Voorstel van wet - Voorstel van wet van de leden Van Schaik en Van Leeuwen, houdende nieuwe regelen met betrekking tot het afbreken van zwangerschap

Nr. 2

Voorstel van wet

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is mede in het belang van de rechtszekerheid nieuwe regelen te stellen met betrekking tot het afbreken van zwangerschap en in verband daarmee het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten te wijzigen; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK I

Regelen met betrekking tot het afbreken van zwangerschap door geneeskundigen

Begripsbepalingen

Artikel 1

1. Voor de toepassing van het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde wordt verstaan onder: Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne; inspecteur: de bevoegde geneeskundige inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid; geneeskundige: degenedie hierte lande bevoegd istot het uitoefenen van de genees-, heel-en verloskunst; vrouwenarts: een geneeskundige, in het register van erkende specialisten van de door Onze Minister aan te wijzen beroepsorganisatie van geneeskundigen ingeschreven voor het specialisme verloskunde en gynaecologie; ziekenhuis: een inrichting waarin personen worden opgenomen voor het ondergaan van een genees-, heel-of verloskundig onderzoek of een genees-, heel-of verloskundige behandeling;

Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13253, nrs. 1-3

algemeen ziekenhuis: een ziekenhuis waarin het verrichten van onderzoek en het geven van behandeling zich in beginsel uitstrekt tot het gehele gebied van de genees-, heel-en verloskunde. 2. Voor de toepassing van het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde wordt onder 'geneesheerdirecteur' mede verstaan de geneeskundige die, hoewel geen directeursfunctie bekledende, belast is met de zorg voor de algemene gang van zaken op geneeskundig gebied in de inrichting. 3. Voor de toepassing van het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde wordt onder het afbreken van zwangerschap niet verstaan het toepassen van een middel ter voorkoming van de innesteling van een bevruchte eicel in de baarmoeder.

Norm

Artikel 2

Een geneeskundige gaat er niet toe over een vrouw een behandeling, gericht op het afbreken van zwangerschap te geven, tenzij: a. voortzetting van de zwangerschap voor de lichamelijke of geestelijke gezondheid van de vrouw een ernstige bedreiging meebrengt, en b. deze bedreiging slechts door afbreking van de zwangerschap kan worden afgewend.

Overleggroep

Artikel 3

1. De leden van het bestuur van een inrichting als bedoeld in artikel 8, onder a t/m c, dragen zorg voor de samenstelling van een overleggroep ten behoeve van het in artikel 4 bedoelde overleg. 2. De overleggroep omvat tenminste een zodanig aantal geneeskundigen en sociaal-deskundigen dat in voorkomende gevallen zowel de vrouw als de geneeskundige die in de inrichting voor het geven van een behandeling, gericht op het afbreken van zwangerschap, in aanmerking komt, verzekerd zijn van voldoende hulp om ter zake van het afbreken van de zwangerschap tot een weloverwogen besluit te komen. 3. De leden van het in het eerste lid bedoelde bestuur dragen zorg dat de samenstelling van de overleggroep en de wijzigingen daarin aan de inspecteur worden gemeld. 4. Bij algemene maatregel van bestuur, vast te stellen op de voordracht van Onze Minister, kunnen nadere regelen worden gesteld met betrekking tot de samenstelling van de overleggroep.

Overleg

Artikel 4

1. De geneeskundige tot wie een vrouw zich heeft gewend met het oog op een mogelijkerwijs door hem te geven behandeling, gericht op het afbreken van zwangerschap, pleegt omtrent de vraag of het geven van de behandeling voldoet aan de bij artikel 2 gestelde norm, overleg met de huisarts die de vrouw naar hem heeft verwezen, en met ten minste één geneeskundige van de overleggroep. Indien de vrouw niet door een huisarts naar de geneeskundige is verwezen, of bezwaar heeft tegen deelneming aan het overleg door de huisarts die haar naar de geneeskundige heeft verwezen, pleegt de geneeskundige overleg met twee geneeskundigen van de overleggroep.

Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13253, nrs. 1-3

Indien de geneeskundige weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat de overwegingen waarom de vrouw zich tot hem heeft gewend, verband houden met haar sociale omstandigheden, pleegt hij tevens overleg met een sociaaldeskundige van de overleggroep. 2. De vrouw wordt in de gelegenheid gesteld haar overwegingen tebespreken met één of meer leden van de overleggroep, afzonderlijk of gezamenlijk, zulks naar gelang van haar voorkeur. 3. De echtgenoot van de vrouw wordt, behoudens indien dit naar redelijk oordeel niet raadzaam is te achten of niet tijdig kan geschieden, in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord door de geneeskundige tot wie de vrouw zich heeft gewend, en één of meer leden van de overleggroep, zulks naar gelang van zijn voorkeur. Na overleg met de vrouw kan gelijke gelegenheid om te worden gehoord worden geboden aan degene die volgens haar mededeling de verwekker van de vrucht is, en aan de wettelijke vertegenwoordiger van de vrouw, zo zij deze heeft. 4. De leden van de overleggroep, die door de geneeskundige of de vrouw in het overleg zijn betrokken, mogen overleg plegen met de andere geneeskundigen of sociaal-deskundigen van de overleggroep. 5. Bij algemene maatregel van bestuur, vast te stellen op de voordracht van Onze Minister, kunnen nadere regelen worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop het overleg tot stand komt en wordt gevoerd.

Geheimhouding

Artikel 5

De bij het overleg betrokken sociaal-deskundigen zijn verplicht tot geheimhouding van datgene waarvan de wetenschap aan hen bij of met het oog op het overleg is toevertrouwd. Artikel 218 van het Wetboek van Strafvordering is op hen van overeenkomstige toepassing.

Besluit geneeskundige en toestemming vrouw

Artikel 6

1. De geneeskundige tot wie de vrouw zich heeft gewend, beslist na overweging van de hem bij het overleg verstrekte inlichtingen en gegeven raad, uiterlijk binnen drie weken nadat de vrouw zich tot hem heeft gewend, of hij de vrouw een behandeling, gericht op het afbreken van zwangerschap, zal geven. 2. Indien hij daartoe besluit, stelt hij de vrouw, niet eerder dan op de zesde dag nadat zij zich tot hem heeft gewend, in de gelegenheid haar uiteindelijke wil met betrekking tot het ondergaan van de behandeling te kennen te geven.

Verslag

Artikel 7

1. Indien de geneeskundige besluit de behandeling te geven, draagt hij zorg dat vóór of uiterlijk op de dag na die van de behandeling aantekening wordt gemaakt van: a. de namen van degenen met wie hij het bij artikel 4, eerste lid, voorgeschreven overleg heeft gevoerd, hun hoedanigheid alsmede hun inlichtingen en raad omtrent de vraag of het geven van de behandeling voldoet aan de bij artikel 2 gestelde norm;

Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13253, nrs. 1-3

b. de overwegingen op grond waarvan hij tot het oordeel is gekomen dat die vraag in bevestigende zin moet worden beantwoord; c. de toestemming van de vrouw alsmede feiten waaruit blijkt dat zij in voldoende mate in staat is gesteld om tot een weloverwogen besluit te komen; d. feiten waaruit blijkt dat is voldaan aan het in artikel 4, derde lid, bepaalde, zulks zonder vermelding van de namen van onderscheidenlijk de echtgenoot van de vrouw, de verwekker van de vrucht en de wettelijke vertegenwoordiger van de vrouw. 2. De in het eerste lid bedoelde aantekeningen worden door de geneeskundige gedagtekend en ondertekend. 3. De geneeskundige draagt voorts zorg dat de ingevolge het eerste lid vastgelegde gegevens worden doorgegeven aan de geneesheerdirecteur van de inrichting waarin de behandeling wordt gegeven.

Inrichting waarin de behandeling mag worden gegeven

Artikel 8

Het is de geneeskundige verboden een vrouw een behandeling, gericht op het afbreken van zwangerschap, te geven anders dan in a. een algemeen ziekenhuis, b. een ziekenhuis, behorend tot een bij algemene maatregel van bestuur, vast te stellen op de voordracht van Onze Minister, aan te wijzen categorie, c. een inrichting die Onze Minister voor het geven van behandelingen, als in de aanhef bedoeld, heeft erkend.

Artikel 9

1, Een erkenning wordt slechts verleend indien a. de inrichting wordt beheerd door een rechtspersoon 1°. welke geen winst nastreeft, en 2°. welke wordt bestuurd door het bestuur van een algemeen ziekenhuis, en b. in de inrichting 1°. een geneeskundige belast is met de zorg voor de algemene gang van zaken op geneeskundig gebied, 2°. het geven van de behandelingen, gericht op het afbreken van zwangerschap, opgedragen wordt aan geneeskundigen die hetzij vrouwenarts zijn hetzij voldoen aan door Onze Minister voor anderen dan vrouwenartsen ter waarborging van hun deskundigheid te stellen voorwaarden, 3°. zo behandelingen als onder 2° bedoeld worden gegeven door geneeskundigen die niet vrouwenarts zijn: een vrouwenarts belast is met toezicht en raadgeving, mede met betrekking tot de verlening van bijstand in daartoe aanleiding gevende gevallen, en 4°. geen personen werkzaam zijn, die bij onherroepelijke uitspraak van de rechter zijn veroordeeld op grond van artikel 295 of 296 van het Wetboek van Strafrecht. 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, vast te stellen op de voordracht van Onze Minister, kunnen ter zake van de bij het eerste lid gestelde eisen nadere regelen worden gegeven en kunnen ook verdere erkenningseisen worden gesteld. Deze eisen kunnen slechts betrekking hebben op de organisatie der inrichting, een aan de geneeskundigen te verstrekken instructie, de hoedanigheid en de getalsterkte van het niet geneeskundig personeel, de huisvesting en de uitrusting.

Artikel 10

1. Bij het indienen van een verzoek om erkenning dienen de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur verlangde gegevens te worden verstrekt.

Tweede Kamer, zitting 1974-1975, 13253, nrs. 1-3

Het verzoek wordt geacht niet te zijn ingediend zolang de verlangde gegevens niet zijn verstrekt. 2. Een erkenning kan worden verleend voor een bepaalde of voor onbepaaldetijd. 3. Aan de erkenning is als voorschrift verbonden dat, indien tegen een in de inrichting werkzame persoon wegens verdenking van een der in de artikelen 295 en 296 van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde feiten een vervolging wordt ingesteld, deze voor de duur van de vervolging moet worden geschorst. 4. Onze Minister kan aan de erkenning voorschriften verbinden. Deze kunnen op geen andere onderwerpen betrekking hebben dan die waaromtrent bij of krachtens artikel 9 erkenningseisen zijn of kunnen worden gesteld. De krachtens dit lid aan een erkenning verbonden voorschriften kunnen te allen tijde worden gewijzigd. 5. Indien de inrichting niet meer voldoet aan een der bij en krachtens artikel 9 gestelde eisen, trekt Onze Minister de erkenning in. Voorts kan een erkenning door Onze Minister worden ingetrokken indien een der bij of krachtens de voorgaande leden aan de erkenning verbonden voorschriften niet wordt in acht genomen of indien een der bij of krachtens de artikelen 11,12 en 13 gestelde regelen niet wordt nageleefd. 6. Van het verlenen van een erkenning, van het vervallen daarvan door het verstrijken van de tijd waarvoor zij is verleend, en van het intrekken van een erkenning wordt mededeling gedaan in de Nederlandse Staatscourant.

Melding van gegevens

Artikel 11

1. De geneesheerdirecteur van een inrichting als bedoeld in artikel 8, onder a t/m c, doet, onder vermelding van de naam van de inrichting, eens per maand de volgende gegevens toekomen aan een door Onze Minister aan te wijzen ambtenaar: a. het aantal behandelingen, gericht op het afbreken van zwangerschap, dat in de inrichting heeft plaatsgevonden; b. de duur van de zwangerschap, het aantal voorafgegane zwangerschappen, de leeftijd, de burgerlijke staat en de woon-of verblijfplaats van de behandelde vrouwen. 2. Onze Minister kan bepalen dat nog andere gegevens moeten worden gemeld. 3. Onze Minister stelt regelen omtrent de wijze waarop de melding van de gegevens moet plaatsvinden. De regelen houden een waarborg in voor bescherming van de anonimiteit van de behandelde vrouwen. 4. Onze Minister stelt voorts regelen omtrent het doel waartoe deze gegevens mogen worden aangewend, en de wijze waarop dit geschiede

Bewaren van gegevens

Artikel 12

1. De geneesheerdirecteur van een inrichting als bedoeld in artikel 8, onder a t/m c, draagt zorg voor aantekening van de gegevens, die ingevolge het bij en krachtens artikel 11 bepaalde moeten worden gemeld. 2. Hij draagt zorg dat de schriftelijk vastgelegde gegevens, bedoeld in artikel 7, eerste lid, gedurende tenminste vijf jaren afzonderlijk worden bewaard.

Tweede Kamer, zitting 1974^1975,13253, nrs. 1-3

Artikel 13

De geneesheerdirecteur van een inrichting als bedoeld in artikel 8, onder a t/m c, draagt zorg dat de inspecteurs op hun verzoek inzage wordt verleend van dein artikel 12, eersteen tweede lid, bedoelde geschriften en aan hen voorts de door hen op grond van artikel 22, tweede lid, gevraagde inlichtingen worden verstrekt.

Nadere regeling

Artikel 14

Indien in deze wet geregelde onderwerpen in het belang van de goede uitvoering van deze wet nadere regeling behoeven, kan deze geschieden bij algemene maatregel van bestuur, vast te stellen op de voordracht van Onze Minister, gedaan in overeenstemming met Onze Ministervan Justitie.

Strafbepalingen

Artikel 15

1. Bestuursleden die nalaten te voldoen aan het bij of krachtens artikel bepaalde, worden gestraft met geldboete van ten hoogste twee duizend gulden. 2. Bestuursleden die opzettelijk nalaten te voldoen aan het bij of krachtens artikel 3 bepaalde, worden gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden.

Artikel 16

1. De geneeskundige die nalaat te voldoen aan het in artikel 7 bepaalde, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste duizend gulden. 2. De geneeskundige die opzettelijk nalaat te voldoen aan het in artikel 7 bepaalde, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste twee duizend gulden.

Artikel 17

De geneeskundige die handelt in atrijd met artikel 8, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste vijf duizend gulden.

Artikel 18

1. De geneesheerdirecteur, die nalaat te voldoen a. aan het bij of krachtens artikel 11 bepaalde, b. aan het bij artikel 12, eerste of tweede lid, bepaalde of c. aan het bij artikel 13 bepaalde, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste duizend gulden. 2. Indien een feit, strafbaar gesteld in het eerste lid, opzettelijk wordt gepleegd, wordt de schuldige gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste twee duizend gulden.

Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13253, nrs. 1-3

Artikel 19

Op overtreding van een voorschrift, gegeven bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 14, kan bij die maatregel straf worden gesteld doch geen andere of hogere straf dan geldboete van ten hoogste duizend gulden.

Artikel 20

De bij of krachtens de artikelen 15 t/m 19 strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Bekendmaking ministeriële besluiten

Artikel 21

Besluiten van Onze Minister krachtens artikel 9, eerste lid, onder b, 2°, of artikel 11, tweede, derde of vierde lid, alsmede besluiten van algemene strekking tot uitvoering van een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 9, tweede lid, worden in de Nederlandse Staatscourant bekend gemaakt.

Toezicht door het Staatstoezicht op de volksgezondheid

Artikel 22

1. Het bijen krachtens dit hoofdstuk bepaalde wordt voor de toepassing van hoofdstuk IV van de Gezondheidswet gerekend tot de wettelijke voorschriften op het gebied van de volksgezondheid. 2. De inspecteurs zijn bevoegd aan degenen die werkzaam zijn ineen inrichting als bedoeld in artikel 8, onder a t/m c, alle inlichtingen te vragen die zij redelijkerwijze voor de uitoefening van het toezicht op de naleving van het bij en krachtens dit hoofdstuk bepaalde nodig hebben.

HOOFDSTUK II

Wijziging Wetboek van Strafrecht en andere wetswijziging

Artikel 23

Het Wetboek van Strafrecht wordt gewijzigd als volgt. A. Na artikel 82 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 82bis

Onder een ander van het leven beroven wordt begrepen: het doden in het moederlichaam van een vrucht die zelfstandig levensvatbaar moet worden geacht. B. In artikel 240bis worden de volgende wijzigingen aangebracht. In het eerste lid vervallen het woord 'hetzij' vóór 'enig geschrift' en het zinsdeel 'hetzij enig middel tot verstoring van zwangerschap', en wordt het zinsdeel', het voorwerp of het middel' vervangen door: of het voorwerp. In het derde lid vervallen het woord 'hetzij' vóór 'enig geschrift', het zinsdeel 'hetzij enig middel tot verstoring van zwangerschap,' en het zinsdeel', of dat het middel een middel tot verstoring van zwangerschap is'.

Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13253, nrs. 1-3

C. Artikel 251 bis vervalt. D. Na artikel 291 wordt ingevoegd een nieuw artikel, luidende:

Artikel 291 bis

Onder een opzettelijke levensberoving van een kind bij of kort na de geboorte wordt in de artikelen 290 en 291 begrepen: het opzettelijk doden in het moederlichaam van een vrucht die zelfstandig levensvatbaar moet worden geacht. E. De artikelen 295 tot en met 299 worden vervangen door de volgende artikelen:

Artikel 295

Hij die, niet bevoegd tot het uitoefenen van de geneeskunst, een vrouw een behandeling geeft, welke uit haar aard geschikt is tot het afbreken van zwangerschap, dan wel een vrouw behulpzaam is bij het geven van een zodanige behandeling aan zichzelf, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en zes maanden. Hij die een middel waarmee zwangerschap kan worden afgebroken, aanbiedt of als verkrijgbaar aanwijst dan wel aan een ander verschaft, terwijl hij weet of redelijkerwijze kan vermoeden dat het middel tot afbreking van zwangerschap zal worden gebruikt anders dan door of op voorschrift van een geneeskundige, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste driejaren.

Artikel 296

De geneeskundige die een vrouw een behandeling geeft, welke uit haar aard geschikt is tot het afbreken van zwangerschap, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en zes maanden. Het eerste lid is niet van toepassing, indien de geneeskundige redelijkerwijze mocht aannemen, dat de vrouw niet zwanger was, dan wel de behandeling niet was gericht op het afbreken van zwangerschap. Het eerste lid is voorts niet van toepassing, indien de geneeskundige: 1°. redelijkerwijze tot het oordeel kon komen dat a. voortzetting van de zwangerschap voor de lichamelijke of geestelijke gezondheid van de vrouw een ernstige bedreiging meebracht, en b. deze bedreiging slechts door afbreking van de zwangerschap kon worden afgewend, en 2°. tot het geven van de behandeling toestemming van de vrouw had verkregen, nadat zij in redelijke mate in staat was gesteld om tot een weloverwogen besluit te komen.

Artikel 296bis

Onder een behandeling welke uit haar aard geschikt is tot het afbreken van zwangerschap wordt in de artikelen 295 en 296 niet verstaan het toepassen van een middel ter voorkoming van de innesteling van een bevruchte eicel in de baarmoeder.

Artikel 297

Indien een feit, strafbaar gesteld in artikel 295 of 296, wordt begaan met toestemming van de vrouw aan wie de behandeling wordt gegeven, en haar Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13253, nrs. 1-3

dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren. Indien een feit, strafbaar gesteld in artikel 295 of 296, wordt begaan zonder toestemming van de vrouw aan wie de behandeling wordt gegeven, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren. Indien een feit, strafbaar gesteld in artikel 295 of 296, wordt begaan zonder toestemming van de vrouw aan wie de behandeling wordt gegeven en tevens haar dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.

Artikel 298

Indien de schuldige een feit, strafbaar gesteld in artikel 295 of 296, in de uitoefening van zijn beroep begaat, kan hem het recht tot uitoefening van dat beroep worden ontzegd.

Artikel 299

Bij veroordeling wegens doodslag, wegens moord of wegens een der in de artikelen 293, 295 en 296 omschreven misdrijven kan ontzetting van de in artikel28no. 1-4 vermelde rechten worden uitgesproken.

F. Artikel 451 quatervervalt.

Artikel 24

Het Wetboek van Strafvordering wordt gewijzigd als volgt. A. In artikel 67, eerste lid, onder b, vervalt '251 bis, eerste lid,'. B. In artikel 551, eerste lid, vervalt '251 baseren '451 quater'.

Artikel 25

De Wet op de rechterlijke organisatie en het beleid der justitie wordt gewijzigd als volgt. In artikel 56, eerste lid, onder c, vervalt '451 quater,' en wordt na 'de Wet op de kansspelen,' ingevoegd: de Wet afbreking zwangerschap,.

Artikel 26

Aan artikel 1 van de Wet ziekenhuistarieven wordt een lid toegevoegd, luidende: 3. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt onder ziekenhuis mede verstaan een inrichting van gezondheidszorg, behoren-de tot een daartoe bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie.

HOOFDSTUK III

Vrijheid om medewerking aan afbreking van zwangerschap te weigeren

Artikel 27

Niemand is gehouden een vrouw een behandeling, gericht op het afbreken van zwangerschap, te geven, dan wel aan een zodanige behandeling mede-

Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13253, nrs. 1-3

werking te verlenen, daartoe gelegenheid te geven of daartoe middelen te verschaffen, behoudens voor zover hij de verplichting daartoe schriftelijk heeft aanvaard.

HOOFDSTUK IV

Slotbepalingen

Artikel 28

Deze wet kan worden aangehaald als: Wet afbreking zwangerschap.

Artikel 29

1. Artikel 27 treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst. 2. De overige artikelen treden in werking met ingang van de vierde kalendermaand na de in het eerste lid bedoelde datum.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven De Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne,

De Ministervan Justitie,

Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13253, nrs. 1-3