Voorstel van wet - Voorstel van wet van de leden De Kwaadsteniet, Joekes, K. G. de Vries en Schutte tot wijziging van de Wet op de Parlementaire Enquête en in verband daarmee opnemen van een bepaling in het Wetboek van Strafrecht

Nr. 2

VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het mede gezien de door de Enquêtecommissie Rijn-Schelde-Verolme (RSV) opgedane ervaringen wenselijk is de Wet op de Parlementaire Enquête te wijzigen alsmede in verband daarmee een bepaling in het Wetboek van Strafrecht op te nemen; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de Parlementaire Enquête (Stb. 1 977, 550) wordt als volgt gewijzigd: Artikel 3 wordt vervangen door:

Artikel 3

  • Vanaf het tijdstip van de eerste bekendmaking zijn alle Nederlanders, alle ingezetenen en andere binnen het grondgebied van het Rijk verblijfhoudende personen, benevens alle binnen het grondgebied van het Rijk gevestigde rechtspersonen verplicht te voldoen aan de vordering van de commissie tot het verschaffen van inzage in of het nemen van afschrift van alle bescheiden waarover zij beschikken en waarvan naar het redelijk oordeel van de commissie inzage of afschrift voor de vervulling van haar taak nodig is. 2. De in het eerste lid genoemde personen zijn voorts vanaf het tijdstip van de eerste bekendmaking verplicht te voldoen aan een oproeping door de commissie uitgevaardigd om als getuige of deskundige te worden verhoord.
  • Alle ambtenaren zijn vanaf het tijdstip van de eerste bekendmaking gehouden om, in overeenstemming met de bepalingen van deze wet, gevolg te geven aan de vorderingen van de commissie die deze tot uitvoering van haar taak nodig oordeelt.

B In artikel 7 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a. Het eerste lid wordt vervangen door: 1. De verhoren van getuigen en deskundigen worden door de commissie gehouden op de plaats, waar zij zulks het meest wenselijk oordeelt. b. Het derde lid vervalt.

C Artikel 8 wordt vervangen door:

Artikel 8

  • De commissie kan besluiten dat getuigen of deskundigen, mits zij de ouderdom van zestien jaren hebben bereikt, niet worden verhoord dan na het afleggen van de eed of belofte. 2. Zij leggen in dat geval in handen van de voorzitter van de commissie de eed of belofte af; indien zij worden verhoord als getuige: dat zij de waarheid en niets dan de waarheid zullen zeggen; indien zij worden verhoord als deskundige: dat zij verslag zullen doen naar eer en geweten en overeenkomstig hun beste wetenschap.

D In artikel 9, eerste lid vervalt «, of in het geval van artikel 7, derde lid, door de kantonrechter,».

E In artikel 10, eerste lid, wordt na «vervolging» ingevoegd: van hem die weigert gevolg te geven aan een vordering ingevolge artikel 3, eerste lid, en F In artikel 11 vervalt «of in het geval van artikel 7, derde lid, door de kantonrechter».

G In artikel 12 wordt «het Rijk in Europa» vervangen door: Nederland

H Artikel 14a vervalt.

I Artikel 1 5 wordt vervangen door:

Artikel 15

  • Van een weigering gevolg te geven aan een vordering van de commissie ingevolge artikel 3, eerste lid, wordt proces-verbaal opgemaakt, hetwelk de redenen van de weigering, zo die gegeven zijn, inhoudt, en door de leden van de commissie wordt ondertekend.
  • Wanneer een getuige of deskundige, hetzij vrijwillig, hetzij op de nadere dagvaarding verschenen of uit kracht van het bevel tot medebren ging voor de commissie gebracht zijnde, weigert te antwoorden, of de eed of de belofte af te leggen, wordt daarvan proces-verbaal opgemaakt, hetwelk de redenen van die weigering, zo die gegeven zijn, inhoudt, en door de aanwezige leden van de commissie wordt ondertekend. 3. De in het eerste en tweede lid bedoelde processen-verbaal bezitten de bewijskracht in artikel 11 omschreven.

J Artikel 1 6 wordt vervangen door:

Artikel 16

  • De commissie stelt het procesverbaal, bedoeld in artikel 1 5, eerste lid, wanneer zij het nodig oordeelt, in handen van het openbaar ministerie bij de rechtbank van het arrondissement waarin zij het verschaffen van inzage of het nemen van afschrift heeft gevorderd. 2. De commissie stelt het procesverbaal, bedoeld in artikel 15, tweede lid, wanneer zij het nodig oordeelt, in handen van hei openbaar ministerie bij de rechtbank van het arrondissement waarin het verhoor was gelast. 3. De vervolging geschiedt op de wijze bij artikel 10 omschreven.

K In artikel 17, tweede lid, vervalt «van onderzoek» en wordt na de puntkomma een zinsnede ingevoegd, luidende: indien de weigerachtige getuige of deskundige, die op last van de commissie in bewaring wordt gehouden, om zijn invrijheidstelling verzoekt, wordt hij binnen vierentwintig uren door de president van de arrondissementsrechtbank gehoord;.

L Artikel 1 8 wordt vervangen door:

Artikel 18

Niemand kan genoodzaakt worden aan de commissie geheimen te openbaren, voor zover daardoor ernstige schade zou worden toegebracht aan het belang van de uitoefening van zijn beroep, danwei aan het belang van zijn onderneming of de onderneming waarbij hij werkzaam is of geweest is.

M In artikel 1 8a worden de volgende wijzigingen aangebracht: a. Het eerste lid wordt vervangen door: 1. De getuigen en deskundigen worden in een openbare zitting van de commissie verhoord. b. In het tweede lid wordt «Zij» vervangen door: De commissie.

N Na artikel 18a wordt een artikel 18b ingevoegd, luidende:

Artikel 18b

  • De commissie kan om gewichtige redenen in verband met de bescherming van de in artikel 3, eerste lid, genoemde personen of

van een belang, bedoeld in artikel 18, besluiten aan haar overgelegde bescheiden of gedeelten daarvan niet openbaar te maken. 2. De leden en plaatsvervangende leden van de commissie bewaren geheimhouding omtrent de inhoud van de bescheiden of gedeelten daarvan, die ingevolge een besluit, bedoeld in het eerste lid, niet openbaar worden gemaakt. 3. Voor zover de in het tweede lid bedoelde bescheiden deel uitmaken van het onderzoeksverslag van de commissie, worden deze ter inzage gelegd van de leden der Kamer of verenigde vergadering door welke de commissie is ingesteld. De leden bewaren omtrent de inhoud van de zodanige bescheiden geheimhouding.

O In artikel 20, eerste lid, wordt in de tweede volzin na de woorden «gewezen Ministers» een zinsnede ingevoegd, luidende: , tenzij de Raad van Ministers op een daartoe strekkend verzoek van de commissie ontheffing verleent van de geheimhoudingsplicht.

P Artikel 21, tweede lid, wordt vervangen door: 2. Tenzij de Raad van Ministers anders besluit, wordt evenwel van stukken, weergevende de behandeling van zaken ter vergadering van de Raad van Ministers niet anders verstrekt dan een door de M in ister-President ondertekend uittreksel vermeldende de in die Raad gevallen beslissingen.

Q In artikel 23, eerste lid, vervalt «van onderzoek» en wordt «het Rijk in Europa» vervangen door: Nederland.

R In artikel 26 vervalt «, of in het geval van artikel 7, derde lid, door de kantonrechter,».

S In artikel 28 vervalt «door de sluiting van de zitting of».

T Na artikel 29 wordt een nieuw artikel 29a ingevoegd, luidende:

Artikel 29a

  • Na de beëindiging van het onderzoek van een door haar ingestel-de commissie besluit de Kamer of de verenigde vergadering, dat de processen-verbaal en de overige bescheiden van het onderzoek worden vernietigd, dan wel gedurende een door haar te bepalen periode worden bewaard in het archief van de Kamer of in het Rijksarchief. 2. Bescheiden en aantekeningen, die ingevolge een besluit van de commissie, genomen krachtens de haar bij artikel 18a en 18b van deze wet verleende bevoegdheid, geheim dienen te worden gehouden, maken geen deel uit van dit archief. 3. De commissie bepaalt waar de in het tweede lid bedoelde bescheiden worden bewaard en gedurende welke periode zij geheim zullen zijn.

ARTIKEL II

In het Wetboek van Strafrecht wordt de volgende wijziging aangebracht:

Na artikel 192 wordt een nieuw artikel 192a ingevoegd, luidende:

Artikel 192a

Hij die opzettelijk niet voldoet aan de vordering van een parlementaire enquêtecommissie tot het hebben van inzage in of het nemen van afschrift van bescheiden wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier maanden of geldboete van de tweede categorie.

ARTIKEL III

De tekst van de Wet op de Parlementaire Enquête wordt door Onze Minister van Justitie in het Staatsblad geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Ministervan Binnenlandse Zaken,