Voorstel van wet - Voorstel van wet van het lid Wessel-Tuinstra tot wijziging van de artikelen 293 en 294 van het Wetboek van Strafrecht

Nr. 2

VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gelet op de ontwikkeling van de opvattingen met betrekking tot euthanasie en gelet op de huidige rechtsonzekerheid over eventuele toelaatbaarheid van euthanasie wenselijk is daaromtrent regels te stellen en het Wetboek van Strafrecht ter zake te wijzigen; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Artikel 293 Wetboek van Strafrecht wordt gelezen:

  • Hij die een ander op diens uitdrukkelijk en ernstig verlangen van het leven berooft wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren. 2. Het in het eerste lid bedoelde feit is niet strafbaar indien wordt gehandeld in het kader van zorgvuldige hulpverlening aan iemand, die zich reeds in de stervensfase bevindt of aan iemand bij wie sprake is van ondraaglijk dan wel als ondraaglijk ervaren lichamelijk of geestelijk lijden. 3. Voor zorgvuldige hulpverlening is vereist a. dat de hulpvrager zijn besluit tot levensbeëindiging vrijwillig en weloverwogen genomen en zelf kenbaar gemaakt heeft b. dat de beslissing tot levensbeëindigend handelen is'genomen door een geneeskundige die bevoegd is hier te lande de genees-, heel-en verloskunst uit te oefenen c. dat de geneeskundige zijn beslissing heeft genomen nadat hij er zich van overtuigd heeft dat de hulpvrager zich bevindt in een toestand zoals bedoeld in het tweede lid én dat aan het gestelde in 3a is voldaan en na raadpleging van een van hem onafhankelijk deskundige d. dat door de geneeskundige een journaal is bijgehouden waarin tenminste zijn vermeld:

1e. de feiten en omstandigheden waarop de onderc bedoelde overtuiging berust 2e. het gevoelen van de naaste omgeving omtrent de hulpverlening 3e. de raadpleging bedoeld onder c. e. dat het journaal door de geneeskundige aan de Officier van Justitie op diens verzoek ter inzage wordt gegeven f. dat de verklaring nopens de oorzaak van het overlijden naar waarheid wordt gemaakt.

ARTIKEL II

Artikel 294 Wetboek van Strafrecht wordt gelezen: 1. Hij die opzettelijk een ander tot zelfdoding aanzet, wordt indien de zelfdoding volgt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren. 2. Hij die opzettelijk een ander behulpzaam is bij zelfdoding of hem de middelen daartoe verschaft wordt, indien de zelfdoding volgt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren. 3. Het in het tweede lid bedoelde feit is niet strafbaar indien wordt gehandeld in het kader van zorgvuldige hulpverlening, zoals aangegeven in het vorige artikel.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,