Voorstel van wet - Voorstel van wet van het lid Rosenmöller tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met het recht van de werknemer de overeengekomen arbeidsduur te verminderen en een verbod voor de werkgever tot het maken van onderscheid wegens de arbeidsduur (bevordering van deeltijdarbeid)

Nr. 2

VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo wij in overweging genomen hebben dat met het oog op een betere verdeling van betaald en onbetaald werk en ter stimulering van de werkgelegenheid maatregelen gewenst zijn ter bevordering van deeltijdarbeid; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A. Na artikel 1637ij wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1637ija

De werkgever mag geen onderscheid maken tussen werknemers op grond van de arbeidsduur bij de voorwaarden waaronder een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan dan wel beëindigd en bij de arbeidsvoorwaarden. Elk beding strijdig met het eerste lid is nietig.

B. Na artikel 1638oo wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1638pp

De arbeider die zijn dienstbetrekking in Nederland vervult, heeft, indien deze dienstbetrekking tenminste een jaar heeft geduurd, het recht de overeengekomen arbeidsduur te verminderen. De vermindering van de arbeidsduur bedraagt ten hoogste de helft van de oorspronkelijk 31367 2FISSN0921737 ISdu Uitgeven) Plantijnstraat 's Gravenhage 1993

overeengekomen arbeidsduur per week. Artikel 1639k, eerste lid is van overeenkomstige toepassing. De arbeider meldt het voornemen tot vermindering van de arbeidsduur tenminste twee maanden voor het tijdstip van ingang van de vermindering schriftelijk aan de werkgever onder opgave van het aantal uren waarmee de arbeidsduur verminderd wordt en de spreiding van de resterende uren over de week. De werkgever kan, na overleg met de arbeider, de spreiding van de uren over de week op grond van gewichtige redenen wijzigen, tot vier weken voor het tijdstip van ingang van de vermindering van de arbeidsduur. Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

ARTIKEL II

Ten aanzien van degene die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht of publiekrechtelijke aanstelling dan wel ingevolge de Wet Sociale Werkvoorziening werkzaam is in dienst van een publiekrechtelijk lichaam, zijn de artikelen 16337ija en 1638pp van Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, De Minister van Binnenlandse Zaken,