Memorie van toelichting - Voorstel van wet van de heren Van Lier en Dolman met betrekking tot de heffing van loon- en inkomstenbelasting van degenen die uitsluitend of vrijwel uitsluitend uitkeringen ingevolge de Algemene Weduwen- en Wezenwet genieten

Nr. 3

Als gevolg van de bepalingen van het wetsontwerp tot wijziging van de structuur van het tarief van de inkomstenbelasting (zitting 1971-1972, nr. 11879) zullen, naar thans is gebleken, met ingang van 1 januari 1973 gerechtigden tot het hoogste AWW-pensioen (te weten weduwen met één of meer kinderen beneden de 18 jaar) voor het eerst onderworpen worden aan belastingplicht ingevolge de loon-en inkomstenbelasting, ook als zij uitsluitend of vrijwel uitsluitend uitkeringen op grond van de algemene Weduwen-en Wezenwet ontvangen. Op ons verzoek hebben de ondergetekenden van het Minislerie van Financiën gegevens gekregen over de waarschijnlijke grootte van de door deze groep weduwen in 1973 verschuldigde loonbelasting.

Deze gegevens volgen hieronder: Voor weduwen met kinderen zal de A.W.W. met ingang van 1 januari 1973 vermoedelijk f 8316 (op jaarbasis) bedragen. Uitgaande van een indexatieverhoging per 1 juli 1973 van 5 pet. zou met ingang van die datum dit bedrag worden verhoogd tot f 8736. Bij deze uitkeringsbedragen zal van wef duwen die uitsluitend A.W.W. genieten, loonbelasting worden ingehouden tenzij zij drie of meer kinderen voor kinderaftrek hebben. Bij een kleinere kinderaftrek zal worden ingehouden:

Ter zake van het vakantiegeld 1973 zal geen loonbelasting verschuldigd zijn. Bij de behandeling van bovengenoemd wetsontwerp heeft de tweede ondergetekende op 27 september jl. te zamen met de heer Engwirda een amendement ingediend (stuk nr. 16) om voor de gehele groep onvolledige gezinnen te komen tot een verlichting van de verschuldigde belasting. Dit amendement is door de Regering bestreden en door de Kamer verworpen. Een gedeelte van deze groep, namelijk de weduwen die uitsluitend of vrijwel uitsluitend een uitkering op grond van de Algemene Weduwen-en Wezenwet ontvangen, zal in 1973 voor het eerst belasting gaan betalen, mede omdat de bescherming die zij genoten ingevolge het z.g. bejaardenwetje, waardoor zij buiten de belastingheffing worden gehouden (Wet van 15 december 1971, Stb. 735) op 31 december a.s. afloopt. Dit gevolg heeft de Kamer wellicht niet in volle omvang beseft. In ieder geval geldt dit voor de ondergetekenden. In het midden latend of er thans voor de wetgever aanleiding zou behoren te bestaan voor de gehele groep van onvolledige gezinnen opnieuw een verlaging van de belastingdruk in overweging te nemen, niet worden vastgesteld, dat er thans voor de weduwen met één of meer kinderen beneden de 18 jaar, die uitsluitend of vrijwel uitsluitend een uitkering op grond van de Algemene Weduwen-en Wezenwet ontvangen, met ingang van 1 januari a.s. een pijnlijke toestand zou ontstaan, omdat voor hen (anders dan voor de bejaarden) de inkomensverbetering die voortvloeit uit de extra verhoging van hun AWW-pensioen grotendeels verloren kan gaan als gevolg van de optredende belastingplicht. De ondergetekenden zouden deze toestand, die zij als onbillijk ervaren, willen voorkomen. Zij geven er zich rekenschap van, dat een nadere grondige bezinning op de gehele materie van de heffing van loon-en inkomstenbelasting voor onvolledige gezinnen uiteindelijk tot andere meer blijvende oplossingen zou kunnen leiden. Zij menen echter, dat het thans geboden is om bij wege van een noodmaatregel als hoedanig zij dit voorstel van wet willen beschouwen, de bescherming, die de wet van 15 december 1971, Stb. 735, voor de bedoelde groep van weduwen biedt met één jaar te verlengen. Op deze wijze wordt ruimte en tijd geschapen voor de nodige rustige bezinning. De offers die voor de schatkist uit dit voorstel voortvloeien zijn bescheiden, naar raming enkele miljoenen guldens.

De ondergetekenden hebben de tekst van de Wet van 15 december 1971, Stb. 735, zo nauwkeurig mogelijk 'gevolgd en daar slechts die wijzigingen in aangebracht die samenhangen met het feit, dat een bescherming als deze wet biedt voor bejaarden niet meer nodig zal zijn. Bovendien is de vermelding van aanspraken op kinderbijslag geschrapt omdat daarover vanaf 1 januari 1973 geen loon-en inkomstenbelasting meer zal zijn verschuldigd. Ten slotte zouden de ondergetekenden willen opmerken dat om administratieve redenen een behandeling van het voorstel op korte termijn gewenst is, wil de wet per 1 januari a.s. in werking kunnen treden. Niemand zal de tijdnood waarvoor de Staten-Generaal zich bij een zodanige behandeling geplaatst zouden zien, meer betreuren dan zij. Toch zouden zij, in het belang van de zaak een beroep op de Staten-Generaal willen doen om aan een spoedige behandeling te willen meewerken.

VAN LIER.

DOLMAN.

bij bij 1 kind 2 kinderen

Ie halfjaar f 113,40 46,80 (18,90 p.m.) ( 7,80 p.m.)

2e halfjaar

totaal

f 159,60 (26,60 p.m.)

f 273,- 93,- (15,50 p.m.)

139,80