Voorstel van wet - Wijziging van de Jeugdwerkgarantiewet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is te komen tot aanpassingen van de Jeugdwerkgarantiewet; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Jeugdwerkgarantiewet wordt gewijzigd als volgt:

A In artikel 1 worden, onder verlettering van onderdeel f tot h, twee onderdelen tussengevoegd, luidende: «f. dienstbetrekking: een dienstbetrekking als bedoeld in hoofdstuk V; g. voorbereidingsovereenkomst: een overeenkomst als bedoeld in hoofdstuk Va;» 315080F ISSN0921 -7371 Sdu Uitgeverij Plantijnstraat 's Gravenhage 1993

B Artikel 2, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt: 1. De zinsnede «met zes maanden» vervalt. 2. De zinsnede «binnen die zes maanden» wordt gewijzigd in «binnen die verlengde werkloosheidsduur». 3. Na de eerste volzin wordt toegevoegd: «De werkloosheidsperiode kan één-of tweemaal worden verlengd met drie maanden, danwel éénmaal worden verlengd met zes maanden».

Aan artikel 4 wordt onder vervanging van de punt in onderdeel b door een puntkomma toegevoegd een onderdeel c en een onderdeel d, luidende: «c. te bevorderen dat jongeren, die niet voor een dienstbetrekking in aanmerking komen, activiteiten verrichten, gericht op het verbeteren van hun arbeidsmarktkansen, en het daartoe sluiten van voorbereidingsovereenkomsten met deze jongeren; d. te bevorderen dat jongeren arbeid verkrijgen anders dan krachtens deze wet.» In artikel 5 wordt de zinsnede «dat tot haar in dienstbetrekking staande jongeren» gewijzigd in «dat jongeren met wie een dienstbetrekking of een voorbereidingsovereenkomst is gesloten».

Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt: 1. In het eerste lid wordt na «hoofdstuk V» ingevoegd de zinsnede «danwel een voorbereidingsovereenkomst als bedoeld in hoofdstuk Va». 2. In het eerste lid wordt na «die dienstbetrekking» ingevoegd de zinsnede «of die voorbereidingsovereenkomst». 3. Het tweede lid, onderdeel C, komt te luiden: c. het tijdstip en de wijze waarop iemand van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie naar de Jeugdwerkgarantieorganisatie wordt verwezen en andersom en de daarbij behorende informatie-en dossieroverdracht. 4. In het tweede lid, onderdeel d, wordt na de zinsnede «de werving van garantieplaatsen» ingevoegd de zinsnede «en de invulling van activiteiten op grond van de voorbereidingsovereenkomsten». 5. In het tweede lid wordt onder vervanging van de punt in onderdeel g tot een puntkomma toegevoegd een onderdeel h, luidende: h. de wijze waarop de Jeugdwerkgarantieorganisatie en de Arbeidsvoorzieningsorganisatie tot samenwerkingsafspraken met andere bij de begeleiding van jongeren betrokken instellingen komen. 6. Toegevoegd wordt een vierde lid, luidende: 4. Het bepaalde in het derde lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de kosten van vergoeding voortvloeiend uit de voorbereidingsovereenkomst, als bedoeld in artikel 16d, eerste en tweede lid.

Aan artikel 7 wordt onder vervanging van de punt in onderdeel d door een puntkomma toegevoegd een onderdeel e, luidende: e. de advisering over voor arbeidsongeschikte en gedeeltelijk arbeidsongeschikte jongeren binnen het kader van de voorbereidingsovereenkomst aan te wijzen activiteiten en het daarmee gemoeide tijdsbeslag.

In artikel 9, tweede lid, onderdeel b, wordt «tien» telkens gewijzigd in «vijf».

H Artikel 11 wordt gewijzigd als volgt: 1. In het eerste lid wordt tussen de eerste en tweede volzin ingevoegd de volzin: «Deze verplichting geldt niet indien de jongere op grond van in de persoon gelegen omstandigheden, redelijkerwijs geen garantieplaats kan worden aangewezen». 2. In het tweede lid wordt na «artikel 1637a» ingevoegd: «van boek 7a». 3. In het derde lid wordt na «achtste lid» ingevoegd: «, of van wie een eerdere voorbereidingsovereenkomst is beëindigd op grond van artikel 16e, zesde, zevende en achtste lid.». 4. In het vierde lid wordt na de eerste volzin toegevoegd: «Het bepaalde in de eerste volzin is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de jongere, die eerder een voorbereidingsovereenkomst heeft doen eindigen met toepassing van artikel 16e, tiende lid, of die een aanbod als bedoeld in artikel 16a, eerste lid niet binnen een week na de dagtekening daarvan heeft aanvaard.». 5. In het vijfde lid wordt na de eerste volzin toegevoegd: «Het bepaalde in de eerste volzin is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de jongere, die drie of meer keren een eerdere voorbereidingsovereenkomst heeft doen eindigen met toepassing van artikel 16e, tiende lid.» I In artikel 13, eerste lid, vervalt de tweede volzin en wordt na de eerste volzin toegevoegd: «Van het bepaalde in de eerste volzin kan worden afgeweken op grond van een advies als bedoeld in artikel 7, onderdeel d. Voor andere jongeren dan bedoeld in artikel 7, onderdeel d, kan van het bepaalde in de eerste volzin worden afgeweken indien van de jongere, gelet op de omstandigheden van persoon en gezin, redelijkerwijs geen wekelijkse arbeidsduur van 32 uur kan worden gevergd, met dien verstande dat de wekelijkse arbeidsduur ten minste 19 uur bedraagt.».

In artikel 15 wordt de zinsnede «door de garantieplaatsverschaffer opgedragen werkzaamheden «gewijzigd in de zinsnede» door de garantieplaatsverschaffer danwel de Jeugdwerkgarantieorganisatie opgedragen werkzaamheden of activiteiten».

K Artikel 16 wordt gewijzigd als volgt: 1. In het eerste lid wordt de zinsnede «de artikelen 1302 en 1303» vervangen door: «artikel 265 van boek 6» en wordt na «de artikelen 1639e tot en met 1639x» ingevoegd: «van boek 7a». 2. In het zesde lid wordt na «artikel 16391» ingevoegd: «van boek 7a». 3. In het zevende lid wordt «na artikel 1639p» ingevoegd: «van boek 7a».

Tussen het vijfde en zesde hoofdstuk wordt ingevoegd een hoofdstuk Va, luidende:

HOOFDSTUK Va. DE VOORBEREIDINGSOVEREENKOMST

Artikel 16a

  • De Jeugdwerkgarantieorganisatie biedt elke jongere, bedoeld in artikel 11, eerste lid, tweede volzin, die binnen de gemeente zijn woonplaats heeft, schriftelijk een voorbereidingsovereenkomst aan, welke er toe strekt de jongere activiteiten te doen verrichten, welke gericht zijn op het verbeteren van zijn kansen op de arbeidsmarkt. Aan de jongere die met toepassing van artikel 16e, derde lid, een voorbereidingsovereenkomst heeft met een andere Jeugdwerkgarantieorganisatie, wordt eerst een aanbod gedaan met ingang van het moment, waarop deze voorbereidingsovereenkomst geëindigd is. 2. De Jeugdwerkgarantieorganisatie is niet gehouden een voorbereidingsovereenkomst aan te bieden aan de jongere, van wie een eerdere dienstbetrekking is beëindigd op grond van artikel 16, zevende en achtste lid, of van wie een eerdere voorbereidingsovereenkomst is beëindigd op grond van artikel 16e, zesde, zevende en achtste lid. 3. Aan de jongere, die een eerdere dienstbetrekking heeft doen eindigen met toepassing van artikel 16, tiende lid, danwel die een eerdere voorbereidingsovereenkomst heeft doen emdigen met toepassing van artikel 16e, tiende lid of die een aanbod als bedoeld in het eerste lid van artikel 11 of het eerste lid van dit artikel niet binnen een week na de dagtekening daarvan heeft aanvaard, wordt uitsluitend op aanvraag een voorbereidingsovereenkomst aangeboden. 4. De Jeugdwerkgarantieorganisatie is niet gehouden een verzoek als bedoeld in het derde lid in te willigen indien de jongere drie of meer keren een eerdere dienstbetrekking heeft doen eindigen met toepassing van artikel 16, tiende lid, danwel indien de jongere drie of meer keren een eerdere voorbereidingsovereenkomst heeft doen eindigen met toepassing van artikel 16e, tiende lid.

Artikel 16b

De voorbereidingsovereenkomst tussen de Jeugdwerkgarantieorganisatie en de jongere wordt schriftelijk aangegaan en behelst: 1. een omschrijving van binnen het kader van de voorbereidingsovereenkomst te verrichten activiteiten naar aard, omvang en plaats; 2. een omschrijving van de kosten die in verband met de te verrichten activiteiten voorzienbaar door de jongere moeten worden gemaakt; 3. een regeling betreffende de verplichting van de jongere tot periodiek overleg met de Jeugdwerkgarantieorganisatie inzake de voortgang van de in het eerste lid bedoelde activiteiten, alsmede een regeling betreffende de te bieden begeleiding in verband met deze activiteiten.

Artikel 16c

  • Binnen het kader van de voorbereidingsovereenkomst is de jongere gehouden op aanwijzing van de Jeugdwerkgarantieorganisatie activiteiten te verrichten danwel aan door de Jeugdwerkgarantieorganisatie aangewezen activiteiten deel te nemen. 2. Alvorens een activiteit wordt aangewezen, pleegt de Jeugdwerkga-

rantieorganisatie terzake overleg met de jongere. Aangewezen kan slechts worden een activiteit, die voor de krachten en bekwaamheden van de jongere is berekend en met betrekking waartoe zich bij de jongere geen redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard voordoen welke zich tegen het verrichten van de activiteit verzetten. 3. Indien de jongere weigert een aangewezen activiteit te verrichten danwel daaraan deel te nemen, is de Jeugdwerkgarantieorganisatie niet meer gehouden een andere activiteit aan te wijzen. 4. De Jeugdwerkgarantieorganisatie bepaalt de lengte van de periode waarin de aangewezen activiteit dient te worden verricht danwel waarin aan de aangewezen activiteit dient te worden deelgenomen. 5. Met betrekking tot het tijdsbeslag van de aan te wijzen activiteit is hetgeen in artikel 13, eerste, tweede, derde en vierde lid is bepaald ten aanzien van de arbeidsduur, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16d

  • Zolang de voorbereidingsovereenkomst met de jongere bestaat heeft de jongere recht op een vergoeding. 2. De vergoeding als bedoeld in het eerste lid wordt door Onze Minister vastgesteld. 3. Door de jongere werkelijk gemaakte kosten, welke in verband met de voorbereidingsovereenkomst noodzakelijk worden geacht, worden door de Jeugdwerkgarantieorganisatie vergoed.

Artikel 16e

Terzake van het einde van de voorbereidingsovereenkomst zijn de navolgende leden van toepassing. 1. De voorbereidingsovereenkomst eindigt zodra de jongere ophoudt jongere in de zin van de wet of de daarop rustende bepalingen te zijn. 2. De voorbereidingsovereenkomst eindigt op het moment waarop de jongere zijn woonplaats heeft buiten het grondgebied van de gemeente door wie de Jeugdwerkgarantieorganisatie is opgericht. 3. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid, kunnen de Jeugdwerkgarantieorganisatie en de jongere overeenkomen dat de voorbereidingsovereenkomst niet eindigt zoïang een reeds aangevangen activiteit van de jongere op grond van de voorbereidingsovereenkomst voortduurt, doch maximaal voor de duur van twaalf maanden. Van een dergelijke overeenkomst doet de betrokken Jeugdwerkgarantieorganisatie terstond schriftelijk mededeling aan de Jeugdwerkgarantieorganisatie, die is opgericht door de gemeente, waarbinnen de jongere zijn nieuwe woonplaats heeft. 4. Van een omstandigheid welke ingevolge het eerste of tweede lid leidt tot het einde van de voorbereidingsovereenkomst, doet de jongere of diens wettelijke vertegenwoordiger zodra hem deze omstandigheid bekend is, schriftelijk mededeling aan de Jeugdwerkgarantieorganisatie. Indien niet aan deze verplichting is voldaan kan de Jeugdwerkgarantie-organisatie het bedrag dat als vergoeding aan de jongere is betaald over de periode, gelegen na het moment waarop de voorbereidingsovereenkomst ingevolge het eerste of tweede lid geëindigd is, terugvorderen. 5. De voorbereidingsovereenkomst eindigt door het overlijden van de jongere. 6. De Jeugdwerkgarantieorganisatie kan de voorbereidingsovereenkomst doen eindigen om een dringende, aan de jongere onverwijld medegedeelde reden. De Jeugdwerkgarantieorganisatie doet de voorbereidingsovereenkomst eindigen, indien de omstandigheid, bedoeld in artikel 16c, derde lid, zich voordoet, tenzij, gelet op in de persoon van de jongere gelegen factoren, voortzetting van de voorbereidingsovereenkomst nog zal leiden tot verbetering van zijn kansen op de arbeidsmarkt. 7. De Jeugdwerkgarantieorganisatie kan de voorbereidingsovereenkomst doen eindigen indien de jongere een door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie gedaan aanbod van passende arbeid, waaronder begrepen een leerarbeidsplaats in het kader van het leerlingwezen, weigert te aanvaarden. 8. De Jeugdwerkgarantieorganisatie kan de voorbereidingsovereenkomst doen eindigen indien de jongere een door de Jeugdwerkgarantie-organisatie gedaan aanbod van een dienstbetrekking als bedoeld in hoofdstuk V, weigert te aanvaarden. 9. De Jeugdwerkgarantieorganisatie kan de voorbereidingsovereenkomst niet door opzegging doen eindigen. 10. De jongere kan de voorbereidingsovereenkomst door schriftelijke opzegging doen eindigen, met betrekking waartoe geen opzeggingstermijn van toepassing is. 11. Beëindiging van de voorbereidingsovereenkomst in strijd met dit artikel is nietig. Deze nietigheid kan gedurende zes maanden in rechte worden ingeroepen.

MArtikel 18 wordt gewijzigd als volgt: 1. In het eerste lid wordt onderdeel c verletterd tot onderdeel d. 2. Ingevoegd wordt een nieuw onderdeel c, luidende: c. de ten laste van de Jeugdwerkgarantieorganisatie krachtens artikel 16d, tweede lid, van deze wet betaalde vergoeding; 3. In het verletterde onderdeel d wordt de puntkomma gewijzigd in de zinsnede «danwel artikel 16d, derde lid». 4. Toegevoegd wordt een nieuw derde lid, luidende: 3. De vergoeding, genoemd in het eerste lid, onderdeel a, en het eerste lid, onderdeel b, vervalt ingaande het tijdstip dat de jongere die een dienstbetrekking heeft als bedoeld in hoofdstuk V gedurende een aaneengesloten periode van drie maanden niet is geplaatst op een garantieplaats. Het bepaalde in de eerste volzin vindt geen toepassing indien de jongere recht heeft op een uitkering krachtens de Ziektewet.

N In artikel 20, tweede lid, wordt na de zinsnede «indien bij de uitvoering van deze wet wordt nagelaten om «ingevoegd de zinsnede» het plaatsen van jongeren op een garantieplaats danwel het deelnemen aan activiteiten in het kader van de voorbereidingsovereenkomst danwel».

Artikel 23 wordt gewijzigd als volgt: 1. Na de zinsnede «een dienstbetrekking als bedoeld in Hoofdstuk V» wordt telkens ingevoegd de zinsnede «danwel een voorbereidingsovereenkomst als bedoeld in hoofdstuk Va». 2. In het vijfde lid wordt onmiddellijk na «De dienstbetrekking» ingevoegd de zinsnede «danwel de voorbereidingsovereenkomst». 3. In het zesde lid wordt na de zinsnede «voortvloeit dat de Jeugdwerkgarantieorganisatie loon» ingevoegd de zinsnede «of een vergoeding». 4. In het zesde lid wordt na de zinsnede «is de Jeugdwerkgarantieorganisatie bevoegd dat loon» ingevoegd de zinsnede «of die vergoeding». 5. In het zesde lid wordt na de zinsnede «het bestaan van de dienstbetrekking» ingevoegd de zinsnede «danwel de voorbereidingsovereenkomst».

ARTIKEL II

Artikel 19a van de Werkloosheidswet komt te luiden: Geen recht op uitkering heeft de werknemer die jonger is dan 27 jaar en die geen dienstbetrekking of voorbereidingsovereenkomst als bedoeld in hoofdstuk V en Va van de Jeugdwerkgarantiewet heeft, omdat hij het aanbod daartoe niet heeft aanvaard of omdat hem een aanbod daartoe niet is gedaan onder toepassing van artikel 11, derde, vierde of vijfde lid, dan wel artikel 16a, tweede, derde of vierde lid van die wet.

ARTIKEL III

Artikel 7a van het koninklijk besluit van 29 december 1986 (Stb. 1986, 686) komt te luiden: Geen recht op uitkering heeft de werknemer die jonger is dan 27 jaar en die geen dienstbetrekking of voorbereidingsovereenkomst als bedoeld in hoofdstuk V en Va van de Jeugdwerkgarantiewet heeft, omdat hij het aanbod daartoe niet heeft aanvaard of omdat hem een aanbod daartoe niet is gedaan onder toepassing van artikel 11, derde, vierde of vijfde lid, danwel artikel 16a, tweede, derde of vierde lid van die wet.

ARTIKEL IV

Artikel 14, derde lid, van de Rijksgroepsregeling werkloze werknemers komt te luiden: 3. Burgemeester en wethouders sluiten de werkloze werknemer tijdelijk uit van de verlening van bijstand indien deze geen dienstbetrekking of voorbereidingsovereenkomst heeft als bedoeld in hoofdstuk V en Va van de Jeugdwerkgarantiewet omdat hij het aanbod daartoe niet heeft aanvaard of omdat hem een aanbod daartoe onder toepassing van artikel 11, derde, vierde of vijfde lid, dan wel artikel 16a, tweede, derde of vierde lid van die wet, niet wordt gedaan.

ARTIKELV Indien het bij koninklijke boodschap van 12 maart 1992 bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal ingediende voorstel van wet tot herinrichting van de Algemene Bijstandswet (Algemene bijstandswet) tot wet wordt verheven, wordt artikel 14, vijfde lid, eerste volzin, van die wet vervangen door: «Indien de belanghebbende geen dienstbetrekking of voorbereidingsovereenkomst heeft als bedoeld in hoofdstuk V en Va van de Jeugdwerkgarantiewet omdat hij het aanbod daartoe niet heeft aanvaard of omdat hem een aanbod daartoe onder toepassing van artikel 11, derde, vierde of vijfde lid, dan wel artikel 16a, tweede, derde of vierde lid, van die wet, niet wordt gedaan, weigeren burgemeester en wethouders hem bijstand voor de duur van 13 weken.

ARTIKEL VI

Artikel 7, vijfde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet komt te luiden: 5. Het kind, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, wordt voorts niet als werkloos aangemerkt, indien dat kind geen dienstbetrekking of voorbereidingsovereenkomst heeft als bedoeld in hoofdstuk V en Va van de Jeugdwerkgarantiewet omdat hij het aanbod daartoe niet heeft aanvaard of omdat hem een aanbod daartoe niet wordt gedaan onder toepassing van artikel 11, derde, vierde of vijfde lid, dan wel artikel 16a, tweede, derde of vierde lid, van die wet.

ARTIKELVII In de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers komt artikel 15, derde lid, te luiden: 3. Burgemeester en wethouders weigeren de werkloze werknemer voor de duur van 13 weken geheel de uitkering indien deze geen dienstbetrekking of voorbereidingsovereenkomst heeft als bedoeld in hoofdstuk V en Va van de Jeugdwerkgarantiewet omdat hij het aanbod daartoe niet heeft aanvaard of omdat hem een aanbod daartoe niet wordt gedaan onder toepassing van artikel 11, derde, vierde of vijfde lid, dan wel artikel 16a, tweede, derde of vierde lid, van die wet. De duur van de periode waarover de uitkering wordt geweigerd, wordt verminderd indien daarvoor gelet op de omstandigheden van persoon en gezin, dringende redenen aanwezig zijn.

ARTIKELVIII In de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen komt artikel 15, derde lid, te luiden: 3. Burgemeester en wethouders weigeren de gewezen zelfstandige voor de duur van 13 weken geheel de uitkering indien hij geen dienstbetrekking of voorbereidingsovereenkomst heeft als bedoeld in hoofdstuk V en Va van de Jeugdwerkgarantiewet omdat hij het aanbod daartoe niet heeft aanvaard of omdat hem een aanbod daartoe niet wordt gedaan onder toepassing van artikel 11, derde, vierde of vijfde lid, dan wel artikel 16a, tweede, derde, vierde of vijfde lid van die wet. De duur van de periode waarover de uitkering wordt geweigerd, wordt verminderd indien daarvoor gelet op de omstandigheden van persoon en gezin, dringende redenen aanwezig zijn.

ARTIKEL IX

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,