Voorstel van wet - Voorstel van wet van de heer Westerterp tot tijdelijke regeling van de aanwijzing van de Afgevaardigden van Nederland naar het Europees Parlement op de grondslag van een algemene verkiezing

Nr. 2

WIJ JULIANA, BIJ DE GRATIE GODS, KONINGIN DER NEDER-LANDEN, PRINSES VAN ORANJE-NASSAU, ENZ., ENZ., ENZ.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, in afwachting van de totstandkoming van een regeling houdende rechtstreekse algemene verkiezingen voor de Afgevaardigden naar het Europees Parlement in alle Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen, reeds thans de mogelijkheid te openen om de Afgevaardigden van Nederland naar het Europees Parlement aan te wijzen op de grondslag van een algemene verkiezing, en dat het derhalve gewenst is te dien aanzien tijdelijke voorzieningen te treffen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1. De procedure, bedoeld in artikel 78, eerste lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, in artikel 138, eerste lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en in artikel 108, eerste lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, voor de aanwijzing van de Afgevaardigden van Nederland naar de Vergadering, bedoeld in artikel 1 van de Overeenkomst betreffende bepaalde instellingen welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben, in deze wet verder aan te duiden als Europees Parlement, wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van deze wet.

Artikel 2. De aanwijzing geschiedt door de Voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal namens de beide Kamers der Staten-Generaal en op de grondslag van een verkiezing, waaraan deelnemen degenen, die op de dag der kandidaatstelling ingezetenen zijn van het Rijk, mits zij onderdanen zijn van een der lidstaten van de Europese Gemeenschappen en zij de leeftijd van achttien jaren hebben bereikt.

Artikel 3. 1. De Afgevaardigden worden, behoudens in geval van ontbinding van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aangewezen voor vier jaren. 2. De bepalingen van artikel C 1, tweede en derde lid, van de Kieswet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4. Om tot Afgevaardigde naar het Europese Parlement te kunnen worden aangewezen moet een kandidaat op de dag waarop de aanwijzing geschiedt lid zijn van de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Artikel 5. 1. Ten aanzien van de verkiezing, bedoeld in artikel 2, zijn de bepalingen inzake de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, met uitzondering van de hoofdstukken U, V en W, der Kieswet van overeenkomstige toepassing. 2. Voor de in artikel C 1 der Kieswet bedoelde registratie wordt door de Kiesraad een afzonderlijk register bijgehouden. 3. In afwijking van het bepaalde in artikel G 5 der Kieswet vindt de kandidaatstelling plaats bij de voorzitter van het hoofdstembureau van kieskring VI ('s-Gravenhage), genoemd in tabel A, behorende bij de Kieswet. De ingediende lijsten gelden voor alle kieskringen. 4. Tenminste drie weken vóór de dag der kandidaatstelling geschiedt hiervan mededeling door het hoofdstembureau voornoemd in de Nederlandse Staatscourant. 5. Op dezelfde lijst mogen de namen van ten hoogste twintig kandidaten worden geplaatst. 6. In afwijking van het bepaalde in artikel N 24 der Kieswet wordt het aldaar bedoeld afschrift van het proces-verbaal zowel toegezonden aan de Voorzitter van de Eerste als van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. 7. Wij kunnen bij algemene maatregel van bestuur nadere regelen inzake de verkiezing, bedoeld in artikel 2, geven. Voor zover zulks uit een oogpunt van aanpassing noodzakelijk is, kunnen Wij bij die regelen afwijken van de in het eerste lid bedoelde bepalingen.

Artikel 6. 1. De kandidaatstelling geschiedt op de dag waarop de kandidaatstelling voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal plaatsvindt. 2. Alsdan worden de kandidaten gesteld ter vervulling van de plaatsen der Afgevaardigden die de volgende derde dinsdag van september moeten aftreden. 3. Indien evenwel de periode liggende tussen de dag van de verkiezing, bedoeld in artikel 2 en de volgende derde dinsdag van september langer is dan zes maanden treden de Afgevaardigden wier plaatsen vervuld moeten worden af met ingang van de laatste dag der periode van zes maanden verstreken na de dag der verkiezing.

Artikel 7. De verkiezing, bedoeld in artikel 2, vindt plaats op de dag waarop de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt gehouden.

Artikel 8. 1. De Afgevaardigden uit Nederland naar het Europees Parlement, die bij het in werking treden van deze wet zijn aangewezen overeenkomstig de regeling neergelegd in Ons Besluit van 11 februari 1958 (Stb. 84, 1958), treden af met ingang van de eerste derde dinsdag van september na de dag van de verkiezing, bedoeld in artikel 2. 2. Het bepaalde in artikel 6, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9. 1. Deze wet treedt in werking op een nader bij de wet vast te stellen tijdstip. 2. Deze wet geldt tot het van kracht worden van de regeling houdende rechtstreekse algemene verkiezingen voor de Afgevaardigden naar het Europees Parlement in alle lidstaten van de Europese Gemeenschappen volgens de procedure, bedoeld in artikel 78, lid 3, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, in artikel 138, lid 3, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en in artikel 108, lid 3, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

Artikel 10. Deze wet kan worden aangehaald als: Wet Europese verkiezingen 1970.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Buitenlandse Zaken, De Minister van Binnenlandse Zaken,