Voorstel van wet - Wijziging van de Prijzenwet (aanscherping van het ingrijpingscriterium)

Nr. 2

VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enige wijzigingen aan te brengen in de Prijzenwet (Stb. 1965, 646), in het bijzonder ter zake van het criterium voor het treffen van prijsmaatregelen op grond van die wet; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In de Prijzenwet (Stb. 1965, 646) worden de volgende wijzigingen aangebracht: In artikel 1 wordt «Onze Ministers:» en de daarna volgende omschrijving vervangen door: Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken;.

21294 3FISSN0921737 ISdu Uitgeverij Plantijnstraat '

s Gravenhage 1992

B Artikel 2 komt te luiden: Artikel 2. 1. Onze Minister kan, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, indien er naar zijn oordeel als gevolg van een zich plotseling voordoende noodsituatie van de nationale economie, veroorzaakt door een of meer schoksgewijs optredende factoren, sprake is van een zodanig versnellende inflatie -of indien er aanwijsbare omstandigheden zijn, op grond waarvan hij kan vermoeden dat een dergelijke versnellende inflatie zal ontstaan -, dat het nemen van een zodanige maatregel is vereist: a. voor goederen en diensten in het algemeen verbieden, voor zover het de binnenlandse markt betreft, het aanbieden, verkopen, verhuren, krachtens verkoop leveren of krachtens verhuur verschaffen van het genot van goederen, onderscheidenlijk het aanbieden of verrichten van diensten of het zich verbinden deze te verrichten, tegen hogere dan door hem aan te geven prijzen; b. voorschriften geven betreffende het voeren van een administratie, waaruit de vorming blijkt van de prijzen, die voor goederen of diensten, ten aanzien van welke het onder a bepaalde toepassing heeft gevonden, op de binnenlandse markt worden gevraagd, bedongen of in rekening gebracht. 2. Een regeling op grond van het eerste lid dient gepaard te gaan met de aankondiging van andere maatregelen welke in verband met het zich voordoen van de aldaar bedoelde noodsituatie vereist zijn en die ten doel hebben de inflatie te beperken. 3. Een krachtens het eerste lid vastgestelde regeling geldt voor een bij die regeling vast te stellen tijdvak van ten hoogste zes maanden. Dit tijdvak kan eenmaal worden verlengd met ten hoogste zes maanden. 4. Alvorens een regeling krachtens het eerste lid vast te stellen doet Onze Minister van zijn voornemen daartoe mededeling aan de Sociaal-Economische Raad en stelt deze in de gelegenheid van zijn gevoelen te doen blijken, een en ander tenzij naar het oordeel van Onze Minister de vereiste spoed zich daartegen verzet.

Artikel 2b wordt als volgt gewijzigd: 1. In het tweede lid wordt «horen Onze Ministers» vervangen door: hoort Onze Minister. 2. Aan het artikel wordt een vierde lid toegevoegd, luidende: 4. De voordracht tot het vaststellen, wijzigen of intrekken van een algemene maatregel van bestuur als in het eerste lid bedoeld wordt Ons gedaan door Onze Minister en Onze Minister wie het mede aangaat te zamen. In artikel 3, eerste lid, wordt «Onze Ministers kunnen» vervangen door: Onze Minister kan.

De artikelen 4, 5 en 6 worden vervangen door vijf artikelen, luidende:

Artikel 4. 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde worden belast de door Onze Minister en Onze Minister wie het mede aangaat te zamen daartoe aangewezen ambtenaren.

  • Van een aanwijzing als in het eerste lid bedoeld wordt in de Staatscourant mededeling gedaan.

Artikel 5. De aangewezen ambtenaren zijn bevoegd van een ieder de inlichtingen te verlangen die redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig zijn.

Artikel 6. 1. De aangewezen ambtenaren zijn te allen tijde bevoegd alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder toestemming van de bewoner, te betreden, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. 2. Zij zijn bevoegd inzage te vorderen van boeken en andere zakelijke bescheiden en van gegevens die langs geautomatiseerde weg zijn vastgelegd, voor zover zulks redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. Zij kunnen ten einde afschriften te maken voor korte tijd afgifte van die boeken en andere zakelijke bescheiden vorderen dan wel schriftelijke vastlegging en afgifte van die vastlegging vorderen van de gegevens die langs geautomatiseerde weg zijn vastgelegd. 3. Zo nodig verschaffen zij zich toegang tot en inzage van bescheiden en gegevens met behulp van de sterke arm.

Artikel 6a. De aangewezen ambtenaren zijn bevoegd zich door andere personen, die daartoe door hen zijn aangewezen, te doen verge zellen, voor zover zulks redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.

Artikel 6b. 1. Een ieder is verplicht aan de aangewezen ambtenaren alle medewerking te verlenen, die zij redelijkerwijs bij de uitoefening van de hun in de artikelen 5, 6 en 6a verleende bevoegdheden behoeven. 2. Zij die uit hoofde van hun stand, beroep of ambt tot geheimhouding verplicht zijn, kunnen zich verschonen van het verschaffen van inlichtingen, doch uitsluitend voor zover het betreft hetgeen hun in hun hoedanigheid is toevertrouwd. Zij kunnen voorts het verlenen van inzage van bescheiden en gegevens en het verlenen van medewerking weigeren, voor zover hun geheimhoudingsplicht zich daartoe uitstrekt.

In artikel 7, eerste lid, wordt «Onze Ministers» vervangen door: Onze Minister. Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het tweede lid wordt «Onze Ministers kunnen» vervangen door: Onze Minister kan. 2. In het derde lid, eerste volzin, wordt «Onze Ministers» vervangen door: Onze Minister. 3. In het derde lid, tweede volzin, wordt «Onze Ministers kunnen» vervangen door: Onze Minister kan.

H In artikel 10, derde lid, wordt «Onze Ministers» vervangen door «Onze Minister» en wordt «zulien» vervangen door «zal».

I Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12. 1. Een gedraging in strijd met het krachtens de artikelen 2, eerste lid, of 3 bepaalde is een misdrijf, wanneer zij opzettelijk geschiedt, en overigens een overtreding. 2. Een gedraging in strijd met het bij of krachtens de artikelen 2b, 6b of -indien uitdrukkelijk aangeduid als strafbaar feit -11 bepaalde, is een overtreding. Artikel 13 komt te luiden: Artikel 13. Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze wet en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze wet de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

De artikelen 14, 15 en 16 vervallen.

ARTIKEL II

In artikel 1, onder 3°, van de Wet op de economische delicten wordt in de zinsnede met betrekking tot de Prijzenwet «6» vervangen door: 6b.

ARTIKEL III

De tekst van de Prijzenwet wordt door Onze Minister van Justitie in het Staatsblad geplaatst.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Economische Zaken,