Memorie van toelichting - Machtigingswet Stichting Centraal fonds draf- en rensport

Nr. 3

MEMORIE VAN TOELICHTING

In de bedrijfstak van de paardenhouderij is de sector draf-en rensport in de afgelopen jaren in een steeds moeilijker positie komen te verkeren. Maatregelen die werden genomen ter verbetering van de inkomensmogelijkheden, zoals onder meer verbetering van accommodaties, automatisering en verhoging van inhoudingspercentages hadden niet het gewenste gevolg. Gaandeweg werden dan ook baanverenigingen, entrainementen, fokkers en eigenaren voor steeds grotere problemen geplaatst. Daarnaast was het duidelijk dat de verslechterde economische situatie haar weerslag heeft op de totalisatoromzet. Deze negatieve ontwikkeling maakte duidelijk dat niet spoedig en zeker niet zonder ingrijpende maatregelen een verbetering van de inkomensmogelijkheden viel te verwachten. Dit heeft ertoe geleid dat de Nederlandse Herstructureringsmaatschappij (NEHEM) is verzocht om via een oriënterend vooronderzoek de aard vast te stellen van de veronderstelde financiële en organisatorische knelpunten in de sector. Dit vooronderzoek leidde tot de conclusie dat er van een complex van structurele problemen sprake was. Het daarop gevolgde structuuronderzoek bevestigde niet alleen dat de financiële situatie in de sector zorgwekkend was maar wees tevens uit dat een structurele en integrale heroriëntatie noodzakelijk was ten aanzien van het beleid, de organisatie en de financiën. De te grote belangentegenstellingen met daarnaast een te grote betrokkenheid van partijen bij de besluitvorming werkten belemmerend voor een zakelijke en objectieve benadering. De ontwikkeling van een nieuwe marktgerichte en commerciële strategie, inhoudende een optimalisering van de produkt/marktcombinatie, diende gepaard te gaan met het opzetten van drie centrale organen met duidelijk afgebakende taken, waarbij vermenging van bestuurlijke functies bij voorkeur wordt vermeden. Ondergetekende heeft in zijn brief van 23 december 1982, (Tweede Kamer zitting 1982-1983, 17600 hoofdstuk XIV, nr. 26), doen weten, dat naar zijn mening moest worden overgegaan tot de instelling van een centraal orgaan, dat verantwoordelijk zou zijn voor de bestemmingen en toewijzingen van de uit de totalisator beschikbaar komende gelden voor de draf-en rensport. De taken van de Stichting Totalisator Nederland en de Stichting Nederlandse Draf-en Rensport dienen dientengevolge te worden aangepast. Ten aanzien van deze twee stichtingen zou de eerstgenoemde moeten functioneren als centraal orgaan voor de wedregelingen en controle daarop en als kassier, de andere als centraal orgaan voor de

wedstrijdregeling en controle. De vaste Commissie voor Landbouw heeft zich in het op 3 februari 1983 (Tweede Kamerzitting 1982-1983), 17600 hoofdstuk XIV, nr. 32), gevoerde mondeling overleg met de voorgestelde benadering kunnen verenigen. Reden waarom thans ondergetekende voorstelt hem bij wet te machtigen om, gelet op artikel 40 van de Comptabiliteitswet 1976 (Stb. 671), op te richten de Stichting Centraal fonds draf-en rensport. Deze Stichting zal, indien het voorstel kracht van wet krijgt, de taak kunnen overnemen van de Voorlopige Commissie Sectorfonds, welke als voorlopige voorziening werd ingesteld, bij beschikking van 10 februari 1983 (Stcrt. 36), ten einde de herstructurering met spoed in gang te kunnen zetten. De concept-statuten van de op te richten stichting zijn bijgevoegd. De bepalingen van deze concept-statuten komen grotendeels overeen met hetgeen gebruikelijk is voor statuten van een stichting. Ter toelichting diene nog het volgende. De statutaire vestigingsplaats van de stichting zal te 's-Gravenhage zijn. De stichting heeft tot taak het bevorderen van de draf-en rensport in een breed kader. De stichting zal daartoe beleidsplannen ontwikkelen dan wel kunnen doen ontwikkelen. Daarnaast heeft zij als belangrijke taak het beheren en ter beschikking stellen van gelden, die beschikbaar komen uit de inhoudingen bij de op grond van de Wet op de kansspelen (Stb. 483) toegelaten totalisator. Daartoe worden door de Stichting bestedingenplannen opgesteld gebaseerd op de exploitatiekosten van de overige centrale organen, de baancombinaties en het voor koersen ter beschikking te stellen prijzengeld. In het belang van een doeltreffend toezicht en de controle zullen de betrokken organisaties hun begrotingen en rekening en verantwoording ter goedkeuring aan de stichting moeten overleggen. Een bestedingenplan behoeft de goedkeuring van ondergetekende. Het beleid is er overigens op gericht de sector te doen functioneren binnen het kader van de opbrengsten van de sector. Voor de prijzengeldbudgetten en de koersagenda zal voortaan, aangezien deze van grote betekenis zijn voor de omzet, de eindverantwoordelijkheid bij het Centraal fonds komen te liggen. Het bestuur zal komen te bestaan uit drie onafhankelijke personen. Deze mogen geen deel uitmaken van het bestuur van een belangenorganisatie of een der andere centrale organen. Een Adviescommissie Draf-en Rensport zal het Centraal fonds maar ook de andere centrale organen zoals de Stichting Totalisator Nederland, de Stichting Nederlandse Draf-en Rensport en de Stichting Recreatieve Draf-en Rensport gevraagd of ongevraagd kunnen adviseren over algemene aangelegenheden de draf-en rensport betreffende alsmede specifieke in hun statuten aangewezen onderwerpen. De leden van de adviescommissie worden door het Centraal fonds uit een dubbele voordracht van bij de draf-en rensport betrokken organisaties benoemd. De voorzitter wordt rechtstreeks door het Centraal fonds benoemd. Het ligt in de bedoeling dat het Centraal fonds draf-en rensport door een bureau van zeer beperkte omvang wordt terzijde gestaan. Het bestuur wordt uit de totalisatoropbrengst een vergoeding toegekend overeenkomstig de door ondergetekende gegeven aanwijzingen. De besluitvorming in het bestuur geschiedt met meerderheid van stemmen. In gevallen dat deze niet kan worden bereikt, is de stem van de voorzitter beslissend.

De minister van Landbouw en Visserij, G. J. M. Braks