Ontwerp van wet - Regelen met betrekking tot de uitoefening van de diergeneeskunde (Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde)

Nr. 2

ONTWERP VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is nieuwe regelen te stellen met betrekking tot de uitoefening van de diergeneeskunde, en tevens voorzieningen te treffen inzake de tuchtrechtspraak voor personen die de diergeneeskunde, al dan niet in volle omvang, uitoefenen; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK I. BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

  • In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: Onze Minister: Onze Minister van Landbouw en Visserij; Onze Ministers: Onze Ministers van Landbouw en Visserij en van Justitie gezamenlijk; dierenarts: degene die krachtens de Wet op het wetenschappelijk onderwijs (Stb. 1975, 729) de hoedanigheid van dierenarts heeft verkregen;

Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17646, nrs. 1-2