegedeeld dat de betrokken goederen geheel of ten dele zijn of kunnen zijn bestemd om te worden gebruikt bij de ontwikkeling, de productie, de behandeling, de bediening, het onderhoud, de opslag, de opsporing, de identificatie of de verspreiding van chemische, biologische of nucleaire wapens, respectievelijk bij de ontwikkeling, de productie, het onderhoud of de opslag van raketten die dergelijke wapens naar hun doel kunnen voeren.

2. Voor de uitvoer van niet in bijlage I opgenomen goederen voor tweeërlei gebruik wordt eveneens een vergunning geëist indien de exporteur door de in lid 1 bedoelde autoriteiten is medegedeeld dat de betrokken goederen zijn of kunnen zijn bestemd om in een land waarop een VN-embargo van toepassing is, geheel of ten dele voor militaire doeleinden te worden gebruikt.

3. Indien de exporteur ervan op de hoogte is dat de goederen voor tweeërlei gebruik geheel of ten dele voor een van de in de leden 1 en 2 genoemde doeleinden zijn bestemd, deelt hij dit mede aan de in lid 1 bedoelde autoriteiten, die besluiten of het voor de betrokken uitvoer dienstig is een uitvoervergunning te eisen.

4. De lidstaten kunnen nationale wettelijke bepalingen vaststellen of deze handhaven waarin is bepaald dat de exporteur de in lid 1 bedoelde autoriteiten op de hoogte moet brengen indien hij een gegrond vermoeden heeft dat de goederen voor tweeërlei gebruik geheel of ten dele voor een van de in de leden 1 en 2 genoemde doeleinden zijn bestemd en waarin is bepaald dat in een dergelijk geval voor de uitvoeroperatie een vergunning kan worden geëist.

5. Een lidstaat die overeenkomstig de in de leden 1 tot en met 4 bedoelde bepalingen voor de uitvoer van een niet op lijsten voorkomend goed voor tweeërlei gebruik een vergunning eist, stelt de andere lidstaten en de Commissie daarvan in kennis. De andere lidstaten houden naar behoren rekening met deze informatie en stellen hun douanekantoren en andere ter zake bevoegde nationale autoriteiten in de mate van het mogelijke daarvan in kennis.

6. Indien een lidstaat een vergunning voor uitvoer van een niet op de lijst voorkomend goed voor tweeërlei gebruik weigert, stelt hij daarvan de andere lidstaten en de Commissie onverwijld in kennis.

7. Indien een lidstaat een vergunning verleent voor uitvoer van een niet op de lijst voorkomend goed voor tweeërlei gebruik dat in wezen identiek is aan een uitvoer waarvoor door een andere lidstaat een vergunning werd geweigerd, stelt hij de andere lidstaten en de Commissie van zijn besluit in kennis, met vermelding van alle relevante gegevens omtrent de redenen voor zijn besluit.

Artikel 5

1. Een lidstaat kan bij uitzondering, om met nationale veiligheid verband houdende redenen, de uitvoer van niet in bijlage I vermelde goederen voor tweeërlei gebruik verbieden of deze aan een vergunning onderwerpen.

2. De lidstaten brengen de krachtens lid 1 genomen maatregelen onmiddellijk nadat zij zijn vastgesteld, de andere lidstaten en de Commissie ter kennis, onder nauwkeurige vermelding van de redenen daarvoor en van de voorgenomen duur ervan.

De lidstaten geven de andere lidstaten en de Commissie bovendien onverwijld kennis van wijzigingen die de in lid 1 bedoelde maatregelen betreffen.

3. De Commissie maakt de overeenkomstig lid 2 medegedeelde maatregelen bekend in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

HOOFDSTUK III - Uitvoervergunning


Artikel 6

1. Voor elke onder deze verordening begrepen uitvoer wordt een vergunning geëist. De vergunning wordt verleend door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de exporteur is gevestigd, tenzij het uitvoer betreft die door de in bijlage II opgenomen communautaire algemene uitvoervergunning wordt bestreken.

2. Een vergunning kan een individuele, een globale of een algemene vergunning zijn.

Nationale algemene vergunningen kunnen slechts worden verleend voor een soort of categorie goederen voor tweeërlei gebruik die naar andere dan in bijlage II, lijst B, genoemde bestemmingen worden uitgevoerd.

3. De lidstaten handhaven in hun nationale wetgeving de mogelijkheid of nemen die mogelijkheid in hun nationale wetgeving op, om aan een specifieke exporteur voor een type of categorie goederen voor tweeërlei gebruik een globale vergunning te verlenen die voor uitvoer naar een of meer met name genoemde landen geldig kan zijn.

4. Aan de vergunning kunnen, in voorkomend geval, bepaalde eisen en voorwaarden worden verbonden. De bevoegde autoriteiten van een lidstaat kunnen met name een verklaring van eindgebruik eisen voor de uitvoer van goederen en technologie die terzelfder tijd

a) aan een individuele vergunning zijn onderworpen, en

b) naar een niet in bijlage II, lijst B, genoemde bestemming worden uitgevoerd.

5. De vergunning is in de gehele Gemeenschap geldig.

Artikel 7

1. Indien de goederen voor tweeërlei gebruik waarvoor een individuele uitvoervergunning voor een niet specifiek in bijlage II vermelde bestemming, of, in het geval van in bijlage IV vermelde zeer gevoelige goederen, voor alle bestemmingen is aangevraagd, zich in een andere lidstaat bevinden of zullen bevinden of zich gedurende de voorbije negen maanden in een andere lidstaat hebben bevonden, wordt dat gegeven in de aanvraag vermeld. De vergunningafgevende autoriteiten van de lidstaat waar de vergunning wordt aangevraagd, treden onverwijld in overleg met de vergunningafgevende autoriteit van de betrokken lidstaat, respectievelijk lidstaten en verstrekken alle ter zake dienende informatie. De geraadpleegde lidstaat maakt, respectievelijk de geraadpleegde lidstaten maken ten aanzien van de afgifte van een dergelijke vergunning binnen tien werkdagen eventuele voorbehouden kenbaar. Deze voorbehouden zijn bindend voor de lidstaat waar de vergunning is aangevraagd.

Indien binnen de termijn van tien werkdagen geen voorbehouden werden ontvangen, wordt de geraadpleegde lidstaat geacht gunstig advies te hebben uitgebracht.

In uitzonderlijke gevallen kan de geraadpleegde lidstaat om verlenging van de termijn van tien dagen verzoeken. De verlenging mag evenwel niet meer dan dertig werkdagen bedragen.

2. Indien een uitvoer zijn wezenlijke veiligheidsbelangen zou kunnen schaden, kan een lidstaat een andere lidstaat verzoeken geen uitvoervergunning te verlenen of, indien deze reeds is verleend, die vergunning nietig te verklaren, op te schorten, te wijzigen of in te trekken. De lidstaat die een dergelijk verzoek ontvangt, treedt met de verzoekende lidstaat onverwijld in overleg van niet-bindende aard, welk overleg binnen tien werkdagen dient te worden afgerond.

3. De lidstaten doen de Commissie een lijst van de bevoegde, tot verlening van uitvoervergunningen voor goederen voor tweeërlei gebruik gemachtigde autoriteiten toekomen.

4. De Commissie maakt de lijst van de in lid 3 bedoelde autoriteiten bekend in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 8

Bij hun besluit al dan niet een uitvoervergunning te verlenen, houden de lidstaten rekening met:

a) hun uit internationale overeenkomsten inzake non-proliferatie en toezicht op gevoelige goederen voortvloeiende verbintenissen;

b) hun verplichtingen uit hoofde van door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties opgelegde of in andere internationale fora overeengekomen sancties;

c) overwegingen van nationaal buitenlands en veiligheidsbeleid, met inbegrip van, voor zover relevant, overwegingen in verband met de tijdens de Europese Raad te Luxemburg in juni 1991 en te Lissabon in juni 1992 overeengekomen criteria voor de uitvoer van conventionele wapens;

d) overwegingen omtrent het voorgenomen eindgebruik en het onttrekkingsgevaar.

Artikel 9

1. De exporteurs verstrekken de bevoegde autoriteiten alle voor hun vergunningaanvraag vereiste relevante gegevens.

2. De bevoegde autoriteiten kunnen, overeenkomstig deze verordening handelend, weigeren een uitvoervergunning te verlenen en een reeds verleende uitvoervergunning nietig te verklaren, opschorten, wijzigen of intrekken. In geval zij een vergunning weigeren, nietig verklaren, opschorten, wezenlijk beperken of intrekken, stellen zij de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie daarvan in kennis en wisselen met de andere lidstaten en met de Commissie relevante gegevens uit, met inachtneming van de bepalingen van artikel 16, lid 3, betreffende het vertrouwelijke karakter.

3. Alvorens voor een in wezen identieke uitvoer waarvoor door een andere lidstaat een vergunning werd geweigerd, een vergunning te verlenen, pleegt een lidstaat met die andere lidstaat overleg. Indien de vergunning overwegende lidstaat na dit overleg tot verlening van een uitvoervergunning besluit, stelt hij de andere lidstaten en de Commissie onverwijld van dat besluit in kennis, waarbij alle relevante informatie omtrent de redenen voor dat besluit wordt verstrekt.

Artikel 10

1. Alle individuele nationale uitvoervergunningen worden afgegeven op formulieren die het in bijlage III opgenomen model volgen.

2. Op verzoek van de exporteurs geschiedt afgifte van nationale algemene en globale vergunningen op de in lid 1 bedoelde formulieren.

3. Op verzoek van de exporteurs kunnen globale vergunningen die kwantitatieve beperkingen inhouden, worden gesplitst.

4. Aan de exporteurs worden overeenkomstig de nationale bepalingen betreffende de certificering van afschriften, wettelijk geldige afschriften van de vergunningen ter beschikking gesteld.

HOOFDSTUK IV - Invoer en wederuitvoer


Artikel 11

Internationale invoercertificaten of gelijkwaardige certificaten van eindgebruik dienen enkel om te certifiëren dat er voor de wederuitvoer uit de Gemeenschap een vergunning bestaat.

De lidstaten doen slechts de toezegging dat de betrokken goederen niet zonder toestemming van de autoriteiten van de lidstaat waar de exporteur is gevestigd, worden wederuitgevoerd.

HOOFDSTUK V - Bijwerking van lijsten van goederen voor tweeërlei gebruik


Artikel 12

1. De in bijlage I opgenomen lijst wordt bijgewerkt door een uit een vertegenwoordiger van elke lidstaat en van de Commissie bestaande lijstgroep.

2. Het voorzitterschap van de lijstgroep wordt waargenomen door de lidstaat die het voorzitterschap van de Raad waarneemt. Hij wordt bijgestaan door een technisch secretariaat van een van de lidstaten.

3. De lidstaat die het voorzitterschap waarneemt, belegt vergaderingen en doet passende voorstellen voor de bijwerking van bijlage I, in het bijzonder na de vergaderingen in het kader van de internationale non-proliferatieregelingen. Vergaderingen kunnen eveneens op verzoek van een andere lidstaat of van de Commissie worden gehouden. De lidstaten en de Commissie kunnen voorstellen betreffende het opstellen en de bijwerking van bijlage I indienen.

4. Besluit betreffende de bijwerking van bijlage I worden bij consensus door de vertegenwoordigers van de lidstaten genomen en bij verordening van de Commissie als wijzigingen van bijlage I ten uitvoer gelegd.

HOOFDSTUK VI - Douaneprocedures


Artikel 13

1. Bij het vervullen van de uitvoerformaliteiten bij het voor de behandeling van de uitvoeraangifte bevoegde douanekantoor dient de exporteur aan te tonen dat voor de uitvoer naar behoren een vergunning is verleend.

2. Van de exporteur kan van alle als bewijs verstrekte bescheiden een vertaling worden geëist in de officiële taal of in een van de officiële talen van de lidstaat waar de aangifte wordt overgelegd.

3. Onverminderd de bevoegdheden die hij aan het Communautair douanewetboek ontleent, kan een lidstaat, overeenkomstig dat wetboek, voor een periode van ten hoogste tien werkdagen de vrijgave voor uitvoer vanuit zijn grondgebied van de in bijlage I vermelde goederen voor tweeërlei gebruik waarvoor een geldige uitvoervergunning werd afgegeven, opschorten of, indien nodig, op andere wijze verhinderen dat deze goederen de Gemeenschap vanuit zijn grondgebied verlaten, indien hij een gegrond vermoeden heeft dat:

a) bij de vergunningverlening geen rekening is gehouden met relevante gegevens, of

b) sedert de vergunningverlening de omstandigheden wezenlijk zijn veranderd.

In dergelijke gevallen worden de bevoegde autoriteiten van de lidstaat die de uitvoervergunning hebben verleend, onverwijld geraadpleegd, opdat zij overeenkomstig artikel 9, lid 2, maatregelen kunnen treffen.

Indien deze autoriteiten besluiten de vergunning te handhaven of indien binnen tien werkdagen geen antwoord is ontvangen, worden de goederen voor tweeërlei gebruik onverwijld vrijgegeven.

Artikel 14

1. De lidstaten kunnen bepalen dat douaneformaliteiten voor de uitvoer van de goederen voor tweeërlei gebruik slechts bij daartoe bevoegd verklaarde douanekantoren mogen worden vervuld.

2. Wanneer zij gebruik maken van de in lid 1 geboden mogelijkheid, delen de lidstaten de Commissie mede welke douanekantoren aldus bevoegd zijn verklaard. De Commissie maakt deze informatie bekend in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 15

Het bepaalde in deel II, titel II, hoofdstuk 11 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 is eveneens van toepassing op de beperkingen ten aanzien van de wederuitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik die onder de onderhavige verordening zijn begrepen.

HOOFDSTUK VII - Administratieve samenwerking


Artikel 16

1. Handelend in verbinding met de Commissie treffen de lidstaten alle dienstige maatregelen om rechtstreekse samenwerking en uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten te bewerkstelligen, in het bijzonder om te voorkomen dat als gevolg van eventuele verschillen bij de toepassing van de controles op de uitvoer het handelsverkeer wordt verlegd, waardoor voor een of meer lidstaten moeilijkheden zouden kunnen ontstaan.

2. De lidstaten nemen alle dienstige maatregelen om rechtstreekse samenwerking en uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten over gevoelige eindgebruikers tot stand te brengen, teneinde te bewerkstelligen dat alle exporteurs waarop deze verordening van toepassing is, op dezelfde wijze worden behandeld.

3. Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad (9), in het bijzonder de bepalingen betreffende het vertrouwelijke karakter van bepaalde gegevens, is, onverminderd het bepaalde in artikel 19 van de onderhavige verordening, van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK VIII - Controlemaatregelen


Artikel 17

1. De exporteurs houden volgens de in de onderscheiden lidstaten gebruikelijke methoden gedetailleerde registers of dossiers van hun transacties bij. Deze registers of dossiers bevatten met name de handelsbescheiden, zoals facturen, manifesten, vrachtbrieven of andere vervoersdocumenten, waarin de volgende gegevens voorkomen:

a) omschrijving van de goederen voor tweeërlei gebruik,

b) hoeveelheid van de goederen voor tweeërlei gebruik,

c) naam en adres van de exporteur en van de geadresseerde,

d) indien bekend, het eindgebruik en de eindgebruiker van de goederen voor tweeërlei gebruik.

2. De in lid 1 bedoelde registers, dossiers en bescheiden worden bewaard gedurende ten minste drie jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de uitvoer is geschied. Zij worden op verzoek van de bevoegde autoriteiten overgelegd.

Artikel 18

Om de correcte toepassing van deze verordening te waarborgen, nemen de lidstaten alle nodige maatregelen om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen:

a) gegevens te verzamelen over elke, met goederen voor tweeërlei gebruik verband houdende order of transactie;

b) na te gaan of de controlemaatregelen op de juiste wijze worden toegepast, hetgeen met name de bevoegdheid kan omvatten tot betreding van de percelen en panden van de bij een uitvoertransactie belanghebbende personen.

HOOFDSTUK IX - Algemene en slotbepalingen


Artikel 19

1. Een coördinatiegroep wordt ingesteld waarvan het voorzitterschap door een vertegenwoordiger van de Commissie wordt waargenomen. Elke lidstaat wijst in deze coördinatiegroep een vertegenwoordiger aan.

2. De coördinatiegroep heeft tot taak elk vraagstuk in verband met de toepassing van deze verordening te onderzoeken, dat door de voorzitter of door een vertegenwoordiger van een lidstaat aan de orde wordt gesteld en gaat met name na welke maatregelen de lidstaten dienen te nemen om de exporteurs van hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening in kennis te stellen.

De coördinatiegroep kan telkens wanneer hij dit nodig acht de representatieve organisaties raadplegen die de door deze verordening bestreken exporteurs vertegenwoordigen.

Artikel 20

Elke lidstaat treft passende maatregelen om de correcte toepassing van alle bepalingen van deze verordening te waarborgen en stelt met name de bij inbreuk op deze verordening en van de bepalingen ter uitvoering daarvan op te leggen sancties vast. Deze sancties dienen doeltreffend, evenredig en afschrikkend te zijn.

Met name omschrijft en specificeert elke lidstaat voor de toepassing van artikel 4, lid 3, de aard van de inbreuk op zijn nationale wetgeving en stelt hij de aard van de op te leggen sanctie vast.

Artikel 21

Elke lidstaat stelt de Commissie in kennis van de voor de tenuitvoerlegging van deze verordening vastgestelde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, met inbegrip van de in artikel 20 bedoelde maatregelen. De Commissie deelt deze inlichtingen aan de andere lidstaten mede. Zij legt het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van deze verordening om de drie jaar een verslag voor. De lidstaten verstrekken de Commissie alle dienstige informatie die zij ter voorbereiding van dit verslag behoeft.

Artikel 22

1. De leden 2 tot en met 5 zijn van toepassing op zendingen die van de ene lidstaat naar de andere lidstaat worden overgebracht.

2. Voor de overbrenging van de in de lijst van bijlage IV, deel B, vermelde goederen voor tweeërlei gebruik verlangen alle lidstaten dat de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die dergelijke goederen overbrengt, van die overbrenging kennis geeft aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de goederen zich bevinden. De in deze kennisgeving vervatte informatie dient identiek te zijn aan die welke door een natuurlijke persoon of door een rechtspersoon die voor deze goederen voor tweeërlei gebruik een individuele uitvoervergunning aanvraagt, aan de nationale autoriteiten wordt verstrekt.

De procedure voor kennisgeving en informatieverstrekking mag niet tot ongerechtvaardigde en onevenredige beperkingen voor het vrije verkeer van goederen binnen de Gemeenschap leiden, noch deze in stand houden.

3. Indien een eerder van de ene lidstaat naar een andere overgebracht goed voor tweeërlei gebruik dat in de lijst van bijlage IV is vermeld, nadien zal worden uitgevoerd, dient dat gegeven in de aanvraag voor een uitvoervergunning te worden vermeld. De lidstaat, respectievelijk lidstaten waar het goed zich oorspronkelijk bevond, dient, respectievelijk dienen te worden geraadpleegd door de lidstaat waar de potentiële exporteur is gevestigd. De vergunningverlenende autoriteiten van de geraadpleegde lidstaat, respectievelijk lidstaten maken binnen tien werkdagen hun eventuele bezwaren tegen de verlening van een uitvoervergunning bekend. Het standpunt van de geraadpleegde lidstaat is bindend.

Wanneer binnen tien werkdagen geen bezwaren zijn ontvangen, wordt de geraadpleegde lidstaat geacht gunstig advies te hebben uitgebracht.

De geraadpleegde lidstaat kan om verlenging van de termijn van tien dagen verzoeken.

4. De bescheiden en dossiers in verband met intracommunautaire zendingen van de in de lijst van bijlage I vermelde goederen voor tweeërlei gebruik dienen gedurende ten minste drie jaar na afloop van het jaar waarin de transactie is geschied, te worden bewaard en dienen op verzoek van de bevoegde autoriteiten te worden overgelegd.

5. In de relevante handelsbescheiden die betrekking hebben op de overbrenging binnen de Gemeenschap van de in de lijst van bijlage I vermelde goederen voor tweeërlei gebruik dient duidelijk te zijn vermeld dat die goederen bij uitvoer uit de Gemeenschap aan controle worden onderworpen. Relevante handelsbescheiden zijn met name het verkoopcontract, de orderbevestiging, de factuur of het verzendingsborderel.

Artikel 23

1. Voor intracommunautaire overbrenging van afgescheiden plutonium en van meer dan 20 % verrijkt uranium, alsmede van met de opwerking, de verrijking en de productie van zwaar water verband houdende installaties, van cruciaal belang zijnde hoofdbestanddelen en technologie in de zin van de Verklaring van gemeenschappelijk beleid van 20 november 1984, is een vergunning vereist.

De betrokken goederen zijn in de lijst van bijlage IV, deel A, vermeld.

2. De in lid 1 bedoelde vergunningsprocedure geeft geen aanleiding tot het verrichten van controles aan de binnengrenzen van de Gemeenschap, doch vergt slechts controles die in het raam van de normale, op niet-discriminerende wijze over het gehele grondgebied van de Gemeenschap uitgevoerde controleprocedures passen.

Artikel 24

Deze verordening laat de toepassing van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie onverlet.

Artikel 25

Verordening (EG) nr. 3381/94 wordt ingetrokken.

Voor de vergunningsaanvragen die vóór de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening werden ingediend, blijven evenwel de desbetreffende bepalingen van Verordening (EG) nr. 3381/94 van toepassing.

Artikel 26

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1999.


Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.


(1) PB L 367 van 31.12.1994, blz. 1.

(2) PB L 90 van 21.4.1995, blz. 1.

(3) PB L 367 van 31.12.1994, blz. 8.

(4) PB L 92 van 25.3.1998, blz. 1.

(5) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

(6) PB L 17 van 21.1.1997, blz. 1.

(7) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

(8) PB L 212 van 30.7.1998, blz. 18.

(9) PB L 82 van 22.3.1997, blz. 1.


BIJLAGE I


LIJST VAN PRODUCTEN WAARVOOR EEN UITVOERVERGUNNING VEREIST IS


ALGEMENE NOTEN BIJ BIJLAGE I

1. Voor de controle op de uitvoer van goederen die zijn ontworpen of aangepast voor militair gebruik zij verwezen naar de desbetreffende lijst(en) van aan vergunningsplicht onderworpen militaire goederen van de afzonderlijke lidstaten. Verwijzingen in deze bijlage naar de 'lijst militaire goederen' hebben betrekking op deze lijst.

2. De doelstelling van de controle op de uitvoer van de goederen, vermeld in deze bijlage, mag niet worden omzeild door de uitvoer van niet aan vergunningsplicht onderworpen goederen (met inbegrip van fabrieken) die één of meer aan vergunningsplicht onderworpen onderdelen bevatten, als deze onderdelen het voornaamste element van de goederen vormen en gemakkelijk kunnen worden verwijderd of voor andere doeleinden worden aangewend.

N.B.: Bij de beoordeling van de vraag of aan vergunningsplicht onderworpen onderdelen als voornaamste element dienen te worden aangemerkt, dienen factoren als hoeveelheid, waarde en technologische know-how alsmede andere bijzondere omstandigheden op grond waarvan de aan vergunningsplicht onderworpen onderdelen als voornaamste element van de geleverde goederen kunnen worden aangemerkt, een rol te spelen.

3. Wat de overdracht van technologie betreft, worden in deze bijlage alleen materiële vormen bedoeld.

4. Met goederen worden in deze bijlage zowel nieuwe als gebruikte goederen bedoeld.


Nucleaire technologienoot (NTN)

(Te lezen in samenhang met sectie E van categorie 0)

De 'technologie' die rechtstreeks samenhangt met goederen die in categorie 0 vallen, valt onder de bepalingen van categorie 0.

"Technologie" voor de 'ontwikkeling', 'productie' of het 'gebruik' van aan vergunningsplicht onderworpen goederen blijft aan vergunningsplicht onderworpen als deze technologie wordt toegepast op niet aan vergunningsplicht onderworpen goederen.

Het verlenen van een uitvoervergunning voor goederen houdt tevens in dat de uitvoer naar dezelfde eindgebruiker van de minimaal noodzakelijke 'technologie' voor installatie, bediening, onderhoud en reparatie van de goederen is toegestaan.

Vergunningsregelingen voor overdracht van 'technologie' zijn niet van toepassing op informatie die 'voor iedereen beschikbaar' is en op 'fundamenteel wetenschappelijk onderzoek'.


Algemene technologienoot (ATN)

(Te lezen als onderdeel van sectie E van de categorieën 1 tot en met 9)

De uitvoer van 'technologie' die 'noodzakelijk' is voor de 'ontwikkeling', 'productie' of het 'gebruik' van in de categorieën 1 tot en met 9 bedoelde goederen is onderworpen aan de op de categorieën 1 tot en met 9 van toepassing zijnde bepalingen.

"Technologie" die 'noodzakelijk' is voor de 'ontwikkeling', 'productie' of het 'gebruik' van aan vergunningsplicht onderworpen goederen, is ook aan vergunningsplicht onderworpen als deze technologie wordt toegepast op niet aan vergunningsplicht onderworpen goederen.

De vergunningsplicht geldt niet voor de minimaal noodzakelijke 'technologie' voor installatie, bediening, onderhoud en reparatie van niet onder de vergunningsplicht vallende goederen of op de goederen waarvan de uitvoer is toegestaan.

N.B.: Deze bepaling laat de embargostatus van de in 1E002.e en 1E002.f, alsmede in 8E002.a en 8E002.b bedoelde 'technologie' onverlet.

Vergunningsregelingen voor overdracht van 'technologie' zijn niet van toepassing op informatie die 'voor iedereen beschikbaar' is op 'fundamenteel wetenschappelijk onderzoek' en op de voor octrooiaanvragen noodzakelijke minimuminformatie.


Algemene programmatuurnoot (APN)

(Deze noot heeft voorrang boven het bepaalde in sectie D van de categorieën 0 tot en met 9)

De categorieën 0 tot en met 9 van deze lijst zijn niet van toepassing op programmatuur die:

a) algemeen voor publiek verkrijgbaar is doordat de 'programmatuur':

1. via de detailhandel zonder beperkingen uit voorraad wordt verkocht via:

a) winkelverkoop,

b) postorderverkoop, of

c) telefonische verkoop, en

2. is ontworpen voor installatie door de gebruiker zonder wezenlijke ondersteuning van de leverancier, of

b) 'voor iedereen beschikbaar' is.


DEFINITIES VAN IN DEZE BIJLAGE GEBRUIKTE TERMEN

Na elke gedefinieerde term wordt tussen haakjes verwezen naar de betrokken categorie(ën).

"Aangepast voor gebruik in oorlogssituaties" (1): elke aanpassing of selectie (zoals een wijziging van de zuiverheid, houdbaarheid, virulentie, verspreidingskenmerken, of weerstand tegen UV-straling) die tot doel heeft de werkzaamheid te verhogen ten aanzien van menselijke of dierlijke slachtoffers, schade aan uitrusting of aan gewassen, en aantasting van het milieu.

"Actieve pixel" (6, 8): het kleinste (afzonderlijke) element van de halfgeleider-"array" dat nog een foto-elektrische overdrachtsfunctie vervult bij blootstelling aan elektromagnetische straling (licht).

"Actieve vluchtregelsystemen" (7): actieve vluchtregelsystemen werken zodanig dat ongewenste bewegingen of structurele belastingen van 'vliegtuig' of raket kunnen worden voorkomen door de onafhankelijke verwerking van signalen van meerdere sensoren waarna preventieve commando's voor automatische regeling worden gegeven.

"Adaptieve besturing" (2): een besturingssysteem dat de reactie aanpast op basis van tijdens de bewerking geconstateerde omstandigheden (referentie ISO 2806-1980).

"Aerodynamische vlakken met variabel profiel" (7): deze worden verkregen door flappen aan de achterrand of aan de voorrand of door een naar beneden knikkende voorrand, welke tijdens de vlucht bestuurd kunnen worden.

"Afstembaar" (6): het vermogen van een 'laser' om binnen een gebied van verschillende 'laser'-overgangen bij elke golflengte een continuvermogen op te wekken. Een laser die slechts kan werken op een beperkt aantal vaste golflengten ("line selectable") wekt discrete golflengten op binnen één 'laser'-overgang en wordt niet beschouwd als 'afstembaar'.

"Asynchrone transfer modus" (ATM) (5): een transfer modus waarbij de informatie is geordend in cellen; deze is asynchroon in die zin dat de manier waarop de cellen zich herhalen afhankelijk is van de vereiste of momentele bytesnelheid (CCITT Aanbeveling L.113).

"ATM": 'asynchrone transfer modus'.

"Automatisch volgen van het doel" (6): een verwerkingstechniek waarbij automatisch en tijdgebonden een geëxtrapoleerde waarde van de meest waarschijnlijke positie van het doel wordt bepaald en als uitgangssignaal afgegeven.

"Axiale slag" (axiale verplaatsing) (2): axiale verplaatsing tijdens één omwenteling van de hoofdspil gemeten in een vlak loodrecht op de stelplaat van de spil aan een punt dat grenst aan de omtrek van de stelplaat van de spil (referentie ISO 230 deel 1-1986, paragraaf 5.63).

"Band" (1): een materiaal dat bestaat uit in elkaar gevlochten of in één richting liggende 'monofilamenten', 'strengen', 'rovings', 'linten' of 'garens', enz., gewoonlijk geïmpregneerd met hars.

N.B.: 'Streng': een bundel 'monofilamenten' (normaal meer dan 200) die ongeveer parallel lopen.

"Beeldverbetering" (4): het verwerken van elders verkregen informatiedragende beelden met behulp van algoritmen, zoals tijdcompressie, filteren, extractie, selectie, correlatie, convolutie of transformatie tussen domeinen (bijvoorbeeld de snelle-Fourier-transformatie ("fast Fourier transform") of de Walsh transformatie ("Walsh transform")). Hieronder zijn niet begrepen algoritmen die slechts lineaire of draaiende omzettingen op een enkel beeld toepassen, zoals verschuivingen, extractie van specifieke kenmerken, registratie of het vals kleuren.

"Bias" (versnellingsmeters) (7): uitgangssignaal van een versnellingsmeter bij afwezigheid van versnelling.

"Binnenbekleding" (9): de hechtlaag tussen de vaste stuwstof en de omhulling of isolerende bekleding. Doorgaans een op vloeibare polymeren gebaseerde disperie van hittebestendige of isolerende materialen, bijvoorbeeld HTPB met koolstof als vulmateriaal of een andere polymeer waaraan hardingsmiddelen zijn toegevoegd, waarmee het inwendige van een omhulling wordt gespoten of bestreken.

"Broncode" (of brontaal) (4, 5, 6, 7, 9): een geschikte expressie van één of meer processen, die door een programmeersysteem kan worden omgezet in een door apparatuur uitvoerbare vorm ("objectcode" (of doeltaal)).

"CE": rekenelement (computing element).

"CEP" (circle of equal probability - 50 %-trefkanscirkel) (7): een maat voor de nauwkeurigheid; de straal van de cirkel met het doel in het middelpunt bij een bepaald bereik waarbinnen 50 % van de nuttige ladingen terechtkomen.

"Chemische laser" (6): een 'laser' waarin de geëxciteerde stof wordt geproduceerd door de door een chemische reactie voortgebrachte energie.

"Civiele vliegtuigen" (1, 7, 9): die types 'vliegtuigen' die als zodanig zijn aangeduid in gepubliceerde overzichten van luchtwaardigheidsbewijzen van de civiele luchtvaartautoriteiten voor het vliegen van commerciële binnenlandse en buitenlandse lijnen of voor wettig civiel, privé of zakelijk gebruik.

N.B.: Zie ook 'vliegtuigen'.

"Communicatiekanaalbesturingseenheid" (5): de fysieke verbinding die de stroom synchrone of asynchrone digitale informatie bestuurt. Deze bestaat uit een samenstelling die in de computer- of telecommunicatieapparatuur kan worden geïntegreerd teneinde toegang tot de communicatie te verschaffen.

"Composiet" (1, 2, 6, 8, 9): een 'matrix' en één of meer toegevoegde fasen bestaande uit deeltjes, whiskers, vezels of iedere combinatie daarvan, aanwezig voor een specifiek doel of voor specifieke doelen.

"Contourbesturen" (2): twee of meer 'numeriek bestuurde' bewegingen volgens instructies die de eerstvolgende vereiste positie en de vereiste voedingssnelheden naar die positie specificeren. Deze snelheden worden in afhankelijkheid van elkaar gevarieerd, zodat een gewenste contour wordt verkregen (referentie ISO/DIS 2806 - 1980).

"Cryptografie" (5): de tak van wetenschap die zich bezighoudt met de grondbeginselen, instrumenten en methoden voor het omzetten van gegevens teneinde de inhoud daarvan te verbergen, te voorkomen dat deze inhoud ongemerkt wordt gewijzigd of zonder toestemming wordt gebruikt. 'Cryptografie' is beperkt tot het omzetten van gegevens met gebruikmaking van één of meer 'geheime parameters' (b.v. cryptovariabelen) of aanverwante sleutels.

N.B.: Een 'geheime parameter' is een constante of sleutel die voor anderen geheim wordt gehouden of slechts binnen een groep bekend wordt gemaakt.

"CTP": totale theoretische prestatie ("composite theoretical performance").

"Deelnemende staat" (7, 9): een staat die deelneemt aan het 'Wassenaar Arrangement'.

"Diffusielassen" (1, 2, 9): het in de vaste fase ("solid-state") moleculair met elkaar verbinden van ten minste twee aparte metalen tot één stuk met een bindingssterkte ten minste gelijk aan die van het zwakste materiaal.

"Digitale computer" (4, 5): een apparaat dat, in de vorm van één of meer discrete variabelen, al de volgende functies kan verrichten:

a) gegevens opnemen;

b) gegevens of opdrachten in onuitwisbare of wijzigbare (beschrijfbare) geheugens opslaan;

c) gegevens met behulp van een opgeslagen veranderbare reeks opdrachten kan verwerken; en

d) gegevens afgeven.

N.B.: Onder veranderen van een opgeslagen reeks opdrachten wordt mede verstaan het vervangen van onuitwisbare geheugenelementen, doch hieronder valt niet het in fysieke zin wijzigen van bedrading of onderlinge verbindingen.

"Digitale elektronische motorregelapparatuur welke volledig zelfstandig in de motorregeling kan ingrijpen" ("FADEC") (7, 9): elektronische regelapparatuur voor gasturbinemotoren of motoren met een gecombineerde thermodynamische cyclus waarbij gebruik wordt gemaakt van een digitale computer voor de regeling van de variabelen die nodig zijn ter regeling van de stuwkracht of het afgegeven effectieve vermogen over het hele werkbereik van de motor vanaf het begin van de meting van de brandstoftoevoer tot het afsluiten van de brandstoftoevoer.

"Digitale overbrengsnelheid" (5): de totale bytesnelheid van de informatie die direct wordt overgebracht op ieder type medium.

N.B.: Zie ook 'totale digitale overbrengsnelheid'.

"Direct hydraulisch persen" (2): een vervormingsproces, waarbij gebruik wordt gemaakt van een flexibele, met vloeistof gevulde blaas, die in direct contact staat met het werkstuk.

"Door opwerking verkregen" (0, 1): het toepassen van ieder procédé dat tot doel heeft het gehalte van het betreffende isotoop te doen toenemen.

"Driedimensionale vectorsnelheid" (4): het aantal per seconde gegenereerde vectoren met meerlijnige, 'clip tested', willekeurig gerichte, 10-pixel vectoren, met x-y-z coördinaten met vaste dan wel drijvende komma (welke van de twee de grootste snelheid oplevert).

"Drukomzetters" (2): inrichtingen die de gemeten druk omzetten in een elektrisch signaal.

"Dynamische adaptieve routebepaling" (5): automatische aanpassing van de route van verkeer op basis van de waarneming en analyse van actuele feitelijke netwerkomstandigheden.

N.B.: Hieronder vallen niet de beslissingen ten aanzien van routebepaling aan de hand van vooraf vastgelegde gegevens.

"Dynamische signaalanalysatoren" (3): 'Signaalanalysatoren' waarbij gebruik wordt gemaakt van digitale bemonsterings- en omzettingstechnieken ter verkrijging van een Fourier spectrumafbeelding van een gegeven golfvorm met inbegrip van gegevens betreffende amplitude en fase.

N.B.: Zie ook 'signaalanalysatoren'.

"Eénkanaalsignalering" ("common channel signalling") (5): een methode van signalering, waarbij met behulp van berichten met label via een enkel kanaal signaleringsinformatie die betrekking heeft op een veelheid van lijnen of oproepen alsmede andere informatie, b.v. informatie gebruikt bij het beheer van netwerken, tussen schakelcentrales wordt overgebracht.

"Effectieve gram" (0.1). Onder een 'effectieve gram' (0, 1) speciale splijtstof wordt verstaan:

a) voor plutoniumisotopen en uraan-233: het gewicht van de isotoop in gram;

b) voor uraan dat 1 % of meer verrijkt is in de isotoop uraan-235: het gewicht van het element in gram, vermenigvuldigd met het kwadraat van de verrijking, uitgedrukt in decimalen als gewichtsverhouding;

c) voor uraan dat minder dan 1 % verrijkt is in de isotoop uraan-235: het gewicht van het element in gram, vermenigvuldigd met 0,0001.

"Eindeffectors" (2): 'Eindeffectors' omvatten grijpers, 'actieve gereedschapseenheden' en alle andere gereedschappen die zijn verbonden met de grondplaat aan het uiteinde van de manipulatiearmen van een 'robot'.

N.B.: Een 'actieve gereedschapseenheid' is een voorziening, die beweegkracht of procesenergie op het werkstuk overbrengt of waarnemingen daarvan verzorgt.

"Elektronisch bestuurbare fasegestuurde antennesystemen, opgebouwd uit een groot aantal identieke antennes" ("phased array antenna") (5, 6): een antenne waarbij de bundel wordt gevormd door middel van fasekoppeling, d.w.z. de bundelrichting wordt gestuurd door de complexe opwekkingscoëfficiënten van de uitstralende elementen en de richting van die bundel kan in azimut of hellingshoek worden gewijzigd door toepassing van een elektrisch signaal bij zowel uitzending als ontvangst.

"Equivalente dichtheid" (6): de massa van een optisch element per optische oppervlakte-eenheid geprojecteerd op het optisch oppervlak.

"Expert systemen" (4, 7): systemen die hun resultaten verkrijgen door het toepassen van regels op onafhankelijk van het 'programma' opgeslagen gegevens en die één of meer van de volgende functies kunnen vervullen:

a) automatisch wijzigen van de door de gebruiker ingevoerde 'broncode';

b) verschaffen van kennis betreffende een categorie problemen in een quasi-natuurlijke taal, of

c) verwerven van de kennis die noodzakelijk is voor de ontwikkeling van het systeem (symbolische training).

"FADEC" staat voor 'digitale elektronische motorregelapparatuur welke volledig zelfstandig in de motorregeling kan ingrijpen' ("full authority digital engine control").

"Familie" (3): een 'familie' bestaat uit microprocessor- of microcomputer microschakelingen met:

a) dezelfde architectuur,

b) dezelfde basisinstructieset, en

c) dezelfde basistechnologie (b.v. uitsluitend NMOS of uitsluitend CMOS).

"Focal plane array" (6): een lineaire of tweedimensionale vlakke laag of combinatie van vlakke lagen met afzonderlijke detectorelementen, met of zonder uitleeselektronica, die in het brandvlak worden geplaatst.

N.B.: Stapels afzonderlijke detectorelementen of detectoren met twee, drie of vier elementen vallen hier niet onder, op voorwaarde dat in het element geen tijdvertraging en integratie plaatsvindt.

"Frequency agility" ("frequency hopping") (5): een vorm van 'spread spectrum' waarbij de zendfrequentie van één enkel communicatiekanaal wordt verschoven met discrete stappen.

"Frequentiesynthesizer" (3): elke soort frequentiebron of signaalgenerator, ongeacht de feitelijk daarin toegepaste techniek, die een veelheid aan uitgangsfrequenties afgeeft, gelijktijdig of naar keuze, aan één of meer uitgangen, en die worden bepaald door, afgeleid van of beheerst door een geringer aantal standaard (of basis-)frequenties.

"Frequentiewisseltijd" (3, 5): de maximale tijd (d.w.z. vertraging) welke bij het overschakelen van de ene gekozen uitgangsfrequentie naar een ander benodigd is voor het bereiken van:

a) een frequentie binnen 100 Hz van de uiteindelijke frequentie; of

b) een uitgangsniveau liggende binnen 1 dB van het uiteindelijke uitgangsniveau.

"Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek" (ATN, NTN). Experimenteel of theoretisch werk dat hoofdzakelijk wordt gedaan om nieuwe kennis te verkrijgen over de fundamentele beginselen van verschijnselen of waarneembare feiten, en dat in eerste instantie niet is gericht op een bepaald praktisch doel of oogmerk.

"Garen" (1): een bundel getwijnde 'strengen'

N.B.: 'streng': een bundel 'monofilamenten' (normaal meer dan 200) die ongeveer parallel lopen.

"Gebruik" (ATN, NTN, Alle): bediening, installatie (met inbegrip van installatie ter plaatse), onderhoud (controle), reparatie, revisie en opknappen.

"Gegevensdebiet" (5): de zendsnelheid zoals gedefinieerd in aanbeveling 53-36 van de Internationale Telecommunicatie Unie (ITU), ermee rekening houdend dat voor niet-binaire modulatie baud en byte per seconde niet hetzelfde zijn. Bytes voor codeer-, controle- en synchronisatiefuncties worden meegeteld.

N.B.: 1. Bij het bepalen van het 'gegevensdebiet' worden de kanalen ten behoeve van onderhoud en beheer niet meegeteld.

2. Het betreft hier de maximale zendsnelheid in één richting, d.w.z. de maximale snelheid van ofwel zenden ofwel ontvangen.

"Geïnstrumenteerd bereik" (6): het gespecificeerde ondubbelzinnige beeldbereik van een radar.

"Geïntegreerde schakeling van het filmtype" (3): een reeks 'schakelelementen' en metallieke doorverbindingen, die gevormd zijn door afzetting van een dikke of dunne laag op een isolerend 'substraat'.

N.B.: Een 'schakelelement' is een enkelvoudig actief of passief functioneel deel van een elektronische schakeling, bijvoorbeeld één diode, één transistor, één weerstand, één condensator, enz.

"Geïsoleerde levende culturen" (1): hieronder vallen levende culturen waarvan de organismen zich in een ruststadium bevinden en levende culturen in gedroogde preparaten.

"Gekwalificeerd voor gebruik in de ruimte" (3, 6): producten die zijn ontworpen, vervaardigd en getest volgens speciale elektrische, mechanische en omgevingseisen voor gebruik bij het lanceren en opstellen van satellieten of vluchtsystemen die opereren op hoogten van 100 km of hoger.

"Geleidingssysteem" (7): systemen waarin de meting en berekening van de positie en snelheid van een voertuig (navigatie) worden gecombineerd met de berekening en verzending van opdrachten naar de vluchtregelsystemen van het voertuig om de baan te corrigeren.

"Geografisch gespreid" (6): sensoren worden geacht 'geografisch gespreid' te zijn wanneer elke sensor zich in alle richtingen op een afstand van meer dan 1 500 m van iedere andere sensor bevindt. Mobiele sensoren worden altijd beschouwd als 'geografisch gespreid'.

"Globale onderbrekingswachttijd" (4): de tijd die een computersysteem nodig heeft om een door een gebeurtenis veroorzaakte onderbreking te onderkennen, deze af te handelen en de processorinstelling tijdelijk over te schakelen naar een subsidiaire taak die resistent is in het geheugen in afwachting van een onderbreking.

"Halffabrikaten ("preforms") voor glasvezels" (5, 6): staven, ruwe gietstukken of stangen van glas, kunststof of andere materialen die speciaal zijn bewerkt om te worden gebruikt bij de vervaardiging van glasvezels. De eigenschappen van het halffabrikaat bepalen de basiseigenschappen van de daaruit getrokken glasvezels.

"Halffabrikaten ("preforms") voor koolstofvezels" (1): een geordende verzameling vezels, met of zonder deklaag, bestemd om een raamwerk van een deel te vormen alvorens de 'matrix' wordt ingebracht, teneinde een 'composiet' te vormen;

"Heet isostatisch verdichten" (2): een proces waarbij op een gietstuk bij een temperatuur van meer dan 375 K (102 °C) in een gesloten holte door middel van een bepaalde stof (een gas, een vloeistof, vaste deeltjes, enz.) in alle richtingen gelijke druk wordt uitgeoefend, waardoor holten in het gietstuk worden verminderd of geëlimineerd.

"Hoekafwijking" (2): het maximale verschil tussen de aangegeven hoekpositie en de feitelijke, zeer nauwkeurig gemeten hoekpositie nadat de houder van het werkstuk op de tafel uit zijn oorspronkelijke positie is weggedraaid (referentie: VDI/VDE 2617, concept 'Draaitafels op coördinatenmeetmachines').

"Hybride computer" (4): apparatuur die al de volgende functies kan verrichten:

a) gegevens opnemen,

b) gegevens verwerken, zowel analoge als digitale voorstelling, en

c) gegevens afgeven.

"Hybride geïntegreerde schakeling" (3): elke willekeurige combinatie van geïntegreerde schakelingen, 'schakelelementen' of 'discrete onderdelen' die onderling verbonden zijn om één of meer specifieke functies te vervullen en met alle volgende kenmerken:

- met ten minste één niet-omhuld element;

- onderling verbonden met gebruikmaking van kenmerkende productiemethoden voor geïntegreerde schakelingen;

- als eenheid vervangbaar; en

- gewoonlijk niet demonteerbaar.

N.B.: 1. Een 'schakelelement' is een enkelvoudig actief of passief functioneel deel van een elektronische schakeling, bijvoorbeeld één diode, één transistor, één weerstand, één condensator, enz.

2. een 'discreet onderdeel' is een afzonderlijk omhuld 'schakelingselement' met eigen uitwendige aansluitingen.

"Immunotoxine" (1): een samenvoeging van een celspecifieke monoklonale antistof en een 'toxine' of een 'sub-unit van een toxine' die zieke cellen selectief aantast.

"Impulsiecompressie" (6): codering en verwerking van een radarsignaalimpuls met een lange duur tot een kortstondige impuls, met behoud van de voordelen van een hoge impulsenergie.

"Informatiebeveiliging" (4, 5): alle middelen en functies ter verzekering van de toegankelijkheid, geheimhouding of integriteit van gegevens of communicaties, zonder inbegrip van de middelen en functies die zijn bedoeld als beveiliging tegen storingen. Het begrip omvat o.a. 'cryptografie', cryptanalyse", bescherming tegen confidentiële uitstralingen en computerbeveiliging.

N.B.: 'Cryptanalyse': de analyse van een crytografisch systeem of de in- en uitvoer daarvan om daaraan vertrouwelijke variabelen of gevoelige gegevens te ontlenen, met inbegrip van niet-gecodeerde tekst.

"Integrated Services Digital Network" (ISDN) (5): een samengebundeld eind-tot-eind netwerk, waarin gegevens afkomstig van alle soorten communicatie (bijvoorbeeld spraak, tekst, stilstaande en bewegende beelden) van één poort (terminal) in de telefoon (schakel) centrale via één toegangslijn naar en van de abonnee worden verzonden.

"Intrinsieke magnetische gradiëntmeter" (6): één enkel waarnemingselement voor de gradiënt van magnetische velden en bijbehorende elektronica waarvan de afleeswaarde een maat is van de gradiënt van het magnetisch veld.

N.B.: Zie ook 'magnetische gradiëntmeter'. 'ISDN' staat voor 'Integrated Services Digital Network'.

"Isolatie" (9): de isolatie van de onderdelen van een raketmotor, d.w.z. omhulling, straalpijp, inlaten en afdichtingen van de omhulling, waaronder gevulkaniseerd of half-gevulkaniseerd samengesteld rubber plaatmateriaal dat een isolerend of hittebestendig materiaal omvat. Isolatie kan ook zijn aangebracht in de vorm van moffen of flappen om spanningen te ontlasten.

"Isostatische persen" (2): apparatuur geschikt voor het onder druk brengen van een gesloten holte door middel van een bepaalde stof (een gas, een vloeistof, vaste deeltjes, enz.) teneinde te bereiken dat binnen de holte op een werkstuk of materiaal gelijke druk in alle richtingen wordt uitgeoefend.

"Kantelspil" (2): een spil met gereedschap die gedurende het bewerkingsproces de hoek van zijn hartlijn ten opzichte van een andere as kan wijzigen.

"Kernreactor" (0): een kernreactor omvat de delen in of rechtstreeks bevestigd aan het reactorvat, de uitrusting die het vermogensniveau in de kern regelt, alsmede de onderdelen die gewoonlijk het primaire koelmiddel van de reactorkern bevatten, daarmee in rechtstreeks contact komen of dit reguleren.

"Kritische temperatuur" (1, 3, 6): de 'kritische temperatuur' (ook wel overgangstemperatuur genoemd) van een bepaald 'supergeleidend' materiaal is de temperatuur waarbij de gelijkstroomweerstand van het materiaal nul wordt.

"Laser" (0, 2, 3, 5, 6, 9): een samenstelling van componenten welke zowel in de ruimte als in de tijd coherent licht produceert dat is versterkt door de gestimuleerde emissie van straling.

N.B.: Zie ook: 'chemische laser', 'Q-switched laser', 'Super High Power Laser', 'transfer laser'.

"Lineariteit" (2) (gewoonlijk gemeten als niet-lineariteit): dit is de maximale positieve of negatieve afwijking van het feitelijke kenmerk (gemiddelde van naar boven en naar beneden gemeten waarden) van een rechte lijn die zo is geplaatst dat de maximale afwijkingen gelijk worden gemaakt en geminimaliseerd.

"Lint" (1): een bundel 'monofilamenten', die gewoonlijk ongeveer parallel lopen.

"Lokaal netwerk" (4): een datacommunicatiesysteem dat al de onderstaande kenmerken combineert:

a) een willekeurig aantal onafhankelijke 'datatoestellen' in staat stelt, rechtstreeks met elkaar in verbinding te staan; en

b) beperkt is tot een geografisch betrekkelijk klein gebied (bijvoorbeeld een kantoorgebouw, een fabriek, een universiteitscomplex of een magazijn).

N.B.: Een 'datatoestel' is een apparaat voor het zenden of ontvangen van reeksen digitale informatie.

"Luchtstroom-beheerste antitorsie of richtingsregelsystemen" (7): systemen die gebruik maken van lucht die over aërodynamische vlakken wordt geblazen om de door deze oppervlakken gegenereerde krachten te verhogen en te beheersen.

"Magnetische gradiëntmeters" (6): deze zijn ontworpen voor het opsporen van de ruimtelijke variaties van magnetische velden van bronnen buiten het instrument. Zij bestaan uit meerdere 'magnetometers' en bijbehorende elektronica waarvan de afleeswaarde een maat is van de gradiënt van het magnetisch veld.

N.B.: Zie ook 'intrinsieke magnetische gradiëntmeter'.

"Magnetometers" (6): deze zijn ontworpen voor het opsporen van magnetische velden van bronnen buiten het instrument. Zij bestaan uit één enkel sensorelement voor het waarnemen van magnetische velden en bijbehorende elektronica waarvan de afleeswaarde een maat is van het magnetisch veld.

"Materiaal dat bestand is tegen corrosie door UF6" (0): koper, roestvrij staal, aluminium, aluminiumoxide, aluminiumlegeringen, nikkel of een legering met 60 of meer gewichtspercenten nikkel en UF6-bestendige volledig gefluoreerde koolwaterstofpolymeren, al naar gelang het soort scheidingsproces.

"Matrix" (1, 2, 8, 9): een in hoofdzaak continue fase die de ruimte tussen deeltjes, whiskers of vezels vult.

"Mechanisch legeren" (1): een legeringsproces door middel van het binden, breken en opnieuw binden van elementaire of moederlegeringspoeders met behulp van mechanische krachten. Niet-metaaldeeltjes kunnen in de legering worden opgenomen door toevoeging van de geschikte poeders.

"Mediumtoegangseenheid" (5): apparatuur die één of meer communicatie-interfaces bevat ("toegangsbesturingseenheid voor netwerken", 'communicatiekanaalbesturingseenheid', modem of computerhoofdlijn) voor het aansluiten van eindapparatuur op een netwerk.

"Meetonzekerheid" (2): de kenmerkende parameter die specificeert binnen welk bereik rond de waarde aan de uitgang de juiste waarde van de te meten variabele ligt met een betrouwbaarheidsniveau van 95 procent. Deze omvat de ongecorrigeerde systematische afwijkingen, de ongecorrigeerde speling en de willekeurige afwijkingen (referentie: ISO 10360-2, of VDI/VDE 2617).

"Met opgeslagen programma bestuurd" (2, 3, 5): een besturing die gebruik maakt van instructies die zijn opgeslagen in een elektronisch geheugen, welke instructies door een processor kunnen worden uitgevoerd om de uitvoering van vooraf bepaalde functies te sturen.

N.B.: Apparatuur kan 'met opgeslagen programma bestuurd' zijn, ook al bevindt het elektronisch geheugen zich niet in het apparaat zelf.

"Microcomputer microschakeling" (3): een 'monolitische geïntegreerde schakeling' of 'multichip geïntegreerde schakeling' met een logische rekeneenheid (ALU), die in staat is om vanuit een intern geheugen algemene opdrachten uit te voeren op basis van gegevens opgeslagen in het interne geheugen.

N.B.: Het interne geheugen kan worden uitgebreid met een extra geheugen.

"Micro-organismen (1, 2): bacteriën, virussen, mycoplasma's, rickettsiae, chlamydiae of schimmels, natuurlijk, versterkt of gemodificeerd, in de vorm van geïsoleerde levende culturen of als materiaal met inbegrip van levend materiaal dat opzettelijk met dergelijke culturen is geïnoculeerd of besmet.

"Microprocessor microschakeling" (3): een 'monolitische geïntegreerde schakeling' of 'multichip geïntegreerde schakeling' met een logische rekeneenheid (ALU), die in staat is om vanuit een extern geheugen een reeks algemene opdrachten uit te voeren.

N.B.: 1. De 'microprocessor microschakeling' bevat gewoonlijk geen toegankelijkheid van het interne geheugen voor de gebruiker, hoewel op de 'chip' aanwezig geheugen kan worden gebruikt voor uitvoering van de logische functie.

2. Hieronder vallen tevens 'chip sets' die zijn ontworpen om samen de functie van een 'microprocessor microschakeling' te leveren.

"Momentele bandbreedte" (3, 5): de bandbreedte waarover het uitgangsvermogen binnen 3 dB constant blijft zonder bijstelling van andere werkparameters.

"Monofilament" (1) of filament: de kleinste maat vezel, gewoonlijk enkele micrometers in diameter.

"Monolitische geïntegreerde schakeling" (3): een combinatie van passieve en/of actieve 'schakelelementen' welke:

a) wordt gevormd door middel van diffusie, implanteren of opdampen in of op één enkel halfgeleidend stukje materiaal, een zogenaamde 'chip';

b) wordt beschouwd als een ondeelbaar iets; en

c) de functie(s) uitvoer(t)(en) van een schakeling.

N.B.: Een 'schakelelement' is een enkelvoudig actief of passief functioneel deel van een elektronische schakeling, bijvoorbeeld één diode, één transistor, één weerstand, één condensator, enz.

"Monospectrale beeldsensor" (6): sensoren die beeldgegevens van één specifieke spectraalband kunnen vergaren.

"Multichip geïntegreerde schakeling" (3): twee of meer 'monolitische geïntegreerde schakelingen' verbonden op een gemeenschappelijk 'substraat'.

"Multispectrale beeldsensoren" (6): deze zijn geschikt voor het gelijktijdig of serieel vergaren van beeldgegevens van twee of meer afzonderlijke spectrumbanden. Sensoren met meer dan twintig afzonderlijke spectrumbanden worden ook wel hyperspectrale beeldsensoren genoemd.

"Natuurlijk uraan" (0): uraan met dezelfde isotopensamenstelling als in de natuur voorkomt.

"Nauwkeurigheid" (2) (gewoonlijk uitgedrukt in mate van onnauwkeurigheid): de maximale positieve of negatieve afwijking van een aangegeven waarde ten opzichte van een erkende norm of zuivere waarde.

"Netwerktoegangsbesturingseenheid" (4, 5): een fysieke verbinding met een gedistribueerd schakelnetwerk. Deze verbinding maakt gebruik van een gemeenschappelijk medium dat steeds met dezelfde 'digitale overbrengsnelheid' werkt en voor de transmissie gebruik maakt van 'arbitration' (bijvoorbeeld 'token' of 'carrier sense'). (Dit houdt in dat het systeem zelf zorg draagt voor de toegang tot het medium zodanig dat de apparaten elkaar niet hinderen, bijvoorbeeld door onderlinge toewijzing van toegang of door aftasten of het kanaal vrij is.) Geheel onafhankelijk selecteert de eenheid aan haar geadresseerde gegevenspakketten of gegevensgroepen (bijvoorbeeld IEEE 802). Het is een samenstelling die in computer- of telecommunicatieapparatuur kan worden geïntegreerd om toegang tot de communicatie te verschaffen.

"Neutrale computer" (4): een rekentoestel dat is ontworpen of aangepast voor nabootsing van het gedrag van een neuron of een verzameling neuronen, d.w.z. een rekentoestel dat zich onderscheidt door het vermogen van zijn apparatuur ("hardware") om aan de hand van eerdere gegevens het gewicht en aantal van de onderlinge verbindingen van een grote hoeveelheid rekencomponenten te wijzigen.

"Noodzakelijk" (ATN 1-9): met betrekking tot 'technologie' of 'programmatuur' wordt hieronder verstaan uitsluitend dat deel van de 'technologie' of 'programmatuur' dat in het bijzonder verantwoordelijk is voor het bereiken of te boven gaan van de onder embargo vallende prestatieniveaus, kenmerken of functies. Verschillende producten kunnen dergelijke noodzakelijke 'technologie' of 'programmatuur' gemeen hebben.

"Numerieke besturing" (2): de automatische besturing van een proces uitgevoerd door een apparaat dat gebruik maakt van numerieke gegevens die gewoonlijk worden ingevoerd tijdens de voortgang van het proces (referentie ISO 2382).

"Objectcode" (4, 5, 9): een door apparatuur uitvoerbare vorm van een geschikte expressie van één of meer processen ("broncode" (brontaal) die door een programmeersysteem is omgezet).

"Onafgewerkte substraten" (6): monolitische verbindingen met afmetingen die geschikt zijn voor de productie van optische elementen zoals spiegels of optische vensters.

"Onderling verbonden radarsensoren" (6): twee of meer radarsensoren zijn onderling verbonden wanneer zij tijdgebonden onderling gegevens uitwisselen.

"Ontwikkeling" (ATN, NTN, Alle): dit bestrijkt alle fasen voorafgaand aan serieproductie, zoals: ontwerp, ontwerponderzoek, ontwerpanalyse, ontwerpideeën, assemblage en testen van prototypen, proefproductieplannen, ontwerpgegevens, het vertalen van ontwerpgegevens in een product, ontwerp van configuraties, integratieontwerp, opmaak.

"Onvertraagde verwerking" ("real time processing") (2, 4, 6 7): het verwerken van gegevens door een computersysteem dat een op grond van de beschikbare middelen vereist dienstverleningsniveau biedt, met een gewaarborgde responsietijd, ongeacht de belasting van het systeem, wanneer het daartoe wordt aangezet door een externe gebeurtenis.

"Optische computer" (4): een computer ontworpen of aangepast voor het gebruik van licht voor de weergave van gegevens en waarvan de logische rekenelementen zijn gebaseerd op direct gekoppelde optische elementen.

"Optische geïntegreerde schakeling" (3): een 'monolitische geïntegreerde schakeling' of 'hybride geïntegreerde schakeling' die één of meer delen bevat die zijn ontworpen om als een fotosensor of foto-emitter te werken of om één of meer optische of elektro-optische functies te vervullen.

"Optische versterking" (5): een bij optische communicatie gebruikte versterkingstechniek die een versterking bewerkstelligt van optische signalen die zijn voortgebracht door een afzonderlijke optische bron, zonder omzetting in elektrische signalen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van halfgeleide optische versterkers; of luminescerende versterkers van glasvezels.

"Optisch schakelen" (5): bepaling van de route of schakelen van signalen in optische vorm zonder omzetting in elektrische signalen.

"Persoonsgebonden slimme kaart" (5): een 'slimme kaart' die een microschakeling bevat die voor een specifieke toepassing is geprogrammeerd en door de gebruiker niet opnieuw kan worden geprogrammeerd voor een andere toepassing.

"Piekvermogen" (6): energie per impuls in joules gedeeld door de 'pulsduur' in seconden.

"Poort" (5): de door iedere combinatie van apparatuur en 'programmatuur' gerealiseerde functie van het uitvoeren van de omzetting van standaardregels voor de weergaven, verwerking of communicatie van gegevens die in het ene systeem worden toegepast, in de overeenkomstige doch verschillende standaardregels die worden toegepast in een ander systeem.

"Primaire vluchtbeheersing" (7): een voorziening voor het regelen van de stabiliteit of de besturing van een vliegtuig waarbij gebruik wordt gemaakt van krachtmomentgeneratoren, d.w.z. aërodynamische stuurvlakken of koersbepaling door middel van stuwkrachtregeling.

"Productie" (ATN, NTN, Alle): hieronder vallen alle productiestadia, zoals: bouw, productie, 'engineering', fabricage, integratie, assemblage (monteren), inspectie, testen, kwaliteitsborging.

"Productieapparatuur" (9): gereedschap, mallen, kalibers, mandrellen, matrijzen, bevestigingsmiddelen, uitlijnmiddelen, testapparatuur, andere apparatuur en componenten daarvoor, beperkt tot datgene speciaal ontworpen of aangepast voor de 'ontwikkeling' of voor een of meer fasen van de 'productie'.

"Productiefaciliteiten" (9): apparatuur en speciaal ontworpen 'programmatuur' samengesteld tot installaties voor de 'ontwikkeling' of voor een of meer fasen van de 'productie'.

"Programma" (2, 4, 5, 6): een reeks opdrachten voor het volbrengen van een handeling in een vorm, of om om te zetten in een vorm, die voor de uitvoering door een elektronische computer geschikt is.

"Programmatuur" (APN, Alle): een verzameling van één of meer "programma's" of "microprogramma's" vastgelegd op enig tastbaar medium.

"Pulsduur" (6): duur van een 'laser'-impuls gemeten over volle breedte bij halve intensiteit ("Full Width Half Intensity" (FWHI)).

"Q-switched laser" (6): een 'laser' waarbij de energie wordt opgeslagen in de populatie-inversie of in de optische resonator en vervolgens wordt uitgezonden in een impuls.

"Radar 'frequency agility'" (6): iedere techniek waarbij de draaggolffrequentie van een gepulseerde radarzender in een pseudowillekeurige volgorde van impuls tot impuls of van de ene groep impulsen tot de volgende groep kan veranderen met een hoeveelheid gelijk aan of groter dan de bandbreedte van de impuls.

"Radar 'spread spectrum'" (6): iedere modulatietechniek voor het spreiden van energie afkomstig van een signaal met een relatief smalle frequentieband over een veel bredere frequentieband, met gebruikmaking van willekeurige of pseudowillekeurige codering.

"Raketten" (1-7, 9): complete raketsystemen en systemen voor onbemande luchtvaartuigen die een nuttige last van tenminste 500 kg kunnen vervoeren over een afstand van tenminste 300 km.

"Reactietijdconstante" (6): de tijd vanaf het toepassen van een lichtprikkel totdat de stroomtoename een waarde heeft bereikt van 1 - >NUM>1/

>DEN>e

maal de eindwaarde (d.w.z. 63 % van de eindwaarde).

"rekenelement" (CE) (4): de kleinste rekeneenheid die een rekenkundig of logisch resultaat voortbrengt.

"Resolutie" (2): de kleinste stap van een meettoestel; op digitale instrumenten het minst significante byte (referentie: ANSI B-89.1.12).

"Robot" (2, 8): een manipulatiemechanisme, dat kan zijn van een type dat een continu pad aflegt of van een type dat van punt naar punt gaat, eventueel voorzien van 'sensoren', en dat alle volgende kenmerken heeft:

a) multifunctioneel;

b) geschikt voor het positioneren of oriënteren van materialen, onderdelen, gereedschappen of speciale elementen door middel van regelbare bewegingen in de driedimensionale ruimte;

c) met drie of meer servomechanismen met open of gesloten lus waarbij inbegrepen kunnen zijn stappenmotoren; en

d) met 'toegankelijkheid van het programma door de gebruiker' door middel van de leer-en-terugspeelmethode (teach/playback) of door middel van een elektronische computer die een programmeerbare logische regeleenheid kan zijn (PCL), d.w.z. zonder mechanische interventie.

N.B.: Bovenstaande definitie slaat niet op de volgende toestellen:

1. manipulatiemechanismen die alleen met de hand of met een mechanisme voor afstandbediening te regelen zijn;

2. manipulatiemechanismen die in een vaste volgorde werken en geautomatiseerde bewegende toestellen zijn, die mechanisch vastgelegde, geprogrammeerde bewegingen uitvoeren. Het programma is mechanisch beperkt door vaste aanslagen, zoals pennen of nokken. De volgorde van de bewegingen en de keuze van trajecten of hoeken mag niet op mechanische, elektronische of elektrische wijze beïnvloedbaar zijn;

3. mechanisch geregelde manipulatiemechanismen met een variabele volgorde van bewegingen, die geautomatiseerde bewegende toestellen zijn welke mechanisch vastgelegde, geprogrammeerde bewegingen uitvoeren. Het programma is mechanisch beperkt door vaste, maar verplaatsbare aanslagen, zoals pennen en nokken. De volgorde van de bewegingen en de keuze van de trajecten of hoeken kan binnen het vaste programmapatroon worden gevarieerd. Variaties of wijzigingen in het programmapatroon (bijvoorbeeld verwisselen van pennen of uitwisselen van nokschijven) in één of meer bewegingsassen mogen alleen langs mechanische weg bewerkstelligd worden;

4. niet van een servomechanisme voorziene manipulatiemechanismen met een variabele volgorde van bewegingen, die geautomatiseerde bewegende toestellen zijn welke mechanisch vastgelegde, geprogrammeerde bewegingen uitvoeren. Het programma mag variabel zijn maar de volgorde mag slechts op grond van het binaire signaal van mechanisch vaste elektrische binaire voorzieningen of verplaatsbare aanslagen verlopen;

5. stapelkranen, waaronder te verstaan met Cartesische coördinaten werkende manipulatiesystemen, vervaardigd als integraal onderdeel van een verticale opstelling van opslagbakken en ontworpen voor het bereiken van de inhoud van deze bakken voor opslag of leeghalen.

"Rondloopnauwkeurigheid" ("run out") (2): radicale verplaatsing tijdens één omwenteling van de hoofdspil gemeten in een vlak loodrecht op de hartlijn van de spil aan een punt op het te testen uitwendige of inwendige omwentelingsoppervlak (referentie: ISO 230 deel 1-1986, paragraaf 5.61).

"Roterend verstuiven" (1): een proces voor het verdelen van een stroom of een plas gesmolten metaal tot druppeltjes met een diameter van 500 micrometer of minder door middel van centrifugale kracht.

"Roving" (1): een bundel (normaal 12-120) van ongeveer evenwijdige 'strengen'.

N.B.: 'Streng': een bundel monofilamenten (normaal meer dan 200) die ongeveer parallel lopen.

"Ruimtevaartuig" (7, 9): actieve en passieve satellieten en ruimtesondes.

"Ruisniveau" (6): een elektrisch signaal uitgedrukt in spectrale vermogensdichtheid. De verhouding van 'ruisniveau' van piek-tot-piek wordt gegeven met S²pp = 8 N0(f2-f1), waarbij Spp de piek-tot-piekwaarde is van het signaal (bijvoorbeeld nanotesla), N0 de spectrale vermogensdichtheid (bijvoorbeeld (nanotesla)²/Hz) en (f2-f1) de desbetreffende bandbreedte definieert.

"Samengestelde draaitafel" (2): een tafel waarop het werkstuk kan draaien en kantelen rond twee niet-parallelle assen, die tegelijkertijd kunnen samenwerken voor 'contourbesturen'.

"Samenstelling" (3, 4, 5): een aantal elektronische componenten (bijvoorbeeld 'schakelelementen', 'discrete onderdelen', geïntegreerde schakelingen, enz.) die onderling verbonden zijn om één of meer specifieke functies te vervullen en die als eenheid vervangbaar en gewoonlijk demonteerbaar is.

N.B.: 1. Een 'schakelelement' is een enkelvoudig actief of passief functioneel deel van een elektronische schakeling, bijvoorbeeld één diode, één transistor, één weerstand, één condensator, enz.

2. Een 'discreet onderdeel' is een afzonderlijk omhuld 'schakelelement' met eigen uitwendige aansluitingen.

"Schaalfactor" (gyroscoop of versnellingsmeter) (7): de verhouding tussen de uitvoerverandering en de te meten invoerverandering. De schaalfactor wordt gewoonlijk gegeven als de hellingshoek van de rechte lijn die volgens de kleinste-kwadratenmethode past bij de invoer-uitvoergegevens verkregen door cyclische variatie van de invoer over het ingangstraject.

"Schakelsysteem" (5): die apparatuur en bijbehorende 'programmatuur' die de fysieke of virtuele verbindingsweg verschaft voor onderweg zijnd berichtenverkeer dat wordt geschakeld.

"SDH" staat voor 'sychrone digitale hiërarchie'.

"SHPL" staat voor 'Super High Power Laser'.

"Signaalanalysatoren" (3): instrumenten, geschikt voor het meten en afbeelden van de basiseigenschappen van de individuele frequentiecomponenten van meervoudige frequentiesignalen.

"Signaalverwerking" (3, 4, 5, 6): het verwerken van elders verkregen informatiedragende signalen met behulp van algoritmen, zoals tijdscompressie, filteren, extractie, selectie, correlatie, convolutie of transformatie tussen domeinen (bijvoorbeeld de snelle-Fourier-transformatie ("fast Fourier transform") of de Walsh-transformatie ("Walsh transform")).

"Smeltextractie" (1): een proces voor het 'snel stollen' en extraheren van een lintvormig legeringsproduct door een kort segment van een ronddraaiend gekoeld blok in een bad met een gesmolten metaallegering te brengen.

N.B.: 'Snel stollen' is het stollen van gesmolten materiaal bij een koelsnelheid van meer dan 1 000 K/sec.

"Sonet" staat voor 'synchroon glasvezelnetwerk'.

"Speciale splijtstoffen" (0): plutonium-239, uraan-233, 'uraan verrijkt in de isotopen 235 of 233', en elk materiaal dat het voorgaande bevat.

"Specifieke modulus" (0, 1): Youngs modulus in pascal, gelijk aan N/m² gedeeld door het soortgelijke gewicht in N/m³, gemeten bij een temperatuur van 296 ± 2 K (23 ± 2 °C) en een relatieve vochtigheid van 50 ± 5 %.

"Specifieke treksterkte" (0,1): de breedsterkte in pascal, gelijk aan N/m² gedeeld door het soortgelijk gewicht in N/m³, gemeten bij een temperatuur van 296 ± 2 K (23 ± 2 °C) en een relatieve vochtigheid van 50 ± 5 %.

"Spectrumrendement" (5): een prestatiegetal waarvan de parameters zodanig zijn bepaald dat zij kenmerkend zijn voor het rendement van een transmissiesysteem dat gebruik maakt van complexe modulatieschema's, bijvoorbeeld QAM (kwadratuuramplitudemodulatie), Trellis codering, QSPK ("Q-phased shift key"), enz. Het aantal wordt berekend volgens onderstaande formule:

Spectrumrendement = >NUM>"Digitale overbrengsnelheid" (byte/seconde)

>DEN>6 dB spectrale bandbreedte (Hz)

"Spinnen uit de smelt" (1): een proces voor het 'snel stollen' van een stroom gesmolten metaal die botst op een ronddraaiend gekoeld blok, waardoor een schilfer-, lint- of staafvormig product ontstaat.

N.B.: 'Snel stollen' is het stollen van gesmolten materiaal bij een koelsnelheid van meer dan 1 000 K/sec.

"Spread spectrum" (5): de techniek waarbij de energie in een communicatiekanaal met een relatief smalle band wordt gespreid over een veel breder energiespectrum.

"Spread spectrum" radar (6): zie 'Radar 'spread-spectrum"".

"Stabilisatietijd" ("settling time") (3): de tijd die nodig is om binnen een halve byte van de uitgangseindwaarde te komen bij het schakelen tussen twee willekeurige niveaus van de omzetter.

"Stabiliteit" (7): standaardafwijking (1 sigma) van de miswijzing van een bepaalde parameter van de ijkwaarde gemeten bij stabiele temperatuuromstandigheden. Deze kan worden uitgedrukt als een functie van de tijd.

"Stapel- en continuvezelmateriaal" (0, 1, 8).

Dit omvat:

a) continumonofilamenten;

b) continugarens en 'rovings';

c) banden, weefsels en onregelmatig gelaagde matten en gevlochten banden;

d) op lengte gesneden vezels, stapelvezels en samenhangende vezeldekens;

e) whiskers, hetzij monokristallijn hetzij polykristallijn, ongeacht hun lengte;

f) aromatische polyamidepulp.

"Storingstolerantie" (4): het vermogen van een computersysteem om, na een storing in een onderdeel van zijn apparatuur of 'programmatuur', zonder ingrijpen van de mens te blijven functioneren op een bepaald niveau waardoor de ononderbroken werking, gegevensintegriteit en herstel van alle functies binnen een bepaalde tijd worden gegarandeerd.

"Substraat" (3): een laag basismateriaal met of onder een onderlinge verbindingsstructuur waarop of waarin 'discrete onderdelen' of geïntegreerde schakelingen of beide aanwezig kunnen zijn.

N.B.: 1. Een 'discreet onderdeel' is een afzonderlijk omhuld 'schakelingselement' met eigen uitwendige aansluitingen.

2. Een 'schakelingselement' is een enkelvoudig actief of passief functioneel deel van een elektronisch circuit, zoals een diode, een transistor, een weerstand, een condensator, enz.

"Sub-unit van toxine" (1): een structureel en functioneel losstaand bestanddeel van een hele 'toxine'.

"Supergeleidend" (1, 3, 6, 8): materialen, d.w.z. metalen, legeringen of verbindingen waarvan de elektrische weerstand nul kan worden, d.w.z. dat zij een oneindige elektrische geleidbaarheid kunnen bereiken en zeer grote stromen kunnen geleiden zonder jouleopwarming.

N.B.: De 'supergeleidende' toestand van elk afzonderlijk materiaal wordt gekenmerkt door een 'kritische temperatuur', een kritisch magnetisch veld, dat een functie is van de temperatuur, en een kritische stroomdichtheid, die echter een functie is van zowel het magnetisch veld als van de temperatuur.

"Super High Power Laser" (SHPL) (6): een 'laser' die geschikt is voor het afgeven van (het totaal of een gedeelte van) de uitgangsenergie van meer dan 1 kJ binnen 50 ms of met een gemiddeld of CW (continugolf) vermogen van meer dan 20 kW.

"Superlegeringen" (2, 9): legeringen op basis van nikkel, kobalt of ijzer, met sterkten hoger dan de standaardwaarden volgens de AISI 300 bij temperaturen boven 922 K (649 °C) onder zware omgevings- en gebruiksomstandigheden.

"Superplastisch vormen" (1, 2): een vervormingsproces waarbij warmte wordt gebruikt om voor metalen die gewoonlijk weinig rek (minder dan 20 %) hebben bij de breeksterktegrens als bepaald bij kamertemperatuur door middel van een conventionele trekproef, tijdens het verwerken minstens tweemaal hogere rekwaarden te bereiken dan genoemde waarden.

"Synchrone digitale hiërarchie" (SDH) (5): een digitale hiërarchie die een middel verschaft voor het beheren, multiplexen en benaderen van verschillende vormen van digitaal verkeer door gebruik te maken van een synchrone transmissieopmaak op verschillende soorten media. De opmaak is gebaseerd op de Synchrone Transport Module (STM) die is gedefinieerd in CCITT- aanbevelingen G.703, G.707, G.708, G.709 en nog te publiceren andere aanbevelingen. De snelheid van de eerste orde van 'SDH' is 155,52 Mbyte/s.

"Synchroon glasvezelnetwerk" (SONET) (5): een netwerk dat een middel verschaft voor het beheren, multiplexen en benaderen van verschillende vormen van digitaal verkeer door gebruik te maken van een synchrone transmissieopmaak op glasvezels. De opmaak is de Noordamerikaanse versie van 'SDH' en maakt eveneens gebruik van de Synchrone Transport Module (STM). SONET hanteert echter het Synchrone Transport Signaal (STS) als de basistransportmodule met een snelheid van de eerste orde van 51,81 Mbyte/s. De SONET-standaarden worden momenteel geïntegreerd in die van 'SDH'.

"Systeemsporen" (6): verwerkt, gecorreleerd (samenvoeging van radardoelgegevens en vliegplanpositie) en met de laatste informatie bijgewerkt rapport dat ter beschikking staat van de verkeersleiders van het Luchtverkeersleidingscentrum.

"Systolic array-computer" (4): een computer waarbij de gegevensstroom en wijziging van de gegevens dynamisch kan worden bestuurd door de gebruiker op het niveau van de logische poort.

"Technologie" (ATN, NTN, Alle): specifieke informatie die nodig is voor de 'ontwikkeling', 'productie' of het 'gebruik' van een product. De informatie is in de vorm van 'technische gegevens' of 'technische bijstand'.

N.B.: 1. 'Technische bijstand' kan zijn in de vorm van instructie, vaardigheden, opleiding, praktijkkennis, advies, e.d. en kan gepaard gaan met de overdracht van 'technische gegevens'.

2. 'Technische gegevens' kunnen o.m. bestaan uit blauwdrukken, tekeningen, schema's, modellen, formules, tabellen, technische ontwerpen en specificaties, handboeken en instructies, in geschreven vorm of vastgelegd op andere media of apparaten zoals diskette, magneetband, leesgeheugens (ROM's).

"Terminal interfaceapparatuur" (4): apparatuur waar informatie via het telecommunicatiesysteem binnenkomt of verlaat, bijvoorbeeld telefoon, datamachine, computer, faxtoestel.

"Tijdgebonden ("real time") bandbreedte" (3): voor 'dynamische signaalanalysatoren' is dit het grootste frequentiebereik dat de analysator kan uitvoeren naar beeldscherm of massageheugen zonder dat daardoor de analyse van de invoergegevens wordt onderbroken. Bij analysatoren met meer dan één kanaal dient bij de berekening die kanaalconfiguratie te worden gehanteerd die de breedste 'tijdgebonden bandbreedte' oplevert.

"Toegankelijkheid van het programma voor de gebruiker" (4, 5, 6): de mogelijkheid voor de gebruiker om "programma's" in te voegen, te veranderen of te vervangen anders dan door middel van:

a) een fysieke wijziging in de bedrading of andere onderlinge verbindingen; of

b) het instellen van functiekeuzen, het inbrengen van parameters daarbij inbegrepen.

"Totale digitale overbrengsnelheid" (5): het aantal bytes, met inbegrip van regelcodering, organisatorische bytes enzovoort, dat per tijdseenheid wordt overgebracht tussen overeenkomstige apparatuur in een digitaal transmissiesysteem.

N.B.: Zie ook 'digitale overbrengsnelheid'.

"Totale stroomdichtheid" (3): het totale aantal ampèrewikkelingen in de spoel (d.w.z. de som van het aantal wikkelingen vermenigvuldigd met de maximale stroom die door elke wikkeling wordt gevoerd), gedeeld door de totale doorsnede van de spoel (met inbegrip van de supergeleidende draden, de metalen matrix waarin de supergeleidende draden zijn ingebed, het omgevende materiaal, eventuele koelkanalen, enz.).

"Totale theoretische prestatie" (CTP) (3, 4): een maat voor de rekenprestatie in miljoenen theoretische bewerkingen per seconde (Mtops), berekend door samenvoeging van de 'rekenelementen' ("computing elements" (CE)).

N.B.: Zie categorie 4, technische noot.

"Toxinen" (1, 2): toxinen in de vorm van opzettelijk geïsoleerde preparaten of mengsels, ongeacht de wijze van bereiding, anders dan toxinen die als contaminant aanwezig zijn in andere materialen zoals pathologische monsters, gewassen, levensmiddelen of culturen van 'micro-organismen'.

"Transfer laser" (6): een 'laser' waarbij het lasermedium wordt geëxciteerd door de overdracht van energie door middel van botsing van een niet-stralend atoom of molecuul op een atoom of molecuul dat laserstraling uitzendt.

"Uraan verrijkt in de isotopen 235 of 233" (0): uraan dat de isotoop 235, 233 of beide bevat in een zodanige hoeveelheid, dat de verhouding tussen de som van de hoeveelheden van deze isotopen en de hoeveelheid van de isotoop 238 groter is dan de in natuurlijk uraan voorkomende verhouding tussen de hoeveelheden van de isotoop 235 en de isotoop 238 (isotoopverhouding: 0,72 %).

"Vaccin" (1): een medisch preparaat ter stimulering van een beschermende immunorespons in mens of dier ter voorkoming van ziekten.

"Vast" (5): het coderings- of comprimeringsalgoritme kan geen parameters van buitenaf ontvangen (bijvoorbeeld cryptografische of sleutelvariabelen) noch gewijzigd worden door de gebruiker.

"Veiligheid op meerdere niveaus" (5): een soort systeem dat gegevens bevat van uiteenlopende gevoeligheid, dat gelijktijdig toegang verleent aan gebruikers met verschillende classificatieniveaus en informatietoegang, maar dat het gebruikers onmogelijk maakt toegang te verkrijgen tot gegevens waartoe zij niet bevoegd zijn.

N.B.: 'Veiligheid op meerdere niveaus' is een computerbeveiliging en niet computerbetrouwbaarheid; dit laatste heeft betrekking op het voorkomen van storingen in de apparatuur of van menselijke fouten in het algemeen.

"Verarmd uraan" (0): uraan met een gehalte aan het aren-235-isotoop dat lager is dan in de natuur voorkomt.

"Vergruizing" (1): een procédé voor het tot deeltjes verdelen van materiaal door stampen of malen.

"Verloopsnelheid" (gyroscopen) (7): de snelheid waarmee de afwijking van de uitvoer ten opzichte van de gewenste uitvoer verandert. Deze bestaat uit willekeurige en systematische componenten en wordt uitgedrukt als een equivalente invoer-hoekverplaatsing per eenheid tijd ten opzichte van de inerte ruimte.

"Vermengd" (commingled) (1): het mengen van filamenten van thermoplastische vezels en versterkingsvezels voor de productie van een vezelversterking/-"matrix"mengsel in totaalvezelvorm.

"Vermogensaanpassing" (7): een zodanige aanpassing van het uitgezonden vermogen van het hoogtemetersignaal zodat het ontvangen signaal op 'vliegtuig'hoogte altijd het minimale vermogen heeft dat nodig is om de hoogte te bepalen.

"Versplintering door snelle afkoeling" ("splat quenching") (1): een proces voor het 'snel stollen' van een gesmolten stroom metaal die botst op een gekoeld blok, waardoor 'flakes' worden gevormd.

N.B.: 'Snel stollen' is het stollen van gesmolten materiaal bij een koelsnelheid van meer dan 1 000 K/sec.

"Verstuiving in gas" (1): een proces voor het verdelen van een stroom gesmolten metaallegering tot druppeltjes met een diameter van 500 micrometer of minder door middel van een onder hoge druk staande gasstroom.

"Verstuiving in vacuüm" (1): een proces voor het verdelen van een stroom gesmolten metaal tot druppeltjes met een diameter van 500 micrometer of minder door middel van de snelle uiteenzetting van een opgelost gas bij blootstelling aan een vacuüm.

"Vervormbare spiegels" (6) (ook bekend als adaptieve optische spiegels): spiegels met:

a) één enkel continu optisch reflecterend oppervlak dat dynamisch wordt vervormd door afzonderlijke momenten of krachten uit te oefenen om de vervormingen van de op de spiegel invallende optische golfvorm te compenseren; of

b) meerdere optisch reflecterende elementen die afzonderlijk dynamisch kunnen worden verplaatst door momenten of krachten uit te oefenen om vervormingen van de op de spiegel invallende optische golfvorm te compenseren.

"Verwerking van meervoudige stromen van gegevens" (4): de op "microprogramma's" of op de architectuur van apparatuur gebaseerde technieken, die het verwerken van twee of meer datareeksen bestuurd door één of meer opdrachtreeksen mogelijk maken, bijvoorbeeld door middel van:

a) 'single instruction multiple data' (SIMD) architecturen zoals vector- of arrayverwerkingseenheden;

b) 'multiple single instruction multiple data' (MSIMD) architecturen;

c) 'multiple instruction multiple data' (MIMD) architecturen, met inbegrip van die welke hechtgekoppeld, kortgekoppeld of niet-hechtgekoppeld zijn; of

d) gestructureerde arrays van verwerkingselementen, met inbegrip van systolische arrays.

N.B.: 'Microprogramma': een reeks elementaire opdrachten die in een speciaal geheugen wordt bewaard en waarvan de uitvoering wordt gestart door de invoer van de bijbehorende verwijsopdracht in het opdrachtregister.

"Vliegtuigen" (1, 7, 9): luchtvoertuigen met vaste, draaibare of roterende (hefschroefvliegtuig) vleugel en verticaal opstijgende luchtvoertuigen (met kantelende rotor of vleugel).

N.B.: Zie ook 'civiele vliegtuigen'.

"Voortplantingsvertragingstijd van de basispoort" (3): de waarde van de voortplantingsvertragingstijd die overeenstemt met die van de basispoort binnen een 'familie' van 'monolitische geïntegreerde schakelingen'. Deze kan voor een bepaalde 'familie' gespecificeerd zijn als de voortplantingsvertragingstijd per typerende poort of als typerende voortplantingsvertragingstijd per poort.

N.B.: De 'voorplantingsvertragingstijd van de basispoort' moet niet worden verward met de in/uitgangsvertragingstijd van een complexe 'monolitische geïntegreerde schakeling'.

"Voor iedereen beschikbaar" (ATN, NTN, APN): 'technologie' of 'programmatuur' die zonder beperkingen aan de verdere verspreiding daarvan beschikbaar zijn gesteld. (Auteursrechtelijke beperkingen hebben niet tot gevolg dat 'technologie' of 'programmatuur' niet langer 'voor iedereen beschikbaar' is.)

"Voornaamste deel" (4): een deel is een 'voornaamste deel' wanneer de vervangingswaarde hoger is dan 35 % van de totale waarde van het systeem waarvan het deel uitmaakt. De waarde van een deel is de prijs die door de fabrikant of door degene die het systeem heeft geïntroduceerd voor het deel is betaald. De totale waarde is de normale internationale verkoopprijs bij verkoop aan een niet-gelieerde partij af fabriek of bij bevestiging van de verzending.

"Werkgeheugen" (4): het primaire gebeuren voor gegevens of opdrachten, dat voor de centrale verwerkingseenheid snel toegankelijk is. Het bestaat uit het interne geheugen van een 'digitale computer' en elke hiërarchische uitbreiding daarvan, zoals 'cache'-geheugens of niet-sequentieel toegankelijke geheugenuitbreidingen.


IN DEZE BIJLAGE GEBRUIKTE ACRONIEMEN EN AFKORTINGEN

Een acroniem of afkorting waarvan een definitie is gegeven, is te vinden in 'Definities van in deze bijlage gebruikte termen'.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2E101"Technologie" volgens de algemene technologienoot voor het 'gebruik' van apparatuur of 'programmatuur' bedoeld in 2B004, 2B104, 2B109, 2B116 of 2D101.

2E201"Technologie" volgens de algemene technologienoot voor het 'gebruik' van apparatuur of 'programmatuur' bedoeld in 2A225, 2A226, 2B001, 2B006, 2B007.b, 2B007.c, 2B008, 2B009, 2B201, 2B204, 2B206, 2B207, 2B209, 2B225 t/m 2B232, 2D201 of 2D102.

2E301"Technologie" benodigd voor het 'gebruik' van goederen bedoeld in 2B350 t/m 2B352.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


De berekening van CTP

CTP is een maat voor de rekenprestaties uitgedrukt in Mtops. Om de CTP van een combinatie van CE's te berekenen, worden de volgende drie stappen gevolgd:

1. Bereken de effectieve rekensnelheid R voor elk CE;

2. Bepaal de theoretische prestatie (TP) voor elk CE door de compensatiefactor voor de woordlengte (L) in de effectieve rekensnelheid (R) te verrekenen;

3. Combineer in het geval van meer dan één CE de TP's tot een CTP voor de combinatie.

Hieronder worden deze stappen nader uiteengezet.

Noot 1: Voor combinaties van een aantal CE's met zowel gemeenschappelijke als niet gemeenschappelijke geheugensubsystemen vindt de berekening van CTP hiërarchisch plaats in twee stappen: eerst wordt de groep van CE's met gemeenschappelijk geheugen samengevoegd, vervolgens wordt de CTP van de groepen berekend volgens de methode voor verscheidene CE's die geen gemeenschappelijk geheugen hebben.

Noot 2: CE's die zijn beperkt tot 'input/output' en randapparatuurfuncties (bijvoorbeeld 'disk drive', communicatie en 'video display controllers') worden bij de berekening van CTP niet in aanmerking genomen.

In de onderstaande tabel wordt aangegeven hoe de effectieve rekensnelheid (R) voor elk rekenelement CE wordt berekend:

Stap 1: De effectieve rekensnelheid R

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Voor alle ondersteunde operandlengtes dienen de snelheden te worden berekend voor zowel pijplijn- (indien ondersteund) als niet-pijplijnbewerkingen, waarbij wordt uitgegaan van de snelste uitvoeringsopdracht voor elke operandlengte gebaseerd op:

1. Pijplijn- of register-naar-register-bewerkingen. Houd geen rekening met extreem korte uitvoeringstijden voor bewerkingen met een of meer specifieke operanden (bijvoorbeeld vermenigvuldiging met 0 of 1). Als geen register-naar-register-bewerkingen zijn geïmplementeerd, ga dan naar 2.

2. De snelste van de volgende twee bewerkingen: register naar geheugen of geheugen naar register; als deze eveneens ontbreken, ga dan naar 3.

3. Geheugen naar geheugen.

Gebruik in elk van de bovengenoemde gevallen de kortste door de fabrikant opgegeven uitvoeringstijd.

Stap 2: TP voor elke ondersteunde operandlengte WL

Pas de compensatiefactor L voor de woordlengte toe op de effectieve snelheid R (of R') als volgt:

TP = R × L

waarin L = (1/3 + >NUM>WL/

>DEN>96

)

Noot: In deze berekeningen is de woordlengte WL de operandlengte in bytes. (Als in een bewerking operanden van verschillende lengte worden gebruikt, neem dan de grootste woordlengte.)

De combinatie van een mantisse ALU en een exponent ALU van een 'floating point processor' of eenheid wordt voor de berekening van CTP beschouwd als één CE met een woordlengte (WL) gelijk aan het aantal bytes in de datarepresentatie (typisch 32 of 64).

Deze compensatie wordt niet toegepast op gespecialiseerde logische processoren die geen XOR-opdrachten gebruiken. In dat geval is TP = R.

Neem de hoogste verkregen waarde van TP voor:

Elk CE met alleen XP (Rxp);

Elk CE met alleen FP (Rfp);

Elk CE met zowel FP als XP (R);

Elke eenvoudige logische processor waarin geen van de genoemde rekenkundige bewerkingen geïmplementeerd is, en

Elke speciale logische processor waarin geen van de genoemde rekenkundige of logische bewerkingen geïmplementeerd is.

Stap 3: CTP voor combinaties van CE's met inbegrip van CPU's

Voor een CPU met één enkel CE

CTP = TP

(Voor CE's met zowel vaste als drijvende komma, TP = max (TPfp, TPxp))

Voor combinaties van een aantal gelijktijdig werkende CE's wordt CTP als volgt berekend:

Noot 1: Voor combinaties waarin niet alle CE's simultaan kunnen werken, wordt de mogelijke combinatie van CE's gebruikt die de grootste CTP oplevert. Voor elk bijdragend CE wordt de theoretische maximale waarde van TP berekend voordat de CTP van de combinatie wordt berekend.

N.B.: Om de mogelijke combinaties van gelijktijdig werkende CE's te bepalen, wordt een instructiesequentie gegenereerd die bewerkingen in verscheidene CE's initieert, beginnend met het traagste CE (d.w.z. dat voor het voltooien van een bewerking het grootste aantal cyclussen nodig is) en eindigend met het snelste CE. In elke cyclus van de sequentie is de combinatie van CE's die tijdens die cyclus in bedrijf zijn, een mogelijke combinatie. In de instructiesequentie moet rekening worden gehouden met alle hardware- en/of architectuurbeperkingen voor overlappende bewerkingen.

Noot 2: Eén enkele IC of kaart kan verscheidene CE's bevatten.

Noot 3: Aangenomen wordt dat er simultane bewerkingen zijn als de computerfabrikant in een handleiding of brochure van de computer concurrente, parallelle of simultane bewerking of verwerking vermeldt.

Noot 4: CTP-waarden worden niet samengevoegd voor combinaties van CE's die zijn verbonden via lokale netwerken, 'wide area networks', gemeenschappelijke aansluitingen/apparatuur voor 'input/output', 'input/output controllers' en eventuele via programmatuur geïmplementeerde communicatieverbindingen.

Noot 5: CTP-waarden worden samengevoegd voor verscheidene CE's die speciaal zijn ontworpen om hogere prestaties te leveren doordat zij worden gecombineerd, gelijktijdig werken en een geheugen delen, of combinaties van verscheidene geheugens/CE's die gelijktijdig werken met behulp van speciaal daarvoor ontworpen apparatuur. Waarden voor samenstellingen bedoeld in 4A003d worden niet samengevoegd.

CTP = TP1 + C2 × TP2 + . . . + Cn × TPn,

waarin de TP's zo naar waarde zijn gerangschikt dat TP1 de hoogste waarde heeft, TP2 de op één na hoogste, . . . en TPn de laagste waarde. Ci is een coëfficiënt die als volgt wordt bepaald door de aard van de interconnectie:

Voor meerdere CE's die gelijktijdig werken en een gemeenschappelijk geheugen hebben:

C2 = C3 = C4 = . . . = Cn = 0,75

Noot 1: Als CTP berekend volgens bovenstaande methode niet groter is dan 194 Mtops, kan de volgende formule worden gebruikt voor de berekening van Ci:

Ci = >NUM>0,75

>DEN>√ m

(i = 2, . . ., n)

waarin m = aantal CE's of groepen van CE's met gemeenschappelijke toegang.

op voorwaarde dat:

1. de TPi van elk CE of groep van CE's niet groter is dan 30 Mtops;

2. de CE's of groepen van CE's gemeenschappelijk toegang hebben tot een werkgeheugen (uitgezonderd cachegeheugen) via één enkel kanaal, en

3. slechts één CE of groep van CE's op een gegeven tijdstip gebruik van het kanaal kan maken.

N.B.: Dit geldt niet voor goederen bedoeld in categorie 3.

Noot 2: CE's hebben een gemeenschappelijk geheugen als zij een gemeenschappelijk segment van een halfgeleidergeheugen benaderen. Dit geheugen kan een cachegeheugen, werkgeheugen of ander intern geheugen zijn. Externe geheugens zoals 'disk drives', 'tape drives' of RAM-disks vallen hier niet onder.

Voor meerdere CE's of groepen CE's zonder gemeenschappelijk geheugen die via één of meer datakanalen met elkaar in verbinding staan:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De waarde van Ci is gebaseerd op het aantal CE's, niet op het aantal knooppunten.

waarin>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bij de berekening van een Ci voor een groep CE's is het nummer van het eerste 'CE' in een groep bepalend voor de waarde die Ci krijgt. Zo zal in een combinatie van groepen van drie CE's elke 22e groep bestaan uit CE64, CE65 en CE66. De waarde van Ci voor deze groep is 0,60.

Het combineren (van CE's of groepen CE's) dient te geschieden van de snelste naar de langzaamste, d.w.z.:

TP1 ≥ TP2 ≥ . . . ≥ TPn,

en indien TPi = TPi+1 van de grootste naar de kleinste, d.w.z.:

Ci ≥ Ci+1

Noot: De ki-factor wordt niet toegepast op de CE's 2 tot en met 12 als de TPi van het CE of de groep CE's meer bedraagt dan 50 Mtops, d.w.z. Ci voor de CE's 2 tot en met 12 is 0,75.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


BIJLAGE II


COMMUNAUTAIRE ALGEMENE UITVOERVERGUNNING

1. Een algemene vergunning wordt verleend voor de uitvoer van de in lijst A van deze bijlage vermelde goederen voor tweeërlei gebruik naar alle bestemmingen in alle in lijst B vermelde landen.

a) Lijst A

Goederen voor tweeërlei gebruik die zijn vermeld onder een post van bijlage I, met uitzondering van

- alle posten in categorie O (nucleaire goederen);

- alle posten in categorie 5, deel 2 (informatiebeveiliging);

- alle posten met een referentienumer waarvan het derde karakter een '1' is (goederen die worden gecontroleerd in het kader van het toezicht op de proliferatie van raketten);

- alle in bijlage IV genoemde goederen.

b) Lijst B

Australië, Canada, Hongarije, Japan, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Polen, Tsjechië, de Verenigde Staten van Amerika, Zwitserland.

2. De aan het gebruik van deze vergunning verbonden registratie- en/of meldingsplicht wordt toegepast overeenkomstig de respectieve voorschriften van de lidstaten voor het gebruik van nationale algemene vergunningen.

3. De lijst van bestemmingen (lijst B) wordt voortdurend bijgewerkt.


BIJLAGE III


MODELFORMULIER

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

>EIND VAN DE GRAFIEK>


BIJLAGE IV

DEEL - A



a) Lijst van goederen waarvoor een vergunning vereist is (artikel 23, lid 1)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

DEEL - B



b) Lijst van goederen waarop de kennisgevingsprocedure van toepassing is (artikel 22, lid 1)

Algemene noot:

1. De kennisgevingsprocedure is niet van toepassing op de producten van categorie 5, deel 2 (Informatiebeveiliging) wanneer deze voor persoonlijk gebruik worden overgebracht en zij de gebruiker vergezellen.

2. De noodzaak tot handhaving van de kennisgevingsprocedure voor de producten van categorie 5, deel 2, zal op gezette tijden opnieuw worden beoordeeld.


NUCLEAIRE PRODUCTEN

Categorie O: alle producten van de posten 0A001, 0B001, 0B002, 0B003, 0B004, 0B005, 0B006, 0C001, 0C002, 0C003, 0C004 en 0C005 van bijlage 1, uitgezonderd die welke in lijst A van deze bijlage zijn vermeld.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>