Memorie van toelichting - Goedkeuring van het op 18 juni 1992 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Raamverdrag inzake vriendschap en nauwere samenwerking tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname

Nr. 3

MEMORIE VAN TOELICHTING

Geschiedenis Op grond van de ervaringen in het verleden is de overtuiging gegroeid dat de betrekkingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname, nadat in 1991 de democratie ten tweede male was hersteld, op een nieuwe, bredere leest moesten worden geschoeid. Een eerste uitwerking van die gedachten is vervat in Kamerstukken II 1990/91, 20361, nr. 49 (brief van de Minister-President en de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 4 juni 1991). Bij de ambtsaanvaarding door President Venetiaan bleek dat ook hij en zijn regering spoedig ministerieel overleg over verbreding en verdieping van de relaties wensten. Dat overleg vond plaats op Bonaire, op 15 en 16 november 1991. Het protocol van conciusies van deze besprekingen ging de Tweede Kamer toe bij brief van 19 november 1991, kenmerk DWH-66414. De op Bonaire gemaakte afspraken voorzagen in een nauwere samenwerking op een veelheid van terreinen in hun onderlinge samenhang, daar al deze terreinen elkaar beïnvloeden. In het licht van de ontwikkelingen sedert 1975 was de conclusie bereikt dat voor de thans noodzakelijk geachte samenwerking de reeds bestaande verdragen inzake afzonderlijke onderwerpen, waaronder met name de op 25 november 1975 te Paramaribo tot stand gekomen Overeenkomst betreffende ontwikkelingssamenwerking (Trb. 1975, 140), niet toereikend waren. Het kader voor de nauwere samenwerking zou worden neergelegd in een Raamverdrag, dat tot stand zou komen in een periode van zes maanden na het overleg op Bonaire. Met de feitelijke samenwerking op een aantal gebieden werd reeds een aanvang gemaakt. Op 18 juni 1992 werd te 's-Gravenhage het Raamverdrag inzake Vriendschap en nauwere Samenwerking tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname, hierna te noemen het Raamverdrag, ondertekend. In afwachting van zijn inwerkingtreding wordt het Verdrag vanaf de datum van ondertekening voorlopig toegepast.

31176 0FISSN 0921737 ISdu Uitgeverij Plantijnstraat '

s Gravenhage 1993

Algemeen In het Raamverdrag staat het verband tussen democratie, rechtsstaat en economische ontwikkeling centraal. Het is bijzonder dat dit verband in een verdrag tussen twee Staten zo duidelijk tot uiting wordt gebracht. Naast de samenwerking ter zake van democratie, rechtsstaat en economie noemt het Raamverdrag verder met name samenwerking op het gebied van buitenlandse betrekkingen en defensie, cultuur, milieu en personenverkeer. Aangezien het Raamverdrag een nieuw kader biedt voor het geheel van de betrekkingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname zal het, mede ingevolge de wens van alle Koninkrijksdelen, voor het gehele Koninkrijk gelden. Bestaande verdragen blijven onverminderd van kracht. Een overzicht betreffende de status van genoemde verdragen ging de Voorzitters van de Vaste Commissies voor Buitenlandse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking van de Tweede Kamer bij brief van 6 december 1991, kenmerk DWH-67560, toe. Genoemd overzicht is als bijlage aan deze memorie gehecht. Waar daartoe aanleiding bestaat, regelt het Raamverdrag zijn verhouding tot andere verdragen tussen beide Staten (artikel 2, zesde en zevende lid; artikel 3, eerste en tweede lid; artikel 6; artikel 11, tiende lid). Waar nodig worden op afzonderlijke terreinen van samenwerking nadere overeenkomsten of akkoorden afgesloten (artikel 2, derde lid). Voor zover het daarbij gaat om verdragen betreffende de onderwerpen genoemd in artike! 2, tweede lid, en nader gedefinieerd in de artikelen 1, 3, tweede lid, en 4 van het Raadverdrag zullen deze verdragen aangemerkt kunnen worden als uitvoeringsverdragen die geen parlementaire goedkeuring behoeven op grond van artikel 72, eerste lid, onder b, van de Grondwet naar de tekst van 1972. Verdragen betreffende andere onderwerpen die ook in het kader van de samenwerking mogelijk zijn -zie artikel 2, eerste lid, en artikel 3, derde lid, zijn niet aan te merken als uitvoeringsverdragen en zullen uiteraard wel parlementaire goedkeuring behoeven. In de toelichting op artikel 4, eerste lid, is een specifiek terrein aangegeven waarop op dit moment al wordt samengewerkt. De in de toelichting op artikel 5, derde en vierde lid, genoemde voorziene samenwerking is reeds geëntameerd. Het is niet nodig geoordeeld voor beide gevallen nadere regelingen in de vorm van verdragen aan te gaan. Voor verdere terreinen van samenwerking bestaan op dit moment nog geen concrete plannen.

Opbouw Artikel 1 geeft de grondbeginselen, artikel 2 de doelstellingen en uitgangspunten. De artikel 3 t/m 8 regelen verschillende met name genoemde terreinen van samenwerking. De opsomming van deze terreinen is krachtens artikel 2, eerste lid, niet limitatief. Artikel 9 geeft de overlegstructuur met het oog op de uitvoering van het Verdrag. Artikel 10 regelt voorrechten en immuniteiten van uitgezonden deskundigen. Artikel 11 geeft een regeling van geschillen (arbitrage). Artikel 12 regelt looptijd en inwerkingtreding. Artikel 13 regelt opschorting en opzegging.

Toelichting bij afzonderlijke artikelen

Artikel 2

Zesde en zevende lid

In deze leden wordt een regeling gegeven voor de financiering van uit het Raamverdrag voortvloeiende samenwerkingsactiviteiten. Om tegemoet te komen aan de Surinaamse wens dat het Raamverdrag duidelijkheid verschaft inzake het uitzicht op continuering van de samenwerking en het beschikbaar blijven van daartoe benodigde middelen ook na uitputting van de verdragsmiddelen voor ontwikkelingssamenwerking, wordt in het zevende lid de Nederlandse bereidheid tot voortzetting van de samenwerking na uitputting van de verdragsmiddelen herhaald. Deze bereidheid was reeds vastgelegd in artikel 15 van de Overeenkomst betreffende ontwikkelingssamenwerking.

Artikel 3

Tweede lid

In het licht van de huidige omstandigheden zullen de verdragsmiddelen ook worden aangewend voor de versterking en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat alsmede voor de aanpassing en het herstel van de Surinaamse economie. Op Surinaams verzoek is een aantal terreinen met name genoemd, met de bepaling dat de verdeling van dat deel van de middelen dat nu reeds wordt toegewezen, in een protocol wordt vastgelegd. Dit protocol (Trb. 1992, 188), dat de eerste uitvoeringsovereenkomst van het Raamverdrag vormt, bevat een globale verdeling van 1 miljard Nederlandse gulden van de in totaal 1,3 miljard Nederlandse gulden aan verdragsmiddelen die resteren uit de Overeenkomst betreffende ontwikkelingssamenwerking van 25 november 1975. Het gaat hier derhalve niet om nieuwe financiële verplichtingen.

Derde lid

Verbetering van het investeringsklimaat is afhankelijk van versterking van de democratie en de rechtsstaat en economische aanpassing. Door partijen kunnen voorts specifieke maatregelen worden overeengekomen ter stimulering van investeringen en technologie-overdracht. Bij de formulering van dit lid is rekening gehouden met de handelspolitieke bevoegdheden die berusten bij de EG. Nederland zal zich in het kader van de daartoe bestaande mogelijkheden voor bevordering van de handel met Suriname inspannen. Voorts zijn er bilateraal mogelijkheden, met name in de vorm van overeenkomsten op het gebied van investeringsbescherming, economische samenwerking en belastingen. Dergelijke nieuw te sluiten overeenkomsten hebben niet het karakter van uitvoeringsovereenkomsten en behoeven derhalve parlementaire goedkeuring.

Vierde lid

De hier genoemde samenwerking is niet nader omschreven. Zij kan, al naar gelang de wederzijdse behoeften en mogelijkheden, vorm krijgen.

Artikel 4

Eerste lid

Met de samenwerking op het gebied van de versterking en consolidatie van de rechtsstaat als bedoeld in dit lid, is reeds een aanvang gemaakt op grond van het op 16 november 1991 op Bonaire ondertekende protocol van conclusies van besprekingen tussen de regeringen van het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname. De samenwerking is in het bijzonder gericht op de versterking van de structuren van de publieke organisatie voor de wetgeving en de rechtshandhaving en de verbetering van het functioneren van de rechterlijke macht, politie en gevangeniswezen. Hiertoe werden onder andere trainings-en opleidingsprogramma's geëntameerd; deze worden gefinancierd uit middelen voortvloeiend uit de Overeenkomst betreffende Ontwikkelingssamenwerking van 25 november 1975. Het rechtstreekse verband tussen de versterking van de rechtsstaat en de economische ontwikkeling, zoals reeds in voornoemd protocol geconstateerd, rechtvaardigt de aanwending van verdragsmiddelen voor de financiering van het projectprogramma. Een Justitie/Politiemissie in het kader van deze samenwerking, bestaande uit in dit lid bedoelde aan de Ambassade van het Koninkrijk te Paramaribo verbonden deskundigen, is inmiddels operationeel.

Tweede lid

Waar het eerste lid de structurele versterking van de rechtsstaat en het overheidsapparaat betreft, gaat het in dit tweede lid om de meer operationele samenwerking, ten behoeve van de bestrijding van de criminaliteit op het gebied van de narcotica en daaraan gerelateerde criminaliteit.

Artikel 5

Tweede lid

Deze bepaling houdt de formele bevestiging in van reeds kort na 25 november 1975 informeel gemaakte beginselafspraken inzake het ad hoc verlenen van faciliteiten door vertegenwoordigingen van het Koninkrijk der Nederlanden in het buitenland ten behoeve van Suriname. Het is de bedoeling de uitwerking van een en ander in een diplomatieke notawisseling vast te leggen.

Derde en vierde lid

In deze leden wordt de mogelijkheid geboden om, naast het verbinden van militair attachés van de Ambassades van beide Staten, wederzijds technische bijstand te verlenen op het gebied van defensie. Hierbij wordt in het bijzonder gedacht aan het uitwisselen van informatie tussen de beide ministeries van Defensie op het gebied van planning, financiën, voorlichting, personeelszaken, juridische aangelegenheden en organisatie, alsmede aan het bieden van opleidings-en stagefaciliteiten.

Artikel 7

Dit artikel werd op Surinaams verzoek opgenomen. Een en ander zal nader moeten worden uitgewerkt. Financiering van projecten op milieugebied is mogelijk uit de speciaal voor milieusamenwerking bestemde middelen op de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking.

Artikel 9

Tweede lid

De in het Verdrag voorziene Gemengde Samenwerkingscommissie zal met name de voorbereiding tot taak hebben van periodiek ministerieel overleg over de uitvoering van het Verdrag. Deze taak staat geheel los van de functie van commissies welke zijn voorzien in andere tussen beide Staten bestaande verdragen. Door goede coördinatie en afstemming zal er voor worden gewaakt dat doublures van werkzaamheden worden vermeden.

ArtikelH De geschillenregeling heeft de vorm van de gangbare arbitrageregeling. Van Surinaamse zijde werd voorgesteld de arbritageregeling ook van toepassing te doen zijn op de andere tussen beide Staten bestaande verdragen, met name op de Overeenkomst betreffende ontwikkelingssamenwerking. Het Koninkrijk achtte dit niet wenselijk. Wel was het bereid de toevoeging te aanvaarden van een tiende lid dat, ten overvloede, de rechtsweg bevestigt die openstaat in geval van onenigheid over een of meer van de andere tussen beide Staten bestaande verdragen.

Artikel 13

Eerste lid

Bij opschorting blijft het Verdrag als zodanig voortbestaan. Wanneer de situatie zulks wederom toelaat, kan het Verdrag op eenvoudige wijze herleven. Anders dat bij opzegging, die met inachtneming van de gestelde termijn en vorm door ieder van beide Partijen zonder meer kan geschieden, zou bij opschorting de rechtmatigheid kunnen worden aangevochten door de wederpartij. Toepassing van de geschillenregeling van artikel 11 zou naar het oordeel van het Koninkrijk in dit geval niet aangewezen zijn. Een situatie die op grond van het bepaalde in het eerste lid van artikel 13 een van beide Staten aanleiding zou geven tot opschorting, zou immers tevens de aan arbitrage ten grondslag liggende relatie tussen beide Partijen aantasten. Daarom is de mogelijkheid opgenomen geschillen over opschorting voor te leggen aan het Internationaal Gerechtshof. Daarbij is expliciet vastgelegd dat de desbetreffende uitspraak van het Hof voor beide Staten definitief en bindend is.

Derde lid

Dit heeft betrekking op de verdragen die reeds bestonden op het tijdstip van de ondertekening van het Raamverdrag, ongeacht of zij in het Raamverdrag worden genoemd.

De Minister van Buitenlandse Zaken, P. H. Kooijmans De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, J. P. Pronk

Bijlage

Aan de Voorzitters van de vaste Commissies voor Buitenlandse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

6 december 1991

Ingevolge mijn toezegging tijdens het mondeling overleg met Uw Commissies op 21 november jl., heb ik naar aanleiding van het bij die gelegenheid gedane verzoek van de heer Melkert, de eer U hierbij een overzicht te doen toekomen inzake de met Suriname gesloten verdragen en hun huidige status.

Zoals uit bijgaand overzicht blijkt, werden met Suriname in totaal zeventien verdragen gesloten. Daarvan zijn er thans tien van kracht. Drie verdragen zijn opgeschort. Drie verdragen zijn uitgewerkt door verstrijken van de termijn waarvoor zij waren aangegaan, één is beëindigd door opzegging en één werd na enkele maanden voorlopige toepassing feitelijk beëindigd.

De Minister van Buitenlandse Zaken, P. H. Kooijmans Overzicht van verdragen gesloten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname

Van kracht

  • Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname betreffende ontwikkelingssamenwerking, met Bijlagen, Paramaribo, 25 november 1975 (Trb. 1975, 140). Voorlopig toegepast vanaf 25 november 1975. Opgeschort door het Koninkrijk der Nederlanden m.i.v. 16 december 1982. Beëindiging van opschorting op 3 mei 1988 (Trb. 1976, 8; 1983, 6; 1988, 68; 1989, 165). -Protocol voor procedureregels inzake de ontwikkelingssamenwerking ingevolge artikel 11 van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname betreffende ontwikkelingssamenwerking, Paramaribo, 25 november 1975 (Trb. 1976, 8 rubr. J).

-Aanvullend Protocol voor procedureregels inzake de ontwikkelingssamenwerking ingevolge artikel 11 van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname betreffende ontwikkelingssamenwerking, 's-Gravenhage, 10 juli 1989 (Trb. 1989, 165 rubr. J). In werking getreden op 10 juli 1989.

  • Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname, Paramaribo, 25 november 1975 (Trb. 1975, 132). In werking getreden op 25 november 1975.
  • Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname inzake de binnenkomst en het verblijf van wederzijdse onderdanen, met Bijlagen en Protocol inzake verkregen rechten, Paramaribo, 23 januari 1981 (Trb. 1981,35). Voorlopig toegepast vanaf 23 januari 1981. In werking getreden op 1 december 1982 (Trb. 1982, 171).
  • Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocol, Paramaribo, 25 november 1975 (Trb. 1975, 134). In werking getreden op 13 april 1977 (Trb. 1977, 79).
  • Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname, houdende regelen met betrekking tot de rechtspositie van militair en burgerpersoneel van het Koninkrijk der Nederlanden, ressorterende onder het Departement van Defensie, Paramaribo, 25 november 1975 (Trb. 1975, 135). In werking getreden op 25 november 1975.
  • Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname met betrekking tot de overdracht aan de Republiek Suriname van roerende en onroerende goederen van de troepenmacht in Suriname, met Bijlage, Paramaribo, 25 november 1975 (Trb. 1975, 137). In werking getreden op 14 januari 1977 met terugwerkende kracht vanaf 25 november 1975 (Trb. 1977, 28).
  • Culturele overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en

de Republiek Suriname, 's-Gravenhage, 5 februari 1976 (Trb. 1976, 30). In werking getreden op 20 maart 1978. Door de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden opgeschort m.i.v. 16 december 1982. Beëindiging van de opschorting op 3 mei 1988 (Trb. 1978, 53; 1983, 7; 1988, 69). 8. Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname betreffende de wederzijdse erkenning en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en authentieke akten in burgerlijke zaken, 's-Gravenhage, 27 augustus 1976 (Trb. 1976, 144). In werking getreden op 10 januari 1979 (Trb. 1979, 7).

  • Vriendschaps-en samenwerkingsovereenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden voor wat betreft de Nederlandse Antillen en de Republiek Suriname, Paramaribo, 27 november 1978 (Trb. 1979, 6). Voor het Koninkrijk der Nederlanden in werking getreden alleen voor de Nederlandse Antillen op 1 februari 1982 (Trb. 1982, 12).
  • Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname inzake luchtdiensten tussen en via hun onderscheiden grondgebieden, met bijlage, Paramaribo, 16 oktober 1990 (Trb. 1990, 163). Voorlopig toegepast vanaf 16 oktober 1990.

Opgeschort 11. Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg, enerzijds en de Republiek Suriname, anderzijds, inzake de afschaffing van de visumplicht, Paramaribo, 25 november 1975 (Trb. 1975, 139). In werking getreden op 25 november 1975 voor de duur van èén jaar. Vanaf 25 november 1976 verlengd voor onbepaalde tijd. Door de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden opgeschort m.i.v. 1 september 1980. Door de Regering van de Republiek Suriname opgeschort voor onbepaalde tijd m.i.v. 22 december 1980 (Trb. 1976, 73, 170; 1980, 152; 1981, 125). 12. Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname betreffende de uitlevering en rechtshulp in strafzaken, 's-Gravenhage, 27 augustus 1976 (Trb. 1976, 143). In werking getreden op 18 juni 1981. Door de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden opgeschort m.i.v. 16 december 1982 (Trb. 1981, 160; 1983,8).

Beëindigd 13. Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname inzake luchtdiensten tussen en via hun onderscheiden grondgebieden, met Bijlage, Paramaribo, 25 november 1975 (Trb. 1975, 131). Voorlopig toegepast vanaf 25 november 1975. In werking getreden op 10 juni 1977. Opgezegd door de Regering van de Republiek Suriname op 14 oktober 1982. Buiten werking getreden op 15 oktober 1983 (Trb. 1977, 99; 1982, 162). Nadien opgevolgd door de Overeenkomst genoemd onder nr. 10.

  • Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname inzake het verblijf en de vestiging van wederzijdse onderdanen, Paramaribo, 25 november 1975 (Trb. 1975, 133). Voorlopig toegepast vanaf 25 november 1975. In werking getreden op

Tweede Kamer, vergadenaar 1992-1993, 22992 (R 1458), nr. 3

31 januari 1977 terugwerkende vanaf 25 november 1975 (Trb. 1977,38) voor de duur van vijf jaar. Uitgewerkt.

  • Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname met betrekking tot de repatriëring van bij het onafhankelijk worden van Suriname nog in het land aanwezig militair en burgerpersoneel van het Koninkrijk der Nederlanden, ressorterende onder het Departement van Defensie, alsmede van hun gezinnen, Paramaribo, 25 november 1975 (Trb. 1975, 136). In werking getreden op 25 november 1975 voor de duur van één jaar. Uitgewerkt. 16. Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname met betrekking tot de vestiging van een militaire missie van het Koninkrijk der Nederlanden in de Republiek Suriname, Paramaribo, 25 november 1975 (Trb. 1975, 138). In werking getreden op 31 januari 1977, terugwerkende vanaf 25 november 1975 (Trb. 1977, 39) voor de duur van vijf jaar. Uitgewerkt.
  • Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname met betrekking tot de vestiging van een Nederlandse militaire missie in de Republiek Suriname ten behoeve van de verdere opbouw van de Surinaamse strijdkrachten, Paramaribo, 9 januari 1981 (Trb. 1981, 26, 197). Voorlopig toegepast m.i.v. 25 november 1980. Door de Surinaamse Regering is op 3 april 1981 de wens te kennen gegeven de werkzaamheden van de Nederlandse militaire missie in Suriname te beëindigen. De werkzaamheden zijn daarop met ingang van 1 mei 1981 feitelijk beëindigd.