Memorie van toelichting - Voorstel van wet van de leden De Kwaadsteniet, Joekes, K. G. de Vries en Schutte tot wijziging van de Wet op de Parlementaire Enquête en in verband daarmee opnemen van een bepaling in het Wetboek van Strafrecht

WET OP DE PARLEMENTAIRE ENQUÊTE

Huidige tekst

Artikel 1 1. Elk der Kamers of de verenigde vergadering der Staten-Generaal kan op voorstel van een of meer van haar leden of van een door haar ingestelde commissie besluiten een onderzoek in te stellen. 2. De uitvoering van dit besluit wordt opgedragen aan hetzij een reeds door de betreffende Kamer of door de verenigde vergadering ingestelde commissie, hetzij aan een daartoe in te stellen commissie. 3. Het besluit bevat een omschrijving van het onderwerp waarop het onderzoek betrekking zal hebben. Deze omschrijving kan hangende het onderzoek op verzoek van de commissie die het onderzoek verricht, door de Kamer of de verenigde vergadering worden gewijzigd. 4 Elk der Kamers of de verenigde vergadering der Staten-Generaal bepaalt de wijze waarop het aantal leden en plaatsvervangende leden van de commissie waaraan een onderzoek wordt opgedragen wordt vastgesteld alsmede de wijze waarop zij worden benoemd en ontslagen. 5. Een commissie van onderzoek kan geen der bevoegdheden, haar bij deze wet verleend, uitoefenen, indien niet ten minste drie harer leden of als zodanig optredende plaatsvervangende leden tegenwoordig zijn.

Artikel 2 1. Het besluit tot het instellen van een onderzoek wordt in de Staatscourant geplaatst. Daarbij wordt vermeld aan welke commissie het onderzoek is opgedragen. 2. Van wijzigingen in de omschrijving van het onderwerp van onderzoek en van beëindiging van het onderzoek wordt op gelijke wijze kennis gegeven.

Artikel 3 Vanaf het tijdstip der eerste bekendmaking zijn alle Nederlanders benevens alle ingezetenen en andere binnen het grondgebied van het Rijk verblijfhoudende personen verplicht aan de oproeping tot verhoor door de commissie uitgevaardigd, te voldoen en zijn alle openbare ambtenaren gehouden om, in overeenstemming met de bepalingen van deze wet, gevolg te geven aan de vorderingen der commissie van onderzoek, die deze tot uitvoering van haar last nodig oordeelt.

Artikel 4 De getuigen en deskundigen verschijnen voor de commissie van onderzoek, hetzij vrijwillig op een schriftelijke oproeping, hetzij ingevolge dagvaarding.

Concepttekst indieners

Artikel 7 Ongewijzigd.

Artikel 2 Ongewijzigd.

Artikel 3 1. Vanaf het tijdstip van de eerste bekendmaking zijn alle Nederlanders, alle ingezetenen en andere binnen het grondgebied van het Rijk verblijfhoudende personen, benevens alle binnen het grondgebied van het Rijk gevestigde rechtspersonen verplicht te voldoen aan de vordering van de commissie tot het verschaffen van inzage in of het nemen van afschrift van alle bescheiden waarover zij beschikken en waarvan naar het redelijk oordeel van de commissie inzage of afschrift voor de vervulling van haar taak nodig is.

Artikel 4 Ongewijzigd.

Artikel 5 1. Dagvaarding van getuigen of deskundigen geschiedt door de deurwaarders bij de verschillende rechterlijke colleges, hetzij op rechtstreekse last der commissie, hetzij, ten gevolge van haar vordering, op last der ambtenaren van het openbaar ministerie. 2. Onder dagvaarding wordt in deze wet mede begrepen voor wat betreft personen, die geen bekende woon-of verblijfplaats binnen het Rijk hebben, een oproeping op last der commissie op door haar te bepalen wijze.

Artikel 6 De getuigen of deskundigen worden in persoon of te hunner woonplaats gedagvaard, ten minste drie dagen voor de dag van het verhoor.

Artikel 7 1. De verhoren van getuigen en deskundigen worden door de commissie van onderzoek gehouden ter plaatse, waar zij zulks het meest wenselijk oordeelt. 2. De schriftelijke aantekening der afgelegde verklaringen of gegeven berichten wordt aan de getuigen of deskundigen voorgelezen of ter inzage verstrekt en door dezen ondertekend. 3. Indien een getuige of deskundige door ongesteldheid verhinderd wordt om voor de commissie ter aangewezen plaats te verschijnen, kan zij, zulks noodzakelijk oordelende, aan de kantonrechter der woonplaats van die getuige of deskundige opdragen, om hem daar ter plaatse, en naar gelang van omstandigheden, zelfs in zijn eigen woning te ondervragen. 2. De in het eerste lid genoemde personen zijn voorts vanaf het tijdstip van de eerste bekendmaking verplicht te voldoen aan een oproeping door de commissie uitgevaardigd om als getuige of deskundige te worden verhoord. 3. Alle ambtenaren zijn vanaf het tijdstip van de eerste bekendmaking gehouden om, in overeenstemming met de bepalingen van deze wet, gevolg te geven aan de vorderingen van de commissie die deze tot uitvoering van haar taak nodig oordeelt.

Artikel 8 1. De commissie kan het verhoor van getuigen of deskundigen, mits deze de ouderdom van zestien jaren vervuld hebben, onder ede doen plaatshebben.

  • Onder ede gehoord wordende, zweert (belooft), op de wijze van ieders godsdienstige gezindheid, de getuige de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen: de deskundige zijn verslag naar eer en geweten, en overeenkomstig zijn beste wetenschap, te zullen uitbrengen.

Artikel 5 Ongewijzigd

Artikel 6 Ongewijzigd.

Artikel 7 Lid 1: De verhoren van getuigen en deskundigen worden door de commissie gehouden op de plaats, waar zij zulks het meest wenselijk oordeelt.

Lid 2: ongewijzigd.

Lid 3: vervalt.

Artikel 8 1. De commissie kan besluiten dat getuigen of deskundigen, mits zij de ouderdom van zestien jaren hebben bereikt, niet worden verhoord dan na het afleggen van de eed of belofte. 2. Zij leggen in dat geval in handen van de voorzitter van de commissie de eed of belofte af; indien zij worden verhoord als getuige: dat zij de waarheid en niets dan de waarheid zullen zeggen; indien zij worden verhoord als deskundige: dat zij verslag zullen doen naar eer en geweten en overeenkomstig hun beste wetenschap.

Artikel 8a 1. Een getuige is gerechtigd zich tijdens het verhoor te laten bijstaan. 2. Om gewichtige redenen kan de commissie besluiten, dat een getuige zonder bijstand wordt verhoord.

Artikel 9 1, Indien de behoorlijk gedagvaarde getuige of deskundige niet verschijnt, wordt daarvan een proces-verbaal opgemaakt, hetwelk een nauwkeurige omschrijving der akte van dagvaarding behelst en door de aanwezige leden der commissie, of in het geval van artikel 7, derde lid, door de kantonrechter, wordt ondertekend. 2. Dit proces-verbaal wordt door de commissie, wanneer zij het nodig oordeelt, in handen gesteld van het openbaar ministerie bij de rechtbank van het arrondissement, waarin de in gebreke gebleven getuige of deskundige woont.

Artikel 10 1. De vervolging van de nalatige getuige of deskundige staat ter kennisneming van de burgerlijke rechter en wordt, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, ter terechtzitting voor burgerlijke zaken behandeld, op de wijze bij de wet voor strafzaken ter kennisneming van de arrondissementsrechtbank voorgeschreven. 2. De bepalingen van de eerste titel van het vijfde Boek van het Wetboek van Strafvordering zijn te dezen van toepassing.

Artikel 11 Het proces-verbaal van niet-verschijning, door de commissie, of in het geval van artikel 7, derde lid, door de kantonrechter opgemaakt, levert, behoudens tegenbewijs, een volledig bewijs op van hetgeen daarin vermeld staat.

Artikel 12 De Nederlandse strafwet is van toepassing op ieder die niet voldoet aan de verplichting in artikel 3 omschreven, ook indien het feit buiten het Rijk in Europa is begaan.

Artikel 13 Onverminderd de vervolging wegens de eerste niet-verschijning, kan de commissie een nadere dagvaarding van dezelfde getuige of deskundige bevelen, en zelfs door tussenkomst van de officier bij de betrokken rechtbank een bevel van medebrenging van de rechter-commissaris in het arrondissement waarin de getuige of deskundige woont, of zich werkelijk bevindt, doen requireren, om bij de dagvaarding te worden gevoegd Artikel 14 Bij herhaalde niet-verschijning zijn de artikelen 9, 10, 11 en 1 2 dezer wet mede van toepassing.

Artikel 8a Ongewijzigd.

Artikel 9 1. Indien de behoorlijk gedagvaarde getuige of deskundige niet verschijnt, wordt daarvan een proces-verbaal opgemaakt, hetwelk een nauwkeurige omschrijving van de akte van dagvaarding behelst en door de aanwezige leden van de commissie wordt ondertekend. 2. Ongewijzigd.

Artikel 10 1. De vervolging van hem die weigert gevolg te geven aan een vordering ingevolge artikel 3, eerste lid, en van de nalatige getuige of deskundige staat ter kennisneming van de burgerlijke rechter en wordt, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, ter terechtzitting voor burgerlijke zaken behandeld, op de wijze bij de wet voor strafzaken ter kennisneming van de arrondissementsrechtbank voorgeschreven. 2. Ongewijzigd.

Artikel 11 Het proces-verbaal van niet-verschijning, door de commissie opgemaakt, levert, behoudens tegenbewijs, een volledig bewijs op van hetgeen daarin vermeld staat.

Artikel 12 De Nederlandse strafwet is toepasselijk op ieder die niet voldoet aan de verplichting in artikel 3 omschreven, ook indien het feit buiten Nederland is begaan.

Artikel 13 Ongewijzigd.

Artikel 14 Ongewijzigd.

Artikel 14a De commissie kan te allen tijde inzage vorderen en afschrift nemen van alle bescheiden waarover getuigen of deskundigen beschikken waarvan naar haar redelijk oordeel inzage of afschrift voor de vervulling van haar taak nodig is.

Artikel 15 Wanneer een getuige of deskundige, hetzij op de eerste, hetzij op de nadere dagvaarding verschenen of uit kracht van het bevel van medebrenging voor de commissie gebracht zijnde, weigert te antwoorden, of de eed (belofte) af te leggen dan wel aan een vordering ingevolge artikel 14a gevolg te geven, wordt daarvan proces-verbaal opgemaakt, hetwelk de redenen van weigering, zo die gegeven zijn, inhoudt, en door de aanwezige leden der commissie, of in het geval van artikel 7, derde lid, door de kantonrechter, wordt ondertekend. Dit proces-verbaal bezit de bewijskracht in artikel 11 omschreven.

Artikel 16 De commissie stelt dit procesverbaal, wanneer zij het nodig oordeelt, in handen van het openbaar ministerie bij de rechtbank van het arrondissement waarin het verhoor was gelast; de vervolging geschiedt op de wijze bij artikel 10 omschreven.

Artikel 17 1. De rechtbank van het arrondissement kan de gijzeling van de weigerachtige getuige of deskundige gelasten: deze gijzeling wordt voor een tijdvak van zes maanden uitgesproken, doch houdt op wanneer de getuige of deskundige vroeger aan zijn verplichting mocht hebben voldaan. 2. Op de vordering der commissie van onderzoek, gelast de president van de arrondissementsrechtbank de dadelijke gijzeling van de weigerachtige getuige of deskundige, die inmiddels tot aan de uitspraak van de president, op last der commissie, binnen het lokaal, waar zij vergadert, in bewaring kan worden gehouden; het door de president af te geven bevel vermeldt de gedane vordering, benoemt de deurwaarder met de overbrenging belast, en wijst de plaats der voorlopige gijzeling aan.

Artikel 14a Vervalt.

Artikel 15 1. Van een weigering gevolg te geven aan een vordering van de commissie ingevolge artikel 3, eerste lid, wordt proces-verbaal opgemaakt, hetwelk de redenen van de weigering, zo die gegeven zijn, inhoudt, en door de leden van de commissie wordt ondertekend. 2. Wanneer een getuige of deskundige, hetzij vrijwillig, hetzij op de nadere dagvaarding verschenen of uit kracht van het bevel tot medebrenging voor de commissie gebracht zijnde, weigert te antwoorden, of de eed of de belofte af te leggen, wordt daarvan proces-verbaal opgemaakt, hetwelk de redenen van die weigering, zo die gegeven zijn, inhoudt, en door de aanwezige leden van de commissie wordt ondertekend. 3. De in het eerste en tweede lid bedoelde processen-verbaal bezitten de bewijskracht in artikel 11 omschreven.

Artikel 16 1. De commissie stelt het procesverbaal, bedoeld in artikel 1 5, eerste lid, wanneer zij het nodig oordeelt, in handen van het openbaar ministerie bij de rechtbank van het arrondissement waarin zij het verschaffen van inzage of het nemen van afschrift heeft gevorderd. 2. De commissie stelt het procesverbaal, bedoeld in artikel 1 5, tweede lid, wanneer zij het nodig oordeelt, in handen van het openbaar ministerie bij de rechtbank van het arrondissement waarin het verhoor was gelast. 3. De vervolging geschiedt op de wijze bij artikel 10 omschreven.

Artikel 17 1. Ongewijzigd.

  • Op vordering van de commissie, gelast de president van de arrondissementsrechtbank de dadelijke gijzeling van de weigerachtige getuige of deskundige, die inmiddels tot aan de uitspraak van de president, op last van de commissie, binnen het lokaal waar zij vergadert, in bewaring wordt gehouden; indien de weigerachtige getuige of deskundige, die op last van de commissie in bewaring wordt gehouden, om zijn invrijheidstelling verzoekt, wordt hij binnen 24 uren door de president van de arrondissementsrechtbank gehoord; het door de president af te
  • Van de in gijzeling stelling wordt een akte opgemaakt, waarin het bevel tot gijzeling wordt aangehaald en waarvan onmiddellijk een afschrift aan de gegijzelde wordt overhandigd. 4. Deze voorlopige gijzeling houdt op bij de voldoening aan de vroeger geweigerde verplichting, en vervalt van rechtswege, indien de bekrachtiging daarvan niet binnen acht dagen bij de rechter is gevraagd. 5. De bij vonnis bevolen of bekrachtigde gijzeling is uitvoerbaar, niettegenstaande verzet of hoger beroep.

Artikel 18 Niemand kan genoodzaakt worden als getuige of deskundige de geheimen van enig handwerk, bedrijf of nering bloot te leggen, die door hem of de zijnen worden uitgeoefend, noch andere soortgelijke bijzondere belangen te openbaren.

Artikel 18a 1. De commissie houdt zitting in het openbaar.

  • Zij kan echter om gewichtige redenen besluiten een verhoor of een gedeelte daarvan niet in het openbaar af te nemen. 3. De leden en plaatsvervangende leden van de commissie bewaren geheimhouding omtrent hetgeen hun tijdens een besloten zitting ter kennis komt. 4. De aantekening, bedoeld in artikel 7, van een verhoor of een gedeelte van een verhoor als bedoeld in lid 2, wordt ter inzage gelegd van de leden der Kamer of de verenigde vergadering door wie de commissie is ingesteld. De leden bewaren omtrent de inhoud van zodanige aantekening geheimhouding.

geven bevel vermeldt de gedane vordering, benoemt de deurwaarder met de overbrenging belast, en wijst de plaats van de voorlopige gijzeling aan. 3, 4 en 5. Ongewijzigd.

Artikel 18 Niemand kan genoodzaakt worden aan de commissie geheimen te openbaren, voor zover daardoor ernstige schade zou worden toegebracht aan het belang van de uitoefening van zijn beroep, danwei aan het belang van zijn onderneming of de onderneming waarbij hij werkzaam is of geweest is.

Artikel 18a 1. De getuigen en deskundigen worden in een openbare zitting van de commissie verhoord. 2. De commissie kan echter om gewichtige redenen besluiten een verhoor of een gedeelte daarvan niet in het openbaar af te nemen. 3. Ongewijzigd.

Artikel 18b 1. De commissie kan om gewichtige redenen in verband met de bescherming van de in artikel 3, eerste lid, genoemde personen of van een belang, bedoeld in artikel 18, besluiten aan haar overgelegde bescheiden of gedeelten daarvan niet openbaar te maken. 2. De leden en de plaatsvervangende leden van de commissie bewaren geheimhouding omtrent de inhoud van de bescheiden of gedeelten daarvan, die ingevolge een besluit, bedoeld in het eerste lid, niet openbaar worden gemaakt. 3. Voor zover de in het tweede lid bedoelde bescheiden deel uitmaken van het onderzoeksverslag van de commissie, worden deze ter inzage gelegd van de leden der Kamer of verenigde vergadering door welke de commissie is ingesteld. De leden bewaren omtrent de inhoud van zodanige bescheiden geheimhouding.

Artikel 19 1. Zij, die uit hoofde van hun stand, beroep of wettige betrekking tot geheimhouding verplicht zijn, kunnen zich verschonen getuigenis af te leggen, doch alleen en bij uitsluiting nopens hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als zodanig is toevertrouwd. 2. Zij kunnen inzage of afschrift weigeren van bescheiden of gedeelten daarvan tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt.

Artikel 20 1. De gevoelens, door de leden van colleges bij de behandeling van zaken ter vergadering geuit, en de deswege plaatsgehad hebbende beraadslagingen mogen, voor zover bij de wet een verplichting tot geheimhouding is opgelegd, nimmer een onderwerp van verhoor of ondervraging uitmaken. Met betrekking tot de behandeling van zaken ter vergadering van de Raad van Ministers en de deswege plaatsgehad hebbende beraadslagingen mogen Ministers en gewezen Ministers slechts worden ondervraagd over in die Raad gevallen beslissingen en de gronden waarop dezelve rusten.

  • De verschoning van verplichte geheimhouding door burgerlijke ambtenaren of militairen of gewezen burgerlijke ambtenaren en militairen van alle rang ingebracht, moet insgelijks worden aangenomen indien zij rust op het beweren dat de verlangde openbaarmaking wordt geoordeeld in strijd te zijn met het belang van de Staat, of op de stellige last van hun meerderen dezelfde grond van verschoning aanduidende. 3. In beide gevallen kan echter de Kamer of de verenigde vergadering der Staten-Generaal op het verslag van haar commissie verlangen, dat de gegrondheid der ingebrachte verschoning door het hoofd van het departement van algemeen bestuur, waaronder de betrokken ambtenaar of militair behoort of behoord heeft nader bevestigd worden. 4. Met betrekking tot gewezen Ministers geschiedt voor zaken welke betrekking hebben op de tijd van hun ministerschap, de bevestiging door Ons.

Artikel 21 1. Het hoofd van het departement van algemeen bestuur bij wie of onder wiens ondergeschikte ambtenaren stukken voorhanden zijn, welker inzage door de commissie schriftelijk verlangd wordt, bewilligt die inzage, tenzij hij oordelen mocht dat zij met het belang van de Staat in strijd zou kunnen zijn. 2. Evenwel wordt van stukken, weergevende de behandeling van zaken ter vergadering van de Raad van Ministers niet anders verstrekt dan een door de Minister-President ondertekend uittreksel vermelden-de de in die Raad gevallen beslissingen.

Artikel 19 Ongewijzigd.

Artikel 20, eerste lid De gevoelens, door de leden van colleges bij de behandeling van zaken ter vergadering geuit, en de deswege plaatsgehad hebbende beraadslagingen mogen, voorzover bij de wet een verplichting tot geheimhouding is opgelegd, nimmer een onderwerp van verhoor of ondervraging uitmaken. Met betrekking tot de behandeling van zaken ter vergadering van de Raad van Ministers en de deswege plaatsgehad hebbende beraadslagingen mogen Ministers en gewezen Ministers, tenzij de Raad van Ministers op een daartoe strekkend verzoek van de commissie ontheffing verleent van de geheimhoudingsplicht, slechts worden ondervraagd over in die Raad gevallen beslissingen en de gronden waarop dezelve rusten. 2. 3. en 4. Ongewijzigd.

Artikel 21 1. Ongewijzigd.

  • Tenzij de Raad van Ministers anders besluit, wordt evenwel van stukken, weergevende de behandeling van zaken ter vergadering van de Raad van Ministers niet anders verstrekt dan een door de Minister-President ondertekend uittreksel vermelden-de de in die Raad gevallen beslissingen.

Artikel 22 Bij de toepassing der bepalingen, in de beide voorafgaande artikelen vervat, op leden van staatscolleges of andere ambtenaren, wier werkkring hen niet rechtstreeks onder enig departement van algemeen bestuur rangschikt, zal de machtiging tot of weigering van inzage van stukken, of verklaring van strijdig staatsbelang, worden gegeven door het hoofd of de hoofden der departementen van algemeen bestuur tot wier werkkring die behandelde zaken specifiek behoren.

Artikel 23 1. Wanneer de commissie van onderzoek nodig acht, buiten het Rijk in Europa verblijfhoudende personen als getuigen of deskundigen te horen, kan zij van de vragen, waarop antwoord verlangd wordt, in geschrifte mededeling doen aan het betrokken departement van algemeen bestuur, dat de voldoening daaraan bevordert. 2. Indien de medegedeelde vragen door ambtenaren of militairen van alle rang moeten worden beantwoord en het hoofd van het betrokken departement van algemeen bestuur van oordeel is, dat het belang van de staat de beantwoording niet toelaat, wordt daarvan aan de commissie kennis gegeven. 3. Artikel 20, derde lid, is ten deze van toepassing.

Artikel 24 Behalve in het geval van artikel 25, kunnen nimmer verklaringen voor een commissie van onderzoek, of op hare vordering afgelegd, als bewijs van rechte gelden, hetzij tegen degene door wie zij afgelegd zijn, hetzij tegen derden.

Artikel 25 1. Getuigen, die in hun onder ede afgelegde verklaringen daadzaken hebben vervalst, of tegen de waarheid voorgedragen, worden gestraft met de straffen tegen valse getuigenis in burgerlijke zaken bij het Wetboek van Strafrecht bedreigd. 2. Die schuldig is aan het omkopen van zodanige getuigen, wordt gestraft naar de voorschriften in gezegd wetboek omtrent omkoping van getuigen gegeven. 3. Het proces-verbaal van gehouden getuigenverhoor bezit de bewijskracht in artikel 11 omschreven.

Artikel 26 De getuigen en deskundigen ontvangen, des verkiezende, schadeloosstelling door de commissie, of in het geval van artikel 7, derde lid, door de kantonrechter, op vertoon der schriftelijke oproeping of de akte van dagvaarding, te begroten overeenkomstig het bepaalde omtrent getuigen en deskundigen krachtens artikel 57 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken.

Artikel 22 Ongewijzigd.

Artikel 23 1. Wanneer de commissie nodig acht, buiten Nederland verblijfhoudende personen als getuigen of deskundigen te horen, kan zij van de vragen, waarop antwoord verlangd wordt, in geschrifte mededeling doen aan het betrokken departement van algemeen bestuur, dat de voldoening daaraan bevordert.

  • Ongewijzigd.
  • Ongewijzigd.

Artikel 24 Ongewijzigd.

Artikel 25 1. en 2. en 3. ongewijzigd.

Artikel 26 De getuigen en deskundigen ontvangen, des verkiezende, schadeloosstelling door de commissie, op vertoon der schriftelijke oproeping of de akte van dagvaarding, te begroten overeenkomstig het bepaalde omtrent getuigen en deskundigen krachtens artikel 57 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken.

Artikel 28 De bevoegdheid en de werkzaamheden van een commissie van onderzoek worden door de sluiting van de zitting of door de ontbinding van één of beide Kamers der Staten-Generaal niet geschorst.

Artikel 29 I. De Kamer of de verenigde vergadering der Staten-Generaal stelt een raming vast van de kosten, welke naar het oordeel voor het onderzoek in een bepaald dienstjaar vereist zijn. Zij brengt deze te Onzer kennis. Wij dienen vervolgens bij de Tweede Kamer een ontwerp van wet tot verhoging der rijksbegroting in. II. De Kamer of de verenigde vergadering der Staten-Generaal kan besluiten, dat aan de leden van een commissie van onderzoek vergoeding wordt toegekend van de reis-en verblijfkosten, welke zij hebben moeten maken uitsluitend tot het verrichten van werkzaamheden voortvloeiende uit hun lidmaatschap der commissie.

Artikel 28 De bevoegdheid en de werkzaamheden van een commissie worden door de ontbinding van één of van beide Kamers der Staten-Generaal niet geschorst.

Artikel 29 Ongewijzigd.

Vervalt.

Artikel 30 Deze wet kan worden aangehaald als de Wet op de Parlementaire Enquête.

Artikel 29a 1. Na de beëindiging van het onderzoek van een door haar ingestelde commissie besluit de Kamer of de verenigde vergadering, dat de processen-verbaal en de overige bescheiden van het onderzoek worden vernietigd, dan wel gedurende een door haar te bepalen periode worden bewaard in het archief van de Kamer of in het Rijksarchief. 2. Bescheiden en aantekeningen, die ingevolge een besluit van de commissie, genomen krachtens de haar bij artikel 18a en 18b van deze wet verleende bevoegdheid, geheim dienen te worden gehouden, maken geen deel uit van dit archief. 3. De commissie bepaalt waar de in het tweede lid bedoelde bescheiden worden bewaard en gedurende welke periode zij geheim zullen zijn.

Artikel 30 Ongewijzigd.