Voorstel van wet - Voorstel van wet van de heer Van Rossum houdende wijziging van de Loodswet

Nr. 2

VVD JULIANA, BIJ DE GRATIE GODS, KONINGIN DER NEDER-LANDEN, PRINSES VAN ORANJE-NASSAU, ENZ., ENZ., ENZ. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gewenst is het loodsen van zeeschepen ook in gemeentehavens onder de uitsluitende bevoegdheid van de Staat te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I

Artikel 2, eerste lid, van de Loodswet 1957 wordt gelezen: 1. Aan de Staat wordt voorbehouden de uitsluitende bevoegdheid tot het doen loodsen van zeeschepen in, uit en binnen de Nederlandse zeegaten en zeehavens en langs de binnen Nederland gelegen rivieren, stromen, vaarwaters en kanalen, alsmede de met deze oppervlaktewateren in verbinding staande havens.

Artikel O

Het tweede en derde lid van artikel 2 van de Loodswet 1957 vervallen, terwijl het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid. Artikel III Onze Minister van Defensie beslist binnen zes maanden na de plaatsing van deze wet in het Staatsblad ten aanzien van ieder van de personeelsleden van een gemeentelijke havenloodsdienst welke zijn functie verliest of, en zo ja in welke rang en op welke voet hij in dienst van het Rijksloodswezen zal kunnen overgaan.

Artikel IV

Deze wet treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip. Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriƫle departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Defensie,