Memorie van toelichting - Machtiging tot oprichting van de Stichting maatschappelijke discussie energiebeleid

Nr. 3

MEMORIE VAN TOELICHTING

De maatschappelijke discussie, die voorafgaat aan de besluitvorming over toepassing van kernenergie voor elektriciteitsopwekking, wordt begeleid door een speciaal daarvoor in het leven geroepen stuurgroep. De opzet van de discussie en de rol van de stuurgroep daarbij vormden reeds onderwerp van overleg tussen de Regering en de Tweede Kamer. In dat overleg is door de Regering in de Opzetnota (kamerstukken II 1980/81, 15100, nr. 18) reeds een schets van de taak van de stuurgroep gemaakt, die in de antwoorden op de uit de Kamer naar aanleiding van deze nota opgekomen vragen (onderscheidenlijk stukken nrs. 20 en 19) nog verder is uitgewerkt. Bij Koninklijk besluit van 3 juli 1981, Stcrt. 131, is de Stuurgroep maatschappelijke discussie energiebeleid ingesteld en zijn onder meer de taakomschrijving, de positie en de inrichting van de Stuurgroep geregeld. Naderhand is de taakomschrijving bij Koninklijk besluit van 31 maart 1982 (Stcrt. 72) op enkele ondergeschikte punten bijgesteld om een minder ver strekkende taakvervulling mogelijk te maken, opdat de uitgetrokken middelen toereikend zullen zijn. Voorop staat, dat de Stuurgroep haar taak naar eigen goeddunken en geheel onafhankelijk van Regering en parlement kan verrichten. Ter wille van deze onafhankelijkheid zal de Stuurgroep werken met een eigen secretariaat, dat los dient te staan van het overheidsapparaat. Tevens is het gewenst dat de Stuurgroep financieel onafhankelijk is. Voor een juridisch verantwoorde constructie in verband met deze beide punten, alsmede om zelfs de schijn van beïnvloeding door de overheid te vermijden, is het wenselijk een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam in het leven te roepen, dat geheel ten dienste van de Stuurgroep zal gaan functioneren. Hiervoor is de vorm gekozen van een stichting. De stichting zal de naam Stichting maatschappelijke discussie energiebeleid dragen. Aan deze stichting kunnen dan de voor het goed functioneren van de Stuurgroep nodige gelden ter beschikking worden gesteld. Daarover kan de Stuurgroep, die tevens optreedt als stichtingsbestuur, in het kader van de vervulling van haar taak beschikken. In verband met het gestelde in artikel 40 van de Comptabiliteitswet 1976 (Stb. 671) is voor het oprichten door de staat van een stichting als hiervoor bedoeld wettelijke machtiging nodig. Het voorliggend ontwerp voorziet daarin. Over de inhoud van het ontwerp merk ik nog het volgende op. Voorgesteld is enkel de Minister van Economische Zaken tot oprichting Tweede Kamer, zitting 1981 -1982, 17415, nrs. 1-4

te machtigen, omdat machtiging van meer bewindslieden, zonder enig voordeel te bieden, het verloop van zaken slechts nodeloos zou compliceren. De stichting is een werktuig in de handen van de Stuurgroep. Dit komt tot uiting in het feit dat de leden van de Stuurgroep het bestuur van de stichting vormen. Het secretariaat van de Stuurgroep wordt ondergebracht bij de stichting. Ook beheert de stichting de door de Regering ten behoeve van de maatschappelijke discussie beschikbaar gestelde gelden. De middelen die de Stuurgroep voor het vervullen van haar taak van rijkswege beschikbaar zullen worden gesteld zijn in overeenstemming met de Stuurgroep vastgesteld op maximaal f25 min. (Zie hieromtrent nader mijn brief van 9 februari 1982 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (kamerstukken II 1981/82, 15100, nr. 47.)) Uit de beschikbaar gestelde gelden zal de stichting -uitsluitend op verzoek van de Stuurgroep -onder meer subsidies kunnen verstrekken ten behoeve van studies of onderzoek in verband met het funderen van opvattingen, waarvan de Stuurgroep meent dat zij een nuttige bijdrage aan de discussie kunnen vormen, en ten behoeve van informatieverspreiding ingeval aan door de Stuurgroep bekendgemaakte voorwaarden is voldaan. De voorwaarden zijn gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant van 8 oktober 1981, nr. 193. Bij deze subsidieverlening gelden de gebruikelijke procedures: zo zal een controle achteraf plaatsvinden op de van overheidswege beschikbaar gestelde gelden. De controle zal geschieden door een door het bestuur van de stichting, na goedkeuring door de Minister van Economische Zaken, aangewezen registeraccountant. Daarnaast bepalen de ontwerp-statuten, dat de Ministervan Economische Zaken personen of instanties kan aanwijzen die inzage kunnen krijgen in de boeken van de stichting. Deze bepaling biedt genoemde Minister de mogelijkheid controle uit te oefenen, terwijl het daarnaast mogelijk wordt de Algemene Rekenkamer de bevoegdheid te geven toezicht uit te oefenen. Ten slotte ligt het in het voornemen de stichting te ontbinden na opheffing van de Stuurgroep en zodra de administratieve afwikkeling van de maatschappelijke discussie gereed zal zijn. De ontwerp-statuten geven daarom de Minister van Economische Zaken de bevoegdheid de stichting te ontbinden. Op welk tijdstip daartoe kan worden overgegaan is thans nog niet te voorzien. Evenmin staat nu vast welke voorzieningen dan getroffen moeten worden, bij voorbeeld ten aanzien van het archief van de stichting. Het lijkt redelijk dat in dit geval de staat na liquidatie van de stichting de dan eventueel overblijvende schuld voor zijn rekening neemt. Een dergelijke aansprakelijkheid wordt door artikel 2 gevestigd. De ontwerp-statuten van de stichting zijn als bijlage bij deze memorie gevoegd. De Ministervan Economische Zaken, J. C. Terlouw Tweede Kamer, zitting 1981 -1982, 17415, nrs. 1-4

d